Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voorbereidende genade

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voorbereidende genade

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hier volgt dan hetgeen de Engelsche Godgeleerden ter Dordsche synode leerden over den oorsprong van het nieuwe leven, waaruit hunne rechtzinnigheid genoegzaam blijkt, ook al is er bezwaar tegen hun: voorbereidende genadeleer.

Van de bekeering alzoo die beteekent het Woord Gods, waardoor de mensch herboren wordt.

I

God wederbaart de harten Zijner uitverkorenen, opgewekt zijnde door de voorgaande werkingen Zijner genade, en herschept in éénen nieuw; instortende den levendmakenden Geest en alle krachten der ziel met nieuwe hoedanigheden begiftigende.
Door de wedergeboorte verstaan wij hier, niet allerlei werkingen des Heiligen Geestes, voorafgaande aan of strekkende naar de wedergeboorte, maar die werking, dewelke gewrocht zijnde, aanstonds aan de orde komt. Deze mensch nu is uit God geboren.
Deze geestelijke geboorte vóóronderstelt een gemoed, dat opgewekt is door den Geest, gebruikende het instrument des goddelijken Woords. Waaruit wij ook gezegd worden herboren uit het onvergankelijke zaad des Woords, 1 Petrus 1 : 23. Dit moet men in acht nemen, opdat niemand ledig zittende eene van God ingeblazen wedergeboorte verwachte, zonder eenige voorafgaande werking Godes, dewelke is, of des Woords of de Zijne.
Voorts stellen wij, dat de herbarende Geest tot in het binnenste des harten daalt en het hart herschept, zijne verdorven genegenheden genezende, en krachten instortende en het formeele beginsel om de geestelijke en heilzame werking ui£ te trekken, Eph. 2 : 1 0 . Wij zijn Zijn maecsel, gheschapen in Christo Jesu tot goede wercken.
Ezech. 36 : 26. Ick sal het steene herte wech nemen ende sal u een vleeschen herte geven.
Uit dit werk Gods komen voort de krachten om geestelijke en heilzame werkingen voort te brengen.
Tot het werk van geloof 1 Joh. 5 : 1 . Wie gelooft, die is uyt God geboren. En ook tot alle plichten der godzaligheid. Joh. 15. Sonder my en cont ghy niet doen. Prosper zegt: Dat de genade zelve een schepster is der goede dingen in ons. De schoolleeraars onder de papisten ontkennen deze zoo klare waarheid niet.
Thomas Aquinas (de groote Roomsche theoloog): dat deze genade, waarvan wij spreken, der ziel een zeker geestelijk wezen geeft, dat zij is een zekere bovennatuurlijke mededeeling der goddelijke natuur, dat zij is voor de ziel hetgeen de gezondheid is voor het lichaam.

II.

Tot ditzelve werk der wedergeboorte staat de mensch lijdelijk, niet werkende en het is niet in de macht van den menschelijken wil God alzóó onmiddellijk herbarende te verhinderen.
Joh. 1:13. Niet uyt den bloede, nochte uyt den wille des vleesches, nochte uyt den wille des mans, maar uyt God geboren zijn.
Want indien het in de natuurlijke schepping waarachtig is: God heeft ons gemaakt en niet wij onszelven, zoo zal dat veel meer gelden ook in de geestelijke herschepping.
Jer. 13 : 23. Kan een Moorman zijn huid niet veranderen, zoo kan ook de mensch met zonde besmet niet veranderen de ingeboren verdorvenheid der natuur. In den gevallen wil is een macht om te kunnen lijden, dat dit bovennatuurlijke goed van buiten toekomende ontvangen wordt, maar niet actief een macht om datzelve of met een ander voort te brengen en te werken.
Tot zoover de Engelsche Godgeleerden.

Genoeg om te doen zien, dat het niet de bedoeling was aan Rome of den Remonstranten concessies te doen wanneer deze Engelsche theologen spraken van voorbereidende genade ook al kunnen op enkele punten rechtmatige bezwaren worden ingebracht.
Deze voorstelling der Engelsche godgeleerden ter Synode was niet de hunne alleen, maar werd ook door anderen in hun tijd en later voorgestaan. Licht kon zij tot misverstand aanleiding geven als zou de levendmaking voorbereid zijn, of ten deele bewerkt, door die voorbereidende genade.
Het is vooral de bekende Amesius die zich in het bijzonder met deze in Engeland door velen aanvaarde leer heeft bezig gehouden en daardoor in conflict kwam vooral met Maccovius ten onzent.
Amesius in 1576 in Engeland geboren, werd te Cambridge leerling van Perkins, kwam in 1610 naar ons land en werd in 1622 benoemd tot Hoogleeraar te Franeker. (Voor Perkins zie de dissertatie van Dr. J. van Baarsel).
Hier mag ik het mij wel gemakkelijk maken in het weergeven van zijn gevoelens door voor u samen te vatten de uitvoerige beschouwingen die Prof. Visscher aan deze materie wijdt in zijn proefschrift over Amesius (Guilelmus Amesius: Zijn leven en werken. Proefschrift door Hugo Visscher, Ned. Herv. Pred. te Zegveld. 1894, blz. 125—131). Zoo ergens dan verraadt Amesius zijn Engelschen oorsprong in de opvatting die hij huldigt van de wedergeboorte. Hij neemt eene genade aan die aan de wedergeboorte voorafgaat. Wanneer dit eene voorbereiding van de wedergeboorte heet dan doelt het niet op schikkingen of toe- en voorbereidingen, die of geheel of gedeeltelijk uit des menschen vrijen wil zouden voortvloeien. Hij doelt op die voorbereiding welke afhangt van en voortvloeit uit de roeping door het Woord. Het gaat derhalve over verkorenen die op later leeftijd worden wedergeboren en bekeerd. In eiken zondaar nu, zoo leert Amesius, gaan aan de wedergeboorte schikkingen vooraf waardoor de persoon meer ontvankelijk wordt voor den in te voeren vorm. Zooals het hout door de droogte meer geschikt wordt voor het vuur zoo heeft de toebereiding van den zondaar de strekking om straks het ontgloren van de levensvonk te vergemakkelijken. De voorbereiding neemt de hinderpalen weg. Kennis der waarheid doet de onkunde wijken; en smart over de zonde neemt het genoegen weg, dat zij smaken doet; vrees doodt de driestheid om te zondigen. En aan de andere zijde deelt de gezegde voorbereiding zaken mede die van het hoogste belang zijn in de bekeering: verlichting, namelijk, afschuw van de zonde en begeerte naar verlossing.
De voorbereiding heeft betrekking op twee zaken: le op het uitrukken uit den staat der zonde; 2e op de bevestiging in den staat der genade. Voor het eerste wordt vereischt een inzien in de wet Gods en een onderzoek van ons leven en onzen staat volgens hare uitspraken. Uit die vergelijking moet dan volgen een overtuiging der conscientie, een besloten zijn onder de zonde, een wanhopen aan de verlossing door een schepsel en eene vernedering des harten, die oprechte schuldbelijdenis voortbrengt. En wat het tweede aangaat, daarvoor is noodig eene aanvaarding van het Evangelie, waardoor het mogelijk wordt geoordeeld, dat de zonde wordt vergeven; eene ernstige begeerte om die genade te verkrijgen; een actueele vereeniging met Christus, die bestaat in het geloof, door krachtdadige roeping ingeborerf; en eindelijk ware bekeering, zoodat de mensch zich geheel aan God in Christus overgeeft.
Perkins de leermeester van Amesius had soortgelijke voorbereiding geleerd. Deze onderscheidde vier werken: le der voorbereiding des Woords; 2e de aanmerking der Wet; 3e zien en kennen van eigen bijzondere en personeele zonden; 4e eene vreeze die door de wet is.
Het gevoelen van de Engelsche afgevaardigden ter Dordsche Synode hebben wij reeds nagegaan. Ook bij anderen vindt men deze voorbereidende genade geleerd. (Sibbes, en ook bij Owen trof ik haar aan).
Van verschillende zijden werd deze voorstelling aangevallen. Zoo was het vooral Maccovius die Amesius fel bestreed. (Voor dezen strijd zie men ook: Dr. A. Kuyper Jr. Johannes Maccovius, blz. 339 v.v. 352 v.v.).
Terecht ontkent Maccovius eene voorbereidende genade tot de wedergeboorte. Een natuurlijk mensch kan geen goed doen, hoe zou hij zich dan bereiden. Wanneer die voorbereiding iets wezenlijks is van de wedergeboorte dan houdt zij op voorbereidende genade te zijn en is het wezenlijk wedergeboorte door de genade.
En wat de wet aangaat, zij bereidt niet alleen niet voor, maar zij schrikt af; de vrees sluit immers de liefde buiten. Neen, in de wedergeboorte is het met den mensch als in zijne natuurlijke geboorte, met dit onderscheid, dat in de herschepning de mensch zich nog verzet tegen God, wat bij de natuurlijke geboorte niet mogelijk is. Het is ongetwijfeld juist, dat hier de zwakke plek zit in de beschouwingen over de voorbereidende genade, ook al kan men Maccovius, hoe groot ook zijn denkkracht was, ten laste leggen dat hij al te verstandelijk te werk gaat en weinig van den religieuzen gloed van Calvijn heeft die zoo weldadig verwarmt. Zoo was ten minste onze ervaring opnieuw bij het nagaan van hetgeen Maccovius schreef. Dit laten wij echter hier verder rusten. Wel leerde men, dat die schikkingen den staat niet veranderen maar wat beteekenen zij dan? Als zij geen deel uitmaken van de wedergeboorte hoe kunnen zij er dan wezenlijke beteekenis voor hebben?
Wij wezen er reeds op toen het gevoelen der Engelsche godgeleerden op de Dordsche Synode ons bezig hield, dat het meer een bijdrage is tot de leer der algemeene roeping door het Woord dan dat wij van een voorbereidende genade zouden kunnen spreken. Deze moet in anderen zin worden verstaan, zooals wij in ons eerste artikel hebben uiteengezet. Dit gevoelen blijkt ook Hermanus Witsius te deelen zooals kan blijken uit het geen hij schreef: Het verschil ligt meer in de woorden dan in de zaak. Amesius neemt de roeping als uitgangspunt om na te sporen wat zij in de ziel werkt. Toch bestreed ook Wits de leer der voorbereidende genade in den zin der Engelsche opvatting. (H. Wits: Vier Boecken van de verscheiden Bedeelinge der Verbonden Gods met de menschen Utrecht 1686. B. III 6. 9—14. Niet anders deed Comrie. Hij teekent protest aan tegen het woord voorbereiding in dezen zin: vermits het inboezemt iets, dat zóó vooraf gaat, dat het eenigen werkelijken invloed heeft om het gevolg te veroorzaken; doch dit is ganschelijk zoo niet, in het geval van des zondaars levendmaking. Hij wil daarom van voorafgaande dingen spreken en houdt terecht staande: dat God ons zonder ons toedoen het leven schenkt in de gemeenschap met Christus, die de Borg en plaatsverbeelder der uitverkorenen is; en dat dit leven zonder op iets dat in het schepsel is, te letten of daarop acht te geven, in een oogenblik des tijds van God onmiddellijk aan Zijne uitverkorenen geschonken wordt. (Comrie in zijn Catechismus vr. 20—23). De wedergeboorte toch is een rechtstreeksch almachtig onwederstandelijk werk Gods waaronder de mensch lijdelijk is. (Vgl. Dr. H. Bavinck Roeping en wedergeboorte, blz. 140).
Wij moeten op een en ander echter nader ingaan. Wat is toch het geval? Bij de volwassenen gaat aan de wedergeboorte de roeping vooraf door het Woord. En nu is het volgens de Schrift zeker, dat deze vergezeld wordt van werkingen des Geestes, die invloed oefenen op verstand, hart en wil.
Bij velen is vrees voor het oordeel, inbinding in het zondigen, begeerte om onder het Woord te verkeeren, eenigen smaak in het Evangelie door natuurlijke streeling des gemoeds. Bij sommigen zelfs een smaken van de krachten der toekomende eeuw; ook een ijveren voor de waarheid enz Aan die algemeene roeping door het Woord met de aanbieding van het Evangelie hopen we enkele artikelen te wijden.
Hier gaat het nu alléén over de vraag in welken zin van voorbereidende genade kan worden gesproken.
Aan de wedergeboorte kunnen dus wel allerlei werkzaamheden voorafgaan maar haar niet voorbereiden.
God kan de menschen onder en in verband met de uitwendige roeping door krachtdadige genade vernieuwen ten leven.
Het is dan ook van het hoogste belang dit vast te houden. Er is echter nog iets anders. Zijn soms deze gevoelens in den verkoren mensch reeds vruchten der wedergeboorte? Gaat de wedergeboorte er dus aan vooraf? Zoo ja, wanneer dan? Die vraag is niet zoo gemakkelijk te beantwoorden. Zonder meer kan niet worden gezegd: die werkingen, het vreezen voor het oordeel, het gaarne hooren van het Woord, het vragen naar verlossing, enz. zijn vruchten der wedergeboorte bij de verkorenen. Want bij de anderen kan dan nooit het geval zijn. Het is echter zeer wel mogelijk, dat tijdelijk de verkorenen onder de uitwendige roeping en aanbieding des heils verkeeren gelijk als de anderen.
Zoodra echter openbaar wordt droefheid naar God, liefhebben van Gods deugden, uitzien naar den Borg, geloofsoefeningen op dien Borg, dan kan dit nooit anders worden verstaan dan als vruchten der wedergeboorte die steeds de inplanting des geloofs in zich draagt. We zullen dus bij de verkorenen onderscheid moeten maken tusschen voorafgaande werkingen voor de wedergeboorte en opvolgende werkingen als vrucht van de wedergeboorte. Want de mensch in zijn natuurstaat kan veel hebben door algemeene genade maar nooit droefheid naar God en honger naar de gerechtigheid. Daarmede is ook gegeven, dat een kind des Heeren terugziende nauwelijks zal weten te onderscheiden wat tot- die voorgaande werkingen des Geestes behoort in zijn onbekeerden staat en wat reeds vrucht was van Gods wederbarende genade. Veel bekommering en vreeze kan daarvan het gevolg zijn zoolang het geloof in Christus niet doorbreekt en wij mogen weten macht te hebben ontvangen een kind Gods genaamd te worden.
Maar een tusschenstaat is er niet tusschen leven en dood, herboren en onvernieuwd. Daarom kan alleen in een goeden zin van voorbereidende genade gesproken worden in zoover het gansche leven van Gods kind ook voor zijn bekeering staat onder het bijzondere opzicht Gods en alle levensleidingen, tijd en plaats waar wij werden geboren, natuurlijke gaven, hunne beteekenis zullen hebben ook als zij eenmaal zijn toegebracht en hun leven met Christus verborgen mogen weten in God. Het gevaar nu was bij Amesius en zijns gelijken niet denkbeeldig dat een soort tusschen-toestand ontstond tusschen dood en leven. Daartegen moet ernstig gewaakt, want dan zouden we weer terecht komen in het vaarwater der Remonstranten.
In dit verband mogen wij wel de aandacht vestigen op de gewoonte nog heden gevolgd in sommige kringen van het Gereformeerde volk om te onderscheiden ook in de prediking — vooral dan in de drieledige toepassing: onbekeerd, bekommerd en bekeerd. Het kan nuttig zijn in dit verband hierover enkele opmerkingen te maken, benevens op ander opvattingen te letten die met deze kwestie samenhangen. Daarover in een slotartikel.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 juni 1939

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Voorbereidende genade

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 juni 1939

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's