Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Barthsche getuigenis V

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Barthsche getuigenis V

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij denken er niet aan de meening te verkondigen, dat de Duitsche Kerkpolitiek zonder meer moet worden goedgekeurd. Wij zouden dit reeds daarom niet kunnen doen. omdat wij er niet genoeg van weten en werden in dat geloof versterkt door eene mededeeling van een Nederl. Chr. Persbureau, waarin, juist met betrekking tot den Duitschen kerkstrijd, gewaarschuwd werd voor ..een zondvloed van leugens" en waarin sprekende voorbeelden van leugenberichten gegeven worden, die eene bevestiging zijn van ons vermoeden, dat deze leugens gefabriceerd worden om Europa in den oorlog te drijven. Wij hebben dien indruk ook en hebben mede ook daarom gewaarschuwd zich niet te laten meeslepen door allerlei gruwelverhalen, waaraan bedoelingen ten grondslag liggen, die niet in de waarheid, noch ook in de naastenliefde gegrond zijn, maar in politieken haat. Welnu, ik acht het tegen de belangen van ons eigen volk eene geprikkelde gezindheid tegen onze naburen te wekken, die verleidt tot harde, soms zelfs grove uitlatingen over dingen, die ons absoluut niets aangaan. Daaruit kan alleen maar schade voortkomen, waardoor dan wel nieuwe bitterheid, maar geen herstel van het berokkend kwaad bereikt wordt.
Dat Amerika en Engeland zich af en toe groote woorden veroorloven, vindt zijne gereede verklaring in de met weerzin aanschouwde opstanding van Duitschland uit de vernedering. waarin het door den dommen en schandelijken vrede van Versailles was gebracht. En het ligt voor de hand, dat de grootmachten der geallieerde mogendheden, die den Volkenbond als een verguldsel van Duitschlands ketenen hadden uitgedacht, met leede oogen aanzien, hoe de Duitsche adelaar, de kluisters afschuddend, de vleugelen uitslaat en de zon wederom tegemoet varen durft en kan. En achter die leede oogen liggen de eigenbelangen der vermaterialiseerde grootmachten, die gehuld worden in den mantel der Oxford-beweging en dergelijke, zeer ideeël schijnende bewegingen. doch met den Christus der Schriften daarom niets gemeen hebben, omdat zij uit Hem niet geboren werden. Doch dit alles behoeft ons er niet toe te leiden de Duitsch Nationaal Socialistische kerkelijke politiek als zonder vlek en rimpel aan te dienen. Wij kunnen heel wel begrijpen, dat deze beweging van Hitier niet zoo gemakkelijk zich aan alles kan aanpassen, dat uit vroegere toestanden in Duitschland gegroeid is. Deze nieuwe beweging vond ook de Duitsche Kerk op haren weg. En deze Duitsche Kerk — ik spreek dan nu over de Protestantsche — was verre van het ware Lutheranisme afgeweken en vele van de moeilijkheden, die zich nu voordoen, komen op uit de ongehoorzaamheid dezer Kerk. Er zijn er nu, die luide roepen over het nieuwe heiden.- dom en vergeten, dat dit door de Kerk zelve eerst geteeld en gekoesterd werd. W a t er nu geschiedt, is als eene wanning. Maar het gaat absoluut niet op te spreken, zooals Prof. Barth doet. van een soort „tegenkerk', die in den staat zou zijn opgestaan.
Het spreekt van zelf, dat bij deze opstanding van het Duitsche volk, de crisis ook over de Kerk gaat en dat daaruit complicaties voortkomen, die daarom buiten Duitschland opzien verwekken, omdat men in zich democratisch roemende landen zich aan de Kerk zoowat nimmer iets gelegen laat liggen. Men kent er geen conflicten met de Kerk meer. Niet omdat men er zoo kerksch is, maar omdat men er onverschillig onder is.
De regeeringen zijn er als die van den ,,état athée", van den God-loozen Staat. Bovendien, het feit, dat Duitschland onder Hitler's leiding de kluisters heeft afgeschud, weer eene macht geworden is, die gevreesd en ook gehaat is, omdat het nu blijken gaat, dat de vrede van Versailles heeft afgedaan en de gewaande overwinning in een nederlaag dreigt te verkeeren en dat deze geweldige ommekeer mogelijk werd door Hitler's beweging, dat ééne feit doet de nijd herleven, die den oorlog ons bracht. En de geheele groote wereldpers van Engeland, Amerika en Frankrijk kwam in het geweer om opnieuw tegen Duitschland de gevoelens wakker te roepen, zooals zij dit ook in den oorlog heeft gedaan.
De kerkelijke moeilijkheden grijpt zij daarbij gretig als een wondeplek aan, doch hoe partijdig zij daarbij is, dat blijkt, als wij, wat in Frankrijk met de Kerk gebeurd is, hiermede vergelijken. Den 9en December 1905 kondigde de Republiek een nieuwe wet af, die de verhouding van Kerk en Staat tot eene absolute scheiding bracht. Zij schrapte plotseling alles van het Staatsbudget, dat aan salarissen en anderszins ten goede der Kerk kwam. Voor eerediensten mocht geen cent meer worden uitgetrokken. De gebouwen werden eigendom van den Staat verklaard, alle voorrechten der priesterschap, de immuniteit zelfs van de hooge geestelijkheid, afgeschaft, de scholen werden leeken-scholen, enz. Deze aan de Roomsche Kerk vooral vijandige wetgeving maakte een groote opschudding onder de Roomschen en er werd ook in de groote wereldpers veel aandacht aan gewijd, maar men merkte elders volstrekt niet van eenig politiek misbruik van deze anti-kerkelijke wetgeving. Het bleef een zuiver Fransche zaak en niemand dacht er aan deze politiek, die toch zuiver eene roode politiek was, zoo uit te leggen, als werd nu de Republiek een „tegenkerk'.
Uit deze tweeërlei houding blijkt, dat in deze, ook door Barth nu weer voorgedragen anti-Duitsche beschouwingen, zich factoren van algemeen anti-nationaal-socialistische strekking doen gelden, die passen in de ophitsing tot een nieuwen oorlog. En wanneer deze eindelijk uitbreekt, dan kunnen de volkeren het bloed hunner kinderen offeren, terwijl de goed betaalde ophitsers meestal van verre blijven om hunne artikelen te schrijven of redevoeringen a la Barth te houden.
Hoe ver Prof. Barth van de waarheid van Gods Woord afwijkt, dat kan blijken uit hetgeen hij aangaande de Overheid en de verhouding der Christenen tot de Overheid leert, waarbij hij eigenlijk het Duitsche Christenvolk tot revolutie tegen de bestaande orde aanspoort op een wijze, waaruit duidelijk wordt, dat Barth zoo door haat verblind is, dat hij, óf de historische gegevens volstrekt verloochent, óf, wat ook mogelijk is, deze niet kent. In elk geval leert Gods Woord, ook de apostel Paulus in Rom. 13, het tegenovergestelde van Barth. En wij spreken daarom den wensch uit, dat de Protestantsch Christelijke Kerken, Luthersche zoowel als Gereformeerde, zich door het anti-schriftuurlijk en naar mijne meening ongoddelijk drijven van Prof. Barth niet zullen laten misleiden.
Barth's leer is een valsche leer. Zooals zijn vroom ,,getuigen" geheel omgaat buiten den Heiligen Geest Gods, veeleer blijkt geïnspireerd te zijn door een geest van haat en nijd, zoo blijkt ook zijne staatsbeschouwing eene anti-Christelijke. Zooals ik reeds opmerkte, is het niet gemakkelijk de nieuwe orde in Duitschland aan te passen aan wat uit de oude toestanden gebleven is in de volksgemeenschap. Als hier te lande het Calvinisme weer tot macht kwam en de regeering wederom ernst maakte met Art. 36 onzer Confessie, dan zou de toepassing daarvan eveneens moeilijkheden meebrengen. Maar wezenlijk zou dat een terugkeer beteekenen naar den eisch des Woords. Toch zouden er dan zijn, die Barth's woorden gingen toepassen ook op zulk eene regeering. Doch zie hier Prof. Barth's getuigenis:

Dit is niet principieel van iedere dictatuur te zeggen en zou eventueel ook van een bepaalde monarchie of democratie te zeggen zijn. Deze dictatuur is niet meer de „overheid" van Romeinen 13. Ze wil zelf laatste, goddelijke macht zijn. Hier zijn voor de kerk maar twee vragen van zin. Is hier het Godsrijk aangebroken? Of heeft de kerk hier met het daemonisch tegendeel, den antichrist, te doen? Woorden als „Volkstum", „Rasse" hebben mythisch religieuze beteekenis. De kerk kan niet anders dan in het nationaal socialisme een nieuwe Islam zien: een nieuwe Allah met Hitier als Zijn profeet. Hier kan de kerk geen ja zeggen. Dit zou beteekenen, dat de kerk haar boodschap in die van de andere kerk herkent en dus in deze kerk op zou gaan.

Tot zoover Prof. Barth. Hij stelt het hier dus zoo voor, dat de Duitsche regeering van heden een dictatuur is van bijzonder soort, een dictatuur namelijk, die den Staat tot een „tegenkerk" maakt. Principieel kan dat naar Barth's meening niet van elke dictatuur gezegd worden. Men zou het ook van eene monarchie of eene democratie kunnen zeggen, wanneer deze namelijk bepaalde vormen aannemen. Laat ik voorbeelden geven. De regeering van Philips II, die de Nederlanden met geweldmaatregelen Roomsch wilde houden, die duizenden menschen daaraan ten offer bracht in de Nederlanden en in Spanje de Reformatie in bloed smoorde. Deze monarchie gedroeg zich als ,,een tegenkerk ". Lodewijk X I V heeft het ,,édicte de Nantes" herroepen, op de vreeselijkste wijze huisgehouden om Frankrijk onder de ééne Roomsche kerk te dwingen. Wie nu nog leest „Les plaintes des Protestans cruellement opprimez dans le royaume de France", geschreven door Jean Claude, die rilt nog van de gruwelen, die tegen de Protestanten, meestal Gereformeerden, bedreven werden door dezen ,,zonnekoning", die meende God en Frankrijk te dienen door de gruwelen, op aansporen der Roomsche geestelijkheid bedreven. Ook hier was de monarchie een „tegenkerk" geworden, waarbij alles, wat in Duitschland onder het Nationaal Socialistisch régime gebeurd is en gebeurt, in het niet verzinkt.
Hebben nu de Christenen in Nederland of in Frankrijk onder zulk een régime ooit van zulk eene regeering gezegd, wat hier Prof. Barth zegt van het Duitsche Nationaal Socialistisch régime? Hebben zij gezegd: „Deze dictatuur is niet meer de „overheid" van Rom, 13. Ze wil zelf laatste goddelijke macht zijn"? Indien er een bewijs noodig is, dat Prof. Barth, of de historie niet kent, of als hij haar kent, deze verkracht en miskent, dan is dit hierbij het geval. Noch Calvijn, noch onze Vaderen, noch de Fransche réfugiés hebben geloofd en gezegd, wat Prof. Barth hier als een „getuigenis" nog wel denkt te verbreiden.
Calvijn leert uitdrukkelijk, dat „alle Overheden, hoe zij ook mogen zijn, de heerschappij alleen van God hebben". Inst. IV; 20; 25, 26. En hij beroept zich op Daniël 2, waar geschreven staat: „Want Hij verandert de tijden en stonden, Hij zet de koningen af en Hij bevestigt de koningen." Of de Heer Hitier, of wie ook der nationaal socialisten, dit weten en erkennen of niet weten en niet erkennen, Gods Woord leert het zoo. En omdat het Woord Gods het zoo leert, daarom heeft Calvijn en hebben alle Gereformeerden het zoo beleden. En als de Overheid van hen vorderde hetgeen in strijd was met dat Woord, dan hebben zij getuigd door den Heiligen Geest, die in hen was, dat men Gode meer gehoorzaamheid schuldig is dan den menschen en deze getuigenis met hun bloed en lijden bevestigd, maar zij hebben nooit gezegd en geleerd wat Prof. Barth hier predikte aan de Zwitsersche leeraren en door de groote Pers werd overgenomen, dat deze Overheid niet was die van Rom. 13.
Hoe Prof. Barth hier een leer verkondigt, die met de Schrift strijdt en met Calvijn dus eveneens, moge blijken uit • de verklaring, die Calvijn geeft van Rom. 13:1 en die lijnlijnrecht tegen die van Barth ingaat. Calvijn zegt daar, dat naar zijn meening de apostel de ijdele nieuwsgierigheid der menschen wil wegnemen, die nogal eens plegen te vragen, met welk recht zij, die regeeren, de macht verkregen hebben. En daartegenover zegt nu Calvijn: „satis autem nobis esse debet quod praesunt", d.w.z. „het moet ons genoeg zijn, dat zij over ons gesteld zijn". Dat geldt voor de Duitsche regeering eveneens. Er is geen macht dan van God. „Als het den Heere behaagt de wereld zoo te regeeren, dan streeft naar de omkeering van Gods ordinantie, wie deze macht veracht." Wij hebben geen recht te meenen, dat zulks op den Heer Hitler niet van toepassing zou zijn. Waarom zou het wel gelden voor de roode regeering van Frankrijk in 1905. waarin Briand een hoofdrol speelde en waarom niet gelden van het Nationaal Socialistisch regiment in Duitschland?
Prof Barth blijkt door zijn felle politieke hartstocht een revolutionair geworden, die naar willekeur de regeering, die hem niet behaagt, de gehoorzaamheid meent te mogen opzeggen en haar tot een instrument van den antichrist te mogen verklaren.
De Gereformeerden uit den tijd van onzen vrijheidsoorlog verklaarden de Roomsche kerk, die immers volgens onze Belijdenis, een „valsche kerk" is, een pseudo-kerk, voor een „tegenkerk", maar nooit hebben zij er aan gedacht eene regeering, die zich met haar machtmiddelen stelde in dienst van eene „valsche kerk", te onttrekken aan Rom. 13, of deze regeering voor een „tegenkerk" uit te maken. Dat heeft de Gereformeerde Kerk nooit geleerd, ook niet, al werd zij ten bloede toe vervolgd. Zij konden de Overheid oproepen tot gehoorzaamheid aan Gods Woord, aan de Overheid voorhouden de waarheid van Gods Woord, zooals Calvijn deed tegenover den Franschen koning, toen hij den len Aug. 1536 de opdracht schreef voor zijne Institutie. Maar wat Prof. Barth hier vertelt, is nimmer door Gereformeerden geleerd.
En van de door hem gemaakte tegenstelling tusschen het Godsrijk of de antichrist kan. als het op de waardeering der Duitsche regeering aankomt, niet de minste sprake zijn. Dit is de haat. die hier spreekt en niet de Geest, die spreekt in Gods Woord.
Ik wil daarmede niet zeggen, dat er in Duitschland geen menschen zijn, misschien wel in grooten getale, die door den antichristelijken geest gedreven worden. Die zijn er zeker. Doch die waren er voor den oorlog en in den oorlog ook. Het Marxisme is een anti-christelijke leer, de Marxistische geest spreekt de taal van den anti-christ. Die heeft Duitschland den oorlog bezorgd en doen verliezen beide. En zeker, uitloopers daarvan spelen nog wel een rol, maar laat ons niet vergeten, datzelfde anti-christendom leeft ook in Zwitserland en in Nederland, in Engeland en in Italië, Frankrijk en Spanje, om van Amerika dan maar niet te spreken.
Doch het feit, dat Duitschland deze regeering heeft, kan geen grond zijn om van den anti-christ te spreken. Mythisch religieuse woorden worden niet nu voor het eerst in Duitschland gebruikt. Voorheen hoorde men deze zonder eenig protest van de Duitsche kansels in de Kerken. En ook hier te lande wordt nu nog maar al te vaak Christus een mythologische figuur genoemd.
Met den Islam heeft dit nationaal socialisme niet de minste verwantschap. Ik meen, dat Hitler beter weet, wat onder het Nationaal Socialisme verstaan moet worden dan Barth. Welnu, ik zal Hitler's woord tegenover dat van Prof. Barth stellen. In zijn geschrift Mein Kampf bespreekt Hitler de afwijzing van religieuse geschilpunten, daar de Partij daarmede niet te maken heeft, aldus (S. 379, no. 10): „De beweging wijst beslist af alle positie nemen tegenover vraagstukken. die óf liggen buiten het raam van haren politieken arbeid, óf die uit beginseloogpunt niet voor haar van belang zijn. Hare taak is niet die eener godsdienstige Reformatie, maar die' eener politieke reorganisatie van ons volk. Zij ziet in de beide godsdienstige belijdenissen (dus in de Protestantsche en Roomsche) even waardevolle steunpilaren voor ons volkswelzijn en bestrijdt dus die partijen, die dit fundament eener zedelijk-religieuse en moreele versterking van ons volkslichaam tot een instrument hunner partijbelangen willen verlagen Men kan de vraag stellen, of ook dit juist of mogelijk is, maar men kan aan dezen man niet het verwijt maken, dat wij hier met iets Mohammedaansch van doen hebben.
Prof. Barth heeft, dat blijkt duidelijk, eene redevoering gehouden, die wel bewijst, hoe bitter hij gestemd is tegen de hedendaagsche Duitsche regeering, maar ook, dat hij van de Gereformeerde leer niet op de hoogte is. W a t hij aan de Zwitsersche theologen verteld heeft, raakt kant noch wal. En ik geloof, dat hij op deze wijze aan de Duitsche Kerk een zeer slechten dienst bewijst, door beschouwingen op te disschen, die in hunne onwaarachtigheid en onjuistheid de strekking hebben op te hitsen in plaats van tot geestelijken steun te zijn dergenen, die mede door zijne verkeerde leer in moeilijkheden geraakt zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 januari 1939

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Het Barthsche getuigenis V

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 januari 1939

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's