Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De eeuwige Naam I.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De eeuwige Naam I.

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

Psalm 72 : 17. Zijn naam zal zijn tot in eeuwigheid; zoolang er de zon is, zal Zijn naam van kind tot kind voortgeplant worden; alle heidenen zullen Hem welgelukzalig roemen.

De man naar Gods hart, koning David, is gekomen aan het einde zijner dagen. Zijn krachten zijn uitgeput. De groeve wenkt hem, doch hij mag over dood en graf heenzien naar een beter paleis dan wat hij bewoonde te Jeruzalem. Voor het oog zijner ziel staat den laatsten tijd telkens het beeld van den Messias-Koning. De Heere toch had gesproken tot zijn knecht, tot in verre toekomst. Ik heb een verbond gemaakt met mijnen uitverkorene, Ik heb mijnen knecht David gezworen: Ik zal uw zaad tot in eeuwigheid bevestigen, en uwen troon opbouwen van geslacht tot geslacht. Sela. Ja, hoor, hoe de Heere sprak: Ik heb eens gezworen bij mijne heiligheid: Zoo Ik aan David lieg! Zijn zaad zal in eeuwigheid zijn en zijn troon zal voor mij zijn gelijk de zon.
Zijn leven is bang geweest. Vaak scheen het, dat al zijne verwachting zou vergaan. Maar de Heere bleef de getrouwe. Zeker, ook in de laatste jaren heeft het aan schokkende gebeurtenissen niet ontbroken, maar meer dan vroeger mag de koning sterk zijn in het geloof en zich met Mozes vasthouden aan den Heere als ziende den onzienlijke. Hij mag zich verlaten op de gewisse weldadigheden Davids, Hij. die beloofd had is toch getrouw. Zijn levensavond wordt verhelderd door het schijnsel van de zonne der gerechtigheid. Hij mag den Vorst, den gegeven Koning, zien schitteren voor het oog zijner ziel. De koning is ontroerd, en zinkt in aanbidding weg voor Gods aangezicht. Hij verheft zich dan weer als een arend die de zon tegemoet streeft. Veertig jaar heeft hij nu bijkans geregeerd. David is de gezalfde koning en Salomo zal hem opvolgen, den troon bezetten die vast staat door de beloften Gods aan Davids huis. Maar de koning, liefelijk in psalmen Israëls, mag zien op den Davidstelg wiens Rijk eeuwig zal zijn.
Daar is zijn nog jeugdigen zoon Salomo. Deze zal koning zijn en in gerechtigheid regeeren. Zoo is onze psalm van David doch voor Salomo, die er mogelijk den vorm aan gegeven heeft dien hij thans heeft, omdat vader David niet meer schrijven kon. Salomo de koningszoon is de rechtmatige erfgenaam op den troon; vredevorst beteekent zijn naam. Hij is type van Hem, die de heerschappij draagt op Zijn schouder, die voor eeuwig zal regeeren. Hoor nu het gebed voor dezen Koning: Geef, Heere, den Koning Uwe rechten. Hij moet het recht des Heeren bestellen. Ja, door Salomo heen ziet hij den rechtvaardigen spruite Davids. De bergen zullen den volke vrede dragen ook de heuvelen met gerechtigheid. Alles zal in Zijne dagen door den vrede bloeien. Deze profetie is in Bethlehem nog slechts ten deele vervuld en wacht op hare volle ontplooiing in het Rijk der heerlijkheid. Recht wordt verschaft aan den ellendige en nooddruftige. Gered worden de armsten der armen; verbrijzeld en vernietigd wordt wie verdrukt en den vrede verstoort.
Deze Koning sterft niet, want zon en maan zullen Hem immer zien heerschen en getuige zijn van Zijne heerschappij. Hij zal zijn als een regen, gerechtigheid zal uitspruiten en de vrede bloeien. Hij zal regeeren van de zee tot aan de zee en van de rivieren tot aan het einde der aarde.
In diepe ontroering en heilige vreugde bejubelt hij de grootheid van Vorst Messias. Alles concentreert zich in onzen text om den Naam van dezen Vorst.

Wij letten op:
De eeuwigheid van dien naam.
De voortplanting van dien naam.
De zegeningen door dien naam.
Den lof aan dien naam.


Zijn naam zal zijn tot in eeuwigheid, zoo vangt onze text aan. Het is duidelijk, dat de naam aanduidt den persoon, de heerlijkheid Zijner deugden en de grootheid Zijner kracht. Zijn naam... zal groot zijn in Sion!
Komaan, laat ons voor ons een naam maken, zoo pochten de torenbouwers van Babel. Zij wilden hun gedachtenis vereeuwigen en hun macht concentreeren. Daarom beraamden zij een stad te bouwen met een toren welks operste aan den hemel raakte. Maar de Heere kwam neder om te bezien wat zij bouwden en verwarde hunne spraak. Hij verhinderde hen een grooten naam te maken, hun gedachtenis zou vergaan. Zich een naam willen maken zit diep in het verdwaasde menschenhart. Hunne binnenste gedachte, zegt psalm 49, is, dat hunne huizen zullen zijn tot in eeuwigheid, hunne woningen van geslacht tot geslacht; zij noemen de landen naar hunne namen. Maar... hun naam zal met hen vergaan. De naam der goddeloozen is eene verrotting. David kende in zijne dagen namen van koningen en grooten der aarde die nog voortleefden in de herinnering, maar Vorst Messias behoort niet tot de grooten der aarde doch is de groote des hemels. Zijn naam zal groot zijn, ja. Zijn naam zal zijn tot in eeuwigheid.
De koningen van Egypte lieten geweldige bouwwerken verrijzen in de pyramiden, om de namen van machtige Farao's te vereeuwigen. Doch... ze zijn dood! Hun naam is nog bekend maar de drager is dood, is weg. Machteloos liggen hunne mummies terneer, zelfs ten prooi aan roof. Waar is Ninevé, waar is Babel? Waar is Moab en Ammon? Alle grootheid der aarde vergaat en de dragers ervan eveneens. Opgaan, blinken en verzinken is de vaste kringloop der geschiedenis. Maar voor dezen Koning behoefde geen pyramide te worden gebouwd om zijn naam te bewaren, want de dood kon Hem niet houden, het graf niet besluiten. Zeker, ook deze Koning moest sterven om Zijn onderdanen te redden en Hij deed het in liefde, maar Hij had niet alleen macht om Zijn leven af te leggen, doch kon het ook wederom nemen. Luister maar naar Zijn glorierijk getuigenis dat weerklonk uit den hemel: Ik ben dood geweest en zie Ik leef in alle eeuwigheid en Ik heb de sleutels der hel en des doods. Hoor: Ik ben de opstanding en het leven.
Gelijk Hij zelf eeuwig leeft zullen ook allen die in Hem gelooven niet verderven maar het eeuwige leven hebben. Hunne namen staan in het Boek des levens onafscheidelijk verbonden met die van het Lam. Hunne namen staan van eeuwigheid in de handpalmen van Vorst Messias gegraveerd. In Zijnen naam zullen zij zich beroemen tot in eeuwigheid. Daarom kon op de vraag naar Zijn naam het antwoord luiden: Die is toch wonderlijk. Zijn naam is een olie die uitgestort wordt. Hoe is dan Zijn naam? Men zal Zijnen naam Immanu'èl heeten: God met ons. Gij zult zijnen naam heeten Jezus, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hunne zonden. Dan ween Dit zal Zijn naam zijn waarmede men Hem noemen zal: De Heere onze gerechtigheid. Zoo is dan Zijn naam voor eeuwig gebonden aan ons geslacht, aan Zijne Kerk die de Vader Hem gaf. Daarom zal Zijn naam op hunne voorhoofden zijn.
Van eeuwigheid reeds was die naam in het hart des Vaders, Toen nog geen cirkel was getrokken over het vlakke van den afgrond, toen noch geene fonteinen waren zwaar van water, en het zevengesternte nog niet schitterde aan het firmament, was die naam de vermaking dés Vaders. Ja, de Vader ging in dien naam in, met Hem in een verbond des vredes: God was in Christus de wereld met zichzelven verzoenende hunne zonden hun niet toerekenend. Van eeuwigheid was- die naam voorwerp van het welbehagen des Vaders. In dien naam zijn Gods beminden verkoren van voor de grondlegging der wereld. Zóó komt de eeuwigheid van dien naam uit de eeuwigheid op. Zalig, terug geleid te worden in de werkkamer Gods als het gordijn der eeuwigheid een wijle wordt terzijde geschoven en wij ons mogen verliezen in het wondere plan der verlossing waarvan ook David gewaagde op zijn sterfbed. Want de Heere heeft niet alleen met David een eeuwigr verbond gemaakt, dat in alles vast en wel geordineerd is, doch ook met den Middelaar Gods en der menschen. Achter het verbond der genade ligt het verboot! des vredes. Alle heil en zaligheid wordt geboren uit den eeuwigheidsraad des Almachtigen. Ja, van dezen Vorst lezen wij bij Micha: en Zijne uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid. Gelijk de Vader in den Zoon, zóó ging de Zoon in den Vader uit met uitgangen der liefde naar de schapen Zijner weide. Is het dan waar, dat niet pas in den tijd God zich verlustigd heeft in het werk Zijner handen dat Hij formeeren zou in Zijne Kerk? Zeker, dat is waar! Van eeuwigheid had God vermaak in Zijn volk. Wanneer wij zóó dien Vorst begroeten worden wij diep ontroerd en fluisteren: van eeuwigheid had de Heere een vermaak in mij door Hem!
Zoo maakten wij reeds den overgang naar de Kerk des Heeren, naar de kudde van den goeden Herder, naar het lichaam van dit Hoofd, die trouwens nooit of te nimmer van elkander gescheiden kunnen worden, zonder te vervallen in ijdele speculatie. Onze David zingt van den Koning en de Koning zingt door David Zijn eigen psalmen. Rondom dezen standaard zijn vergaderd alle kinderen Sions van Adam en Eva en Abel af tot degenen die pas zijn toegebracht en zingen: onze Koning is van Isrels God gegeven! Ons is noodig eigen naam te leeren kennen. Eigen naam. Hoe luidt die? Zaad der boosdoeners en kinderen der verkeerdheid. Onze naam is verlorene, zondaar, ja, goddelooze, wetsovertreder, schender van Gods naam en eere. Zoolang de naam van dezen Vorst niet staat geschreven in ons hart door den Heiligen Geest ontbreekt ons alle eer, zijn wij veracht en verachtelijk. Als door Jezaia de Messias wordt onthuld teekent hij ons hoe het ontbloote volk ledig gemaakt op de aarde neder zit en bidt tot dien Spruite: laat ons toch naar Uwen naam genoemd worden, neem onze smaadheid van ons. Hoe wonderlijk is het den ontblooten zondaar te moede, die buigt voor Gods recht, die zijn naam kan uitwisschen, zijn levensboom omhouwen en in het vuur werpen, als deze Koning, deze Priester-Koning, ontdekt wordt door den Geest aan onze ziel en wij hooren: Ik heb u bij uwen naam geroepen gij zijt Mijn. Dan blikken wij ontroerd omhoog en zien met onuitwischbaar schrift onzen naam in die handpalmen, die eenmaal zijn doorboord. Gij hebt, zoo zegt een andere dichter: Gij hebt Zijne schoonheid doen ophouden, en Gij hebt Zijnen troon ter aarde nedergestooten. Heere, waar zijn Uw vorige goedertierenheden, die Gij David gezworen hebt bij Uwe trouw? Dan ziet de profeet den grooten Davidszoon in de diepte der versmaadheid wegzinken om Sions wille. Maar, Hij komt op uit de kolken der verlatenheid en schande, daarom kan hij toch eindigen: Geloofd zij de Heere in eeuwigheid! Amen, ja Amen.
Nu wordt het weer: Groot is Zijne eer door Uw heil; majesteit en heerlijkheid hebt Gij Hem toegevoegd. Want, Gij zet Hem tot zegeningen in eeuwigheid, Gij vervroolijkt Hem door vreugde met Uw aangezicht... Verhoog U Heere, in Uwe sterkte; zoo zullen wij zingen en Uwe macht met psalmen loven.
Zoo worden degenen die hun naam zagen vergaan in dezen naam gesterkt en daalt vrede der eeuwigheid in hunne ziel uit dezen Vorst. Ja, zij ontvangen een nieuwen naam in Hem, geschreven op den witten keursteen der vrijspraak. Bij een huwelijk verliest de vrouw haar naam en draagt dien van haar man. Christus' Bruid draagt Zijn naam door het getuigenis des Geestes en daar zal hij eeuwig blijven en ons zóó vervullen dat hij zelfs op onze voorhoofden zal geschreven staan. Zijn naam zal zijn tot in eeuwigheid.
Als de wereld krakend zal verbranden zal Jezus' naam groot zijn en met vlammend schrift, dat de vijanden zal doen beven, gelezen worden te midden van de brandende elementen. Hij komt, Hij komt!
Dien naam zal eeuwig de eere worden toegebracht. Ook daarin is hij eeuwig. Zoolang er op aarde een zondaar zal zijn, die geroepen door almachtige genade, Jezus leert kennen en in Zijnen naam de handen leert opheffen en kloppen op de hemeldeur om het oor des Eeuwigen te bereiken, zal Zijn naam groot zijn, van geslacht tot geslacht. Zoolang Hij zorgt voor Maria's die Zijne voeten nat maken met hare tranen, zal zijn naam verheerlijkt worden en als de zee niet meer zal zijn en de maan ondergaan in bloed zal pas recht blijken dat Zijn naam is tot in eeuwigheid. Die naam, die eeuwige naam, is waarborg, dat er altijd zullen zijn die mogen zeggen: Hij is mijn lied, mijn psalmgezang. Hij was het, die mijn heil bewerkte, dies loof ik Hem mijn leven lang. De openbaring Zijns naams zet het hart in vlam, doet onzen boezem zwellen van zaligheid, doorgeurd ons binnenste met vrede en blijdschap.
Zijn naam zal zijn tot in eeuwigheid.
Van dien naam is het lied der zaligen vervuld, want zij zingen het lied des Lams. Hem, die op den troon zit en het Lam zij eer en dankzegging en aanbidding tot in alle eeuwigheid.
Kent gij dien naam? Hoe, kent gij dien naam nog niet? Hij is u voorgesteld en gespeld van uwe jeugd af aan. Toen het water werd gesprenkeld op uw voorhoofd is die naam over u aangeroepen. Boog Hij zich neer tot u. In het midden van Gods gemeente werd de belofte des Evangelies verzegeld, dat het bloed van Jezus Christus Gods Zoon reinigt van alle zonden; dat de Heere geen lust heeft in uwen dood maar daarin dat gij u zoudt bekeeren en leven. Nog is het waar: wie den naam des Heeren zal aanroepen, die zal zalig worden. Geen ander steunsel blijve u over, geen andere toevlucht verblijve u. De Geest ontbloote u, doe u den dienst van den vorst der duisternis verlaten en dringe u naar Hem om u aan te melden zonder wapens, uw opstand prijs gevende, om in Zijn Rijk te worden ingelijfd. Kom, is er geen lezer die den gang van Esther gaat maken, met een: kom ik om, dan kom ik om? De Koning zal u den gouden schepter toereiken! Die naam is een sterke toren, de rechtvaardige zal daar henen loopen en in een hoog vertrek gesteld worden. Daar ligt een stervende, de verwanten staan om zijne sponde. Het doodszweet parelt op het voorhoofd. Maar wat gebeurt daar? Een glimlach vaart over het gelaat, de hemel gaat open... Wie kan goedsmoeds zijn, ja, verblijd in het dal van de schaduwen des doods? Het geheim ligt in dezen naam die den dood heeft overwonnen. De naam van Jezus komt triumpheeren over den dood. Dood waar is uw prikkel, hel waar is uw zegepraal? O graf, die naam maakte u tot eene slaapstede.
Die naam schittert eeuwig voor den Vader en is nu een macht voor den troon.

De voortplanting van dien naam.
Zoolang als er de zon is, zal zijn naam van kind tot kind voortgeplant worden. Die naam is eeuwig, tot in eeuwigheid. Doch deze Koning is nooit zonder onderdanen. Toch blijft het waar, dat het ééne geslacht gaat en het andere komt. Hoeveel namen zijn reeds aan de vergetelheid prijs gegeven, die door niemand ter wereld meer worden gekend. Vele geslachten zijn uitgestorven. Een stamboom van enkele eeuwen is hooge uitzondering en dan nog zijn de dragers allen heengegaan naar het graf. Men kent en vindt zelfs hun standplaats niet meer. In de familie is het een zaak van blijdschap als een mannelijk zaad den naam mag voortplanten als de vader heengaat den weg van alle vleesch en in de plaats der vaders de zonen mogen zijn. Toch geldt van het gansche geslacht van Adam: kinderen des toorns. Wie zal een reine geven uit een onreine? Niet één! De natuur kan de genade niet verleenen, noch doen overerven. Wat wij erven van onze ouders in de lijn der geslachten is de zonde, die ons bezoedeld van onze ontvangenis af. Adam, de zoon van God.
In Adam echter hebben wij onzen adeldom prijs gegeven door onzen Maker ongehoorzaam te zijn. Onder de menschen was Gods geslacht uitgestorven en nooit zou iemand den naam des Heeren meer dragen in de ziel. Het heeft ons niet goed gedacht God in erkentenis te houden, doch den Heere heeft het behaagd zich te ontfermen en een gevallen menschengeslacht op te zoeken. Daarmede begon de Heere in het paradijs. Toen werd reeds de belofte vernomen van dezen Koning van wien David hier getuigt. Aan den vader der geloovigen wordt de belofte gedaan: in uw zaad zullen alle geslachten der aarde gezegend worden.
Christus is het Hoofd der nieuwe menschheid. Zijn naam zal voortgeplant worden, van geslacht tot geslacht, van kind tot kind. Voortgeplant worden dat wil zeggen: uitspruiten. Altijd door zullen er in Sion worden geboren. Is een naam eenmaal uitgestorven bij gebrek aan een mannelijk zaad dan is dit niet meer te herstellen, ook al kan het bloed in de zijlinie nog worden bewaard. Maar de naam van Jezus zal worden voortgeplant van kind tot kind. Dit wil niet zeggen, dat de Heere geen geslacht kan overslaan, maar wel, dat het verbond der genade in de lijn der geslachten wordt bevestigd en de Heere Zijne belofte vervuld: Het verbond met Abraham Zijn vrind, bevestigt Hij van kind tot kind.
Dit zal zoo zijn tot aan het einde der wereld. Zoolang als de zon is, zegt David. Zij gaat op en zij gaat onder en zij hijgt naar de plaats vanwaar zij opging, maar eiken morgen weer verrijst zij uit donkere diepten om het deel der aarde dat wij bewonen te verlichten en te verwarmen. Zij is vroolijk als een held om het pad te loopen. Zij beschijnt de kerkhoven en alle eeuwen door was zij stille getuige van het wegsterven der menschen. Wij moeten dus verwachten, óók als de heilsbeloften ons in de ooren klinken, dat de menschen gaan sterven: het eene geslacht gaat en het andere komt.
Wij zullen verzameld worden tot onze volken, neergelaten in de groeve en weggeborgen onder de aarde, want stof zijn wij en tot stof zullen wij wederkeeren. Wie redt zijn ziel van het graf? Wij gaan allen sterven: de mensch gaat naar zijn eeuwig huis en de rouwklagers zullen omgaan in de straat. Wellicht zijt gij in rouw gedompeld omdat een uwer dierbaren werd uitgedragen. De weg der menschheid loopt door een beek van tranen. En wee den mensch die sterft zooals hij werd geboren, dan gaat hij naar het graf... zijn lichaam dan. maar zijne ziel zal daar zijn waar is weening der oogen en knersing der tanden.
Doch hoort nu de belofte van dezen Koning verbonden aan Zijn naam. Zoolang er de zon is. zal zijn naam van kind tot kind voortgeplant worden.
Abraham werd uitgeleid in het nachtelijk uur naar buiten onder den Oosterschen sterrenhemel en de Heere zeide: zie nu op naar de sterren, zoo gij ze tellen kunt, alzóó zal uw zaad zijn. In vers 5 lezen wij: Zij zullen u vreezen, zoolang de zon en de maan zullen zijn. David heeft dan den Koning in het oog en de belofte in het hart die hij geloovig mag omhelzen. Hij ziet dezen Koning in het onwankelbaar verbond der genade. Eerder zullen dag en nacht ophouden dan dat Hij afstand zou doen van Zijn troon en eer zou de schepping teniet gaan dan dat Hij Zijn belofte niet zou vervullen. Wat uit Zijne lippen is gegaan blijft vast en onverbroken. In zon of maan is tot nu toe geen vermindering van licht te bespeuren, en al zou dit zoo zijn toch verdonkert de Zonne der gerechtigheid niet.
Van geslacht tot geslacht zal de troon des Verlossers bevestigd blijven. Geen ongeloof kan zijn naam doen verwelken, geen bijgeloof hem verstikken. Ieder geslacht zal door wedergeboorte een nieuw geslacht in zijn midden hebben. Ook heden zien wij de teekenen Zijner eeuwige macht. Op de kusten van den tijd zien wij de wrakken der Caesaren, de vermolmde overblijfsels van de rijken der Mongolen en Ottomanen. Karei de Groote en Napoleon zijn als schaduwen voor onze oogen verdwenen. Zij waren, maar zijn niet, doch Jezus blijft eeuwig. Hoe donker de tijden mogen zijn, hoe benauwend het wereldleven toch leeft onze Koning en Zijn Rijk ging niet te gronde. In psalm 74 herinnert de Kerk den Heere aan Zijn verbond: De dag is Uwe, ook is de nacht Uwe; Gij hebt het licht en de zon bereid; Gedenk hieraan: de vijand heeft den Heere gesmaad en een dwaas volk heeft Uwen naam gelasterd... Aanschouw het verbond... Evenwel is God mijn Koning, van ouds af, die verlossingen werkt in het midden der aarde. Hier is de sleutel die den hemel opent. Immers de Heere heeft beloofd: Alzoo zegt de Heere: Indien gijlieden mijn verbond van den dag en mijn verbond van den nacht kunt vernietigen zoodat dag en nacht niet zijn op hunnen tijd, zoo zal ook vernietigd kunnen worden mijn verbond met mijn knecht David, dat hij geenen zoon hebbe, die op zijnen troon regeere en met de Levieten, de priesteren, mijne dienaren. Gelijk het heir des hemels niet kan geteld worden, alzoo zal Ik vermenigvuldigen het zaad mijns knechts Davids.
In psalm 89 lezen wij, dat de Vader belooft: Zijn troon zal voor Mij zijn gelijk de zon. In den Heere Jezus zit Davids dynastie voor eeuwig op den troon en troon en zaad zijn twee gewisse en onlosmakelijk verbonden beloften van het verbond. Leerde de Kerk hieruit en hierbij meer leven en worstelen aan den troon om zaad. Zij zou er wel bij varen en de Heere zou worden verheerlijkt.
Zijn naam zal van kind tot kind voortgeplant worden.
In het natuurlijke leven is tot voortplanting noodig een vader en moeder in gemeenschap met elkander. Hoe is het nu hier? De Heilige Geest verwekt door het levende zaad des Woords het nieuwe leven in gemeenschap met Christus. Geboren niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad door het eeuwig blijvende Woord Gods. De Heere gaat voort Zijne Kerk te bouwen en te vermeerderen. Hij zal zich een eeuwigen naam maken. Hij zal Jeruzalem stellen een lof op aarde. In de nieuwe schepping is God de zon. De zon die de aarde beschijnt zal eenmaal ophouden te lichten. Zij zal zwart worden als een haren zak. Dan is de genadetijd voorbij, maar Christus is eeuwig Zonne der gerechtigheid en het Lam is de kaars die het nieuwe Jeruzalem verlicht. In Zijn licht zullen de verlosten eeuwig wandelen. Dus de zon schijnt niet altijd, maar gaat eens voor goed ten onder.
Doch zoolang er de zon is zal Zijn naam voortgeplant worden van kind tot kind. Zou het niet aangenaam zijn voor de Kerk des Heeren dat het bestaande geslacht bleef leven? Ach, mochten een David, Mozes en Samuel nog in ons midden zijn! Dan had ook Eli geen goddeloozen zoon Pinehas tot opvolger. Toch moogt ge dat niet wenschen, want ook hierin is de wijsheid des Heeren. Het eene geslacht gaat en het andere komt. Hij giet denzelfden Geest uit op de nakomelingen als op de voorgeslachten, want hun getal zal zijn in menigte als de sterren des hemels. Op de vraag: hoe zal Jacob uitgebreid worden want hij is dun geworden is maar één antwoord: Hij die beloofd heeft: ik zal u zegenen van den opgang en van den ondergang. Hij zal zeggen tot het Noorden geef en tot het Zuiden houdt niet terug, breng mijne zonen van verre en mijne dochters van het einde der aarde. Zoo wordt nu juist de wijsheid Gods geopenbaard. Zijne macht en liefde. En... de Kerk die glorieert in den hemel is toch met ons verbonden door het Woord en den Geest en in ons eenig Hoofd, onzen eeuwigen Koning. Daarom gaan wij weenend voort en zaaien het zaad des Woords, want het heeft den Heere goed gedacht door de dwaasheid der prediking zalig te maken die gelooven. Gods verkiezing en roeping zijn onberouwelijk en al zijn de tijden somber, als is de afval groot en de Kerk verdonkerd, toch leeft zij en zal leven en als ook het huidige geslacht niet meer zal zijn zullen er wezen die dien naam weer overdragen naar het volgende geslacht want aan de Kerk zijn de Woorden Gods toebetrouwd en Hij houdt haar in stand. Daarom versagen wij niet, want Hij zal Zijn Verbond gedenken en de Koning houdt Zijne eeden. Hij roept uit het graf der zonde en des doods en wekt nieuw leven. Niet in ons werken en doen maar in Zijne belofte ligt verankerd, dat Zijne gemeente niet zal uitsterven. Zalig, wie door het geloof zich op deze waarheid mag neervleien en werkzaam zijn aan den troon. Zijn naam zal van kind tot kind voortgeplant worden, zoolang als er de zon is.
Maar, wij willen nu nader ingaan op het voortplanten van dien naam en eindigen voor heden met de vraag: Is de naam van Jezus u bekend; zijt gij door Zijnen naam gered? Hoe zalig toch het leven is in Zijne gemeenschap het komt er op aan deel te hebben aan de erve der heiligen in het licht en te behooren tot het koninklijk priesterdom om Gode op te offeren der dankzegging door het geloof in Zijnen naam. offeren offeranden der dankzegging door het geloof in Zijnen naam.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 november 1938

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De eeuwige Naam I.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 november 1938

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's