Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Opstandingsleven VI

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Opstandingsleven VI

23 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 Petrus 1 vss. 3—9. Geloofd zij de God en Vader onzes Heeren Jezus Christus, die naar Zijne groote barmhartigheid ons heeft wedergeboren tot eene levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de dooden, tot eene onverderfelijke en onbevlekkelijke en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen bewaard is voor u, die gij in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof, tot de zaligheid, die bereid is om geopenbaard te worden in den laatsten tijd. In welken gij u verheugt, nu een weinig tijds (zoo het noodig is) bedroefd zijnde door menigerlei verzoekingen: opdat de beproeving uws geloofs, die veel kostelijker is dan des gouds, hetwelk vergaat en door het vuur beproefd wordt, bevonden worde te zijn tot lof en eer en heerlijkheid, in de openbaring van Jezus Christus: denwelke gij niet gezien hebt en nochtans lief hebt; in denwelke gij nu, hoewel Hem niet ziende, maar geloovende, u verheugt met eene onuitsprekelijke en heerlijke vreugde, verkrijgende het einde uws geloofs, namelijk de zaligheid uwer zielen.

Zoo draagt dan het geloof in zijn wezen den wortel der beproeving in zich, omdat het aangelegd is op de hope. Het is de eere des geloofs te worden beproefd. Dit maakt het leven van den vreemdeling zoo wonderlijk, zoo onbegrijpelijk. Daaruit vloeit voort het roemen in verdrukkingen, het blijde zijn in droefenissen. Laten de verstrooide vreemdelingen hierop toch letten. Zij zullen dan zichzelf minder ten raadsel zijn wanneer zij meer letten op den waren aard des geloofs en bedenken, dat de erfgenamen des hemels door veel verdrukkingen moeten ingaan. Zij zijn middel tot beproeving des geloofs en loutering der ziel.
Let eens op vader Abram die geroepen, uitging van Ur der Chaldeën, niet wetende waar hij komen zou. Zoo moest hij omzwerven van het eene land naar het andere, zonder vast verblijf. Telkens weer herhaalde de Heere de belofte, dat hij een zoon zou hebben, maar jaar na jaar ging voorbij en de belofte werd niet vervuld. Hij woont als een vreemdeling in een vreemd land en de Heere belooft hem dat zijn zaad dit land erfelijk zal bezitten. Maar na eeuwen... en hij krijgt geen zoon. Wanneer dan eindelijk in een weg van zware beproeving het kind is geboren en hij zich enkele jaren heeft mogen verblijden in den zoon zijns ouderdoms komt tot hem de roeping het kind den Heere te offeren op een der bergen dien Hij hem wijzen zou.
De vader der geloovigen is de man der beproevingen ten einde toe. Veertig jaren is Izaak oud en nog ongehuwd... weer komt de vraag naar nakomelingschap. Bij Jacob zal dit niet anders zijn. Zeven en zeventig jaar (lezer, reken dat eens uit!) is hij reeds oud, 77 jaren, als hij vlucht naar Haran voor zijn broeder Ezau. Ongehuwd, kinderloos. Het leven der patriarchen is vol zware beproevingen. Zeker, om hun zonde worden ze óók gelouterd en bezocht met de roede der tucht, maar daaruit alleen is toch volstrekt hun beproevingsleven niet te verklaren.
Ga zoo het leven maar na van al de bijbelheiligen en het zal u blijken, dat zij kinderen van den vader der geloovigen zijn geweest, kinderen der beproeving.
Van Jozef lezen wij: tot den tijd toe. dat Zijn woord kwam heeft hem de rede des Heeren doorlouterd.
Velerlei verzoekingen tot beproeving des geloofs.
Eén beproeving des geloofs die vaak geheel over het hoofd wordt gezien willen wij toch onder de aandacht brengen. Namelijk de gemeenschap met God, den God des verbonds. Het naderen des Heeren tot ons hart, afgezien van alle dingen, is een beproeving des geloofs want onze God is een verteerend vuur. De zonde wordt gedood in ons hart en wij moeten afzien van alles wat van den mensch is om enkel in des Heeren trouw te rusten. Valsche overleggingen en aardschgezinde gedachten worden uitgebannen. Dan is het geloof zuiver in zijn oefening op de vrije genade.
Daarom ziet het vleesch buitengewoon op tegen deze beproeving die als salpeter is voor den ouden mensch en hem ineen doet krimpen als een slak. De Heere zal zitten om de kinderen van Levi te louteren. Hij is in Zijn bezoek als de zeep des vollers. Zoo wordt het geloof beproefd, gewaarmerkt, geoefend in datgene wat zijn grootste zaligheid is. De komst des Heeren tot het hart van de verstrooide vreemdelingen is een zeer begeerde zaak, maar... de natuur moet er bij sterven.
Deze beproeving gaat dus rechtstreeks van den Heere uit in zijn bezoek aan het hart. Doch nog andere wegen kiest de Heere om het geloof te beproeven die óók rechtstreeks van Hem uitgaan.
Zijne gedachten zijn ook hierin hooger dan onze gedachten en zijne wegen hooger dan onze wegen. Er ligt een zware beproeving in voor het geloof als de Heere Zijn aangezicht verbergt om dan toch vast te houden als ziende den Onzienlijke. De ziel worstelt aan den troon der genade: Verberg toch Uw aangezicht niet van mij, laat Uw Heilige Geest niet van mij scheiden. Het geloof wordt niet alleen beproefd door een zich openbarend maar ook door een zich verbergend God.
Wel zijn geloof en gevoel onderscheiden maar kunnen toch niet gescheiden. Uwe goedertierenheid is beter dan het leven, mijne lippen zullen U spijzen. Hij kusse mij met de kussen Zijns monds.
Trekt de Heere Zijne gevoelige gemeenschap in dan schokt het hart en verborgen genade schraagt het geloof om toch onze verwachting te hebben van den Heere onzen God. Zoo Hij vertoeft, verbeidt Hem want Hij zal gewisselijk komen en niet achterblijven. Mijn ziel, hoe treurt gij dus verslagen wat zijt gij onrustig in uw lot? Berust in 's Heeren welbehagen, want Hij doet welhaast uw heilzon dagen.
In gedachtenis komt wat de Heere eertijds heeft gedaan; hoe zij den glans Zijner heerlijkheid aanschouwden in Zijn heiligdom en de bede waakt op: Wierd ik derwaarts weer geleid, zoo zou mijn mond U de eere geven.
Hij is een God die zich verborgen houdt.
Israël in de woestijn werd zwaar beproefd toen zij na drie dagreizen bitter water vonden en zij murmureerden tegen Mozes en klaagden of zij dan in de woestijn waren geleid om van dorst te sterven. Maar de Heere weet de wateren van Mara zoet te maken en zij ervaren, dat het zoet in Mara genoten niet minder is dan de wateren die zij mogen drinken in Elim met zijn zeventig palmboomen en twaalf waterfonteinen.
Het geloof wordt beproefd wanneer de Heere zich op zeer bijzondere wijze openbaart. Denk maar aan den Heere Jezus die tegen de vierde wake des nachts wandelend op de golven der zee tot Zijne discipelen kwam.
Zij hadden zich den ganschen nacht afgetobt en konden niet verstaan waarom de Meester hen dien pijnigenden tocht had laten maken en Zelf was achtergebleven. Een zware proef voor de gehoorzaamheid des geloofs, voorwaar! En nu komt Hij op zoodanige wijze tot hen, dat zij schreeuwen van vrees meenende, dat zij een spooksel zagen, een geest-verschijning. Hoe meer Hij zich in Zijne majesteit en grootheid openbaart, hoe kennelijker Hij zich als de sterke God vertoont hoe zwaarder de beproeving voor het geloof. Ik ben het, vrees niet! Zoo komt Hij tot hen in het schip.
Het blijkt ons de gansche Schrift door. dat de eene beproeving op de andere volgt en — hierin is de rijkdom Zijner genade en wijsheid — nooit beproeft Hij op dezelfde wijze. Hij wil den rijkdom Zijner goedertierenheid bekend maken aan het volk waarbij Hij gunstrijk woont. Nooit kunnen wij zeggen: de Heere zal zich nu aldus openbaren!
Dan was de beproeving gebroken. Neen, nooit kunnen wij den Heere voorrekenen, evenmin narekenen in Zijn doen. Hij handelt in vrijmacht maar toch in liefde. Soms worden zij beproefd doordat de Heere hen bejegent als ware Hij hun in een vreemde verkeerd. Hij schiet zijn scherpe pijlen op hen af, voert hen in diepe wegen, leidt hen op paden die zij niet geweten hebben. Het lijkt wel of zij in een doolhof zijn terecht gekomen en steeds minder hoop kunnen koesteren nog ooit den uitgang te zullen vinden.
Hij zendt het eene kruis na het andere en de wolken keeren weder na den regen. Wat zal het nog eens worden? Het geloof wordt beproefd, het hart ontdaan van alle vleeschelijk vertrouwen. Wanneer nu het geloof maar de liefde mag zien in Gods hart ook al schijnt Zijn hand tegen hen gekeerd, dan roemen zij in de verdrukking met Paulus, maar anders klagen zij met Asaph: Daarom keert zich zijn volk hiertoe, als hun wateren eens vollen bekers worden uitgedrukt, dat zij zeggen: Hoe zoude God het weten en zou er wetenschap zijn bij den Allerhoogste?...
Waarom, zoo vraagt de profeet, zijt Gij mij in een vijand verkeerd, als een vreemde die slechts inkeert om te vernachten? Maar door alles heen komt het toch tot de hartelijke belijdenis: Gij zijt van ouds mijn toeverlaat, mijn Koning!
In den weg der beproeving moeten wij leeren hetgeen de dichter van Psalm 131 zong: Zoo ik mijne ziel niet heb gezet en stil gehouden gelijk een gespeend kind bij zijne moeder. Mijne ziel is als een gespeend kind in mij.
Dan mag hij ook geloovig vertrouwend, blind voor de toekomst maar zeker van Gods trouw, opwekken: Israël hope op den Heere, van nu aan tot in eeuwigheid!
De gangen van Gods voorzienigheid zijn vaak donker, zoodat wij niet kunnen onderscheiden waar wij zullen uitkomen.
Daarop had de profeet het oog toen hij de vermaning deed hooren: W i e is er onder ulieden die den Heere vreest, die naar de stem Zijns knechts hoort? Als hij in de duisternissen wandelt en geen licht heeft, dat hij betrouwe op den naam des Heeren en steune op zijnen God. Zulken zijn er zeker wel onder onze lezers.
Soms vragen zij niet in opstand maar ter informatie: Heere, waarom is het dat Gij met mij twist? Geen wonder, dat juist in die donkere wegen de vijand, de aartsvijand, zijn honende vraag doet hooren: Waar is nu uw God op wien gij bouwdet en uw zaak vertrouwdet? Doch in het geloof mogen zij antwoorden: Verblijd u niet over mij, o mijn vijand, als ik gevallen ben zal ik weder opstaan.
Het kan zóó hoog gaan, dat de Heere hen niet meer schijnt te hooren, hun zuchten en tranen voor Hem verborgen zijn. Het is maar schijn! Zou ook eene vrouw haren zuigeling vergeten, dat zij zich niet ontferme over den zoon van haren schoot?... Schoon deze vergate... zoo zal Ik toch u niet vergeten; zie, Ik heb u in mijne beide handpalmen gegraveerd en uwe muren zijn steeds voor mij.

De beproeving uws geloofs die veel kostelijker is dan van het goud, dat vergaat... Het geloof wordt ook beproefd met betrekking tot de beloften des verbonds. De belofte wordt omhelsd door het geloof; de toezegging des Heeren door den Heiligen Geest van kracht gemaakt voor ons hart wordt ons persoonlijk deel. Het is een schat opgelegd in de kamer van ons hart. Maar... meen niet, dat wij in het rustig bezit ervan worden gelaten. Dat kan reeds daarom niet om dat het eene belofte is die om vervulling vraagt en derhalve werkzaamheden geeft en vraagt. Dit echter niet alleen Menige aanval van buiten wordt gedaan om ons te berooven, om te wijzen op het onvervulde, soms op het onvervulbare der belofte Gods. Hoe zullen deze dingen kunnen geschieden? Het geloof wordt beproefd op zijne echtheid om zonder eenig uitzicht op vervulling het Woord Gods te aanvaarden alléén omdat God waarachtig, getrouw en almachtig is. Wanneer dan de vervulling aldoor wordt vertraagd neemt de beproeving steeds scherper vormen aan zoodat bij wijlen het angstzweet uitbreekt en de vraag opwelt uit het benauwde hart: Och, dat Gij de hemelen scheurdet en nederkwaamt! De Heere daalt af: Zou Ik het zeggen en niet doen, spreken en niet bestendig maken? Ja, Heere, Gij zijt de getrouwe. Voor een wijle is de rust in het hart weergekeerd maar... het duurt niet lang want... de vervulling bleef uit. Wanneer wij hier spreken over het leven des geloofs op de beloften Gods in het verbond bedoelen wij volstrekt niet alleen, zelfs niet allereerst, de belofte die hoop op behoud des levens, opredding der ziel doet geboren worden. De belofte van bevrijding uit nood en dood. Evengoed hebben wij op het oog het leven van den met God verzoenden mensch door het bloed des kruises in zijn levensgang naar het Vaderland. In Christus Jezus zijn alle beloften Gods ja en amen. Uwe toezeggingen hebben mij levend gemaakt. De toekomst van ons geslacht, van Zijne Kerk en nog zooveel meer zijn daarin betrokken.
De vreemdelingen toch zijn tegelijk wereldburgers die meeleven in de historie en de ontplooiing van Gods raad. Het gaat zelfs vaak zóó, dat de Heere wegen inslaat die regelrecht schijnen in te druischen tegen Zijne toezeggingen. Denk maar aan David. Hij werd door Samuël gezalfd tot koning over het verkoren volk en wat gebeurt. Hij moet vluchten om zijns levens wil voor Saul. vluchten, voortgejaagd als een veldhoen op de bergen.
Jozef zal zijns vaders huis redden en... hij wordt verkocht als slaaf naar Egypte. Was het nu maar altijd zóó, dat wij konden zeggen: ,.Ik heb zooveel werk om de wijsheid blindelings te prijzen, Dat ik geen tijd heb, zoo juist wat goed en kwaad is aan te wijzen".
Maar dikwijls is het zóó niet. Het geloof wordt vaak overhoop geworpen zoodat het in den kamp met ons ongeloof de nederlaag tijdelijk lijdt. Evenwel, de Heere zal zorgen.
In dezen weg leert de Heere ons te sterven aan onszelven, aan eigen wijsheid en kracht. Het kan ons leeren afstand te doen van alles wat op aarde is. Kent gij dit beproevingsleven? Het is zoo bevindelijk zegt ge! De Heere leere u dezen weg kennen. Een andere teekent ons het Woord des Heeren niet. In deze beproevingen des geloofs zijn ook begrepen eischen des Heeren om de gewilligheid des harten te onderzoeken, zonder dat de zaak zelf wordt geëischt. Abraham moest bereid zijn zijn eenigen zoon te offeren maar werd verschoond van de daad op het laatste oogenblik. Daarom behoeven wij over de uitvoering geen zorg te hebben voor zij aan de orde is doch wij moeten staan naar de volvaardigheid des gemoeds om Gode te gehoorzamen wat Hij ook vragen mag. Nauwkeurig moet worden gelet op Zijne werken en de uitkomst Zijner paden. Werk genoeg dus voor het geloof! De vreemdelingen in de verstrooiing zijn geen lediggangers, zij gaan niet als luiaards naar den hemel. Wel mogen zij rusten in het volbrachte werk van Christus maar dat sluit den levensstrijd niet uit. De levenstijd is een beproevingstijd.
Het graan moet rijpen voor de schuur des hemels. Zullen wij nog spreken over de beproevingen in armoede, ziekte, lijden?
Ons onderwerp is wel zeer omvangrijk. Wij kunnen het ook zóó zeggen: wat houdt de Heere vele en velerlei bemoeienissen met die verstrooide vreemdelingen. En dat alles gedreven door Vaderlijke liefde en trouw.
Lezen wij onzen text nog eens samen:
opdat de beproeving uws geloofs, die veel kostelijker is dan des gouds, hetwelk vergaat en door het vuur beproefd wordt bevonden te zijn tot lof...
Tot nog toe hebben wij gehandeld over de beproevingen die rechtstreeks van den Heere toekomen aan de pelgrims des hemels. Daarbij blijft het echter niet, want ook de wereld en satan leveren hun aandeel. Dan zijn het echter verzoekingen die bedoeld worden te verleiden, te prikkelen tot zonde. Maar de Heere heeft alles in handen; geen schepsel op aarde of monster der hel kan zich bewegen zonder Zijn wil.
De apostel Johannes vermaant zijne kinderkens: bewaart uzelven van de afgoden. Verleidende geesten zijn uitgegaan en indien het mogelijk ware zouden zij zelfs de uitverkorenen verleiden. Het is niet mogelijk alles te vermelden en daarom doen wij slechts een greep uit de rijke stof die hier uit het practische leven voor ons ligt.
Beproeving door vijandschap der wereld; van huisgenooten. Want het woord van den profeet is nog waar: eens mans vijanden zijn zijne huisgenooten. En de Heere Jezus heeft gezegd: Ik ben gekomen om de dochter tweedrachtig te maken tegen de moeder en de zoon tegen den vader. De tegenstelling tusschen vrouwen- en slangenzaad kan nu eenmaal niet verborgen blijven. De versmaadheden waarmede de wereld den gang van Gods Gezalfde smaadt treffen ook de Zijnen die van de wereld niet zijn.
Laster en hoon, verdenking en verwijt wordt hun niet bespaard. Plicht en broodwinning botsen vaak met elkaar. Wees getrouw tot den dood en Ik zal u geven de kroon des levens. Beproefd ook door zijn vrienden zooals Job, om te leeren dat de Heere alléén hunne sterkte is. Ook de nijd van Ephraim zal Juda benauwen, heden zooals in het verleden.
Daar zijn de folteringen van den vorst der duisternis. Maar neen, het lust ons niet een opsomming te geven van al zijn looze en listige streken, van zijn verschijningen als engel des lichts en als geest uit den afgrond. Hij randt Gods weg en werk aan, zooveel hij kan. Zijne diepten zijn ons niet onbekend.
Indien de Heere niet de sterkte en steun was van ons hart zoo zouden wij zeker omkomen. Maar de grens is getrokken die geen vijandige macht zal overschrijden.
Hij zal met de beproeving ook de uitkomst geven. Zij hadden mij omringd als bijen maar zijn als een doornenvuur vergaan. Dan rijst zijn lof op stem en snaren. Hij is het die ons in ruimte stelt met blij gezang dat Zijn verlossing meldt. Hij heeft beloofd: Ik zal raad geven, mijn oog zal op u zijn.
Hoe menigmaal deed de Heere hooren: Vrees niet. Ik heb u bij name geroepen, gij zijt Mijn. Door al deze wegen heen leert de Heere hen te zien op Hem, als een waterstroom Hem aan te loopen. En... zij zijn nimmer schaamrood geworden. En dat alles om diens wille die moest klagen: Ik ben een worm en geen man, een smaad van menschen en veracht onder het volk.
In de wereld zullen zij verdrukkingen hebben doch zij mogen goeden moed hebben, want de Heere der heirscharen staat volkomen voor hen in. De poorten der hel zullen Zijne gemeente geenszins overweldigen.

Beproevingsvrucht.
opdat de beproeving uws geloofs die veel kostelijker is dan des gouds, hetwelk vergaat en door het vuur beproefd wordt..
.
De apostel vergelijkt de beproeving des geloofs met die van het goud. Het goud wordt beproefd in het vuur. Evenwel, de onderzoeking des geloofs is veel kostelijker dan die van het goud. De beteekenis, de waarde van het onderzoek wordt beheerscht door den aard van het onderzochte voorwerp. Goud is kostbaar, zeer zeker, maar het behoort toch op zijn best tot de vergankelijke dingen dezer aarde, hoe kostbaar en duurzaam het ook mag zijn. Goud slijt af, vergaat op den langen duur. Het behoort tot de bewegelijke dingen en het geloof vindt zijn oorsprong en wezen in de onvergankelijke dingen.
Laten wij de vergelijking van het geloof met goud eens onderzoeken. Goud wordt zeer hoog geschat. Oorlogen worden er om ontkeetend, moeizame tochten worden er voor ondernomen om het te bemachtigen. Gouddorst staat bekend onder de menschen als een kwaal der eeuwen. Landen en zeeën zijn doorkruist om het te vinden en te bemachtigen.
Goud is een edel metaal. De Schrift spreekt van de gouden straten van het Nieuwe Jeruzalem, om de schoonheid en duurzaamheid voor te stellen in aardsche beelden. Goud geeft zijn bezitter eer en aanzien onder de menschen en stelt hem in staat van het goed der aarde tot levensgenot te nemen wat hem lust. Neen, wij vergeten niet dat God hem de macht moet geven om ervan te gebruiken. Maar toch is het een feit, dat goud in staat stelt van het goed der aarde te genieten. Wat is echter goud vergeleken bij geloof?
Geloof is een noodzakelijk bezit en het stelt in staat Gods Koninkrijk te zien en daarin te gaan. Het vereenigt met den levenden God en omvangt de gerechtigheid van Christus. Goed doet geen nut ten dage der verbolgenheid, maar het geloof heeft juist dan en daar zijn grootste waarde als alle andere dingen begeven en verlaten. Door het geloof wordt vrede met God gekend. Vrede, neen, dat heeft het goud nooit gebracht, wel zorg en twist. Geloof verrijkt zijn bezitter en houdt hem verbonden met de onvergankelijke goederen van Gods Koninkrijk, stelt hem in rapport met de erfenis die in de hemelen wordt bewaard. God drieëenig wordt door het geloof eigendom derziel.
Een rijke landgraaf was trotsch op al zijn bezittingen en terwijl zij arme knecht aan den arbeid was zeide hij: dat alles is nu van mij; zoover uw oog reikt is alles mijn bezit. De knecht peinsde een oogenblik en naar boven wijzende, opblikkend naar den hemel, sprak hij: die is van mij, is zij ook van U? Neen, dan willen zij niet ruilen, de berooide pelgrims naar Sion, met de rijken der aarde. Weg wereld, weg schatten gij kunt niet bevatten hoe rijk ik in Jezus wel ben. Misgun hun geen ingebeelden zegen.
Goud beproefd, komende uit het vuur...
Het geloof wint het verre van goud. Eigenlijk is het niet met elkaar te vergelijken, geloof en goud. Een ontwaakt geweten kan met goud niets beginnen maar heeft geloof noodig, geloof in Christus.
Want zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen. Al gaf iemand al het goed van zijn huis voor de liefde men zou hem ten eenenmale verachten, zegt Salomo, maar het geloof vereenigt juist ook met de liefde Gods in Christus. Het geloof versiert de ziel. Als Petrus een bijzonder woord richt in het vervolg van zijn brief tot de vrouwen dan zegt hij, dat zij hun versiersel moeten zoeken niet in goud of kostelijke kleederen maar in de versiering met een stillen en nederigen geest die kostelijk is voor God. Toen Petrus samen met Johannes naar den tempel ging, kort na Pinksteren en zij daar een lamme ontmoetten sprak hij: goud en zilver heb ik niet, maar hetgeen ik heb geef ik u: in den naam van Jezus Christus sta op en wandel. Door het geloof verrichtte hij dit wonder. Goud doet ons geen nut als wij gaan sterven. Wat baatte het den rijken man dat hij, na een leven in pracht en praal, een rijke begrafenis had maar inmiddels zijn ziel versmachtte van weedom door den toorn Gods in de hel?
Wat baat het een mensch, zoo hij de geheele wereld gewon en zijner ziele schade leed? Een gouden doodkist redt niet van het verderf. Het gaat den apostel echter vooral om de beproeving des geloofs te vergelijken met die van het goud. Goud wordt beproefd in het vuur en door het vuur. Zoo wordt zijn echtheid bewezen. De vrucht is heerlijk, de beproeving des geloofs pijnlijk. Het goud verliest niets van zijn eigen wezen in het vuur; zoo is het nu ook met het geloof. Het geloof wordt in het vuur der beproevingen niet ontdaan van zijn wezen.
Het vergaat er niet bij maar wordt gezuiverd. Onkunde des vleesches. ongeduld, eigen wijsheid en wat niet al wordt verteerd. De goudsmid regelt den warmtegraad en houdt steeds het doel voor oogen. Namelijk de loutering van het edel metaal.
De Koning der Kerk doet niet anders. Het beproefde goud is het kostbaarst en wordt gestempeld als echt, want het is beproefd. Gij kunt ook koper louteren maar daardoor wordt het geen zilver of goud. Het blijft wat het was en verliest bovendien van zijn gewicht door het smelten.
Goud wordt beproefd in den smeltkroes. En wij weten: als het goud in den smeltkroes is, dat de smelter in de nabijheid is. Zalig, als wij onze ziel tot geloofsbeproeving den hemelschen louteraar aanbieden; dat wij den Heere lief krijgen ook in die werkzaamheid door Zijnen Geest. Hij heeft toch de bedoeling in het goud eigen beeld te weerspiegelen. Hij schept het schuim er af. Geen bloem der genade bloesemt schooner dan die door vorst en honigdauw is geteisterd. In de ark ligt niet alleen de gouden mannakruik maar ook de staf die gebloeid heeft. Hemelsch voedsel en hemelsche tucht zijn beide noodig.
Wilt gij een ander beeld? De Heere Jezus zeide: Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de landman en gij zijt de ranken. Alle rank, die vrucht draagt die reinigt Hij opdat zij meer vrucht drage. Alle dingen moeten toch medewerken ten goede dengenen die naar Gods voornemen zijn geroepen.
De vruchten der beproeving zijn kostelijker dan des gouds, dat door het vuur wordt beproefd.
De echtheid wordt op deze wijze bewezen, de beproefdheid. Als wij een geloof hebben dat geen beproeving kan lijden is het niet echt. Daarom houden tijdgeloovigen geen stand. Als vervolging en benauwdheid komt worden zij terstond geergerd.
Gezeggelijk die zijn buurman christen naging om hem terug te halen voor zijn vrouw en kinderen ging op voorstel van christen mee, want het voorgestelde goed aan het einde der reis trok hem toch wel. Maar in den poel Mistrouwen spartelt hij eruit naar den kant van de stad verderf en lasterend keerde hij terug...
Paulus jubelt aan het einde der reis gekomen: ik heb het geloof behouden! Menige aanval had hij afgeslagen. In een zeer heeten smeltkroes was het goud des geloofs gelouterd... hij had het geloof behouden, want de roeping en verkiezing Gods zijn onberouwelijk. De naam christen pocht op zijn geloof en meent, dat het toch wel vanzelf sprekend is dat hij gelooft en blijft gelooven. Een bewijs, dat hij den aard van het geloof niet kent en het ook niet bezit.
Goud dat verdwijnt in de vlam van den smelter is geen goud, gangbaar op de markt. Jezus zegt tot de gemeente: Ik raad u, dat gij van Mij koopt, goud, beproefd komende uit het vuur en kleederen om aan te trekken.
Hebben wij meer dan schuim? Is ons geloof geen klatergoud? In de beproeving wordt de echtheid bewezen, maar... het moet niet door onszelf doch door God worden onderzocht. Menigeen drukt eigen stempel op eigen geloof. De Heere zal zeggen: ik heb u nooit gekend; Ik weet niet vanwaar gij zijt.
De kracht wordt betoond.
Soms meenen wij nog al een sterk geloof te hebben, maar die kracht vergaat als schuim in het vuur. Als broeder Petrus wandelt op de golven acht hij zich sterk, maar hij gaat zinken en roept: Heere, behoud mij want ik verga. Maar als hij op den Pinksterdag vrij mag uitkomen blijkt zijn geloof beproefd in den smeltkroes der ellende.
Het schuim moet worden verwijderd. Daarvoor is het vuur der loutering noodig. Beklaag u dan ook niet als gij van God beproefd wordt. De teerste genadegaven zijn vaak onhuld of vermengd met zondig schuim van eigen liefde. Onze ervaring moet zelfs in den smeltoven. Onze trouw, liefde. Dan wordt alles veel kleiner dan het scheen, en toch gaat er van het eigenlijke geloof niets verloren, maar het verschijnt in zijn ware gedaante.
De kracht wordt verdiept. Zoo wordt vuriger gebedsleven geboren, inniger aankleven achter den Heere is het gevolg der beproevingen, door de genade des Geestes. Dit laatste moet er bij want zonder die genade blijft de vrucht uit en wordt de hardheid en vijandschap onzer natuur slechts openbaar.
Door den smeltkroes wordt de zekerheid des geloofs verdiept. Wat hebben onze zorgen, smarten, verachting, rijke vruchten opgeleverd voor den Heere. Wij danken zooveel aan het vuur der loutering. Het zijn gewoonlijk de beste tijden waarin het meest van de genade wordt gesmaakt en van de goedertierenheid des Heeren. Beproeving is het beste boek in de kast des christens.
De verdrukking werkt lijdzaamheid en de lijdzaamheid bevinding, beproefdheid, en de bevinding hoop en de hoop beschaamt niet, omdat de liefde Gods in het hart is uitgestort door den Heiligen Geest.
Door de beproevingen worden de genadegaven openbaar. Als gij in het bosch loopt weet ge niet of wellicht een patrijs of haas in de buurt is maar klap eens in de hand, en... zij komen voor den dag en vluchten weg.
De dankbaarheid verinnigt, de liefde wordt sterker, het geduld taaier; wij worden meer los van de aarde en sterker gebonden aan den hemel.
De vreedzame vrucht der gerechtigheid wordt gesmaakt en de Heere verheerlijkt, zoo dat beproevingsroem wordt geboren.
Laten wij dit nader overdenken door onzen text te vervolgen: opdat de beproeving uws geloofs, die veel kostelijker is dan des gouds dat vergaat, bevonden worde te zijn tot lof en eer en heerlijkheid in de openbaring van Jezus Christus.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 mei 1939

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Opstandingsleven VI

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 mei 1939

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's