Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Barthsche getuigenis III.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Barthsche getuigenis III.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het werd dus duidelijk, dat het „getuigen" van Prof. Barth van geheel andere orde is dan het getuigen, waarvan de Heere Jezus heeft gesproken, toen Hij Zijnen discipelen beloofde, dat zij de kracht des Heiligen Geestes zouden ontvangen, die over hen komen zou en krachtens welke belofte zij des Heeren getuigen zouden zijn tot aan het uiterste der aarde. De leer van Prof. Barth is ook in dit opzicht niet schriftuurlijk.
Wanneer ik er nu toe overga zijne eigenlijke voordracht te bespreken, dan mag niemand daaruit de gevolgtrekking maken, als zou ik deze rede bespreken om het Duitsche Nat. Socialisme te verdedigen tegen de aanvallen van Prof. Barth. Deze blijven voor 's mans rekening. Voor mij is het in dit verband alleen de vraag, of Prof. Barth's leeringen in overeenstemming zijn met Gods Woord en met de feitelijke gegevens, al blijkt daaruit nog meer dan uit iets anders, dat Prof. Barth, toen hij deze redevoering hield, zich meer door antipathie dan door schriftuurlijk licht leiden liet.
Hij besprak de vraag: „Hoe moet de Kerk staan tegenover het nationaal-socialisme?" Hij werd tot die vraagstelling gedrongen, als ik het wel begrijp, door de propaganda, die daar ook zeker in Zwitserland voor gevoerd wordt en niet alleen in Zwitserland. Het kan niet ontkend worden, dat deze nieuwe beweging, die in Italië en Duitschland tot zulk eene overheersching gekomen is, dat zij het aangezicht dezer groote volken geheel heeft kunnen veranderen en waardoor er in het na-oorlogsche Europa zulk een geweldige ommekeer tot stand kwam, zoodat de in den grooten oorlog neergeworpen volkeren van overwonnenen in een luttel aantal jaren feitelijk overwinnaars zijn geworden, van zeer groote beteekenis is. Hoe men het Italiaansche Fascisme of het Duitsche Nationaal Socialisme nu ook wil beoordeelen, de groote, intensieve kracht ervan kan niemand ontkennen.
En het kan ook niet ontkend worden, dat er een geweldige zuigkracht van uitgaat. De President der Vereenigde Staten drijft een politiek streven tot op de pan-Amerikaansche Conferentie te Lima toe, waarvan duidelijk de anti-Fascistische en anti-Nationaal-Socialistische strekking de inzet is. De Engelsche politici spannen zich in het gevaarlijke karakter dezer totalitaire Staten in het licht te stellen, ja zelfs ten onzent speuren wij het verzet van de heerschende partijen tegen de Italiaansche en Duitsche innovatie. Dit alles wijst met niet te misduiden klaarheid op de groote beteekenis niet alleen, maar niet minder op den grooten invloed, die uitgaat van deze nieuwe beweging. In het opwakend verzet er tegen spreekt de vreeze voor de verborgen krachten, waarover zij beschikt.
Het is daarom begrijpelijk, dat Prof. Barth er zijn licht over liet opgaan, want het blijkt steeds meer, dat deze beweging niet besloten kan blijven binnen de grenzen van Italië en Duitschland. En daarom stelt Prof. Barth de vraag „of de nationaal-socialistische wereldbeschouwing een binnenlandsche aangelegenheid in Duitschland is, of de komende levensvorm van Europa". Jammer, dat hij die vraag wel stelt, maar haar niet beantwoordt. Hij laat haar voor wat zij is, om terstond over te gaan tot wat daarbij van de theologen wordt gevraagd. Zie hier dat gedeelte van Prof. Barth's redevoering, waarop wij nu het licht zullen laten vallen en waarbij het blijken zal, dat, zooals zijn beschouwing over het getuigen der Kerk den toets der Schrift niet doorstaan kan, ook zijne beschouwing van het geweldig historisch proces, dat in het verschijnsel van het Nationaal Socialisme openbaar wordt, absoluut niet doeltreffend kan worden genoemd. Maar zie hier dat gedeelte van Barth's redevoering voor de Zwitsersche predikanten:

Hoe moet de Kerk staan tegenover het nationaal socialisme?
Het politieke vraagstuk van heden is, of de nationaal socialistische wereldbeschouwing een binnenlandsche aangelegenheid in Duitschland is of de komende levensvorm van Europa. Van de theologen wordt daarbij gevraagd, hoe de kerk zich hier heeft te oriënteeren. Deze vraagstukken zijn in de laatste maanden dringend acuut geworden. Niemand kan het verborgen zijn, dat in heel Europa en daarbuiten gewerkt wordt. Inbraakplaatsen zijn niet alleen de Zwitsersche „Fronten" en parallelle bewegingen, maar ook de kringen, waar het nationaal socialisme nog welwillend wordt beschouwd; daar wordt de akker bereid.
Hoort het nationaal socialisme tot de vragen, waartegenover de kerk geen antwoord heeft, omdat ze niet op haar verkondiging betrokken zijn?

Zooals onze lezers zien, stelt Barth wel de vraag, of wij in het Nationaal Socialisme met een zuiver Duitsch verschijnsel van doen hebben, dan wel of hierbij sprake is van „de komende levensvorm van Europa", maar geeft hij er geen antwoord op en gaat hij zonder meer over tot wat den theologen aangaat. Toch ligt het voor de hand, dat die eerste vraag voor alles beantwoord moet worden, zal een theoloog zich kunnen oriënteeren op dit terrein. Het is toch voor alles noodig de verklaring van het verschijnsel te kennen, te verstaan, hoe het komt, dat zich in Italië en Duitschland een dergelijke beweging tot zulk een overheerschende machtspositie heeft kunnen opwerken en hoe het komt, dat dit in Centraal Europa ontketend proces eene deining onder alle volken deed opkomen, die dan toch zoo sterk is, dat alle grootmachten er een dreigend gevaar in blijken te zien, omdat zij den grond, om zoo te zeggen, voelen dreunen onder hunne voeten.
Welnu, die vraag behoort allereerst onder de oogen te worden gezien, omdat wij dan de noodwendigheid begrijpen, waarmede deze nieuwe beweging opkwam en den oorsprong harer geboorte ons duidelijk wordt. Ook hier geldt het apostolische woord, dat de dingen, die wij zien, worden uit dingen, die wij niet zien, maar die er toch, hoewel wij ze meestal niet zien, daarom wel zijn. Wij moeten, om deze vraag te beantwoorden, denken aan die andere: Hoedanig is ons leven, het sociale leven der volken? Voor het leven der volken is niet alleen noodig, dat zij economisch floreeren om zich een weeldevol leven te kunnen veroorloven. Ja, wij moeten ook leven, maar om als volk te leven behoeft een volk voor alles een socialen samenhang. En deze kan er niet zijn zonder een socialen band. Voor het leven eener gemeenschap is noodig, wat de sociologie noemt, een sociaal feit, d.w.z. er moet, zal gemeenschapsleven mogelijk zijn, onder de samenlevende menschen een bepaalde geestelijke homogeniteit zijn, die als een bindweefsel werkt. Zooals een kerkgemeenschap, om kerk te zijn, een gemeenschappelijk belijden veronderstelt en er zonder zulk een belijden van geen wezenlijk kerkelijk leven sprake kan wezen, zoo is er ook maatschappelijk geen gemeenschapsleven mogelijk, zonder dat er in de gemeenschap een overheerschend levensbeginsel werkt, dat als een verborgen, maar daarom niet minder effectief feit zich als samenbindende factor doet gelden. Het mag zijn, dat zulk een principe niet allen steeds klaar en onderscheiden voor den geest staat, maar het doet zich daarom toch niet minder als een sterke gevoelsfactor gelden, die een saamhoorigheidsbesef werkt en meestal geheel spontaan, ongezocht en ongewild, als eene vanzelfsheid zich doet gelden.
Zooals wij, om een voorbeeld te noemen, niet gaarne op buitengewone wijze, of zeer ongewone wijze gekleed, ons in het publiek begeven, in onzen droom zelfs benauwd ons kunnen voelen, omdat wij ons niet naar behooren gekleed wanen. Zoo openbaren zich allerlei sociale gevoelens in ons, welker werkelijkheid wij niet kunnen ontkennen en waaruit de heerschende macht der gemeenschap blijkt, waaraan wij ons niet straffeloos kunnen onttrekken. En dit geldt niet alleen zeden en gewoonten, doch niet minder de hoogste gevoelens, die de menschelijke ziel beroeren en zich in religieus en zedelijk bewustzijn openbaren.
Er is uit dit oogpunt zeker eene groote verscheidenheid onder de volken der wereld, hoewel deze minder het wezen dan wel de door cultuurstand bepaalde openbaringsvormen betreft, maar dat doet niet af daaraan, dat zich in alle menschelijke gemeenschappen een sociaal bindweefsel werkzaam toont, dat zich in alles als een sociaal feit in het gemeenschapsbewustzijn gelden doet.
Zonder eene betrekkelijke homogeniteit in sociale gevoelens is gemeenschapsleven daarom niet mogelijk, omdat er dan eigenlijk geen saambindende factor meer werkt. De geschiedenis leert, dat als dit sociale bindweefsel gaat losrafelen, het sociale leven in verwarring geraakt en ten slotte niet mogelijk meer blijkt. Dan treedt de revolutie in, die wezenlijk een staat van sociale ontbinding is.
Welnu, die toestand is bij de Westersche volken ingetreden. Zij verkeeren in een staat van ontbinding. De sociale cohésie wordt bedreigd. En nu is het in het sociale leven der volken als in ons organisme, dat verdedigend reageert tegen wat gezondheid en leven bedreigt.
Wanneer wij nu bedenken, dat de ontbindende geestlijke machten zich reeds een paar eeuwen deden gelden, dat de wortel van het cultureele leven, dat de Christenvolken dankten aan Christus' opstandingskracht, onder den verzengenden invloed der moderne wijsbegeerte verdorde in het stof, dat dit proces ons bracht het materialisme van de Marxistische wijsbegeerte, ons ook den oorlog bracht en in stede van eenheid van sociale gevoelens, de oneindige verscheidenheid van het wilde liberalistische individualisme, dat de volken oploste als in een bonte verscheidenheid van atomistische bewegingen, dan wordt het begrijpelijk, dat de ontbinding het leven der volkeren-gemeenschappen met ondergang bedreigt. Doch dan kan ook de reactie niet uitblijven.
Dat in Italië het communisme de fabrieken bezette, de Italiaansche maatschappij tot op den rand van den afgrond der ontbinding bracht, deed een Mussolini geboren worden, die — of men het wil erkennen of niet — Italië gered heeft van den ondergang. Napoleon schiep na de revolutie orde in Frankrijk allereerst. Hij moge een geesel der volken geweest zijn, maar ook de geesel kan nuttig en noodig zijn op Gods tijd.
En nu, heerschte er in Duitschland na de revolutie dan ook niet eene wezenlijke sociale ontbinding? Wie zich de verschillende bewegingen herinnert, de Spartacisten zag opkomen, het Communisme zag grijpen naar de macht, zich voor den geest stelt wat Rome en Rood samen maakten van het volk, dat door zijne overwinnaars uitgeplunderd werd, een spot en aanfluiting geworden was onder de volkeren der wereld, voor dien is het duidelijk, dat ook Duitschland zijne beurt moest krijgen. Het stond voor den afgrond van volkomen ondergang in Bolschewisme, dat toch niet anders is dan consequent Marxisme. Welnu, zooals een Napoleon verwekt is, opdat er weer orde geboren zou worden in het ontwrichte Europa, een Mussolini verwekt werd om orde te stellen op de ontwrichting van Italië, zoo is in Duitschland het Nationaal Socialisme geboren, opdat Duitschland weer de orde en de tucht zou leeren, waarop het als volk misschien meer dan eenig ander aangelegd is. Welnu, ik wil het op mijne wijze zeggen: In Duitschland verwekte God een Hitier, opdat hij orde scheppen zou en het volk van den ondergang zou worden gered.
Het is met deze figuren als met alle groote figuren in de geschiedenis, zoodra wij er ver genoeg afstaan, zal de tijd rijp worden voor eene eerlijke beoordeeling. Wij denken nu over Napoleon anders dan alleen, als ware hij niet meer geweest dan, zooals Da Costa hem bezongen heeft: „Aartstiran! uw kroon, uw staf, uw ster heeft uitgeschenen.' Wie te Parijs om zijn sarcophaag wandelt, ziet, dat hij ook nog wat anders is geweest en deed.
Barth stelt nu de vraag, zooals hij haar stelt: „Het politieke vraagstuk van heden is. of de nationaal-socialistische wereldbeschouwing een binnenlandsche aangelegenheid in Duitschland is, of de komende levensvorm van Europa . Doch dit is geen juist gestelde vraag. De vraag is alleen, of andere volken, ook Zwitserland en Nederland, ook Engeland, Frankrijk en Amerika, nog zoo sociaal gezond zijn, dat het gemeenschapsleven dezer volken nog voortbestaan kan, zooals het tot nu toe bestond. Dit is de vraag. Als zulks niet het geval mocht blijken, dan zal ook in het leven dier volken zich het proces herhalen, dat Italië en Duitschland redde van den Bolschewistischen ondergang. En zoo niet, dan is het Russische voorbeeld daar om ons te leeren. waarheen de sociale ontwrichting voeren kan.
Wie nu Hitler's geschrift „Mein Kampf" leest, die kan daarin (S. 189 der XXVI Aufl.) de volgende juiste opmerking vinden: „Elke poging om eene wereldbeschouwing met machtsmiddelen te bestrijden, lijdt ten laatste schipbreuk, wanneer deze strijd niet het karakter verkrijgt van den aanval voor eene geestelijke vernieuwing. Slechts wanneer twee wereldbeschouwingen met elkander worstelen, kan het wapen van bruut geweld, wanneer het standvastig en zonder weifelen wordt toegepast, de beslissing brengen voor de ondersteunde zijde." De consequente toepassing hiervan bracht in Duitschland het Nationaal Socialisme aan de macht. Maar het ligt voor de hand, dat dit Duitsche Nationaal-Socialisme daarom geen exportartikel zijn kan, omdat het geboren werd uit rein Duitsche toestanden.
Er kan natuurlijk alleen daarvan sprake zijn, dat ook in andere landen de sociale bindweefsels losgerafeld en dus, dat ook daar dan zou dreigen eene zoo ver gaande sociale ontwrichting, dat het gevolg daarvan de ineenstorting van het cultureele leven moest wezen. In dat geval zouden dan ook onder deze volken reacties openbaar kunnen worden, die tot een gezag konden leiden, dat in sterke mate autocratisch van karakter zou blijken te zijn.
En dat zou dus overeenkomst kunnen vertoonen met het Duitsche Nationaal-Socialisme, maar als de ontwrichting zeer diep ingewerkt heeft, zou het even goed een gezag van Russisch formaat kunnen worden. Nu zal ik natuurlijk niet ontkennen, dat Italië en Duitschland invloed kunnen oefenen op andere volken, dat hun voorbeeld aanstekelijk werken kan. Doch dat zal eerst dan beteekenis hebben, wanneer in die volken, zooals ik opmerkte, het ontwrichtingsproces reeds zoo diep heeft ingewerkt, dat de behoefte aan een autocratisch gezag reeds in sterke mate gevoeld wordt.
En wat is dus de vraag? Niet deze, zooals Barth haar stelt, hoe de Kerk zich tegen de propaganda van het Italiaansche of Duitsche Nationaal Socialisme heeft te „oriënteeren", maar welke hare taak is in dezen tijd van sociale ontwrichting, die het gevolg daarvan is, dat ons cultureele leven ontkerstend is.
Daaraan dus, dat onze cultuur, die haar edelste karaktertrekken dankt aan de heerschappij, die het Kruis over de Westersche volken verworven heeft, den levensgrond van onder hare voeten verloren heeft, waarop zij oorspronkelijk stoelde als op haren levenswortel. Dat het zoo geworden is, heeft de Kerk aan zichzelve, zoo niet alleen, dan toch voor een deel te wijten, want zij heeft de juiste opmerking van Hitier daarover niet in acht genomen, omdat zij verwereldlijkt was en het beginsel, waaruit zij alleen leven kan, heeft prijsgegeven. De moeilijkheden der Kerk in Duitschland — ik spreek hier dan van de Protestantsche en niet van de Roomsche Kerk — zijn aan die beginselverzaking te danken. Jarenlang heeft de Kerk overal in eigen ingewanden het ongeloof, ja, de anti-christelijkste theorieën, laten woelen in haar eigen lichaam. Zij was in Duitschland in zoo hooge mate een staatscreatuur geworden en gebleven onder de heerschappij van Rome en Rood, dat hare dienaren staatsambtenaren zijn tot op dezen dag. Bij leven en welzijn zal ik de volgende maal Barth's rede nog nader beschouwen om er nu alleen nog op te wijzen, dat Barth de schuld zoekt op de verkeerde plaats. De schuld ligt bij de Kerk, die de ontkerstening der volken heeft bevorderd in plaats van door de kracht des Heiligen Geestes te getuigen. En het Nationaal Socialisme, welke gebreken het dan ook moge hebben, is het bewijs, dat God nog bemoeienis der genade houdt met het Duitsche volk, dat er door bewaard werd voor de hel van het Marxistisch Bolschewisme. En het is nog volstrekt niet onmogelijk, dat de toekomst voor de zich nu nog democratisch roemende volkeren, zwanger zal blijken van grooter gevaren en grooter leed dan in het Nationaal Socialisme gezegd wordt, gekomen te zijn over het Duitsche volk. Misschien komt de dag, waarop zij Duitschland er om benijden.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 december 1938

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Het Barthsche getuigenis III.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 december 1938

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's