Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boodschappers der opstanding I

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boodschappers der opstanding I

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mattheus 28 vss. 1 •—10. En gaat haastelijk henen en zegt zijnen discipelen, dat Hij opgestaan is van de dooden: en zie Hij gaat u voor naar Galilea: daar zult gij Hem zien. Zie, ik heb het ulieden gezegd. En haastelijk uitgaande van het graf, met vreeze en groote • blijdschap, liepen zij henen om het zijnen discipelen te boodschappen. En als zij henengingen om zijnen discipelen te boodschappen, zie, Jezus is haar ontmoet, zeggende: Weest gegroet. En zij tot Hem komende, grepen Zijne voeten en aanbaden Hem. Toen zeide Jezus tot haar: Vreest niet; gaat henen, boodschapt mijnen broederen, dat zij henengaan naar Galilea. en aldaar zullen zij Mij zien.

De Paaschzon schijnt. De Man van Smarten is verrezen en heeft den dood gedood, het graf geheiligd. De steen dien de bouwlieden hadden verworpen is geworden tot een hoofd des hoeks; dit is van den Heere geschied en het is wonderlijk in onze oogen. Temidden van een wegzinkende wereld in den nacht harer zonde, mag toch Gods gemeente opblikken naar boven. Daar zit aan de rechterhand des Vaders de held uit Juda's stam die glorie won. Luister, als gij bedrukt uw weg gaat, gebogen onder het leed der aarde: Vrees niet, Ik ben dood geweest en zie Ik leef in alle eeuwigheid en Ik heb de sleutels der hel en des doods.
Gods Kerk mag opzien naar boven vanwaar Hij komen zal om te oordeelen de levenden en de dooden. Gij behoort tot de kerk, draagt het merkteeken van dezen koning op uw voorhoofd, hebt. wellicht in de voorbijgegane weken den krijgseed afgelegd en gezworen bij de banier van het kruis, dat gij gestorven zijt in Zijn dood en leeft door Zijn leven. Maar hebt gij Hem in waarheid zóó beleden? Of, was het slechts huichelarij en schijn? Weet, dat Hij niet met zich laat spotten, noch aan het kruis noch op den troon, of hebben wij geen lezers, die belijdenis des geloofs hebben afgelegd en vragen hebben beantwoord waarmee zij betuigden het levende geloof in den Zaligmaker te bezitten. Ja, denken wij ouderen ook nog eens terug aan die ure. Ja, maar nog meer aan de stonde toen wij met het hart beleden: U kiest mijn hart, voor eeuwig tot zijn Koning.
Achtende de versmaadheid van Christus meerderen rijkdom te zijn dan de schatten van Egypte. De Paaschzon schijnt! De Heere is waarlijk opgestaan! Hij leeft! Leeft tot in eeuwigheid. Hij is dood geweest. Zeker, want hoe zal iemand waarlijk opstaan die niet gestorven is? Wat Hij gestorven is is Hij der zonde eenmaal gestorven en wat Hij leeft leeft Hij Gode. Zijn leven zou ons niet kunnen baten zonder zijn dood en Zijn dood ons geen gewin brengen zonder Zijne verrijzenis. De Vader heeft Zijn heilig kind Jezus opgewekt, de smarten des doods ontbonden hebbende.
De volken staan op tegen God en Zijnen Gezalfde; de natiën bedenken ijdelheid, maar deze Vorst leeft eindeloos bekroond met eer en macht en heerscht als Sions Koning.

Hij heeft, o God, van U begeerd
Het onvergank'lijk leven;
Gij hebt het Hem gegeven.
Zoo zijn de dagen Hem vermeerd;
Zoo leeft de Vorst altoos,
Zoo leeft Hij eindeloos

De aarde heeft gegolfd onder de voeten der vrouwen die in den vroegen morgen van den derden dag na de graflegging, Zondagmorgen, heengingen naar den hof van Jozef om den dierbaren doode te balsemen. Maar het graf was ledig, de grafdoeken ordelijk samengerold en de zweetdoek liggende aanhet hoofdeinde waar de Heere gelegen had. Kom herwaarts, zie de plaats waar de Heere gelegen heeft!
Hij is verrezen uit de dooden. De gevangenisdeuren zijn Hem geopend door hemelsche wachters die een wijle verdwenen uit de troonzalen des Eeuwigen om te snellen naar deze lage aarde. Het tooneel van dood en lijden van zonde en smart. Maar op die aarde wandelde de voet en drupte het bloed van Jezus.
Zij hebben den Vorst des levens uitgeleide gedaan. Zij verheugen zich in Zijn glorie. Bij Zijne geboorte in het vleesch zongen zij in de velden van Ephrata: Eere zij God in de hoogste hemelen, vrede op aarde, in menschen een welbehagen. Nu stond Hij op na Zijn lijdens- en stervensgang te hebben volbracht van krib tot kruis. Zij toeven in den hof van Jozef bij Jeruzalem, begeerig om in te zien en het groote heil te doorschouwen, dat God heeft gewrocht in de opwekking Zijns Zoons. Hij heeft beloofd: Ik leef en gij zult leven. Bij het graf van Lazarus had Hij gesproken: Ik ben de opstanding en het leven. Hij is de opstanding!

Hoe groot en schitterend is Zijn eer
Door 't heil aan Hem bewezen.
oe is Zijn roem gerezen,
o Alvermogend Opperheer;
at glans, wat majesteit
Hebt Gij dien Vorst bereid.

De discipelen weten het nog niet, dat het graf ledig is. Zij verkeeren in diepe smart. Zij moeten de gevolgen dragen van hun ongeloof, want meer dan eenmaal had Hij hun voorzegd:
De Zoon des menschen moet overgeleverd worden in de handen der zondaren en sterven, en... ten derden dage zal Hij weder opstaan.
De vrouwen staan bij het ledige graf. Maria is teruggeloopen toen zij uit de verte zag, dat de steen van het graf was afgewenteld. Geen wachters waren meer te zien. Het was ledig in den hof van Jozef. De andere vrouwen bleven staan, als aan den grond genageld door schrik. Wat zou er toch geschied zijn?
Twee engelen, één aan het hoofd en één aan het voeteneinde ter plaatse waar de Heere gelegen had, wachten om hun boodschap te brengen en dan aan de vrouwen de opdracht van Vorst Immanuël over te brengen, waarvan onze text spreekt:
En gaat haastelijk henen en zegt Zijnen discipelen, dat Hij opgestaan is van de dooden, en zie Hij gaat u voor naar Galilea; daar zult gij Hem zien. Zie ik heb het ulieden gezegd. Zoo spreekt een der engelen, een der wachters van Gods troon.
De vrouwen moeten, neen mogen eene roeping vervullen voor Vorst Immanuël. Is dat niet groot? Hij heeft niemand noodig en nu wil Hij toch ook die zwakke vrouwen gebruiken om boodschapsters te zijn van het goede van den Paaschdag. De verderfengel zal nu voorbij gaan aan de woningen dergenen die voorzien zijn van het bloed, dat Hij stortte in Zijn lijden en sterven. Want Hij is gestorven om onze zonden en opgewekt tot onze rechtvaardigmaking. De engel had een opdracht van Jezus. De engelen zijn gedienstige geesten uitgezonden tot dienst dergenen die de zaligheid beërven zullen. Dat zouden zij niet kunnen zijn wanneer Christus niet het hoofd ook der engelen was. Hij vergadert bijeen alles wat in den hemel en op de aarde is. Cherubsgestalten waren reeds aangebracht op het voorhangsel tusschen het heilige en het heilige der heiligen; stonden op het verzoendeksel der ark om deze waarheid uit te beelden in den dienst der schaduwen.
Het begint te dagen in het hart der vrouwen na een langen en bangen nacht. De Meester leeft! Zou Hij leven? De Heere gaf zooveel geloof in hunne harten, dat zij niet konden ontkomen aan de bekentenis, hoe aarzelend dan ook, de Heere leeft! Hij is opgestaan. Hier is nu de kracht van den verrezen Christus, de kracht van Zijn verrijzenis in het hart der vrouwen. Hij sluit en niemand opent; maar ook: Hij opent en niemand sluit. De jongeren loopen nog ongelukkig rond, de vrouwen mogen het eerst de boodschap vernemen van den blijden uitgang uit het graf. Zóó handelt de Heere naar Zijn welbehagen in het uitdeelen Zijner genade en gaven. De Heere opende het hart van Lydia, dat zij acht gaf op hetgeen van Paulus gesproken werd. Anderen bleven gesloten voor de boodschap van den apostel daar aan de rivier te Filippi. Hij kan toch met het Zijne doen wat Hij wil?
Neen, de vrouwen verstonden nog volstrekt niet den rijkdom van Paschen, de rijke schatten der genade door Jezus verworven en aan het licht gebracht. Toch mochten zij een eerstelingsvrucht smaken in het geloof. De Paaschzon zal hooger rijzen en den akker hunner ziel omtooveren in een lusthof des vredes. Dat toch is Paschen; vrede met God, leven, eeuwig leven! Nu na Pinksteren versta ik dat pas recht en geniet het, drink den beker der verlossingen met diepe teugen en het hoofd en hart omhoog. Dood, waar is uw prikkel, hel, waar is uw zegepraal?
Zij moeten haastelijk heengaan. Zoo had de Koning den engel geboden te boodschappen aan de vrouwen, want Jezus heeft Zijn volk lief, zoekt ze op om hen te troosten en gebruikt daartoe nog heden Zijne boodschappers. Zalig, door Hem gebruikt te worden, deelende in de weldaden des heils. Boodschappers van goede tijding mogen zij zijn. Jezus heeft arbeid over Sion om in hen het heil te baren. Hij wil Zijn Paaschvrede meedeelen want Hij is niet alleen rijk voor zichzelf, doch voor Zijne gemeente.
Het ongeloof der discipelen neemt Zijne trouw niet weg, want Hij heeft de Zijnen lief. Niet om iets wat in hen is, doch alléén om Gods wille. Ik doe het niet om uwentwille zoo moeten wij ons ook laten vernederen op Paschen. Het is des Heeren weg om de boodschap door menschen te laten bekend maken. Boodschap Zijn heil van dag tot dag, maakt Zijne daden bekend onder de volken. De engel geeft de opdracht het Paaschevangelie te gaan brengen aan de discipelen. Zegt Zijnen discipelen. Zij mogen anderen vertroosten met de vertroostingen waarmede zij zelf door God zijn getroost. De vrouwen zullen ook ervaren het bittere der teleurstelling niet te worden geloofd door de broederen.
De wachters zullen het ook boodschappen in de stad vol schrik en vreeze, zonder innerlijke betrekking op den verrezen levensvorst. Hoe anders zal het bij de discipelen zijn, die in Hem hun leven terugvinden, dat in Zijn sterven werd geknakt en gebroken, zoodat zij geen aangenaam uur meer hadden. Neen. geen aangenaam uur meer, als Jezus weg is!
Neem Jezus weg en het leven van ons leven is ons ontnomen. Zonder Immanuël te zijn is bitter als de dood. Ach, van nature kunnen wij het best buiten Jezus stellen. Of dan met Goeden Vrijdag ons wordt verkondigd, dat de gansche wereld voor God verdoemelijk is en aan het kruis ons wordt getoond het strenge recht des Heeren dan wel met Paschen de blijmare weerklinkt: de Heere is waarlijk opgestaan, het laat den mensch koud. Wat moet ik doen met Jezus, aan het kruis, in den dood. in den hof vol van eeuwig leven en vrede? De taxatieprijs is niet hoog! Judas had Hem verraden voor dertig zilverlingen. Ach, wat is Jezus ook waard! U dan die gelooft is Hij dierbaar.
Het is Paschen. Maar wie gaat haastelijk henen om te boodschappen: Jezus leeft? Hij is de opstanding. Zijn er die naar Hem uitzien, die troosteloos kwijnen, gebogen onder den last van zonde en schuld? Jezus leeft! Luther schreef op zijn werktafel: Hij leeft! In bange uren van moedeloosheid en aanvechting las hij daar: Hij leeft!
Hebt gij wat te boodschappen van Jezus? Of loopt gij met een gesloten mond over de aarde? Ik ben besloten en kan niet uitkomen. Moge dan deze Paaschdag u eene ontmoeting te beurt vallen van den verrezen Immanuël die nog zegt: Indien gij gelooft, zoo zult gij de heerlijkheid Gods zien, maar... indien gij niet gelooft zoo zult gij niet bevestigd worden. Jezus is opgestaan van de dooden. Het leven en de onverderfelijkheid heeft Hij aan het licht gebracht. De vrouwen moesten van dit heugelijke heilsfeit de blijde verkondigsters zijn. Gaat haastelijk heen. De jongeren dachten, dat het nu gedaan was met den geliefden Meester... en in het diepst hunner ziel beluisterden zij eene geheime sprake: het kan niet zijn!
Alles scheen wel een ijdele droom te zijn geweest en toch... het moet werkelijkheid zijn. Aan hun geest gaat voorbij het tijdperk van bijkans drie jaren, dat zij met Hem hebben verkeerd. Dooden heeft Hij opgewekt, melaatschen genezen; duivelen uitgeworpen en nu de drie laatste dagen... de gebeurtenissen overstelpen hen. Gelegd in het graf... het is Zondagmorgen, de derde dag! Hoort het dan moegestreden zielen: er is gerechtigheid bij God; Jezus is waarlijk opgestaan en daarin krachtiglijk bewezen de Zone Gods te zijn. Ge behoeft geen rouw te sluiten want Jezus leeft. Is wellicht bij anderen de Paaschzon verborgen achter dikke nevelen? De nacht is toch voorbij gegaan en de dag is aangebroken! Wij mogen heden een boodschapper van goede tijding voor u zijn. Zeg der dochter Sions: uw licht komt en de heerlijkheid des Heeren gaat over u op. Schud u uit het stof, maak u los van de banden van uwen hals, gij gevangene dochter van Sion. De eere van God en Zijnen Christus vordert het.
Om een blijmoedig boodschapper te zijn moet echter de vrucht der verrijzenis aan eigen ziel worden ervaren, de kracht van den levenden Christus indringen in ons hart. Gedenk aan hetgeen Hij heeft gedaan in verleden dagen, en maak staat op Zijn genade. Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid.
En zie, zoo vervolgt de engel, Hij gaat u voor naar Galilea; daar zult gij Hem zien; zie, ik heb het ulieden gezegd.
Hoe zou het toch komen, dat telkens gewag wordt gemaakt van Galilea, daar toch de verschijningen met Paschen te Jeruzalem plaats grijpen. En ook acht dagen later verschijnt Jezus door de gesloten deuren van de opperzaal te Jeruzalem en spreekt zijn Paaschgroet.
Vrede zij ulieden. Daar roept Thomas uit. Mijn Heere en mijn God. Judea schijnt het gebied der verschijningen te zijn. We kunnen hieruit leeren, dat wij moeten onderscheiden tusschen deze verschijingen te Jeruzalem in de Paaschdagen en hetgeen in Galilea geschiedt. In den nacht des verraads had Jezus voorzegd: in dezen nacht zult gij allen aan Mij geergerd worden, en nadat Ik zal opgestaan zijn zal Ik u voorgaan naar Galilea.
Het eigenlijke verkeer met de jongeren ligt derhalve in Galilea, het noordelijk gebied van Kanaan, waar ook een groot gedeelte van Zijn openbaar optreden vóór het lijden en sterven viel. Na acht dagen, zoo merkt ge op, waren ze nóg in Jeruzalem. Zeker, Thomas weigerde mee te gaan naar Galilea waar Jezus hen bescheiden had. Om Thomas moesten ze allen lijden maar ze behoorden bij elkaar, de elven. Zoo zien wij het nederbuigende van des Heeren goedheid in de verschijning na acht dagen te Jeruzalem om Thomas te overwinnen en den weg te banen om Zijn Woord te kunnen vervullen: Ik ga u voor naar Galilea, daar zult gij Mij zien.
Het groote onderwijs over Paschen valt in Galilea. Daar werden zij ingeleid in de verborgenheden van het Koninkrijk Gods. Aanvankelijk ging hun het licht op over de beteekenis van het lijden en sterven des Heeren; verkregen zij inzicht in de heerlijkheid van de verrijzenis. Met Pinksteren echter, als de toegezegde Geest zal zijn uitgestort, zullen zij met klaarheid inblikken in de verborgenheden des heils en worden vervuld met den Geest.
Ook heden zien wij de verrijzenis in het licht van Pinksteren. En als wij door genade Pinksterkinderen zijn geworden neemt de Geest het uit Christus om het ons te verkondigen. Daar staat bij het ledige graf een engel om aan de vrouwen te boodschappen hetgeen in den vroegen morgen is geschied.
Zie, ik heb het ulieden gezegd, zoo betuigt de engel en eindigt daarmede zijne opdracht aan de vrouwen. Groote zekerheid spreekt uit dit woord van den hemeltolk. Het is waarlijk Paschen. De dood is teniet gedaan; het verderf heeft uitgewoed en in Immanuëls ziel heerscht vrede, de vrede dien de Vader Hem schonk als loon voor Zijn arbeid, als eer voor de gedragen schande.
De engel heeft uitgesproken. Wat zullen de vrouwen doen, die vol bewondering zeker hebben geluisterd naar dit zielverblijdende woord? Het dringt door in hun hart. Slaan wij dan nu de vrouwen gade in den weg der gehoorzaamheid werkzaam. Hier is een vrucht van de kracht der verrijzenis in hunne zielen.
Want anders hadden zij geen geloof gehecht aan het woord van den engel, of waren verschrikt weggevlucht.
En haastiglijh uitgaande van het graf, met vreeze en groote blijdschap, liepen zij henen om het Zijnen discipelen te boodschappen.
Geen twijfel is in hunne zielen over de waarheid van hetgeen zij hebben gehoord. Zij geloofden op het woord des engels. Hoe kan ik anders een boodschapper zijn, indien ik niet geloof wat ik ga meedeelen? Ook is het niet genoeg het bloot voor waar te houden, want dan heeft het geen kracht, kan ons niet verblijden, noch versterken om uit te gaan in de mogendheden des Heeren en Zijn heil te boodschappen.
Zij er niet vele boodschappers die zelf geen geloof hechten aan hetgeen zij verkondigen? Helaas, hun getal is niet klein! Hoe zullen zij prediken, zoo zij niet gezonden zijn? Als onze ziel waarachtig gelooft in den Verrezene zullen wij met Petrus volkomen zeker van onze taak getuigen: wij zijn geen kunstig verdichte fabels nagevolgd. Maar hetgeen wij gezien en getast hebben van het Woord des levens dat verkondigen wij. Het profetische Woord is zeer vast en wij doen wel daarop acht te hebben als een licht schijnende in eene duistere plaats. Houd in gedachtenis Jezus Christus die uit de dooden is opgestaan.
De vrouwen zijn diep ontroerd maar gehoorzamen terstond. Zij gaan haastiglijk heen! Zij discussieeren niet over hune autoriteit, vragen niet of zij geloof zullen vinden, doch gaan. Gehoorzaamheid des geloofs is een kostbaar goed, dat schaars wordt gevonden. Het is eene vrucht van het borgwerk van Immanuël. Hij is hier niet, Hij is opgestaan, gelijk Hij gezegd heeft. Deze zwakke vrouwen gaan aanstonds, zonder schroom maar gedrongen door de opdracht, gesterkt door de blijde tijding: Jezus leeft!
Zij hadden belang bij de boodschap. Zij hadden geweend en getreurd over Zijn sterven. Hun hart was vol van Hem zelfs in Zijn afwezig zijn. Als zij aan Hem gedachten in de gepasseerde dagen loosden zij niet dan klacht op klacht. Hij leeft! blijde tijding. Hun ziel ademt weer op, hun smart is gebroken en verdreven. De aandoeningen die hun hart doortrillen zijn wel verschillend van aard. Vrees en blijdschap doorkruisen hun binnenste. De blijdschap bond hun voeten vleugelen aan. Ze waren nog niet volmaakt in de liefde want zij vreesden, maar toch zou menigeen, die van blijdschap, van Paaschblijdschap, gewaagt in zijne vreugde de vrouwen evenaren? Hebt gij heden Jezus ontmoet? Geen wonder echter, dat vreeze hun blijdschap temperde, want alles was zoo wonderlijk, onverwacht, zoo groot, onbegrijpelijk. Hij leeft en... Hij lag gisteren nog in het graf. Ook moeten wij wel denken aan vreeze der verbazing. Huivering vaart door hunne zielen als zij denken aan hetgeen zij zoo juist hebben gezien aan heerlijkheid des hemels in den glans die over de engelen lag uitgegoten. Die vrouwen waren toch maar nietige stervelingen! Van Jakob in Bethel lezen wij: Toen vreesde hij en zeide: hoe vreeselijk is deze plaats... dit is niet dan een huis Gods en de poort des hemels.
Wij kunnen de vrouwen verstaan in de mengeling hunner zielsaandoeningen. Wie van Gods kinderen kent niet dergelijke ervaringen? Ontroering vreeze der verbazing en vreugde zij doen een aanval op het hart, zij grijpen ons inwendig en wij beheerschen onze geestelijke aandoeningen niet maar zij ons.
De vrouwen gaan aanstonds op pad naar de stad, waar zij de discipelen zullen vinden en wij mogen er zeker van zijn, dat bij een opdracht des hemels de richting door den Heere wordt bepaald. Zij zullen de discipelen vinden en... den Meester ontmoeten. Hij wil hen verrassen, de Koning van Paschen.
Marcus zegt: Zij vloden van het graf en beving en ontzetting had haar bevangen en zij zeiden niemand iets, want zij waren bevreesd. Blijkbaar bedoelt Marcus hiermede, dat zij onderweg niemand toespraken. Den gewonen vredegroet brachten zij niet. Zij snelden gejaagd voort, vol van gedachten terwijl zij toch niet konden denken.
Van de herders in den Kerstnacht lezen wij: zij maakten alom bekend het woord dat hun van dit Kindeke gezegd was. Maar nu ligt er een oordeel op Jeruzalem. Het is heden anders dan 33 jaren geleden toen de engelenzang de velden van Ephrata vervulde. Heden ligt Jeruzalem onder een vloek een onafwendbare vloek! En... het is verborgen voor hunne oogen. Met Paschen schijnt wel de zon doch onweerswolken pakken zich samen. Deze boodschap is voor de discipelen alléén bestemd. Zoo wilde het de verrezen Heiland, aldus was bepaald in Gods raad. Hare vrees en ontzetting waren middelen om te voorkomen, dat zij onderweg vertelden: de Heere is opgestaan. Zij moeten den jongeren vertellen: de Heere is opgestaan. Hij gaat ons voor naar Galilea, daar zullen wij Hem zien.
Schoon vooruitzicht, blijde toekomst! Jezus zien, Hem ontmoeten, bij Hem zijn. Ja, zoo mag ons Paaschfeest zijn, op weg door de woestijn dezer wereld; aldaar zullen wij Hem zien, die onzen dood verwon, het leven en den vrede ons verwierf. Wij zullen Hem zien gelijk Hij is. Het vergelegen land mogen wij soms door den verrekijker des geloofs zien liggen en onze levensboot doorklieft de levenszee... om straks te landen. Ge kunt beluisteren waar het leven dier vrouwen lag. Jezus zien en hooren. Zijn woorden indrinken als hemeldrank. Hem in Galilea zien. Hij is opgestaan. Dan weer viel er vreeze op hen. Zou het mogelijk zijn, is het niet te groot? Maar het geloof blijft ook temidden van bestrijding en zij snellen voort naar de stad. Zijt gij heden reeds geweest bij het ledige graf? Zie de plaats waar de Heere gelegen heeft! Zijne opstanding is ook de waarborg voor de zalige verrijzenis van allen die Hij kocht met Zijn bloed. Zij spoeden zich voort om den discipelen te boodschappen. Dikwijls kwamen zij achteraan, heden mogen zij de eersten zijn. Zal Simon niet afgunstig zijn, Johannes hen niet tegenspreken? Daarover denken zij niet! Zij zijn vol van hun boodschap. Jezus leeft! Zoo moet het zijn op Paschen. Is in uw hart de roem des geloofs? Neen... eerst antwoorden. En... waar zijn.
De vrouwen worden in den weg der gehoorzaamheid beloond. En als zij henengingen om zijnen discipelen te boodschappen, zie. Jezus is haar ontmoet, zeggende: wees gegroet.
Zie, daar komt een man aan. Hij schijnt van de stad af te komen in de richting hun tegemoet. Wie mag dat zijn in den vroegen morgen? Zij weten het niet, krijgen echter geen tijd om te denken of erover te spreken. Plotseling staat Hij voor hen op den weg. Zij zien op. Wie is het? De Geest des Heeren opent hunne oogen en... een licht gaat hun op. Het is de Heere. Ja, het is nog wel niet zoo vast in hunne harten, maar toch Hij is het. Hoe anders ging het op den middag van dien dag met de Emmaüsgangers. Hunne oogen werden gehouden dat zij Hem niet kenden.
Zie, Jezus is haar ontmoet. Hier is een zien van verwondering. Geheel onvoorbereid staat Hij voor hen. Hij heeft zich niet laten aankondigen, maar kwam geheel onverwacht. Zie Hem eens aan: den Koning, die glorie won. Hoe is Hij veranderd. Geen wonden en striemen meer op zijn gelaat. Glans, hemelglans, ligt op Hem. Hoe schoon is Hij, hoe vol majesteit! Schoon was Hij ook in Zijne wonden met bebloeden rug en uitgeplukt haar; beminnelijk was Hij zelfs in doeken, ingrafdoeken, gewonden. Zóó bedoelden wij het niet. Wij doelen op zijne verheerlijking. Door lijden ging het heen. Hij is uit den angst en het gericht weggenomen en wie zal zijn geslacht verhalen!
De vrouwen staan op eenmaal voor Hem. Onvoorbereid waren zij, zoo merkten wij reeds op. Toch niet geheel, want zij werden voorbereid door vreugde in Zijn woord, in het geloof aanvaard; door de toegenegenheid tot en het verlangen naar Hem. Dat zijn de beste toebereidselen om Hem te ontmoeten. Als Hii het voorwerp is van onze overpeinzing, als zijn kracht in ons hart werkzaam is, dan zien wij vaak, dat de eene genadeweldaad door de andere wordt gevolgd. En die andere is grooter dan de voorgaande.
Zie, Jezus is haar ontmoet. Ook u? Is het Paschen?
Wij bedoelen nu geen soort visioen opkomend uit een ziekelijke of overspannen verbeelding maar eene ontmoeting door den Heiligen Geest. Met Paschen is het tijd vroolijk te zijn over den Vorst, die glorie won. Maar... daaraan gaat vooraf: weenen over zonde en schuld, leeren kennen van offer en altaar; van het Lam dat ter slachting wordt geleid. Zoo wordt eene Paaschontmoeting voorbereid. Hebt gij Hem dezer dagen reeds ontmoet? Waar zijt gij Goeden Vrijdag toch geweest? Hebt gij niets vernomen van: het is volbracht? Scheurde het voorhangsel niet en werden de graven niet geopend? U lastig vallen mogen wij toch wel.
De Heere Jezus wil Zijn kinderen ontmoeten. Hij wil hen gelukkig maken en zegenen. Zijne komst volmaakt het heil. Let eens op. De vrouwen zijn voor Hem werkzaam om te boodschappen, dat Hij leeft en nu wil Hij hen verrassen, verblijden. Mogen wij niet menigmaal onder het uitdragen van Zijne boodschap ervaren, dat Hij zich wil openbaren aan het hart, het vervullen met Zijn leven en vrede, ja, met zichzelven?
Kom, kunt gij u heden met Paschen herinneren uwe eerste ontmoeting met Jezus in Zijn bloed en wonden aan het kruis. Neen, ik bedoel niet een gezicht of visioen, want het geloof ziet geen gedaante. Dat behoort tot het zinnelijke schouwen maar ik bedoel het zien des geloofs, het ontmoeten in den geest.
Misschien klaagt deze of gene: Ik zag U, voorwaar, in het Heiligdom voorheen met vroolijk oogen... hoe blonk Uw goddelijk' eer alom. En dan komt de verzuchting: Och, wierd ik derwaarts weer geleid dan zou, zoo luidt de gelofte, mijn mond U de eere geven. En zie Jezus is haar ontmoet.
Anders is het geen Paschen. Ach, het is te vreezen, dat velen nog nooit Paschen hebben gevierd; noch nooit zich hebben verlustigd in het heil van dezen Koning. Zalig, met Hem feest te vieren. Er zijn toch tijden in het leven waarin zijn licht met groote klaarheid schijnt; Zijne stem van nabij wordt gehoord en het gevoel Zijner tegenwoordigheid het hart vervuld. Ja, dat Hij zegt gelijk tot de vrouwen: Wees gegroet. Het is Paschen. De Heere is waarlijk opgestaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 april 1939

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Boodschappers der opstanding I

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 april 1939

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's