Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van den Wil Gods I

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van den Wil Gods I

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het vraagstuk of beter het leerstuk van den goddelijken wil is een van de moeilijkste in de dogmatiek of geloofsleer. In den regel is het niet als geheel behandeld maar komt het meer of minder uitvoerig ter sprake bij verschillende leerstukken. Zoo in de leer der schepping, voorzienigheid, van den Raad Gods en de zonde. Dit heeft tot bezwaar dat men de stof moeilijk kan overzien als geheel. Daarom willen wij trachten het vraagstuk van den wil Gods met u in zijn geheel in samenhang te onderzoeken.
Ons onderwerp vormt een onderdeel van de leer van God en wel meer bepaald van de leer der goddelijke deugden, volmaaktheden of eigenschappen. Bij de behandeling moeten wij er ons wel van bewust zijn, dat wij staan op heiligen grond en ons diepe eerbied en ootmoed past, want het gaat over hem dien de hemel der hemelen niet kan bevatten, de Hooge en Verhevene die in de eeuwigheid woont. Wij menschen zijn van beneden, nietige schepselen terwijl ons verstand is verduisterd door de zonde, daarom past ons wel in dubbele mate ootmoed. Waar zullen wij nu de gegevens vinden voor deze stof? Alleen in de Heilige Schrift Gods onfeilbaar Woord, dat kan wijsmaken tot zaligheid een iegelijk die gelooft. De Heilige Schrift toch is het licht der Kerk en in de Kerk klopt het leven der Schrift. Daarom is ons noodig de verlichting des Geestes om het contact, den band. met de Schrift te bewaren evenals met Gods ware Kerk.
De Schrift nu vormt eene organische eenheid. Zij is onze eenige kenbron der waarheid. God heeft zich geopenbaard en anders konden wij niets van hem weten. Hij heeft zich geopenbaard in vormen die het menschelijk bewustzijn kan omvangen en in eene mate berekend op de draagkracht van den menschelijken geest.
De Schrift verklaart de Kerk en de Kerk verstaat de Schrift omdat haar is toegezegd de leiding en onderwijzing van den Geest, die haar in al de waarheid leiden zou. De Kerk verstaat de Schrift en spreekt in hare belijdenis uit wat zij in historischen samenhang met de Kerk der eeuwen van Gods waarheid heeft verstaan. Het dogma, de leerstelling, is neerslag van Gods waarheid op den bewustzijnsspiegel der gemeente Gods. Het is geen dorre leer maar beleefde waarheid, gekend door het geloof en richtinggevend voor het leven. Daarom is de dogmaticus, behoort het althans niet te zijn, geen begrippenkouwer, maar vertolker van de geordende en ingedachte goddelijke waarheid ons in de Schrift geschonken.
Hij zal zich dus één moeten weten met de Kerk der eeuwen en gebonden aan de belijdenis zijner Kerk om vruchtbaar werkzaam te zijn.
Onze taak is begrensd en beweegt zich binnen het kader der Heilige Schrift, als de bijzondere Godsopenbaring buiten welke wij geen rechte Gods-kennis kunnen bekomen. De behandeling van ons onderwerp zal theologisch zijn in den diepen zin des woords. Het gaat ons om God en zijn wil, zooals wij dien leeren kennen uit de Schrift. De daar aanwezige gegevens zullen wij ordenen en indenken. Maar niet als een stel begrippen, doch als levende waarheid. Immers de Schrift is gelegd in den schoot der Kerk.
Buiten ons bestek valt de behandeling van den wil Gods in de heidensche godsdiensten, hoe belangrijk overigens. Eveneens laten wij rusten het vraagstuk van den wil van Christus als God-mensch.
Ons doel kan daarbij niet zijn eene oplossing te geven van alle vragen die zich zullen voordoen, doch uitsluitend om ter verheerlijking Gods zijn geopenbaarde waarheid over zijn wil voor te stellen.
De poging om het dogma ,de leer over een bepaald stuk der waarheid, rationeel te maken .— te stellen als denknoodwendig — wordt ook van tevoren af gewezen, gelijk dit streven in de Scholastiek heeft geleid — en nog leidt — tot verstarring van het leven en ontkrachting der waarheid. Hebben wij enkele inleidende opmerkingen gemaakt, thans gaan wij met de behandeling van ons onderwerp beginnen.
In een drietal Hoofdstukken willen wij ons onderwerp behandelen. Eerst geven wij eene thetische, leerstellige, uiteenzetting van den wil Gods. Daarna zullen wij de dwalingen aanwijzen en bestrijden en tenslotte in een practisch gedeelte de vragen van de practijk aan de orde stellen en de toepassing op het leven in het licht stellen.

Indeeling:

I. Leerstellig (thetisch) gedeelte.
II. Weerleggend (polemisch-elenchtisch )gedeelte.
III. Practisch gedeelte.

Het spreekt vanzelf dat deze verdeeling niet al te angstvallig in acht zal of kan worden genomen, zoodat b.v. in het leerstellig gedeelte alle practijk zou terzijde worden gelaten of in het practisch gedeelte geen leerstellige lijnen zouden getrokken.
Het is een schema om de stof zoo overzichtelijk mogelijk te behandelen.

I. Leerstellig (thetisch) gedeelte.

1. De woorden die in de H.S. worden gebruikt voor den wil Gods.

Hoewel de aard van dit Blad niet toelaat precies na te gaan welke de zin is van de Hebreeuwsche en Grieksche woorden die in de Schrift worden gebruikt voor den wil Gods en de verschillende vragen die daarbij aan de orde komen, zoo is het toch van belang althans enkele hoofdzaken aan onze lezers voor te leggen omdat het wezen van Gods wil voor een gedeelte ligt verankerd in de woorden die er voor worden gebruikt.

a. In het Oude Testament.
Het woord dat veelvuldig wordt gebruikt in het O.T. voor den wil Gods (chaphez) hangt samen met den wortel: een welgevallen hebben aan. Het woord wordt ook gebruikt voor den wil des menschen. Iets willen. Wij bepalen ons tot den wil Gods.
Het werkwoord wordt wel vertaald door: lust hebben aan. Enkele voorbeelden.
Jezaia 1 : 11. Waartoe zal Mij zijn de veelheid uwer slachtofferen? zegt de Heere; Ik ben verzadigd van de brandofferen der rammen en het smeer der vette beesten, en heb geen lust aan het bloed der varren, noch der lammeren, noch der bokken.
De Heere heeft dus geen lust in de veelvuldige offers die Israël bracht zonder hart en zonder in het geloof hun typische beteekenis te verstaan. God wil die offers niet, ze behagen hem niet en dit: ,,niet behagen", dit: geen lust hebben aan dit niet willen, is voor den mensch een verbod om ze te brengen.
Hozea 6:6. Want Ik heb lust (Ik wil) weldadigheid en niet offer.
Daarmee keurt de Heere de offers zonder meer niet af maar leert, dat Hij vordert, dat hem behaagt, dat Hij wil: goedheid liefde tot den naaste en kennis Gods. De wil Gods raakt dus zijn wezen; wat hem gevalt en tevens is dit een eisch aan het schepsel om daaraan te voldoen.
Psalm 40 : 7. Gij hebt geen lust gehad aan slachtoffer en spijsoffer; Gij hebt mij de ooren doorboord...
Psalm 115 : 3. Onze God toch is in den hemel. Hij doet al wat hem behaagt.
Deze text is een beteekenisvolle plaats (locus classicus) voor den zin van Gods wil. Het woord wijst zoowel op vrijheid als op innerlijk genoegen. Weer die gedachte, dat de wil Gods zijn wezen aangaat en de vrijmacht er in betrokken is. Het zelfstandig naamwoord wil, welbehagen: beteekent zoowel wensch, begeerte, als doel en plan. In het woord ligt opgesloten de gedachte van de innerlijke gewaarwording, van het behagen hebben in hetgeen men met vrijheid wil. Zooveel kan ons duidelijk zijn, dat Gods wil geen bloote beslissing is, maar de bewogenheid van zijn goddelijk wezen, ja, van dat wezen niet te scheiden is. Het willen als een behagensvolle werkelijkheid van het wezen komt b.v. sterk uit in den naam van de moeder van koning Manasse. Zij droeg den n a am van: Cheftsi- Bah dat wil z e g g e n : mijn lust is aan haar. (2 Kon. 21 : 1). Deze naam is symbolische aanduiding van Sion blijkens Jezaia 62 vers 4. Het is niet noodig reeksen plaatsen aan te halen. Voor ons doel is het genoeg vast te leggen dit het woord voor Gods wil zoowel zijn welbehagen als zijn gebod aan de menschen insluit. Zijn gansche raad wordt er ook door aangewezen. Een ander woord dat veelvuldig wordt gebruikt voor Gods wil (ratson) wijst ook weer op het welgevallen hebben in. Het welgevallen Gods wordt gesteld als doel der offers.
Jezaia 56 : 7 hunne brandoffers en hunne slachtoffers zullen aangenaam wezen op mijn altaar. Dus wanneer het offer op de rechte wijze wordt gebracht in de ware gezindheid des harten heeft de Heere er een vermaak in, is het aangenaam. Daaruit leeren wij dus, dat de wil Gods als gebod voor zijn schepsel volbracht moet worden om Gode te behagen om hem aangenaam te zijn. Het is duidelijk, dat de religie met het innerlijke van Gods wezen moet samenhangen en het doen van zijn wil wezensverhouding vordert. Het is van belang hierop te letten. Het zal ons te pas komen om iets van den wil Gods te leeren verstaan in zijn diepte, zoowel naar Gods zijde als naar zijn toegekeerdheid tot het schepsel
Zoo wordt dit woord gebruikt voor den zegenenden wil Gods, mededeeling van zijn welgevallen: Want Gij Heere, zult hem met goedgunstigheid kronen als met eene rondas. Hier vertaalt onze St. V. dit woord door: goedgunstigheid.
Het woord kan dus ook beteekenen genade, gunst: In den tijd des welbehagens heb ik u verhoord en ten dage des heils heb Ik u geholpen. Jezaia 49 : 8. De wil Gods betrekt zich dus in verschillende wijze op zijn wezen.
Het woord wordt echter ook veelvuldig gebruikt voor wat wii gewoonlijk noemen Gods gebiedende wil, doch altijd weer ingesloten dat die wil geen koud besluit is maar wezenswerking Gods, en daartoe behoort altijd het vrije, maar dan het goddelijk-vrije.
Psalm 40:9. Ik heb lust (chaphets), o mijn God, om uw velbehagen (ratson) te doen en uwe wet is in het midden mijns ingewands.
In het doen van Gods welbehagen, Gods wil, is het welgevallen van Christus, die immers in dien psalm sprekende wordt ingevoerd.
Gesproken wordt menigvuldig van het doen van Gods wil, b.v. Looft den Heere, alle zijne heirscharen, gij zijne dienaars, die zijn welbehagen doet. Het opgemerkte en aangevoerde kan genoeg zijn om te laten zien, dat Gods wil niet een bloote beslissing is of gebod, maar zijn innerlijke wezen raakt en het vrije in dien wil steeds accentueert. V a n d a a r , dat die wil als welbehagen moet worden gewaardeerd.

b. In het Nieuwe Testament.
In het Nieuwe Testament is het niet anders dan in het Oude. Verschillende Grieksche woorden worden gebruikt om Gods wil aan te duiden. Bij de meest voorkomende en zingevende zullen wij kort stilstaan.
In de eerste plaats het woord: wil (boulè, boulèma), dat in het meerendeel der plaatsen waar het gebezigd wordt (evenals in de Septuagint) de beteekenis heeft van: wenschen, begeeren, ten doel hebben.
Wij bepalen ons hier tot net gebruik van het woord voor den wil Gods, en doen daarbij een beperkte keuze.
Het eeuwige vaststaande goddelijke doel wordt er door aangewezen. Daarom heeft God, toen Hij nog krachtiger aan de erfgenamen van het beloofde heil de onveranderlijkheid van zijn raad wilde toonen, er den eed bijgebracht... (Hebr. 6 : 17). God willende toonen zijn wil. Op soortgelijke wijze wordt ook in 2 Petrus 3 : 9 gesproken over den goddelijken wil om te redden.
In Jacobus 1 : 18 lezen wij: N a a r zijnen wil heeft Hij ons gebaard door het woord der waarheid, opdat wij zouden zijn als eerstelingen zijner schepselen.
Eigenlijk staat er: willende. Gods werkdadig willen is het motief, dat barende door het Woord der waarheid leven schenkt. Willende, wetende wat Hij doet, maar ook zonder daartoe gedwongen te zijn, wederbaart God. Hij brengt ter wereld, baart door zijn wil met gebruikmaking van het woord der waarheid, de prediking des Evangelies.
Dus deze text is zeer leerzaam. Zij legt nadruk op het vrije. het werkdadige en het zichzelf-behagend willen Gods.
In Lukas 22 : 42 appelleert Jezus met zijn: indien gij wilt, aan den volstrëkten goddelijken wil, zeggende: Vader, of Gij wildet dezen drinkbeker van mij wegnemen.
De worstelende Borg staat voor de vrijmacht van Gods wil en aanbidt dezen. Of het U behagen mocht, doch de willekeur is buitengesloten, want Hij bidt ook: Vader, indien het mogelijk is, laat deze drinkbeker van mij voorbijgaan, doch niet gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt.
In Lucas 10 : 22 is het willen des Zoons een plechtige bekendmaking dat Hij in opdracht des V a d e r s den goddelijken wil (boule) uitvoert. Alle dingen zijn mij van mijnen Vader overgegeven; en niemand weet wie de Zoon is dan de Vader en wie de V a d e r is dan de Zoon en wien het de Zoon zal willen openbaren.
Het gebruik van het woord in het verband wijst er ons derhalve op, dat de wil Gods is met vrijmacht en zeker van het doel benevens de werkdadigheid van dien wil. Er staat een deelwoord: door de daad van het willen, de willing, geschiedt het.
Verder wijst het woord (boulè) op overleg, uitgewerkt tot besluit, zelf besluit. De Septuagint gebruikt het veelvuldig voor Gods wil als besluit.
De gedachten van opperhoogheid en absoluutheid en zekerheid zijn verbonden met de eeuwige wijsheid. Enkele voorbeelden:
Job 38 : 2: W i e is hij, die den raad verduistert met woorden zonder wetenschap, zoo vroeg de Heere uit een onweder aan Job.
Jezaia 5 : 19: die daar zeggen: Dat Hij zich haaste. dat Hij zijn werk bespoedige, opdat wij het zien; en laat naderen en komen den raadslag des Heiligen van Israël, dat wij het vernemen. Gods wil is dus tevens raadslag, plan dat zeker uitgevoerd wordt.
Op dien wil Gods als besluit wijst de Schrift gedurig en in het N.T. gebruikt vooral de evangelist Lucas telkens het woord in dien zin.
In Handelingen 13 : 36 wordt de dood van David ons geteekend als volvoering van Gods raad: als David in zijn tijd Gods raad gediend had, is hij ontslapen. Die wil openbaarde zich in het optreden van Johannes de Dooper.
N a a r Handelingen 2 : 23 is Jezus overgeleverd naar den bepaalden raad en voorkennis Gods.
Het woord legt dus nadruk op de onverbrekelijke vastheid van Gods wil.
N a a r Hand. 4 : 28 handelen Herodes, Pilatus, de heidenen en Israël om te doen al hetgeen de hand Gods en zijn raad tevoren bepaald had, dat zou geschieden.
Het woord hand wijst op de zekere uitvoering en leiding door Gods macht en beschikking en gebruik over alle tweede oorzaken.
Al wordt dus Gods wil geschonden naar zijn gebod, zoo gaat toch zijn wil door ook in dat overtreden.
Paulus zegt in Hand. 20, dat hij den ganschen wil (boulè = raad Gods) verkondigd had. Z o o blijkt ons ook dat wil en besluit en God niet zijn te scheiden. Of wij dat verstaan kunnen is een andere vraag, die ons later zal bezig houden. Hier is het voldoende het feit vast te leggen. De wil Gods is voorwerp des geloofs; wij hebben van doen met den willenden God. Deze God is onze God.
Wij worden opgeleid tot het goddelijke wezen zelf. De zich openbarende God is de souvereine God, onbegrijpelijk in zijn wezen en werken beide.
In den Brief aan de Ephesiërs wordt ons die wil Gods geteekend (doorweven met andere woorden voor Gods wil: thelèma en eudokia) in een wereldomvattend thema (Eph. 1 : 3—11).
V e r s 11 brengt ons bij het hoogte- en dieptepunt, terwijl de apostel als een zwemmer onderduikt in de verborgen diepten van Gods wil en welbehagen, als een arend met breeden wiekslag zich verheft tot duizelingwekkende hoogten en zich neerzet op de eeuwige bergen, neerblikkend naar beneden in onpeilbare diepten. Zijn hart is vast in den Heere en hij verheugt zich in den God zijns heils. Want al is het waar, dat Gods wil al het zijnde omvat in God, toch kan alléén Gods kind door het geloof zich hierin verlustigen, gelijk de Kerk alleen ook die waarheid kent door het geopenbaarde Woord Gods.
In Hem, in welken wij ook een erfdeel gemaakt zijn, terwijl wij naar het voornemen van Hem, die alle dingen werkt naar den raad van zijnen wil, verordineerd werden, om tot prijs zijner heerlijkheid te zijn. Alles gaat terug op en komt op uit den raad zijns willens. Die wil zet in actie het gansche heilsproces tot de uiteindelijke voltooiing.
Deze wil (boulè) van zijn raad (thelema) omvat de ondoorgrondelijke en van eeuwigheid in God bestaande werkelijkheid van zijn wil.
In Hebreen 6 : 17 wordt de onveranderlijkheid van dien wil bevestigd door een eed. Z o o is dan de wil Gods een volheid van goddelijke energie en wezensvolle werkelijkheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 september 1939

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Van den Wil Gods I

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 september 1939

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's