Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de laatste dingen (2e serie)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de laatste dingen (2e serie)

Van de voleinding in het algemeen XIII (Slot)

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mattheus 24 : 27b, 37b, 39b. Alzoo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des menschen.

De gansche geschiedenis der menschheid verschijnt in de Schrift als een de eeuwen zich doorzettend proces, als eene „crisis", als een oordeel, dat voltrokken wordt door Jezus' verschijning. Van de paradijsbelofte af gaat door gansch de Oud-Testamentische profetie, wat wij als de antithese zouden kunnen omschrijven. Deze wereld in haren afval onder de heerschappij van den vorst der duisternis is het tooneel, waarop de Christus verschijnt. Eerst profetisch aangekondigd en door de openbarende en wederbarende werking des Heiligen Geestes toebereid, opdat Hij zelve in de volheid des tijds, dus als de wereld der volkeren er rijp voor is, zal komen als het licht, dat in de duisternis schijnt, dat met de duisternis als worstelende is en ten laatste de overwinning zal wegdragen. Zoo wordt de menschheidsgeschiedenis een geweldig, een ontroerend drama, welks uitkomst de overwinning is van God en zijnen Christus. In dien strijd van God, die in Christus door den Heiligen Geest met de over de wereld heerschende machten der duisternis worstelt, wordt het Koninkrijk Gods tot volle ontplooiing gebracht in de kinderen des lichts. Wij weten, zegt 1 Joh. 5 : 1 9 , dat wij uit God zijn en dat de geheele wereld ligt in het booze. Zoo verschijnt dus het Koninkrijk der hemelen te midden dezer wereld en overwint het licht de duisternis, doordat de kinderen des lichts worden uitgeleid en als van Christus zijnde, mede de crisis, het oordeel voltrekken over de duisternis.
En nu wees ik er de vorige maal op, dat het Godsrijk zich ook in de gemeente openbaart, al is deze daarvan onderscheiden als gemeenschap der geloovigen. terwijl het Koninkrijk hemel en aarde, eeuwigheid en tijd omvat. Maar de Heere heeft gewild, dat de Hem van den Vader gegevenen zich als een gemeenschap van geloovigen zullen aaneensluiten, dat dus de Kerk in de wereld zal optreden als onder het hoogere licht in den dienst des Koninkrijks. Hij bouwt daarom zijne gemeente, grondt haar op het fondament van Zichzelven, laat haar als zijn lichaam verschijnen, als geworteld in Hem.
Daarom staat ook die gemeente in het nauwste verband met het historisch proces, dat in Zijne eindontwikkeling ook de bestemming der menschheid en met haar der schepping zelve bereiken zal. De gemeente van Christus is dus een moment in dat alomvattend proces en tegen haar keert zich de vijandschap van de macht der duisternis. Zoolang zij er is, woelt tegen haar de vijandschap, maar als het Koninkrijk Gods in volheid gekomen zal zijn, dan is daarmede ook het einde van het werelddrama gegeven met de nederwerping van alle machten der duisternis. Want met de voleinding van het Godsrijk breekt de dag aan, waarop de koninkrijken dezer wereld ophouden. Tot dat einde van het historisch proces zullen de Koninkrijken der wereld zich handhaven, maar als het Godsrijk in volheid gekomen is, zal het over de gansche menschheid openbaar worden. Doch zal dat einde komen, dan moet dat Koninkrijk der hemelen mede tot zijne volheid worden gebracht. En de discipelen, dus het uitverkoren geslacht, is drager van de geestelijke krachten, die de volheid van het Godsrijk doen komen. Daarom noemt de Heere Jezus hen het zout der aarde, Matth. 5 : 13 en het licht der wereld, de stad boven op den berg. Dus ook de gemeente heeft in dat historisch proces >de al doordringende functie, die zout en zuurdeesem, die ook het licht kenmerkt.
Uit deze teekening des Heeren volgt dus de groote verantwoordelijkheid, die op de discipelen en op de gemeente van Christus rust. Gods kinderen zijn er dus niet alleen, opdat zij zullen genieten van de gaven der genade, ons in Jezus' gemeenschap bereid, want zij hebben de roeping als het zout der aarde, als het licht der wereld te zijn, opdat zij voor die wereld en in die wereld iets zullen beteekenen voor de komst van dat Godsrijk. Ook hier gaat het woord des apostels door: „Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem voor de grondlegging der wereld, opdat wij zouden heilig en onberispelijk zijn voor Hem in de liefde." Daarin wordt ons dus voorgesteld het offer, dat zij heeft te brengen, opdat het Koninkrijk Gods zijne voleinding bereiken zal. En daarmede hangt nu ook samen het gebed der gemeente, dat de Heere Jezus komen zal. In de gemeente leeft een heimwee naar dien dag der volmaking van het Koninkrijk der hemelen, want daarin zal het „Eere zij God in de hoogste hemelen" zichtbare realiteit geworden zijn. Daarom legde Jezus zelve den discipelen de bede op de lippen: „Uw Koninkrijk kome."
Dit Godsrijk is echter met Jezus' komst verbonden, zoodat zijn woord en zijne prediking ons dit als de grondwet van dat Godsrijk voorlegt. In zijne verschijning zelve in haar geheel wordt ons het geestelijk grondwezen afgemaald, zooals dit in het Godsrijk tot openbaring zal komen. In Hemzelven zijn de wetten van dat Godsrijk verwerkelijkt geworden, zoodat Hij zelve de levensnorm er van is. In en door Hem gewerd ons dus de leering, waarnaar de gemeente en ook elk van Gods kinderen zich heeft te richten.
En dat geldt nu ook, wat Hij als onze hoogste profeet en leeraar ons heeft gepredikt aangaande die laatste dingen, die het einde brengen zullen. Er is daarin een en ander, waarvan het ongeloof heeft gezegd en nog zegt, dat zijne profetie niet vervuld werd en dat ook de eerste gemeente met de discipelen vergeefs hebben ingewacht. Toch is dit allerminst het geval, wanneer Zijne woorden slechts gezien worden in het kader van het geheel Zijner prediking, waarvan de korte hoofdsom is, dat het Koninkrijk der hemelen op deze aarde is gevestigd met Zijne komst. In en met Hem is het gegrondvest en opgericht, als het hemel en aarde, al omvattende Rijk.
En de voleinding brengt de voltooiing van Zijne zending. In de voleinding bereikt Gods genadewerk in Christus het doel Gods met zijne schepping. En zooals nu eenmaal de schepping als vrucht eener souvereine machtsdaad Gods in het aanzijn geroepen werd, zoo verschijnt ook de voltooide herschepping als vrucht eener souvereine machtsdaad. In den beginne schiep God en daarmede ving het wereldproces aan. En nu laat Jezus' prediking ons zien, dat het uit de scheppende daad opgekomen wereldproces ook een einde zal hebben. De loop der menschheidshistorie wordt afgebroken, zoodat er een moment intreedt, dat het einde, om zoo te zeggen, abrupt, dus als met een plotselinge breuk doet intreden. En dat moment is de voltrekking der herscheppende daad in hare, over alle dingen gaande volkomenheid. Daarmede treedt dan ook een nieuwe toestand in van andere orde dan de thans bestaande.
Alzoo verschijnt dus de herscheppende arbeid, die de eeuwen door onzienlijk werkt in de komst van het Koninkrijk Gods, in de zienlijkheid. Nu geldt het woord van Jezus aangaande den wedergeboren staat: De wind blaast waarheen hij wil en gij hoort zijn geluid, maar gij weet niet vanwaar hij komt, noCh waar hij heengaat, alzoo is een iegelijk, die uit den Geest geboren is." Wij kunnen nu wel de gevolgen, maar niet het wezen van Gods werken zien. W i j kunnen van elkander wel het goede, zooals men zegt, uit den aard der liefde gelooven, maar niet met absolute zekerheid kennen. God alleen kent de harten. En als dit meer in acht genomen werd, zouden de menschen minder gul zijn met hunne zaligsprekingen en met hunne verwerpingen. De verborgen dingen zijn voor den Heere, de geopenbaarde voor ons en onze kinderen. Doch anders wordt het in de voleinding, die de herscheppende daad doet uittreden uit de verborgenheid in de zienlijkheid, want zij gaat gepaard met in de zienlijkheid uittredende daden.
Dat blijkt vooral daaruit, dat de opstanding der dooden zal intreden. Nu is echter het centrale moment in de herscheppende daad Gods voltrokken in de vleeschwording des Woords, in Jezus' vernedering tot in de versmaadheid van den dood des kruises. Daarin wordt het aan Hem voltrokken als Borg en Middelaar, dat Hij als het tarwegtaan valt in de aardeom te sterven en veel vrucht voort te brengen. En dan laat ons Gods Woord als in een prototype zien, hoe in die aan het kruis voltrokken, herscheppende daad ook dat einde gegeven is, waarin het verborgene openbaar zal worden. Want de evangelist Mattheus verhaalt ons, dat als Jezus aan het kruis geklonken, den geest gegeven heeft, dan scheurt het voorhangsel des tempels van boven tot beneden, de aarde beeft en de steenrotsen scheuren. Daar wordt het dus voorafgeschaduwd, dat met die herscheppende daad, die in de voleinding in het zichtbare wordt voltrokken, gepaard gaan geweldige geologische veranderingen in de aarde als planeet beschouwd. Doch ook daarbij blijft het niet, want met Jezus' sterven gaat gepaard als eene proeve van de opstanding der dooden. Mattheus meldt het ons: ,,En de graven werden geopend en vele lichamen der heiligen, die ontslapen waren, werden opgewekt. En uit de graven uitgegaan zijnde, na zijne opstanding, kwamen zij in de heilige stad en zijn velen verschenen. En de hoofdman over honderd, en die met hem Jezus bewaarden, ziende de aardbeving en de dingen, die geschied waren, werden zeer bevreesd, zegggende: Waarlijk, deze was Gods Zoon."
Daar wordt ons dus in de geschiedenis des Evangelies het einde voorafgeschaduwd, moet Gods Kerk zien de sporen van de herscheppende daad, die uit de onzienlijkheid uittredende, in de zichtbaarheid verschijnt. Dat geschiedt daarom zoo, opdat Gods kinderen, Zijne gemeente, daarin als een eersteling zal zien en als onderpand zal ontvangen van hetgeen in de voleinding werkelijkheid zal blijken te zijn. De vernieuwing der aarde grijpt plaats door geweldige catastrophen, die als barensweeën dat proces der- voleinding begeleiden en in de opstanding der dooden treedt Gods scheppend werk in eene herschepping op, die in de opstanding aller dooden openbaar wordt om in een laatste oordeel, in een eindgericht de volle ontvouwing van het historisch leven der menschheid aanschouwelijk te doen worden.
En dit alles nu stelt Jezus' prediking ons nu voor als verbonden met Zijne wederkomst op aarde. De Persoon van Jezus, dezelfde, die als het Kindeke Immanuël in de kribbe lag, die het heilig Kind Jezus was, die het land doorging goed doende, die, hoewel Hij kon zeggen: „Wie overtuigt Mij van zonde?" vervloekt en gekruisigd werd, omdat Hij gekomen was om der waarheid getuigenis te geven, diezelfde, die gestorven, begraven en opgewekt werd, zal ook wederkomen. Gods kinderen zien daarom op naar den hemel en zien heil verwachtend uit naar de vervulling van der Engelen profetie: „Deze Jezus, die van u opgenomen is in den hemel, zal alzoo komen gelijkerwijs gij Hem naar den hemel hebt zien henenvaren." En zoo getuigt ook Johannes op Patmos: „Ziet, Hij komt met de wolken en alle oog zal Hem zien, ook degenen, die Hem doorstoken hebben." En dat daarmede de „crisis" gepaard gaat, waarvan Jezus heeft gesproken, toen Hij zeide: „En dit is het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is en de menschen hebben de duisternis liever gehad dan het licht, want hunne werken waren boos", dat blijkt ook daaruit, dat Johannes er aan toevoegde: „En alle geslachten der aarde zullen over Hem rouw bedrijven; ja, amen."
In het licht van dat eindproces spreekt nu Jezus van Zijne „toekomst". De grondtekst gebruikt daarvoor het woord, dat met „toekomst" vertaald wordt, „parousia". Dat beteekent eigenlijk: „tegenwoordigheid, aanwezigheid", dus Zijne hernieuwe aanwezigheid, die er eerst zijn kan, als er van wederkeer sprake is. En zoo is er dan ook sprake van eene eerste „parousia" en van eene tweede „parousia". De eerste vangt aan in de kribbe van Bethlehem, wanneer Jezus komt om den weg der vernedering en des tijdens te gaan. Doch de tweede „parousia" volgt, wanneer Hij wederkomt, nu niet als de vernederde, maar als de verheerlijkte, voor wien aller knie zich buigen zal. Deze „tegenwoordigheid" is dus als toekomstig, een komen des Heeren, dat zijne hernieuwde tegenwoordigheid ten gevolge heeft. Doch tusschen Zijne hemelvaart en die wederkomst ligt het zitten aan Gods rechterhand. Als de verheerlijkte Middelaar troont Hij in den hemel. Zooals Hij zelve het zeide tot den Hoogepriester, als Jezus voor het gerecht moet zeggen, of Hij de Christus is: „Doch Ik zeg ulieden: Van nu aan zult gij zien den Zoon des men schen zittende ter rechterhand der kracht Gods en komende op de wolken des hemels."
En deze „parousia", deze hernieuwde tegenwoordigheid, deze wederkomst zal op deze aarde geschieden, zoodat het zijn zal een wederkomen op deze aarde in eigen persoon. Zoo zegt Jezus tot het onboetvaardige Jeruzalem, als Hij den ondergang der stad geprofeteerd heeft: ..Want Ik zeg u: gij zult Mij van nu aan niet zien, totdat gij zeggen zult: Gezegend is Hij, die komt in den naam des Heeren." En als de discipelen een verkeerde messiaansche verwachting blijken te koesteren, zich blijken vast te houden aan een herstelling van een aardsch koninkrijk en zij vragen: ..Heere, zult gij in dezen tijd aan Israël het Koninkrijk weder oprichten?" Dan wijst Hij de vraag naar den tijd af, want het komt den discipelen niet toe de tijden en gelegenheden te weten, die de Vader in Zijne macht gesteld heeft. Doch Hij wijst hen naar deze aarde terug, want zij zullen de kracht des Heiligen Geestes ontvangen en zij zullen zijne getuigen zijn en zij vernemen daarna, dat Hij zal komen. Zooals Hij opgenomen werd van deze aarde, zal Hij wederkomen tot deze aarde. Hij veronderstelt in zijne woorden de gegevenheid dezer aarde, als Hij spreekt over zijne „parousia".
En die komst zal dan ook eveneens in de zichtbaarheid zich voltrekken. De Zoon des menschen zal komen in de heerlijkheid zijns Vaders met zijne engelen. En elders zegt Hij: .,de Zoon des menschen zal komen in zijne heerlijkheid en al de heilige engelen met Hem." En het tafereel, dat aan de kruispaal om zoo te zeggen in miniatuur geschiedde, zal zich in het algemeen nu herhalen: „Allen, die in de graven zijn, zullen zijne stem hooren en zij zullen uitgaan, die het goede gedaan hebben tot de opstanding des levens, die het kwade gedaan hebben tot de opstanding der verdoemenis." Zoo verkrijgt dus de met .Zijne verschijning gepaard gaande crisis haar beslechting in een eindcrisis. De Zoon des menschen zal zich zetten op den troon zijner heerlijkheid, de volkeren worden voor Hem verzameld en het gericht (Matth. 2 5 : 3 1 ) wordt voltrokken, doordat Hij eene scheiding aanbrengt, „gelijk de herder de schapen van de bokken scheidt". En bij dat oordeel is ook Gods Kerk betrokken, want „die Hem gevolgd zijn in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des menschen zal gezeten zijn op den troon zijner heerlijkheid, zullen ook zitten op twaalf tronen, oordeelende de twaalf geslachten Israëls."
Daar leert dus Jezus zelve dit geheele procies zien als eene wedergeboorte, die in Hem voltrokken wordt, waarin de Zijnen deelen, want zij worden met Hem gekruisigd, sterven met Hem, maar deelen ook in Zijne opstanding en verhooging, Gods volk volgt den Heere Jezus in deze wedergeboorte en daarom is deze wederbaring eenmaal in den tijd aan hen voltrokken, een weg tot vrijspraak voor Gods gericht.
In Gods volk is dus ook de maatstaf des rechts, die in den Heere Jezus Christus is gegeven, zoodat ook door hen de wereld wordt geoordeeld. En daarmede treedt eene nieuwe wereldgestalte in. zijn de nieuwe hemel en de nieuwe aarde gegeven. Daarom is het dan een komen „in kracht", waarmede het Godsrijk wordt aangekondigd. Daarom kon Johannes hooren de stem, die klonk door den hemel en zeide: „God zal alle tranen van hunne oogen afwisschen en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch gekrijt, noch moeite zal meer zijn, want de eerste dingen zijn weggegaan."

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 januari 1939

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Van de laatste dingen (2e serie)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 januari 1939

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's