Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Messias spreekt III

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Messias spreekt III

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lucas 22 vss. 31—34. En de Heere zeide: Simon, Simon, zie, de satan heeft ulieden zeer begeerd om te ziften als de tarwe; maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet ophoude; en gij, als gij eens zult bekeerd zijn, zoo versterk uwe broeders. En hij zeide tot Hem: Heere, ik ben bereid met u ook in de gevangenis en in den dood te gaan. Maar Hij zeide: Ik zeg u, Petrus, de haan zal heden niet kraaien eer gij driemaal zult verloochend hebben dat gij Mij kent.

Profetisch maakt de Heere Jezus op zijn weg naar Gethsemané bekend de gebeurtenissen die elkander snel zullen opvolgen in dezen nacht.
Hij heeft gesproken van satan en het ziften; van zijn begeeren van de discipelen. Hij weet, dat Petrus vallen zal. Hij ziet reeds in hem den trouwelooze, den verloochenaar. Dat alles is lijden voor Hem, die ons in alles gelijk was geworden, uitgenomen de zonde. Simon zal zwaar zondigen, zwaarder nog dan de anderen die Hem allen zullen verlaten. Maar door de voorbede van den Christus zal hij voor afval worden bewaard en hersteld in zijn stand door de genade die hij zoozeer had gekrenkt.
Zie, daar wendt Jezus zich met een diepzinnig woord tot Simon:
en gij, als gij eens zult bekeerd zijn. zoo versterk uwe broeders.
Begint Petrus niet te beven; dringen de jongeren niet op Hem aan? Neen, zij wandelen als op den betooverden grond, ze zijn zichzelf niet. Zij zijn nu al in de war, terwijl zij nog staan aan den ingang van den lijdensnacht. Wat moet dat met hen worden? Zij zullen zichzelf schrikkelijk tegen vallen, maar de Heere zal meevallen, zooals zij het nog nooit hadden ondervonden hoeveel zij van zijn wondere goedertierenheid en verdraagzaamheid reeds hadden ervaren. Het zal hun bidden en denken overtreffen. Simon gelooft op het oogenblik den Heere Christus niet, evenmin de tien andere discipelen.
Schrikkelijke hoovaardij: den Heere niet gelooven! Den mond der waarheid tot een legenaar maken. Geen wonder, dat zij zwaar zullen vallen, want de Vader, hoe Hij zich ook tegen Zijn eigen Kind keert blijft toch teer op Zijn eer ook in Zijne versmaadheid. Hoe kan Jezus nu voor mogelijk houden, dat hij het er zóó slecht af zal brengen, dat hij als een onbekeerde voor den Heere zal staan. Zoo denkt Simon. En gij als gij eens zult bekeerd zijn, zoo versterkt uwe broederen.
Nu moet gij eens naast elkander zetten dat: als gij eens zult bekeerd zijn en... ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet ophoude. Dus een geloovige-onbekeerde. Me dunkt dat is een wonderlijk schepsel. Meent gij dan, dat er heden zulke wonderlijke menschen niet meer zijn? Dat weet ge toch wel. Zijt gij er wellicht zelf zoo een? Het zou toch kunnen, dat gij zijt gevallen in de zonde en wel de wortel der zaak is gebleven in uw hart maar gij jammerlijk bezoedeld zijt door de zonde. Maar nu vraag ik: wat wil dat nu zeggen: als gij eens zult bekeerd zijn. Was Petrus dan niet bekeerd? Of kan iemands bekeering teniet gedaan worden terwijl toch het geloof in den wortel blijft? Laten wij samen eens nadenken over de beteekenis van de woorden des Heeren.
Hoewel de veelheid van onderscheidingen zijn bezwaren kan hebben, kunnen wij toch niet buiten onderscheidingen, willen wij de zaken niet misverstaan en verwarren. Zooals u wel bekend is, spreken wij van: bekeering van de zonde tot de deugd; van een volksbekeering; van eerste bekeering; van een dagelijksche bekeering; en van een vernieuwde bekeering. Het is u duidelijk wat daaronder wordt verstaan.
Een bekeering van de zonde tot de deugd is eene verandering van levenswijze, in het verlaten van de openbare zonden. De dronkaard drinkt niet meer, de vloeker misbruikt Gods naam niet meer, de Sabbathschender gaat ter kerke. De ontrouwe en luiaard in zijn beroep wordt trouw en ijverig. Zoo kunt ge zelf wel andere voorbeelden opnoemen van bekeering van de zonde tot de deugd. Wij mogen daarover niet geringschattend oordeelen, want ook hierin is de algemeene genade des Heeren. Het ware te wenschen, dat velen zich van de zonde tot de deugd bekeerden.
Wanneer zulk een bekeering zich over breeden kring uitstrekt spreken wij van volksbekeering. Zoo bekeerde de stad Ninevé zich op de prediking van Jona. Onder de regeering van vrome koningen kwam het in Israël en Juda wel voor, dat het volk in breede geledingen uitwendig leefde naar de inzettingen en rechten des Heeren. Dan keerde het volk terug van zijn afwijking van Gods wet. Deze volksbekeering is een zegen en behoedt een volk voor den ondergang als volk, doch niet van den dood en het verderf. Alleen de waarachtige bekt ering tot God behoudt van den toorn Gods. Deze eerste bekeering hangt samen met de wederbaring des Geestes van den zondaar, die van nature naar God niet vraagt.
Soms omvat dat woord óók de wedergeboorte en het geloof. Kortom een bekeerd mensch is een kind van God op weg naar de Stad Gods in samenhang met en in gemeenschap met de Kerk aller eeuwen door den band des geloofs aan Christus als Zaligmaker der ziel. Die eerste bekeering is grondleggend voor het gansche leven. Het sluit in afkeer van zichzelven, loslaten van de wereld, het verliezen van zijn leven en het omhelzen van Christus door het geloof.
Ook van een dagelijksche bekeering spreken wij, zooals onze Catechismus dat doet in zijn antwoord op de vraag: wat is de waarachtige bekeering des menschen tot God? Dan wordt in het antwoord gehandeld over het voortgaande afsterven van den ouden en de opstanding van den nieuwen mensch. Kent gij deze bekeering? Dan zijn we een bekeerdeonbekeerde.
Die dagelijksche bekeering is noodzakelijk en voltrekt zich in den weg van gebedsworsteling, het gevangen nemen der gedachten en onderwerpen aan Christus, door de genade des Heiligen Geestes. Maar wast op in de kennis en de genade van onzen Heere Jezus Christus. En... legt af den ouden mensch met zijne werken. Doch over die dagelijksche bekeering handelt onze text niet, doch over de vernieuwde bekeering zooals wij dat gewoonlijk noemen, na een zwaren val in de zonde, of na langdurig om- en afzwerven van den Heere. In het laatste geval zingen ze na vernieuwde bekeering, weer als in de dagen hunner jeugd, als ten dage toen de Heere hen opvoerde uit Egypteland. Hier moeten wij dus denken aan de bekeering, het opgericht worden en het opstaan uit de zonde en het ingaan in de verzoenende kracht van het offer van Christus om zoo weer uit Hem te leven, na een zwaren val. Zoo is het bij Simon.
Toch moet ge niet denken, dat zulk een vernieuwde bekeering alléén maar terugkeer is tot het vroegere punt van het geloofsleven. Zoo is het bij Petrus niet, neen er is vooruitgang en wij zouden kunnen zeggen: neen, zooals nu is Petrus nog nooit bekeerd geweest. Simon leefde door genade en geloofde. In de deelen van Caesarea Filippi had hij in vervoering uitgeroepen: Gij zijt de Christus, de Zoon des Levenden Gods. Maar hij was zich den inhoud nog zoo weinig bewust van hetgeen hij geloofde en beleed, ook al was het waarheid in zijn hart. Simon was nog zoo eigengerechtig, zoo zichzelf zoekend ook al had hij alles verlaten en was Jezus op Zijn roepstem gevolgd. Simon was zoo goed bekeerd, dat hij vaak dacht: het is toch wel goed met mij; hij was nog al tevreden met zichzelf, ook al heeft natuurlijk de onvrede en het schuldbesef niet ontbroken. Anders ware hij geen begenadigde geweest. W e zouden een vergelijking kunnen maken met Jacob in Bethel en Pniël. In Pniël wordt de heup van Jacob verwrongen, worstelt God met Jacob en Jacob met God in den Engel des verbonds. Jacob wordt overwonnen, geeft het op en is daardoor overwinnaar! De geweldhebbers nemen het Koninkrijk Gods met geweld... in een weg van tranen en diepe zielsverbrijzeling.
Simon gaat in dezen nacht ten onder, wordt gebroken zooals nooit tevoren en zijn leven verschijnt in gansch ander licht. Christus wordt Hem alles en hijzelf niets. Simon wordt bekeerd, afgewrongen van den wortel van eigen bestaan. Nu blijft wel de dagelijksche bekeering, o zekt^r, maar het was toch een machtige verandering in het leven van Simon die in dezen nacht is voltrokken. Als gij eens zult bekeerd zijn... In het geestelijk leven van Simon gebeuren groote dingen in een weg van vernedering, verbrijzeling. Simon wordt heel wat aangenamer in den omgang, nadert met veel meer deemoed den Heere en Christus is hem veel dierbaarder in den diepen zin des woords dan Hij al was.
Hij mocht ondervinden, dat het ook voor hem waar was: Keer weder gij afkeerige kinderen en Ik zal uwe afkeeringen genezen.
En gij, als gij eens zult bekeerd zijn. Simon moet den weg der afbraak op en hij gelooft niet, dat hij bekeerd moet worden, vertrouwt op zichzelf. Zoo wordt zijn val verhaast, is hij reeds gevallen, wat het wezen aangaat. Zie niet uit de hoogte op Simon neer, want wij zijn van hetzelfde maaksel en zonder de bewarende genade vallen wij gewis. Wie meent te staan, zie toe dat hij niet valle.
Simon hoort Jezus spreken maar zijn woorden zijn als ijdel geklap. Hij Jezus verloochenen, hij bekeerd moeten worden? Het kan niet zijn! Zoo maakt de mensch, de begenadigde mensch, God tot een leugenaar. In Simon's ziel is opstand tegen de waarheid. Daarin staat hij niet alléén. Ach, als de Geest des Heeren ons niet overreedt gaan wij door in onze zonde, in onze eigengerechtigheid en dwalen steeds verder af van den Heere. Breng ons weder Heere, God der neirscharen, zoo zullen wij verlost zijn. Wanneer de Heere Christus aldus tot Simon spreekt blijkt daaruit Zijn groote trouw. Hij wil zeggen: Ik zal nimmermeer de hand van u aftrekken. Petrus moet sterven aan de vastheid die hij in zichzelven vond, aan zijn vurige liefde tot Jezus, aan eigen kracht en voornemens, opdat Christus hem waarlijk alles zou worden. Hij zou een ontrouwe, een leugenaar, een meineedige worden. De weg zou zwaar zijn, maar door de genade zou dit kwade nog goede uitwerking hebben. en gij als gij eens zult bekeerd zijn...
Als gij uit uwen val zijt opgericht. Zoo zal Jezus Petrus bewaren bij het geloof en hem voor ondergang behoeden. Daarom kan hij den weg van Judas niet opgaan, hoe het zal stormen in zijn binnenste en de benauwdheid hem ook zal folteren ten doode toe. Nog iets voegt de Heere toe: en als gij eens zult bekeerd zijn, zoo versterk uwe broederen.
Simon krijgt dus een opdracht voor de toekomst. Deze opdracht is tevens belofte van bewaring en herstel in zijn ambt als apostel. Maar wanneer is nu Simon bekeerd? Waar moeten wij dit punt in zijn leven zoeken? Van een punt in zijn leven zou ik willen spreken, maar dan over enkele dagen verspreid. In den nacht des verraads zal Jezus zelf Simon aanzien. En gij weet, hoe dan zijn hart breekt, hoe hij indachtig wordt dat Jezus heeft gezegd: eer de haan tweemaal zal gekraaid hebben zult gij mij driemaal verloochenen.
Dat heeft hij gedaan en zijn hart wordt verscheurt door smart. Indien in den blik van Jezus alléén verwijt had gelegen, dan zou hij naar buiten zijn gegaan in wanhoop. Nu gaat hij uit naar buiten bitterlijk weenende. In het oog van Jezus lag verteerende en vernederende kracht. Zijn blik overwon hem volkomen. Doch daarmee was toch de bekeering van Petrus zooals wij er hier over spreken niet voltooid. In den morgen der opstanding komt een nieuw punt: Hij is van Simon gezien.
Hier is een geheim tusschen Meester en discipel. Maar de oude christelijke Kerk deed goed, dat zij elkander op Paaschmorgen begroette met: De Heere is waarlijk opgestaan en is van Simon gezien!
En dan zijn volkomen herstel in zijn ambt toen Jezus hem vroeg: Simon, Jona's zoon. hebt gij Mij lief, tot driemaal toe! Deze episode uit het leven van Simon heeft de Heere Jezus hier op het oog. Weid mijne schapen, hoed mijne lammeren. De taak nu om zijne broeders te versterken nam met Paschen een aanvang maar toch vooral met Pinksteren, als de Heilige Geest is uitgestort en zij mogen weten wat zij in Christus hebben ontvangen. Dan gaat er een klaar licht op over heel het leven en sterven, over den persoon van den Middelaar.
Petrus was geweest als een riet door den wind bewogen en geknakt, maar hij wordt langs dezen weg van diepe vernedering een held des geloofs door zijn leven uit de kracht van Christus. Hij zal nu bouwen wat hij heeft afgebroken. Ga en zeg tot Mijn volk hoe dwaas en hoe zwak gij zijt geweest. Waarschuw hen uw voorbeeld niet te volgen, maar versterk hen, dat zij moed mogen scheppen uit uw behoudenis. Op deze wijze zou Simon zijn dankbaarheid mogen betoonen voor de ondervonden genade. Hij was zelf versterkt met kracht in zijne ziel. Wie door den Heere vertroost is kan middel zijn om bedroefden op te beuren. Wie zelve in velerlei verzoekingen is geweest kan verstaan degenen die in verzoekingen komen. Zoo versterkt de broederen.
De broeders moet hij sterken, bekrachtigen, aanvuren tot volharden en wijzen op den volhardenden Borg en Middelaar. Het woord van Petrus was hemelsch medicijn. Hij wijst altijd opnieuw op Christus en dien gekruisigd. Lees de brieven van Petrus eens uit dat oogpunt. Hoe teer schrijft hij. Genade is niet voor den persoon alleen. Door den enkeling heen moet zij het bezit worden van Gods Kerk. Welke plaats neemt gij in in het hemelsche huisgezin? Welke taak vervult gij in het groote geheel? Alles is uwe, hetzij Petrus, hetzij Paulus, hetzij tegenwoordige hetzij toekomende dingen doch gij zijt van Christus en Christus is Gods. Petrus kon spreken over de bitterheid der verloochening van Jezus' naam, maar ook over de teederheid Zijner vergevende liefde. Petrus kende de zwakheid des vleesches. Daarom had hij geleerd te wijzen op de kracht Gods alleen. Hij mocht bepalen bij de kracht van Jezus' voorbede.
De Heere Jezus wachtte niet op Petrus tot hij berouwvol wederkeerde, neen, maar de Heere zocht Petrus op en Hij kende Hem in liefde. Zoo versterk uwe broederen. Wat zal Simon heden antwoorden op het woord van den Meester zoo vol zekerheid uitgesproken? Hij gelooft den Meester niet; is niet gehoorzaam op Zijn woord, doch zijn hart verheft zich. Hoor maar wat hij zegt, wat hij zeggen durft.
Heere, ik ben bereid met u ook in de gevangenis en in den dood te gaan. In een ander Evangelie staat: Heere, wanneer zij ook allen aan U geërgerd worden, ik zal nimmermeer geërgerd worden.
Simon was in ijver steeds de eerste, maar ook in zonde. Daarom valt hij het zwaarst, omdat hij het meest van zichzelf verwachtte en steunde op zijn geloof en trouw. Hij wil zeggen: wat anderen zullen doen weet ik niet, maar ik... Anderen kunnen wellicht aan den Meester worden geërgerd, maar hij... neen dat is niet mogelijk. Ach, had Simon gedacht aan het ware woord: nederigheid gaat voor de eer en hoogmoed komt voor den val.
Huichelt Simon als hij zoo stout spreekt? Neen, maar hij kent zichzelf niet. Er is valsch vertrouwen op eigen kracht, die tot dwazen overmoed leidt. Hij had verzuimd zichzelf te beproeven en op den Heere te vertrouwen. Hij vertrouwde zichzelf en... den Heere niet. Hij kon het zelf wel af. Hoe dikwijls zijn wij Simon gelijk. Hoever kan toch de bedwelming uit ijdel zelfvertrouwen geboren wel gaan. Door den Zone Gods aan zijne zwakheid herinnerd weigert hij zijn eenmaal ingenomen standpunt te verlaten, wat er ook van kome! Wanneer het zóó staat met de verhouding tot den Heere onzen God, geen wonder dat men het voor de menschen heelemaal niet opgeeft. Hoeveel ellende komt hieruit voort; hoezeer wordt de Heere onteerd. Wat is toch de mensch, wat is het kind des Heeren dat van genade moet leven en door genade alleen zal kunnen sterven! Dan verstaan wij: Ik doe het niet om uwentwil, o huis Israëls, het zij u bekend, maar om Mijns heiligen naams wille. Schaamt u en wordt schaamrood vanwege uwe wegen, o huis Israëls.
Maar zoo vraagt ge wellicht, mocht dan Petrus niet hopen op hetgeen hij hier getuigt? Christus had Zijnen discipelen toch den geest der dapperheid beloofd? Wij moeten er wel op letten, dat Simon niet steunt op Gods beloften, maar op eigen kracht. Hij treedt buiten de grenzen aan het geloof gesteld. Het is meer lichtzinnigheid dan dapperheid. Niemand matige zich meer aan dan de Heere belooft.
Gods kinderen moeten zich niet bekommeren over den afloop van den strijd en de vrees weerstaan. Want beven is een teeken van wantrouwen. Doch evenzeer moeten zij op hun hoede zijn, tegen de gevoelloosheid die alle bezorgdheid doet vergeten, het hart met hoogmoed vervult en den ijver tot het gebed uitbluscht. Niet vergeefs staat geschreven: welgelukzalig is de mensch die geduriglijk vreest en weest te allen dage in de vreeze des Heeren.
Ontmoedigd in onszelven mag en moet alleen sterkte gezocht bij dien Held die de overwinning Israëls is. Daar gaat Jezus met Zijne jongeren. Zijn lijden wordt verzwaard door het spreken van Simon die doet als ware de borgtocht niet noodzakelijk en als kon hij wel instaan voor zichzelf.
Simon sprak ook eigen belijdenis tegen en maakt Hem, dien hij als den Waarachtige had beleden, tot een leugenaar. De Alwetende wordt door een onwetende tegengesproken. Bezie nu dit alles in het licht van Jezus' borgtocht. Hoe zwaar moet dit lijden zijn geweest voor Zijn rein gemoed en dan daarbij de drukking van den toorn Zijns Vaders.
Simon was zoo onvoorzichtig, ja, roekeloos. Tegen de waarschuwingen des Heeren ging hij driest in. Het is toch niet bij eenen man die wandelt, dat hij zijne gang richte. Wat weet gij in welke verzoekingen gij zult komen? Hebt gij de kracht in uwe hand om te weerstaan en staande te blijven? Weet gij nu nog niet, dat alléén de bewarende en staandehoudende genade ons voor vallen kan behoeden?
Simon verhief zich dwaselijk boven de andere jongeren die met Jezus waren. Simon Simon, de satan heeft ulieden zeer begeerd, om te ziften als de tarwe. De zeef is al in beweging en Simon is een der eersten die erop komt. Zij meten hunne krachten af naar hunne genegenheden en niet naar de kracht van Christus.
Ook de anderen gingen prat op hunne vermeende standvastigheid. Desgelijks zeiden ook al de anderen, zoo verhaalt Mattheus. Van Petrus ging een verkeerde invloed uit zoodat hij ook de anderen prikkelde tot lichtvaardig zelfvertrouwen. De mensch is toch wel erg hard-leersch. Denk nu even terug aan de Paaschzaal. Een oogenblik hadden ze gevraagd: Ben ik het Heere? Ze waren geheel in de war. Petrus had Johannes een wenk gegeven den Meester op den man af te vragen wie het dan was die Hem verraden zou. Geweldige dingen waren er gebeurd die voor altijd alle zelfvertrouwen moesten breken en zie nu eens. Zij zeggen allen Jezus niet te zullen verlaten, met Hem te zullen gaan in den dood als het noodig mocht zijn. Nog houdt Simon niet op tegen te spreken.
Maar hij zeide: Ik zeg u Petrus, de haan zal heden niet kraaien, eer gij driemaal zult verloochend hebben dat gij Mij kent.
De tegenstelling is wel zeer aangrijpend. Met Jezus gaan in den dood en... Hem verloochenen en dan in dezen nacht! De zonde van Petrus wordt door den mond der waarheid verloochening genoemd. Hem los laten, prijsgeven, zeggen niet met Hem in betrekking te staan, nog veel minder in Hem den Christus te zien, aan Hem verbonden door het geloof. Hij zou loochenen met Christus te zijn geweest; loochenen Hem te kennen; ook maar iets met Jezus van doen te hebben. Hoe bitter was deze druppel in den lijdensbeker van Sions Borg. De borgtocht was toch wel zeer noodzakelijk want wie zijn zij die Hij op zich nam te verlossen. De Borg moest dezen drinkbeker drinken want anders moesten Zijne discipelen in hunne zonden sterven, was er geen behoudenis voor eenig menschenkind.
Nog slechts enkele uren zou het meer duren. In dezen nacht zou Petrus den Heiland verloochenen. Bij het hanengekraai. Deze kraait vaak dof in het middernachtelijk uur luider bij het krieken van den dageraad. Driemaal verloochenen in zoo korten tijd. Een vermetel mensch verleent onderdak aan den vader der leugenen. Spant samen met den menschenmoorder van den beginne. Hij legt zijn wapens af, namelijk geloof en gebed en waagt zich zonder wapens in den gevaarlijksten strijd. Geen wonder dat hij wordt geslagen. Zoo doende heeft Simon God zelf tegen, want God wederstaat den hoovaardige maar den nederige geeft Hij genade.
Daarom weest met de ootmoedigheid bekleed. De kranken twisten met den medicijnmeester en ontkennen hunne kwaal. Hoe meer Christus hen wil vernederen, hoe meer zij zich verhoovaardigen, en zich vastzetten in hun eigen gedachten. Zij beweeren, dat geen zee hen te hoog kan gaan en reeds een enkele golf van verzoeking spoelt hen weg. Simon, jongeren, gij zult uw leven moeten verliezen om voor Jezus te kunnen sterven.
Nog een terugblik op de geheele geschiedenis en wij eindigen. Voorwaar voorwaar zeg Ik u...
Zoo trok Jezus naar den hof over den Kedron, gelijk David. Jezus gaat om te worstelen in den hof, om dan te worden gegrepen en weggeleid naar Jeruzalem; om te worden veroordeeld ter dood. Wanneer de lezers deze overdenking onder oogen krijgen is de laatste lijdensweek ingegaan en spoeden wij naar Goeden Vrijdag en Paschen.
Hij gaat naar den bepaalden raad en voorkennis Gods als een lam ter slachting. Zijne discipelen ergeren zich reeds nu aan Hem. Zoo moet Hij het tegenspreken der zondaren verdragen. Dat alles doet Hij en lijdt Hij om Zijne schapen het eeuwige leven te bereiden. Hij wilde hun een leidsman zijn tot de levende fonteinen der wateren. Vervuld gaat worden: Ik ben mijnen broederen vreemd geworden, onbekend den zonen mijner moeder. Gij hebt vriend en metgezel verre van mij gedaan, mijne bekenden zijn in duisternis.
Wij hadden door onze zonden God verlaten, daarom wil Hij van God verlaten worden om degenen die in hunne ellende zouden versmachten te brengen tot de gemeenschap Gods. Simon is den Heere Christus een satan, een wederpartijder, alsof God gelogen had toen Hij den mensch den dood aankondigde op het eten der verboden vrucht. Hij moet boeten voor al het tegenspreken van den zondaar tegen God. Hij moet betalen voor hun leugen om hen als kinderen die niet liegen zullen daar te stellen zonder vlek en zonder rimpel en hen te doen deelen in al de vruchten van Zijn lijden en sterven Gode tot heerlijkheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 april 1939

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De Messias spreekt III

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 april 1939

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's