Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Barthsche getuigenis VI

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Barthsche getuigenis VI

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wanneer men in den tegenwoordigen tijd naam wil maken, dan moet men redevoeringen houden als Prof. Barth. Men kan dan rekenen op het luid klinkend applaus van allen, die den mond vol hebben over democratie, ofschoon zij niet wezenlijk begrijpen, welke de ware en gezonde democratie eigenlijk is. Er wordt heel veel voor democratisch uitgegeven, dat met het schoone begrip, dat er door gedekt wordt, niets gemeen heeft. In dezen tijd vindt men regeeringsvormen, die zich met den naam „democratisch" sieren en inderdaad niet veel meer dan anarchistische janboel vertoonen. Maar het woord „democratie" is een modewoord, de zaak zelve echter te voornaam om in de mode te zijn. W a t wij tot nu toe van Prof Barth hoorden, zal in bepaalde kringen bijzonder gewichtig geacht worden als „het getuigenis" van iemand, die het weet. Toch leeren de feitelijke gegevens, dat deze voordracht de toets eener schriftuurlijke, noch eener wetenschappelijke critiek doorstaan kan. Deze voordracht is geen waardige voordracht en niet op de hoogte van het vraagstuk.
Wij hebben hier van doen met iemand, die van de gelegenheid gebruik maakt om eens eene philippica te houden over de menschen, die hem uit Duitschland verdreven hebben. En Barth bewijst er door, dat hij niet zonder oorzaak uitgezet werd. Het spijt mij voor degenen, die in verdrukking verkeeren, maar ik geloof, dat deze hun vriend Prof. Barth hun slechte diensten bewezen heeft en nog bewijst. In geen geval is deze man een man van Gereformeerde levensovertuiging, want zijne leer, zooals zij in deze redevoering spreekt, is niet alleen niet Gereformeerd, maar zelfs niet Christelijk in algemeenen zin. Nooit heeft de Kerk van Christus, noch in de eerste eeuwen onzer Christelijke aera, noch in de dagen der Reformatie leeringen over den Staat verkondigd als Prof. Barth aan de Zwitsersche predikanten voordroeg. Dit zal nog duidelijker worden, als ik het vervolg zijner rede onzen lezers voorleg.

Is dit waar, dan richt het protest van de kerk zich zoowel tegen de nieuwe religie als tegen den staatsvorm. Tegen deze religie, daar ze openlijk verklaart de christelijke kerk langzaam, maar zeker uit te zullen roeien.
Het principieele anti-semitisme zou al in staat zijn dit duidelijk te maken. Het verbranden van synagogen en thora-rollen tast ook de christelijke kerk in haar wortel aan. Hierin wordt Hij aangegrepen, die voor de Joden geleden heeft. Dit anti-semitisme is de zonde tegen den Heiligen Geest van onze dagen. Was men al verder een engel des lichts, dan zou men door dit anti-semitisme een vijand van Christus zijn.
Tegen dezen staatsvorm protesteert de kerk, omdat hier het ambt van de ware overheid niet meer te herkennen is.
Wanneer het waar is, dat er daarom geen vrede tusschen de kerk en het nationaal socialisme mogelijk is, moet de kerk hieruit de consequentie trekken, dat ze zich haar gebeden, zooals vroeger tegen de bedreiging van den Islam, nu tegen die van het nationaal socialisme te richten heeft. Wel moet ze er een teeken van Gods gericht in zien. De kerk mag niet protesteeren zonder te buigen! Maar ze mag bidden om het teeken der Genade in de terzijdestelling van deze dingen. De toestand is parallel aan dien. waarin Luther den keizer opriep tot een oorlog tegen de Turken, die tegen Weenen optrokken. Slechts met dit verschil, dat Weenen nu reeds veroverd is en goeddeels Praag erbij.

Tot zoo ver Prof. Barth. Ik heb echter uit Hitler's eigen geschrift aangetoond, dat de Nationaal Socialistische beweging zich als een zuiver politieke beweging aandient en het Protestantisme en de Roomsche Kerk beide als gegevenheden beschouwt, waartegen Hitier zich allerminst vijandig betoont. Het eenige, dat hij niet wil, is, dat de Kerken zich in de politiek als een partij-instrument zullen laten gebruiken. Men kan niet zeggen, dat deze houding onschriftuurlijk is, want Jezus zelve heeft zich in den politieken strijd zijner dagen ook niet willen mengen. Hij wilde den keizer geven wat des keizers is. Dat beteekent natuurlijk niet, dat de Christelijke wereldbeschouwing ons geen licht laat opgaan over deze politieke vragen. Rom. 13 leert het ons anders. Zeker, de Christelijke beginselen hebben ook beteekenis voor den Staat, maar daaruit volgt niet, dat de Kerk eene politieke partij zal mogen zijn. Haar wezen snijdt dit af. Welnu, ik kan vooralsnog niet aannemen, dat de Kerk in Duitschland niet mag leeren, wat in Rom. 13 geschreven staat.
Daarmede is natuurlijk niet gezegd, dat er van Staatswege geen dingen gebeuren kunnen, die met Gods Woord strijden, doch dat geeft nog geen recht tot revolutie, want overal, ook ten onzent, doet de Staat dingen, die met Gods Woord strijden, maar daaruit volgt nog niet het recht van revolutionair verzet. Eerst wanneer van den Christen geëischt wordt, wat strijdt met Gods Woord en de conscientie, zullen wij Gode meer gehoorzaam zijn dan den menschen en heeft Gods kind af te wachten, wat er dan met hem gebeurt.
Nu zal het wel waar zijn, dat er in Duitschland menschen zijn, voor wie het Nationaal Socialisme „Religions-Ersatz", een suggoraat voor de religie is. Dat geloof ik wel. Rom. 1 leert ons, hoe de natuurlijke mensch tot schepselvereering komt. Doch dat is niet alleen zoo in Duitschland. W i j kennen ook hier te lande religieuse levensvormen, die wezenlijk afgoderij moeten worden genoemd. Schepselvergoding vindt men niet alleen bij Roomschen, maar ook bij Protestanten, ook bij de heidenen onder de democratisch gedoopte volken. Er zijn ook menschen, die van de democratie een soort geidealiseerde begripsgod maken. Zulke menschen — dat geloof ik wel — zijn er ook in Duitschland.
Maar dat beteekent toch niet, dat de Christenen nu de roeping zouden hebben tegen den staatsvorm te gaan protesteeren. De Christelijke Kerk heeft zich bij alle staatsvormen neergelegd, maar tegen alle valsche leer het licht van Gods Woord laten opgaan. Doch de staatsvorm is voor de Kerk van Christus altijd secundair geweest. Calvijn heeft als de andere theologen onderscheiden tusschen de Monarchie, de Aristocratie en de Democratie (Inst. IV. 20, 8) en het hing van de omstandigheden af, welken regeeringsvorm een volk heeft. Maar daar het Gode belieft ons door hunne hand te regeeren, was altijd gehoorzaamheid eisch Gods.
Ook de Duitsche regeeringsvorm is wezenlijk eene democratie, die immers zelve verklaard heeft den hedendaagschen regeeringsvorm te willen. Men voelde in Duitschland, dat het onder de heerschappij van het Roomsche Centrum en Rood niet langer kon voortgaan.
Nu roept Prof. Barth de Duitsche Kerk op tegen dezen regeeringsvorm, die eene religie tevens zou zijn en „die de Christelijke Kerk langzaam maar zeker verklaart te zullen uitroeien". De regeering zou dat hebben verklaard. Ik heb dit echter nergens gelezen. Ik heb wel gelezen, dat er in Duitschland kringen, misschien ook wel invloedrijke kringen zijn, die dit begeeren en nastreven. Doch daarvoor behoeft men waarlijk niet alleen naar Duitschland te wijzen. De antichrist werkt waarlijk niet alleen daar.
Wie zich het boek herinnert van Mauro, dat genoemd werd naar het getal 666 uit de Openbaring van Johannes, die weet, dat jaren geleden door dezen schrijver reeds geteekend werd, hoe de werking van den Antichrist zich reeds sterk in de Vereenigde Staten van Amerika gelden deed. En als wij bij de andere gedoopte volken onder de oppervlakte des levens zien, vinden wij dan ook daar niet de duidelijke teekenen van de steeds verder grijpende macht van den Antichrist? De vormen verschillen, maar de geest is dezelfde.
En wij moeten wel begrijpen, dat de geestelijke inzinking der Kerk van Christus in al deze landen niet omgaat buiten de werking van den Antichrist, die immers naar Gods Woord van het paradijs af tot in het einde aller dingen zal werken, om ten laatste door Christus volkomen overwonnen te worden. W i e in Zwitserland, dat zich nu onder Barth's vleugelen moge verkwikken tot een beter leven, geen vreemdeling is, die weet, dat ook daar van de werken der groote Hervormers zoo wat niets is overgebleven. Wat er nog in de zoogenaamde Protestantsche Cantons overbleef, dat zijn kerken, die op den dag des Heeren zelfs in groote gemeenten nauwelijks meer worden bezocht en die als de moderne gemeenten in Noord-Holland goeddeels leeg staan den ganschen Zondag.
En wat er gepreekt wordt, is vaak, evenals hier te lande, de moeite van het aanhooren nauwelijks waard. Gods Woord is er zoek. En zou nu iemand meenen, dat zulke toestanden geboren zijn en bestaan kunnen zonder dat de Antichrist er zijn werk in doet? Geloove wie dat wil en kan gelooven. Wie dieper ziet, verstaat, dat de geest dezer eeuw zijn doodende, alles verdorrende werking er in openbaart. En de geest dezer eeuw is de geest van den Antichrist. Er is tusschen Christus en den Anti-christ geen tusschenschakel. Het woord van Simeon in den tempel tot Maria gesproken: ,,Zie, deze wordt gezet tot een val en opstanding veler in Israël en tot een teeken, dat wedersproken zal worden", blijft de historie door waarheid. Niet alleen in Duitschland of Rusland, maar over de gansche wereld. En de waarheid ervan treedt vooral aan den dag in tijden als de onze, waarin velen zullen komen onder mijnen naam, zeggende: Ik ben de Christus en zij zullen velen verleiden. En omdat de ongerechtigheid vermenigvuldigd zal worden, zoo zal de liefde van velen verkouden. Dat beeld vertoont de moderne wereld overal.
En dat nu Prof. Barth een absoluut verkeerde, buitengewoon oppervlakkige voorstelling van de dingen geeft, waarover hij voor de Zwitsersche predikanten sprak, dat blijkt ook daaruit, dat hij het Duitsche anti-semitisme met den antichrist in verband brengt. Ook dat is zeker niet juist. Het antisemitisme heeft eene geschiedenis, die eeuwen voor Christus aanvangt. In het algemeen, gegeven de bijzondere functie van Israël in de geschiedenis der Godsopenbaring, heeft Israëls verkiezing voor het volk bijzondere gevolgen. In zijn geschrift Records of events connected with the history of the Jews or, the vicissitudes of God's people traced bij C. S. Mitchell, Londen, zegt deze auteur, dat het verschijnsel van het Jodendom ons leert, dat Gods daad in de verkiezing en roeping der Joden ons toont, dat de Heere daarbij geleid werd ,,by the deepest compassion to Gentiles", door de diepste ontferming over de heidenen.
In dat licht, dat ook de apostel Paulus over de Joden liet opgaan, is er een antisemitisme van het paradijs af. Dat is de vijandschap tusschen het zaad der slang en dat der vrouw. Doch er is niemand, die deze antithese, die in Christus en den Antichrist culmineert als antisemitisme heeft aangediend. Onder antisemitisme is altijd verstaan de beweging in sommige landen, die tegen de Joden zich richtte en bedoelde tegen hen uitzonderingsmaatregelen te treffen.
Dit verschijnser is niet van dezen tijd alleen, maar dateert uit historische perioden lang voor Christus. Zoo lang Israël in de verstrooiing was, stond het bloot aan antisemitisme. Doch niet alleen daaraan, want er zijn ook voorbeelden van, dat de Joden zeer in eere waren bij vreemde volken. Zij hebben door hun eigenaardige gedragingen vaak den haat der heidenen opgewekt, maar er zijn voorbeelden van, dat heidenen hen tot hooge eere brachten. Denk slechts aan Ptolemeüs, die de Joden zelfs naar Alexandrië bracht, hun het burgerschap toekende, dat overigens slechts aan Macedoniërs toekwam. Dat geschiedde ± 3 eeuwen voor Christus. Als het nu waar is, zooals Barth vertelt, dat het antisemitisme een teeken van antichristelijke actie is, moet dan deze vereering der Joden aan Ptolemeüs' sympathie voor Christus, of laat ik dan zeggen, voor Gods openbaring aan de Joden worden toegeschreven? Niets van dat alles, want ook daarbij hebben wij van doen met de politieke belangen van dezen Egyptischen koning. Onder de Lagiden hebben de Joden in Egypte goede dagen gehad. Zelfs beroemden zij zich er op, dat Philadelphus op zijne kosten de Thora in het Grieksch liet vertalen. Op allerlei gebied namen zij hooge plaatsen in de regeering des lands in.
Al is het dus waar, dat de Joden den haat der heidenen ook wel om hun godsdienst en hun wetsfanatisme opwekten, het kan niet ontkend, dat zij ook tot eere kwamen en overheerschende posities wisten in te nemen. En bij dit alles hebben wij van doen met sociale en politieke omstandigheden. Het ging met de Joden vaak als met Gods kinderen onder ons, die ook wel om hun zonden en gebreken haat en vijandschap opwekken kunnen, evengoed als door het werk, dat de Heere aan hunne zielen deed. Doch het hangt van de omstandigheden af, of zij ondanks dat alles tot eere of tot smaadheid komen. Het is niet juist de wortel der vijandschap altijd bij de anderen in antichristelijkheid te zoeken.
Trouwens, hoe onjuist Barth's beschouwing is, kan daaruit blijken, dat het antisemitisme zelfs in het oudste Christendom voorkomt. De Kerk heeft antisemitisme gekend en bedreven, doch soms ook de Joden beschermd. Gewoonlijk hing dit samen met de finantieele belangen van Pausen en Vorsten. De Reformatie was voor de Joden een zegen, opende voor hen vooral in Gereformeerde landen, eene nieuwe toekomst. Hunne emancipatie onder het liberalisme bracht echter voor het Jodendom groote gevaren, daar de Joden zich mengden in de politiek der volken, waaronder zij als vreemdelingen woonden, een Jodendom opkwam, dat revolutionair van karakter was, terwijl bovendien het oeconomische beurs- en handelsjodendom, het antisemitisme in onzen tiid begunstigden.
Voeg daarbij de in de 19e eeuw opgekomen rassen-theorie, die vrucht is van een philosophie, die wezenlijk zelve van Joodschen oorsprong is. Immers Hegel was een omgekeerde Spinosa En zijne school bracht deze nieuwe leer voort. Dat deze philosophie niet juist kan zijn, wordt ook in Duitschland erkend. En dat de geschiedenis zich onder leiding van Houston Chamberlain in dienst stelde van dit antisemitisme en zelfs er toe leidde Christus voor te stellen als een Ariër, is zeker dwaas en bewijst alleen, hoever de gevoels-antipathie zelfs beoefenaars der wetenschap leiden kan tot een stadium, waarop van hen gezegd kan worden, dat hunne geleerdheid hen tot razernij bracht. Doch wij meenen, dat deze verkeerde, ongegronde historische speculaties in antichristelijkheid op ééne lijn staan met andere den Christus verwerpende leeringen, die niet door antisemieten werden voorgedragen, maar toch zelfs zoo ver gaan, dat zij de historische realiteit van Christus' verschijning zelve ontkennen, de Evangeliegeschiedenis maken tot eene mythologie. Zelfs zijn er wel hooggeroemde theologen geweest, die als de oude gnostieken in zeer Christelijke vormen het wezen der Christelijke religie ontkenden en loochenden, dat het Woord waarlijk vleesch geworden is. Van dezen speciaal wordt ons in de Schrift het antichristelijk karakter geleerd. 1 Joh. 4 : 3 noemt het aldus: Dit is de geest van den antichrist.
Het antisemitisme echter van onzen tijd heeft zich uit Rusland en den Balkan, over Oostenrijk en Hongarije en Duitschland tot zelfs naar Frankrijk verspreid en in Algiers post gevat. Men verwijt aan de Joden, dat zij zich in geen volk oplossen, dat zij als bankiers en makelaars de bevolking uitzuigen. En daarbij komt het verwijt, dat een Fransche Jood zelf aanwees, toen hij zeide: ,,het revolutionaire instinct is Israëls genie vooral". Dat de Joden in Engeland en Amerika een grooten rol hebben gespeeld in den oorlog en in hetgeen na den oorlog met Duitschland gebeurd is, weet ieder. Hitier legt nadruk op den samenhang tusschen Jodendom en Sociaal-democratie (aaO'S. 54), wijst op de beteekenis van het Jodendom als staat in den staat en noemt het ,,een geniale truk dezen Staat als een religie te laten zeilen om zich eene tolerantie te verzekeren, die een Ariër gaarne aan eene religieuse belijdenis toekent'' (S. 165). En hij typeert den Jood als den mensch, wiens geest aan het ware Christendom even vreemd is, als zijn wezen het 2000 jaren geleden tegenover den Stichter van het Christendom was (S. 366). Jezus, zoo zegt hij, ..greep zelfs naar de zweep om hen uit den tempel te drijven, want zij zagen in den godsdienst een middel om te bestaan. Daarom sloegen zij Christus aan het kruis, terwijl nu het partij-Christendom zich vernedert om Joodsche stemmen te bedelen". Dit zijn antisemitische uitlatingen van Hitier zeiven, die echter geen recht geven aan een antichristendom te denken, evenmin als dat der Kerk voorheen of dat der voor- Christelijke volken.
W i j denken er niet over de onmenschelijkheden en onrechtvaardigheden, die er gebeuren, als goed aan te bevelen of te verontschuldigen, maar hebben met de stukken aangetoond. dat Barth's getuigenis, waarmede de groote Pers ons verrijkte, noch schriftuurlijk, noch wetenschappelijk verdedigbaar is. De Heilige Geest predikt in de Schrift iets anders dan Barth.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 januari 1939

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Het Barthsche getuigenis VI

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 januari 1939

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's