Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het einde en zijne voorteekenen (3e serie) III

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het einde en zijne voorteekenen (3e serie) III

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mattheus 24 : 1 en 2. En Jezus ging uit en vertrok van den tempel. En zijne discipelen kwamen bij hem om hem de gebouwen des tempels te toonen. En Jezus zeide tot hen: Ziet gij niet al deze dingen? Voorwaar zeg ik: Hier zal niet een steen op den anderen gelaten worden, die niet afgebroken zal worden.

Het is een gewoon verschijnsel dat in de profetie de historische omstandigheden, waarin de profeet verkeerde, een element vormen, waarvan hij zich bedient om zeer verre en diepe perspectieven in de geschiedenis te ontsluiten.
oo draagt de profetie een tijdhistorisch karakter eenerzijds, en krijgt zij anderzijds eenever in den gang van het komende Godsrijk doordringende geestelijke strekking. Als zoodanig heeft dus de profetie een omhulsel, dat aan de geschiedenis van den tijd des profeten ontleend werd, terwijl zij toch diep in de toekomst haar geestelijk licht laat stralen. Om maar een sprekend voorbeeld ter toelichting te geven. Ps. 22 teekent ons David in zeer bange levensomstandigheden, zoodat hij begint met den ontróerenden uitroep: ..Mijn God, mijn God! waarom hebt Gij mij verlaten?" En wij weten, hoe deze zelfde David in zijn diepgaand leed profetisch Hem afschaduwt, die aan het kruis geklonken Borg en Middelaar tot in de smart der helle afgedaald is. Zoo ook predikt Jeremia het vreeselijk lot, dat over Jeruzalem komen zal, moet hij een kruik stuk slaan om te teekenen, hoe de stad verwoest zal worden, „gelijk als men een pottenbakkersvat verbreekt, dat niet weder geheeld kan worden". En als dan de vijanden van de waarheid tegen hem opkomen en Pashur hem gevangen zet en daarna uit de gevangenis voorbracht, dan spreekt Jeremia de ontroerendste oordeelen over dien Pashur niet alleen, maar over het gansche volk', profeteert, hoe die vijanden in de ballingschap zullen worden weggevoerd. Dan klaagt de profeet over zijne roeping, zoodat hij een oogenblik er toe komt te zeggen: ,,Ik zal Zijner niet gedenken en niet meer in zijnen Naam spreken". Maar hij kan toch niet zwijgen, de Heere wordt hem te machtig. Ja, hij vervloekt zelfs den dag, waarop hij geboren werd. En te midden van die ontroerende worsteling met God en de menschen, komt er op eenmaal, als een lichtstraal door de donkere wolk: ..Zingt den Heere, prijst den Heere: want Hij heeft de ziel des nooddruftigen uit de hand der boosdoeners verlost". Dat moest nog geschieden, maar voor het oog des geloofs was het toekomstige een heden geworden. Zoo zien wij in de profetie menigmaal de feiten van het heden als voertuig gebezigd voor hetgeen in de toekomst wezen zal.
En datzelfde treedt nu ook hier in Jezus' profetie aan den dag. Hij verkondigde feitelijk, hoe in Hem wet en profeten vervuld zijn, houdt den discipelen voor, dat Jeruzalem woest gelaten zal worden, nadat Hij te vergeefs deze onwillige, goddelooze stad had opgeroepen tot bekeering en hoe in hetgeen er met Hem geschieden zou over heel dat Oud Testamentisch miskende leven der Pharizeën en der Sadduceën een oordeel zou worden voltrokken. De Schriftgeleerden hebben Hem deswege vervloekt, doch Hij kondigde hun het oordeel aan, noemde hen adderengebroedsel, teekende hen als de zonen dergenen, die voorheen de profeten hadden gedood, maar sprak daarmede Gods oordeel uit over hun eigenwilligen godsdienst. Zoo kondigt Hij den ondergang aan van wat zij aan Mozes toeschreven zonder den zin van Mozes te verstaan, zooals zij zich ook wel Abrahams zaad roemden, hoewel zij dit slechts in natuurlijken zin waren, maar wezenlijk uit den vader der leugenen. Abrahams kinderen niet konden heeten. En dan zien wij ook hier, hoe Jezus deze profetische visie schouwt in verband met het politieke heden, waarin Israël verkeerde.
De Heere Jezus ziet een voor het natuurlijk oog verborgen verband tusschen die godsdienstige omkeering, die er in Hem en met Hem geboren wordt en de politieke toestanden, waarin het volk verkeert. Het was Hem duidelijk, dat de Joden politiek geene toekomst zouden kunnen hebben, dat het conflict met de wereldmacht van het Romeinsche rijk, waarin Juda vanwege eigen goddelooze, nationale trots 'betrokken zou worden, tot eene vreeselijke ontknooping komen moest. Het was Hem klaar, dat geheel dat religieuse leven, dat zich om Jeruzalem's tempel als om zijn centrum bewoog, principieel in en door Hem, maar ook materieel, historisch tot ondergang zou worden gebracht. Zoo schouwde hij de verwoesting des tempels als de historische openbaarwording van hetgeen wezenlijk en geestelijk in Hem en door Hem als Messias zal worden tot stand gebracht. Hij stelt aan zijne discipelen voor hetgeen later in den Hebreënbrief aldus beschreven werd: .,Zoo had dan wel ook het eerste verbond rechten van den godsdienst, en het wereldlijk heiligdom". En daarop volgt dan eene beschrijving van wat daarin alzoo in den tabernakel symbolisch geopenbaard was. En dit eindigt met tegenover hetgeen in dat eerste verbond was, Christus te stellen als den Hoogepriester der toekomende goederen, die door den meerderen, volmaakteren tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is niet van dit maaksel, noch door het bloed van bokken en stieren, maar door Zijn eigen bloed eenmaal in het heiligdom zou ingaan, eene eeuwige verlossing teweeg gebracht hebbende. Christus wordt ons daar voorgesteld als Hoogepriester der toekomende goederen, die door Zijn eigen bloed ingaat, door den eeuwigen Geest zichzelven Gods onstraffelijk opoffert, als Middelaar des Nieuwen Testaments. Daar wordt ons dus het oog geopend voor het wezenlijke der Godsopenbaring onder het Oude Testament, welks schaduwen verdwijnen moeten voor het volle licht, dat is opgegaan in Hem, die het Licht der wereld is.
Daarmede heeft dus dat oude schaduwbeeld afgedaan, wordt het vervangen door Hem, van wie het een schaduwbeeld was. En als nu de Heere Jezus hier met zijne discipelen van uit Jeruzalem's omgeving neerziet op die schoone tempelgebouwen, dan verkondigt Hij hun de ware beteekenis zijner verschijning, legt Hij hun uit, hoe ver wel de strekking van zijn Evangelie moet zijn. En dan verklaart Hij hun ook tevens, dat hetgeen Hij is en straks lijden zal met de overwinning, die Hij behaalt, niet alleen beteekenis heeft voor hen persoonlijk, maar diep zal ingrijpen in de geschiedenis van Israël zelf, als volk, en voor de geschiedenis der wereld in haar geheel. Want dat juist wordt dikwijls voorbijgezien uit een ongezonde en valsche vroomheid, dat Christus er niet alleen is om zekere religieuse gevoelstonen te doen trillen in het gemoed van den enkelen mensch, maar dat Zijne verschijning voor de gansche menschheidsgeschiedenis en daarmede zelfs voor heel het kosmisch leven een centrale beteekenis heeft. Ook voor de Evangelische roeping is dit van overheerschend belang, omdat daarmede de horizon van onzen levensstrijd wordt uitgebreid verre over de grenzen van het kleine individueele menschelijke streven. Het leert ons, dat het in de dingen van Gods Koninkrijk niet slechts daarom gaat,: dat de enkele discipel het aangenaam en goed zal hebben, zoodat hij tevreden kan zijn met zijn „boekje in zijn hoekje", met aangename bevindingen en geestelijken genoegens, waarmede hij blijft besloten met zichzelven in den kleinen kring van medegenooten. Neen, de Heere Jezus laat hier zien, als Hij wijst op wat er met dien schoonen tempel zal gebeuren, dat zijn arbeid van centrale waarde en kracht zal blijken voor heel de geschiedenis van Israël en niet alleen van Israël, maar van de ge'heele wereld.
Immers, dat blijkt hier duidelijk, de Heere Jezus kondigt de verwoesting van Jeruzalem aan, die in Jezus' dagen niet alleen voor het godsdienstig leven des volks, maar ook voor de politiek van zeer groot belang is geweest. Een opgang naar den tempel door de vorsten en de grooten van den toenmaligen Joodschen staat, gold voor een feit van zeer groote politieke beteekenis. De geheele tempeldienst was een speelbal in de handen der Jeruzalemsche politici. En nergens blijkt meer en duidelijker Israël's geestelijk verval in Jezus' dagen dan in den zedelijken en godsdienstigen toestand van de stad Jeruzalem. Wij zijn gewoon volgens het ons in de Evangeliën gegeven geschied-verhaal meestal te denken aan de Pharizeën en Sadduceën, zoodat daartoe het beeld, dat wij ons van Jeruzalem voorstellen, beperkt blijft. Doch afgezien daarvan bood Jeruzalem uit godsdienstig-zedelijk oogpunt een bedroevend beeld.
Het Jeruzalemsche volk was, evenals thans van de meeste groote steden der Europeesche volken gezegd kan worden, niet het gezondste en beste deel des volks. De inwoners van Jeruzalem leefden eigenlijk van den tempel, op de manier zooals de moderne pensions- en badplaatsen leven van de bezoekers. Dit zette een eigenaardig stempel op de bevolking. Ook was er het hof gevestigd met al hetgeen zich daarom groepeerde. De zedelijke toestand was dus alles behalve rooskleurig. Daarbij kwam, dat er destijds vele weelderige, wereldsch gezinde Hellenistische Joden woonden, van welke ook al geen goede invloed uitging. W a t wij de burgerij zouden noemen, leefde van de pelgrims, voeg daarbij de militaire bezetting, die ook als lijfwachten dienst deden en de menigte priesters, lagere tempeldienaren, het personeel der synagogen, waarvan er een zeer groot aantal waren verspreid over de geheele stad, en het behoeft geen betoog, dat het toenmalige Jeruzalem een beeld vertoonde, dat er heel anders uitziet, dan wij ons gewoonlijk maken van de stad Gods. Het was een stad, die zedelijk op laag peil stond. En zoo wordt dan ook des te beter begrijpelijk wat het beteekend heeft, dat de Heere Jezus gesproken heeft van het teeken van Jona den profeet, die tot Ninevé gezonden werd en hoe Hij kon zeggen: „Jeruzalem, Jeruzalem! gij die de profeten doodt en steenigt, die tot u gezonden zijn! Hoe menigmaal heb ik uwe kinderen willen bijeen vergaderen, gelijkerwijs een hen hare kiekens bijeenvergadert en gijlieden hebt niet gewild!"
Jeruzalem was dus een gruwelijke stad, zooals de moderne groote steden pestholen van ongerechtigheid zijn. En in dat Jeruzalem stond de tempel, nam deze dus een centrale plaats in. want de stad leefde ervan, maar hij was alzoo tevens een centraal punt in het politieke leven. Het beeld van Jeruzalem in Jezus' dagen doet ons denken aan de bestaanswijze der hedendaagsche groote volken, welker millioenen-steden ook nog kerken in zich dulden, ook al is er van den geest der Kerk van Christus nauwelijks meer iets te speuren. En nu ligt het voor de hand, dat deze toestand van het Joodsche volk voor de komende geschiedenis, waarover de Heere Jezus het oordeel aankondigt, zeer groote beteekenis heeft gehad. Uit het diepe verval van Jeruzalem is Jezus' profetie te begrijpen.
In dat Jeruzalem toch spelen de groote politieke gebeurtenissen zich af. Daar kwamen Joden samen op de hooge feesten uit alle deelen van het land en van verre daarbuiten. En daaronder waren ook de godzalige Joden, die eerbied hadden voor den tempel en aan de Mozaïsche instellingen verkleefd waren. Deze menschen waren dus van zelf onafhankelijk en gezonder in hun oordeel, dat zich ook uitstrekte over de daden der regeering, welker belastingdruk zij zwaar voelden. Zoo waren er dus allerlei kringen, die allerlei partijen en richtingen droegen. Toen nu Herodes gestorven was, ontstonden de moeilijkheden over zijne opvolging, waarin allerlei ontevredenheid op politiek gebied zich deed gelden. Archelaus poogde wel de onlusten te stillen, doch dit gelukte niet. Groote oproeren ontstonden, die met bloedig geweld onderdrukt moesten worden, doch de tevredenheid niet deden terugkeeren. De haat tegen het Huis van Herodes werd er niet door gedempt en de druk van de Romeinsche overmacht niet minder hatelijk gevoeld. Zoo ontstond er een toestand van gisting, die zich over het geheele volk uitbreidde. Muitende benden trokken het land door. geleid door verdwaasde, fanatieke zeloten, die zich zelfs den koningskroon op het hoofd zetten, Romeinsche transporten aanvielen, de militaire begeleiding doodden.
Zoo werd er een burgeroorlog geboren onder Rome's heerschappij, waarin ten slotte de Romeinsche legioenen moesten ingrijpen. De keizerlijke procurator Sabinus werd zelfs in zijn paleis belegerd en de stad viel in de handen der oproerige menigte. In die dagen was Varus, dezelfde, die korten tijd na Christus' verschijning naar Duitschland gezonden werd om in het Teutoburgerwoud door de Germaansche legers onder Arminius verslagen te worden, stadhouder over Syrië. En deze slaagde er in met een paar Romeinsche legioenen, ruiterij en hulptroepen van omliggende stammen het oproerige Judea te tuchtigen. Hij trok het land door, alles te vuur en te zwaard verwoestend. Sabinus werd ontzet en Jeruzalem ontkwam nauwelijks aan eene algeheele verwoesting door zich te verontschuldigen, dat alleen de vreemde, in Jeruzalem aanwezige Joden den opstand hadden gemaakt. Zoo eindigde de oorlog van Varus, die echter Augustus er toe gebracht heeft orde te stellen op de Palestijnsche zaak. En na allerlei verzoeken voor en tegen het regeerende Idumeesche Huis, werd aan Archelaus Idumea, Judea en Samaria toegekend met den titel van „ethnarch", kreeg Antipas Perea en Galilea en den titel van „tetrarch ", Antipas werd „tetrarch van de gewesten ten Noorden van Perea, terwijl steden als Gaza, Gadasa bij Syrië werden ingelijfd.
Augustus volgde hierbij de gewone Romeinsche politiek om moeilijk bestuurbare gebieden niet in te lijven bij een Provincie, in dit geval dan bij Syrië, maar deze te laten regeeren door inlandsche vorsten, op wier trouw gerekend kon worden. Zoo was Herodes een instrument geweest in Rome's hand, en zou ook Archelaus dat zijn, die alzoo onder Rome's bescherming een tiran kon wezen voor het volk. Zoo werd er dus een vreeselijk lijden geboren onder de hebzucht en weelde der Herodes-familie, die gesteund werd door de niet minder hebzuchtige Romeinsche landvoogden. Aldus werd het Joodsche volk door zijn eigen vorsten en door de Romeinsche overheerschers saam verdrukt. En daar met name de Romeinen de Joden heelemaal niet begrijpen konden, ergerden zij hen telkens door maatregelen, die hun godsdienst en hun geweten aanranden moesten. Zoo wordt het duidelijk, dat later de apostel Paulus tot koning Agrippa zeggen kan: Ik acht mij zeiven gelukkig, dat ik mij heden voor u zal verantwoorden. Daarom achtte hij zich gelukkig, omdat hij wist, „dat hij kennis had van alle gewoonten en vragen, die onder de Joden zijn". Daar begrepen de Romeinen niets van.
Daarom werd Judea niet, zooals vele Joden wenschten, bij Syrië gevoegd, maar kreeg het land een afzonderlijken procurator, omdat het als onhandelbaar bekend stond. Al was de landvoogd over Syrië de meerdere van dien procurator, in vele gevallen was deze direct afhankelijk van den keizer. Zoo had hij bevel over de troepen, zeggingschap over de finantiën en over leven en dood der burgers. Archelaus werd afgezet en Coponius werd de eerste procurator, toen Quirinius landvoogd van Syrië was, onder wiens heerschappij de eerste volkstelling werd gehouden, waarvan in Lucas 2 wordt gesproken. Ook die volkstelling wekte verzet als door God verboden, naar men meende. En zoo werden telkens nieuwe maatregelen aanleiding tot nieuwe opstanden, waardoor de politieke hemel werd verduisterd en toestanden geboren werden, die Jezus' profetie ten volle rechtvaardigen zouden. W a n t onder al die procuratoren was de onrechtvaardigste Pontius Pilatus, wiens naam voor eeuwig verbonden blijft met het lijden van onzen eenigen Hoogepriester, die Wet en profeten vervuld heeft en alzoo al het oude heeft doen voorbijgaan, zoodat de tempel en zijn gansche dienst, met het diep gevallen Jeruzalem, zelf ten ondergang zou worden gedoemd.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 april 1939

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Het einde en zijne voorteekenen (3e serie) III

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 april 1939

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's