Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de reorganisatie-manie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de reorganisatie-manie

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vorige maal wees ik er op, dat de reorganisatie-wolk nog niet van de lucht is en met name over de laatste Synode hare schaduw heeft laten vallen. Daar het niet onmogelijk is, dat deze pogingen herhaald zullen worden, meenen we wel te doen de behandelde reorganisatiestof ter sprake te brengen. De drang tot reorganisatie leeft nog en zal zeker wel blijven leven, omdat daarin openbaar wordt hoe het met den natuurlijken mensch gesteld is. De reorganisatie-begeerte kan het best vergeleken worden met dat soort bekeering, die beperkt blijft tot de buitenkant en aan alle wezenlijke zinsverandering vreemd blijft, zooals dit het geval kan zijn bij eene bekeering van de kermis tot de kerk.
Het staat namelijk zoo, met de Hervormde Kerk hier te lande, dat als de Heeren op hunne internationale vergaderingen moeten vertellen, hoe het met het belijden der Hervormde Kerk gesteld is, het hooge woord er uit moet, dat zij eigenlijk practisch niets belijdt, omdat ieder doet wat goed is in zijne oogen. Een Buddhist en een communist, een Brahmaan en een sociaal-democraat, zelfs een atheïst, zij kunnen allen lid en zelfs predikant zijn in de Hervormde Kerk. Als men nu op eene internationale vergadering, een vergadering van een wereldbond van kerken, verschijnen zal, waar men tot een minimale quasi-geloofsstandaard kwam, dan komt de Nederlandsche Hervormde Kerk met wezenlijk nog minder dan dat internationale minimum toch al te vreemd voor het internationale gezelschap te staan. Een absoluut verwaarloosde belijdenis is als niets. Het is dus begrijpelijk, dat in deze kringen het reorganisatie-ideaal opgeld blijft doen en alles er op wijst, dat men daar zal blijven eischen eene reorganisatie, die de belijdenis der Kerk zal trachten te vervangen door een schijn-belijdenis om te kunnen zeggen: Zie hier onze belijdenis en de Kerk leeft en handelt er naar.
De reorganisatie, waarvoor men warm loopt, heeft dus niets te maken met de roeping der Kerk om door woord en daad Jezus' getuige te zijn, komt niet op uit het diepe besef van haar ontrouw aan Christus haren Koning, die gehoorzaamheid eischt aan Zijn Woord, maar is te beschouwen als een vrucht van de mode dezes tijds, die medebrengt een vaag internationalisme, dat in Rome, in den Volkenbond en op het gebied van sport en anderszins heden ten dage den toon aangeeft In het licht van den tijdgeest behoort ook het streven naar een Protestantsch internationalisme beschouwd te worden. Dit blijkt ook daaruit, dat zich geheel in aansluiting bij den Angelsaksischen geest een nog al sterk geprononceerd anti-Duitsche gezindheid daarin openbaar wordt. Dit alles geeft aan dit streven naar reorganisatie een bijzonder karakter, want de kerkelijke nood wordt op deze wijze meer een middel dan een doel. Daaruit is het dan ook verklaarbaar, dat al deze reorganisatoren nimmer haar uitgangspunt nemen in de Belijdenis, er nooit naar blijken te streven de Kerk terug te brengen tot een leven in overeenstemming met haar Belijdenis, maar omgekeerd beginnen met deze prijs te geven, ter zijde te stellen en te vervangen door eene vage, algemeene, nietszeggende formule, want wezenlijk hebben zij zeiven met de Belijdenis principieel gebroken. Het behoeft geen nader betoog meer, dat heel dit streven, zooals het tot nu toe opgetreden is, tot niets leiden kan dan alleen tot het verderf der Kerk.
Daar echter onder ons ook het reorganisatie-vraagstuk wel aan de orde zal blijven, zoolang deze onderscheidene ethische of confessioneel-achtige vereenigingen er bij de Synode op blijven aandringen, is het van belang, dat onze lezers precies weten, wat er

ALGEMEENE SYNODE DER NED. HERV. KERK.

In de 18e zitting is de kwestie van de reorganisatie behandeld.

In de 18e zitting was de reorganisatie aan de orde. Ter tafel waren 3 voorstellen: 1. die van de gezamenlijke hoogleeraren: 2. dat van ds. K. H. E. Gravemeyer te 's-Gravenhage: 3. dat van dr. G. Oorthuys te Amsterdam. Deze voorstellen worden tegelijk behandeld.

Het standpunt van dr. G. Oorthuys.

De heer Oorthuys stelde voor eene reorganisatie-commissie te benoemen, die tot taak heeft, rekening houdend met het historisch gewordene, uitgaande van het rapport der zes hoogleeraren en, acht gevend op de beschouwingen geuit in den brief van prof. dr. M. J. A. de Vrijer, een kerkorde te ontwerpen, die in overeenstemming is met het wezen der Nederlandsche Hervormde Kerk, gelijk dit ligt uitgedrukt in de Drie Formulieren van eenigheid en in de Dienstboeken der Kerk; en dit ontwerp in te dienen in de synode van 1940.alzoo aan de hand is. W i j geven daarom de voorstellen, die in de laatste vergadering der Synode ter tafel zijn geweest, zooals wij deze in de verslagen van de N w. R o t t. C r t. van 9 Augustus 1.1. aantroffen. Zie hier het verslag:

Het voorstel der gezamenlijke hoogleeraren.

In het voorstel der gezamenlijke hoogleeraren wordt o.m. gezegd, dat mag worden aangenomen, dat een groote meerderheid wenscht, dat de organisatie der kerk een andere worde en dat zij in overeenstemming worde gebracht met het presbyteriaal-synodale karakter, opdat het gevoelen der kerk tot uitdrukking kan komen en bezwaren tegen de richtige vervulling van hare roeping worden weggenomen. Op deze punten zal wellicht een meerderheid te vinden zijn t.o. van bepaalde Reglementswijzigingen.
Mocht het gelukken hiertoe te komen, dan zou, zoo wordt verder gezegd, daarmede een belangrijke stap gezet zijn op den weg van reorganisatie, en de mogelijkheid geopend zijn om verder te gaan.
De commissie ad hoe stelt aan de synodale commissie voor: dat deze zich wende tot de algemeene synode met het verzoek, een zoodanige wijziging van reglementen voor te bereiden of te doen voorbereiden, dat de organisatie der kerk in haar geheel, d.w.z. van de kerkeraden af tot de algemeene synode toe, op bevredigende wijze worde geregeld. Bij „bevredigend" wordt gedacht aan velerlei, en daaronder niet in de laatste plaats aan een zoodanige regeling, zoodat de kerk kan voldoen aan haar roeping om niet, zooals art. 11 algemeen reglement het uitdrukt ,,hare leer te handhaven", d.w.z. deze buiten functie en onveranderd te laten, zonder mogelijkheid van beroep, persoonlijk en ambtelijk, op het Woord van God, doch veeleer om de zorg voor de belijdenis der kerk te behartigen in dien zin, dat de belijdenis der kerk, zooals deze in hare belijdenisschriften is uitgedrukt, slechts kan worden gehandhaafd onder voorbehoud van bovengenoemd beroep. Dearbij zouden ook in de plaats van vaste besturen vergaderingen van ambtsdragers moeten komen.
Zoo zoude, volgens het gevoelen van de commissie ad hoe, vóór alles de algemeene synode zich moeten uitspreken over de algemeene, praealable vraag, wat zij ten aanzien van de reorganisatie noodig en oirbaar acht, c.q. of zij volgens de bovengenoemde richtlijnen een wijziging van de reglementen wil voorbereiden.
Hierbij zou dus vóór alles eene betere organisatie der kerk worden voorbereid, zonder vooruit te grijpen op hetgeen de kerk, eenmaal onder deze nieuwe organisatie levend en zich kerkelijk beradend, t.a. van den inhoud van hare belijdenis zou besluiten. Het zou er ten slotte om gaan voor de kerk opening te maken om als kerk beter te functionneeren en hare roeping, als belijdende kerk, naar buiten beter te vervullen.

De meening van ds. Gravemeyer.
In het voorstel van Ds. Gravemeyer wordt gezegd, dat deze aan het verzoek, om het door den voorzitter van de commissie in zake reorganisatievoorstellen opgestelde en door verschillende leden van de commissie geamendeerde concept, waarin richtlijnen voor de reorganisatie worden aangegeven, goed te keuren en te onderteekenen. niet kan voldoen. Ds. Gravemeyer voert daarvoor o.m. de volgende redenen aan:
I. a. Het voorstel is in strijd met de consideraties, waaruit duidelijk is gebleken, dat een groote meerderheid een niet nader bepaalde reorganisatie wenscht, maar tevens, dat deze meerderheid het ontwerp 1938 stellig heeft verworpen.
Dc aangegeven richtlijnen, aldus ds. Gravemeyer, wijzen zeer duidelijk naar het ontwerp 1938 terug.
b. De formuleering en de daarin vastgelegde opvattingen en beginselen van de nu gegeven richtlijnen zijn onaanvaardbaar.
De typeering van den tegenstand tegen het ontwerp 1938 alsof het velen te ver ging, anderen hetzij volstrekt, hetzij in eersten aanleg, niet ver genoeg, kan ds. Gravemeyer niet onderschrijven.
Velen wilden zulk een reorganisatie niet om haar geheelen opzet. Zeer velen hadden juist bezwaar, dat de belijdenis in dt nieuwe kerkorde werd betrokken.
Volgens ds. Gravemeyer kan worden gezegd, dat de huidige organisatie aan de kerk de bevoegdheid ontzegt iets ten aanzien van de Belijdenis te doen. Zij wijst in art. 11 Algemeen Reglement immers uitdrukkelijk op de handhaving der leer. Maar de organisatie van thans geeft hiertoe geen middelen en wegen aan, terwijl ook de mogelijkheid van beroep op Gods woord ontbreekt.
c. Het kan op grond van de consideraties ook zoo maar niet aangenomen, dat een groote meerderheid wenscht, dat de reorganisatie der kerk in overeenstemming worde gebracht met het presbyteriaalsynodaal karakter der kerk.
li. De voorgestelde richtlijnen zijn ook in strijd met wat de voormannen der reorganisatie steeds hebben nagestreefd.
III. Ook tegen het slot van den brief heeft ds. Gravemeyer zeer ernstige bezwaren, welke ook door prof. de Vrijer zijn aangegeven.
Het ging den vaders der reorganisatiebeweging, zoo gaat hij voort, ook inderdaad niet in de eerste plaats om chirurgie, maar om therapie.
Het ging dr. Hoedemaker juist niet om uitzetten. Hij heeft ernstig gewaarschuwd, dat een centrumpartij de uitersten van links en van rechts zou afsnijden.
Om menschenzielen te behouden, heeft Christus dwalingen verworpen. Dan gaat het niet om gewelddadige uitdrijving van bepaalde groepen, maar om tucht van Gods Woord, waardoor wij tezamen moeten worden terecht gebracht. Dit sluit echter gelijkstelling van allerlei menschelijke meeningen uit. Anderer en ook onze meeningen moeten worden gebracht onder de tucht van Gods Woord.
Daar ligt in opgesloten, dat de nood der kerk niet allereerst is de organisatie, waaronder wij leven, maar de nood der prediking. Met het aanvaarden van het ontwerp „Groote Synode" zou, gezien den tegenwoordigen toestand der prediking en der kerk, een eerste stap worden gezet, om te komen tot losmaking van de strakke bestuursbanden, waarin de kerk gebonden ligt.

De stemming.

Over deze 3 voorstellen ontstaat een zeer breedvoerige discussie.
Het voorstel van dr. G. Oorthuys wordt verworpen met 12 stemmen tegen en 7 stemmen voor.
Het voorstel der hoogleeraren wordt verworpen met 17 stemmen tegen en 2 stemmen voor.
Het voorstel van ds. Gravemeyer wordt verworpen met 10 stemmen tegen en 9 stemmen voor.

Het blijkt hieruit, dat er drie voorstellen aan de orde zijn geweest en het is van belang deze aan eene nadere beschouwing te onderwerpen. In de eerste plaats was daar het voorstel van Dr. Oorthuys. Wie zich tracht rekenschap te geven van hetgeen dit Synodelid voorstelde, zal de vraag voelen opkomen, of het aan dezen voorsteller zeiven eigenlijk wel heel duidelijK en klaar voor den geest staat, wat hij wezenlijk begeert. Hij wilde, zooals zulks in dergelijke vergaderingen als de Synode is, een nog al gewoonlijk aangegrepen redmiddel is, eene Commissie benoemen, dus eene nieuwe reorganisatie-Commissie. Nu kon daarvan natuurlijk alleen dan sprake zijn, als de Synode zelve eerst tot klaarheid was gekomen over de vraag: le. of reorganisatie noodig en mogelijk is; 2e. welk algemeen doel daarbij voor oogen moest staan. Eene te benoemen Commissie zou dan tot taak hebben de Kerk met een wel overwogen plan te dienen, dat als uitgangspunt voor de actie in de Kerk geschikt was.
In de plaats van over deze beide punten licht te doen opgaan, kwam Dr. Oorthuys met een, naar het mij voorkomt, onuitvoerbaar voorstel. De door hem begeerde Commissie zou rekening moeten houden met het historisch gewordene, moest uitgaan van een rapport der zes hoogleeraren, acht geven op beschouwingen van Dr. de Vrijer. Nu spijt het mij, maar het is allerminst duidelijk, wat het beteekent, dat deze Commissie „rekening moet houden met het historisch gewordene". Behoort daartoe de bestaande Synodale organisatie en al hetgeen onder en door haar in den loop van haar bestaan alzoo in de Kerk is ingevoerd? Zoo ja, dan valt niet in te zien wat die Commissie alzoo zou kunnen doen. Dit zijn, alles op zichzelf beschouwd, leege woorden ..rekening houden met het historisch gewordene" is een niets zeggende term, waaraan geene Commissie eenig licht voor de wijze,waarop zij haar taak zal volbrengen, kan ontleenen. Dat zijn woorden, waarin niemand een precies begrip ontdekken kan. Inderdaad valt ons dit vage, schaduwachtige voorstel van Dr. Oorthuys tegen. T e meer omdat daar nog andere restricties bijgevoegd worden.
Aan deze politiek van Dr. Oorthuys ontbreekt het inzicht in het wezen der kerkelijke problemen. Hij meent, en de goede bedoeling daarvan wil ik gaarne apprecieeren, dat eene Commissie langs dezen nevelachtigen weg kan komen tot eene kerkorde in overeenstemming met het wezen der Hervormde Kerk. Zulk een Kerkenorde is echter tot onze beschikking, want wij hebben de Dordsche Kerkorde, die de Herv. Kerk had, toen de Organisatie van 1816 werd opgelegd. Dr. Oorthuys had beter gedaan, als hij in plaats van deze niets zeggende omschrijvingen eenvoudig voorgesteld had terugkeer tot de Dordsche Kerkorde. Dan hadden wij precies geweten, waar wij aan toe waren. Dan waren wij er echter nog niet geweest. Immers, dan had de vraag beantwoord moeten worden of het mogelijk is over de Kerk, zooals zij na meer dan een eeuw in tuchteloosheid geleefd te hebben, is geworden, de Dordsche Kerkorde als de alleen geldige te proclameeren. En zoo ja, hoe dit dan uitvoerbaar moet geacht?
Het is bij de reorganisatie het groote bezwaar, dat zij, die er voor ijveren, bijkans nimmer met klare voorstellingen werken. Deden zij dit wel, dan zouden zij de vraag onder de oogen zien, hoe over een door tuchteloosheid verworden Kerk de Dordsche Kerkorde kan worden tot heerschappij gebracht. Het behoeft immers geen betoog, dat men zoo niet met eene machtsdaad de Kerk, zooals zij nu bestaat, eene organisatie kan aanmeten. Het is daarom gelukkig, dat de Synode dit voorstel van Dr. Oorthuys heeft verworpen. W a r e het aangenomen, dan stonden wij het volgend jaar voor een tweede editie van het pas verworpen ontwerp. Ik geloof niet, dat daarmede de Kerk gediend zou zijn.
Het tweede voorstel was dat der gezamenlijke hoogleeraren. Het is te bejammeren, dat er onder deze hoogleeraren niet één is van Gereformeerde Confessie. Het miserabele in de Hervormde Kerk is, dat deze benoemingen uitsluitend van de meerderheid in de Besturen afhankelijk zijn. Toen de modernen de meerderheid hadden, werden uitsluitend modernen bekwaam geacht. Toen de Groningers domineerden, was de wetenschappelijkheid en practicale geschiktheid naar de Groningers verhuisd. En tegenwoordig huist de wetenschappelijkheid alleen bij de ethische predikanten.
Het is dan ook vanzelfsprekend, dat het advies dezer Heeren daarvan het kenteeken draagt. En daar deze ethische richting Barthiaansch verloopen is, was het a priori te verwachten, dat een confessioneelachtig dialectisch vernisje over 1iet geheel is uitgestreken. Zij willen „een zoodanige regeling, dat de kerk kan voldoen aan hare roeping om niet, zooals art. 11 algemeen reglement het uitdrukt, „hare leer te handhaven", d.w.z. deze buiten functie en onveranderd te laten, zonder mogelijkheid van beroep, persoonlijk en ambtelijk op het Woord van God, doch veeleer om de zorg voor de belijdenis der kerk, zooals deze in hare belijdenisschriften is uitgedrukt, slechts kan worden gehandhaafd onder voorbehoud van genoemd beroep".
Het spijt mij, maar ook deze beschrijving munt niet uit door klaarheid. De Heeren willen, zooals ook in het verworpen reorganisatie-rapport een beroep „op het Woord van God , dus een beroep op een hooger norm dan de Belijdenis. Als de Heeren nu de Belijdenis goed voor den geest hadden gehad, dan zouden zij dit niet hebben gesteld. Immers, art. 7 der Confessie stelt zelf dit recht voorop. Doch als de Belijdenis deze norm stelt, dan is dat in aansluiting bij de Artikelen 2—6, die precies omschrijven wat er van dat Woord Gods is. Het voorstel van de Heeren hoogleeraren gaat dus blijkbaar van een ander „Woord van God" uit, dan in de Confessie als norm is aangegeven.
Het is dan ook prijzenswaardig, dat er in de Synode slechts twee stemmen zich voor dit ontwerp verklaarden. Het komt mij voor, dat als ooit zulk een reglementswijziging ingevoerd en in toepassing werd gebracht, een chaotische verwarring over de Kerk zou varen, die haren ondergang ten gevolge moest hebben. Meer zal ik er niet van zeggen, dan alleen, dat er uit blijkt, dat het kerkelijk vraagstuk in dien kring niet zoo wordt gezien als het gezien moet worden om eene redelijke oplossing te krijgen. Dit schijnt dan ook door de overgroote meerderheid der Synode zoo begrepen te zijn. Anders ware het nauwelijks aannemelijk, dat slechts twee stemmen zich met dit plan hebben vereenigd.
Het derde voorstel was ingediend door Ds. Gravemeyer, die nu zijn dienstwerk als predikant te 's-Gravenhage zal neerleggen om Secretaris der Synode te worden. Zijne critische opmerkingen, waarvan sommige wel gegrond geacht kunnen worden, laten wij nu daar, want onze lezers vinden deze in het verslag, dat hierboven is afgedrukt. Zijn eigen voorstel is echter evenmin als splinternieuw te beschouwen en geeft evenmin den indruk, dat het kerkelijk vraagstuk door hem in zijn diepte gepeild wordt. Hij is voorstander van eene Groote Synode. Hoewel nu op zichzelf een grootere Synode bij ons geen bezwaar zou ontmoeten, gelooven wij toch niet, dat het vruchtgevolg daarvan voor de Kerk een zegen zou zijn. Het is nu eenmaal een niet te ontkennen feit, dat de Kerk in richtingen verdeeld is als het noo'dzakelijk gevolg van haar absoluut gebrek aan leertucht. Dit feit sluit echter in, dat met het grooter worden der Synode deze verschillen zich in veel grooter trekken in zulk een groote Synode zullen weerspiegelen. Wij gelooven, dat daarvan alleen een nog grooter opspraak over het kerkelijk leven komen zou, terwijl het resultaat precies hetzelfde zal blijven. Een oplossing van eigenlijk geen enkel kerkelijk vraagstuk is mogelijk zonder oplossing van het richting-probleem. Dat richtingprobleem werd in het verworpen reorganisatie-plan opgelost door de uitbanning van modernen en gereformeerden. En de vorige Synode heeft terecht begrepen, dat daarmede het bestaan der Kerk gemoeid zou zijn en het dus verworpen.
Een groote Synode kan het richting-vraagstuk niet tot oplossing brengen, doch wel verscherpen. Zonder oplossing van de richtingen-vraag blijft men met het kerkelijk probleem in de moeilijkheden zitten. En dit richtingen-vraagstuk kan alleen opgelost worden, zooals ook het leven zelf het tot op zekere hoogte steeds opgelost heeft, namelijk door eene levensontwikkeling aan de onderscheidene richtingen onder de Synodale organisatie mogelijk te maken, dus door een of anderen modus-vivendi te zoeken, die eene levensontwikkeling waarborgt binnen de grenzen van het reglement, dat in dit geval dan zoo gewijzigd moet worden, dat het voor die vrije levensontplooiing ruimte maakt. De ervaring zal dan leeren, dat wat niet geestelijk levensvatbaar is, vanzelf afsterft, terwijl het levensvatbare zich binnen de grenzen der Hervormde Kerk ontwikkelingsmogelijkheden verwerft, die de toekomst der Kerk waarborgen niet alleen, maar haar ook weder openstellen voor hen, die van ons gescheiden zijn.
Gods Woord waarborgt de levenszekerheid van Gods Kerk* ook onder zulk een modus-vivendi. Maar genoeg. Wij wezen op deze pogingen om reeds nu te waarschuwen tegen nieuwe proefnemingen gelijk er nu weer in de Synode verworpen zijn. Wij achten dit eene wijze daad, omdat de Kerk thans na het laatste experiment rust behoeft. Dat de Heeren zich bezinnen op de mogelijkheid van het probleem bij de erkenning van de werkelijkheid van het bestaan van principieel onderscheiden richtingen, die men niet kan uitbannen zonder de Hervormde Kerk te vernietigen. De Hervormde Gereformeerden hebben slechts behoefte aan eene vrije levensontwikkeling naar den eisch van de Belijdenis der Kerk.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 september 1939

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Van de reorganisatie-manie

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 september 1939

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's