Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Propagandistische gevaren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Propagandistische gevaren

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Den 6en October was de Duitsche Rijksdag samengeroepen om de vooraf aangekondigde rede van den Führer aan te hooren. Hoewel geheime diplomatie nog een rol speelt, veel grooter dan men na hare plechtige afzwering zou verwachten, heeft daarbenevens een nieuwe methode in de internationale politieke wereld haar intrede gedaan. De leiders der volken houden zoo nu en dan redevoeringen, waarin zij openlijk ten aanhoore der gansche wereld met elkander handelen over de op internationaal gebied aanhangige vraagstukken. Zoo kunnen wij door de radio nu eens dezen dan weder dien eersten minister of leider der volken hooren. Op deze wijze wordt er een diplomatiek spel voor het oor dan der gansche wereld gespeeld. In hoeverre deze methode doeltreffender is dan die van voorheen, is voor ons moeilijk te verstaan. Alleen blijkt er uit, dat de volken in het algemeen veel meer in directen zin medeleven in hetgeen hun eigen belangen betreft.
Voorheen liep het alles af in de binnenkamer, waar de gezanten vergaderden, terwijl thans, dank zij ook de nieuwe, wonderbare verkeersmiddelen, waartoe de radio ook behoort, de gansche menschheid de hoogstgeplaatsten, in wier hand het lot hunner volken gelegd werd, zelve mede kan beluisteren. Zoo is dus wel beschouwd de nieuwe techniek een middel gebleken, dat deelneming van allen in het beloop der wereldproblemen, dus feitelijk eene zeer vergaande democratiseering der wereld, mogelijk maakte.
Het is interessant op deze diepgaande wijziging de aandacht te vestigen, want zij leert ons, hoe daarmede het geheele wereldleven, overal waar de radio werkt, als gelocaliseerd wordt, zoodat de volken door de individueele volksgenooten zeiven onmiddellijk meeleven en dus ook medewerken kunnen. Want dit ligt voor de hand, wat wij op die wijze hooren, heeft ook een meer of minder grooten invloed op onze deelname aan het leven der wereld. Zoo kunnen wij dan ook opmerken, hoezeer in deze dagen niet slechts uit nieuwsgierigheid, maar uit diepgaande belangstelling in breeden kring wordt meegeleefd met den oorlog, die de wereld beroert, en met de volken, die er in betrokken zijn.
Nu is dit inderdaad een voorrecht, waaruit blijkt hoezeer de hedendaagsche technische wetenschap groote triumphen behaald heeft, waarvan de voorgeslachten niet konden droomen. W i e zich als schrijver dezes den oorlog van 1870 herinnert en zich kan voorstellen, hoe er toen nog iets in het leven was. dat deed denken aan de dagen van Napoleon, die ons zoo aardig worden omschreven in de verhalen van Erckmann Chatrian over ,,Le concrit de 1813". toen de wonderlijkste geruchten en verhalen de ronde deden en nog in antieken zin de mare, de ondoorgrondelijk zich verspreidende mare, de draagster van alle nieuws was, dat wel eens bevestigd, maar vaak ook verzonnen bleek, die peilt het groote onderscheid. Reeds in den vorigen oorlog was dit natuurlijk al gewijzigd, maar toch nog bij lange na niet zooals heden, nu ons allen de radio ten dienste staat en onmiddellijk uit de eerste hand ons het nieuws gebracht of ook wel soms van de eene of andere zijde wordt onthouden.
Zoo leven wij van zeiven onmiddellijk mede en krijgt het gebeuren voor ons een veel grooter actualiteit, treedt het nader tot ons en wekt het meer blijvende spanning op. Dit nu stelt ook hooger eischen aan de kracht van veler zenuwen. Doch hoe schoon dit alles zijn moge, in deze hoogere spanningen ligt ook een schaduwzijde, want er dreigt daaruit ook grooter gevaar. Het gevaar, dat wij ons te zeer vereenzelvigen met wat ter eene of ter andere zijde geschiedt. In dat geval stellen wij ons licht partij, zoodat de neutrale stemming, die voor een neutraal volk gebiedende eisch is, zal de neutraliteit der regeering niet mislukken, dreigt te loor te gaan.
Daaruit is dan ook te verklaren, dat in kringen, die gewoonlijk niet behooren tot de milieus, waaruit de volksberoerders voortkomen, zich ontwrichtende verschijnselen voordoen, waartegen met nadruk moet worden gewaarschuwd, omdat zij zoo gevaarlijk zijn. Zelfs onder de Hervormd Gereformeerden treden verschijnselen aan den dag, die er op wijzen, dat niet allen den druk der verantwoordelijkheid dragen kunnen, die de omstanigheden opleggen. De Duitsche geschiedenis, zooals die door de hedendaagsche leiders gemaakt werd en wordt, is voor velen moeilijk te waardeeren en te verdragen.
Te verwonderen behoeft dat niet, want reeds jaren aaneen is er in allerlei kringen eene actie gaande, die zich tegen het Duitsche volk keert. Het uitgangspunt van deze anti-Duitsche stroomingen ligt evenals in den oorlog natuurlijk in de Angelsaksische volken, in Engeland en Amerika en is nu nog zooveel sterker dan in de jaren van den oorlog van 1914 — 1918, om de antisemitische richting, waarin zich sinds het Nationaal Socialisme tot de leiding kwam, het Duitsche cultureele en economische leven bewoog. Overal in de wereld, waar het Jodendom tot rijkdom en macht kwam, moesten zich natuurlijker wijze anti-Duitsche centra ontwikkelen, die geld noch moeite sparen. Voor de neutrale volken ligt daarin een gevaar, want het goud en de Pers zijn twee machtige wapenen.
W i j wijzen er op. niet omdat wij zeiven antisemieten zijn. Het Calvinisme is niet antisemitisch in zijne tendenzen, maar omdat er voor ons volk. en dus ook voor de Joden zeiven, een gevaar in ligt. Het zou toch inderdaad verschrikkelijk zijn, voor ons geheele volk en niet het minst ook voor de Joden, die onder ons sinds eeuwen wonen, wanneer wij door valsche, ziekelijk propagandistische strevingen in den oorlog werden gedreven. Dat niemand dit gevaar onderschatte. W i e opmerkt, hoe de internationale politiek zich ontwikkelt, voor dien is het duidelijk, hoe geheel anders niet alleen de toestand geworden is dan die in 1914—1918 was, maar ook hoe benauwend het er alles uitziet. Er zijn menschen, die zoo verblind zijn. dat zij er niets van schijnen te zien ook onder de Hervormd Gereformeerden. Daar is b.v. een klein, overigens wel geredigeerd blaadje als het E i 1 a n d e n n i e u w s, dat op Goeree en Overflakkee eene positie zich verworven heeft. In dit blaadje, waarin soms aardige schetsjes voorkomen, door een waarnemer voor een kijkvenster gegeven, verschijnen af en toe ook internationale beschouwingen, die ons met vreeze vervullen, omdat zij blaken van hartstocht niet alleen, maar een sterk blakend fanatisme vertoonen, dat een weerschijn is van eene van elders geimporteerde antipathie.
Men kan in zulke felle artikelen duidelijk opmerken, hoe de verblinding van haat de menschen tot een volkomen voorbijloopen van alle beginselen brengt, die zij anders als goddelijke beginselen, als eischen van Gods Woord den volke voorhouden. Diezelfde schrijver uit het E i l a n d e n n i e u w s heeft nu ook met een dergelijk artikel zijn intrede gedaan in het blaadje N i e u w P o l i t i e k L e v e n en daarin zijn hart gelucht op eene wijze, die bij mij de vraag deed opkomen, of zulk geschrijf we] een Nederlandsch belang is. Mij schijnt dit een gevaar.
Niemand is in Nederland verplicht om het Nationaal Socialisme, zooals dit in Duitschland verschenen is, als levensen wereldbeschouwing te belijden, maar ieder is wel zedelijk gehouden een naburige volk niet over zijn regeeringsvorm te beleedigen. Wij hebben steeds geweigerd zelfs op het Nederlandsche Nationaal Socialisme af te geven, of deze Nederlandsche Nationaal Socialistische beweging op onrechtvaardige wijze te behandelen. Wij leven hier in een land, waarin het „elk wat wils" tot zijn maximum opgevoerd wordt. En wij hebben onder deze omstandigheden niet kunnen goedkeuren, dat onder het masker van democratische idealen de Nationaal Socialisten tot een minderwaardig soort burgers werden gedegradeerd. Niet omdat wij geen democratische Calvinistische beginselen voorstaan, maar dezer omdat wij onder de heerschappij dezer volkssouvereiniteit der revolutie voor gerechtigheid pleiten.
Onder onze revolutionaire democratie heeft iedere beweging, die binnen de grenzen der Wet blijft, gelijk recht. W i j staan als Gereformeerde mannen eene andere democratie voor. Leefden wij onder de heerschappij der beginselen van onze belijdenis, dan zou de vraag rijzen, of en in hoeverre de Nederlandsche Nationaal Socialistische beweging daaronder bestaansmogelijkheid heeft. Doch nu wij onder deze Grondwet leven, acht ik uitzonderingsmaatregelen tegen een enkele groep, die voor onze hedendaagsche democratische revolutionaire beginselen, een gevaar geacht schijnt te worden, een onrecht, dat aan medeburgers aangedaan wordt, zooals jaren geleden het liberalisme de Gereformeerden aangedaan heeft en nog feitelijk aandoet.
In geen geval echter acht ik het met het ware volksbelang overeen te brengen, dat artikelen in onze Pers verschijnen, waarin een toon klinkt op de wijze, waarop zulks in het laatste nummer van N i e u w P o l i t i e k L e v e n geschiedt. In de W a a r h e i d s v r i e n d las ik over de Duitsche Christenen, alsof deze leer iets nieuws is. De heele Nederlandsche ethische theologie heeft jaren lang geteerd op de Duitsche philosophie. Het Nederlandsche modernisme is Duitsch fabrikaat. Waarlijk er kan worden opgezet „Made in Germany". Waarom is het Duitsche Christendom van vandaag nu van slechter gehalte, dan het Engelsche, Amerikaansche of elk ander modernisme? Het is alles evenzeer in strijd met Gods Woord. Er is geen onderscheid. De goddelooze leeringen, die voorheen in Duitschland gedreven werden onder het applaus van het Nederlandsche modernisme, zijn niet goddeloozer dan wat hier te lande wordt gepredikt van de daken. Toch galmt zulk een blad over de Duitsche Christenen, alsof die van minder kaliber zijn. Deze heele methode, die men hier te lande zich veroorlooft en zich eigen maakt onder den invloed van vreemde propagandistische invloeden, acht ik een groot gevaar voor ons volk.
Bovendien, welke waarde heeft dit alles? W i e zich inbeeldt, dat zulk woordengescherm iets aan de feiten verandert, die vergist zich. Het Duitsche volk heeft bij onderscheidene gelegenheden met buitengewoon groote eenstemmigheid voor de gansche wereld zijn wil tot eenheid tot openbaring gebracht, met grooten nadruk zich achter het heerschende regime gesteld. Zelfs zij, die in de Evangelische Kerk in conflict geraakten met de regeering, verklaarden nochtans, dat zij, afgezien dan van het optreden tegen of in de kerk, toch wenschten beschouwd te worden als aanhangers van de regeering. Welk recht hebben nu buitenstaanders — en dat zijn wij dan toch als Nederlanders — hooggestemde hatelijke oordeelvellingen te geven over de regeeringsvormen van andere volken? Ik kan dat recht niet erkennen. Ook hierbij is het „oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt" van toepassing. Natuurlijk beteekent dit niet, dat wij geroepen zouden zijn goed te keuren wat andere volken zich als regeeringsvorm verkiezen, noch ook dat wij het als voor ons volk begeerlijk zouden te prijzen hebben. Doch het wordt eene beleediging van een ander volk, wanneer buitenlanders zich opwerpen als censoren over zijne regeeringspersonen en levensvormen.
Het is zeer wel begrijpelijk, dat oorlogvoerenden, zooals in dit geval Engeland, pogen door strooibilletten ontevredenheid te wekken, om op deze wijze de weerstandskracht van Duitschland te breken, „a la guerre comme a la guerre", is het Fransche spreekwoord, dat der wereld verkondigt: Het komt er niet op aan, als de tegenstander maar verslagen kan worden. Toch maakt ook zelfs op Engelschen deze methode van een strooibilletten-oorlog geen verheffenden indruk. Het wordt ook daar gevoeld, dat het toch al te dwaas zou zijn, wanneer de Heer Hitier eene proclamatie uitvaardigde, dat hij met Engeland niet over vrede wilde onderhandelen, voor dat eerst het Koninklijk Huis of de Heer Chamberlain van het tooneel verdwenen waren. Ieder voelt onmiddellijk, hoe er dan van onzin gesproken moet worden. W i j twijfelen er dan ook geen oogenblik aan, dat als Engeland vrede wenscht, het dezen best zal sluiten met het Duitsche volk onder Adolf Hitler's regiment.
Doch indien dit nu zoo is •— en ik geloof niet, dat iemand dit betwijfelt — welken zin heeft het dan, dat Nederlanders zich op hoogen toon onbehoorlijke oordeelsvellingen veroorloven over onze naburen? W i l iemand het Duitsche regeersysteem uiteenzetten, er kritiek op oefenen, het meten naar de normen van Gods Woord, niemand zal er bezwaar tegen inbrengen, evenmin als wanneer wij onze eigene instellingen op die weegschaal zetten, of de houding der Fransche republiek in hare wetgeving tegenover de kerken aangenomen.
Dat kan alles zeer wel geschieden, zonder dat er een toon wordt aangenomen, als wilden wij ons mengen in het interne leven van onze nabuurvolken. Maar wij hebben zeer zeker geen recht hoon en smaad over het Duitsche volk uit te gieten, omdat het onder een regime verkeert, dat ons niet behaagt. Het Duitsche volk is ontwikkeld genoeg om over zijn eigen lot te beslissen. En wij behooren zoo fatsoenlijk te zijn het die beslissing te laten.
Het verkoos zich dezen regeeringsvorm en dezen Leider, omdat het voor de overgroote meerderheid, ja eigenlijk unaniem, er zich van bewust was geworden, dat de chaos, waarin het onder de heerschappij van het Roomsche Centrum en de Roode demagogen gekomen was, zijn ondergang beteekende. En wij moeten wel inzien, dat de ondergang van Duitschland niet het einde der geschiedenis beteekent, maar het begin eener nieuwe aera, die wel eens voor de gansche wereld de aanvang blijken kon van eene periode, waarin, om het met de woorden des apostels te zeggen, ,,de verborgenheid der ongerechtigheid, die nu aireede gewrocht wordt", in het openbaar zal verschijnen. Naar mijne meening is dit niet begeerlijk. Voor mij schijnt het een levensbelang van alle volken, dat de oorlogvoerende machten tot vrede komen en tot samenwerking, die het herstel der wereld mogelijk maakt.
De politiek, die tot dezen oorlog geleid heeft, is de voortzetting geweest van dezelfde politiek, die den vorigen oorlog ee'-st opriep, doch daarna niet op eene gezonde wijze beslecht heeft. Deze oorlog is het noodzakelijke verlengstuk van den vorigen. Indien men niet tot vrede kan komen, dan zal zulks voor Europa in het algemeen, maar ook voor de gansche wereld tot funeste gevolgen moeten leiden. En om dan bij ons eigen kleine landje te blijven, ook voor Nederland zullen deze zoo verderfelijk worden, dat wij reeds daarom oorzaak te over hebben om ons voor des Heeren aangezicht te verootmoedigen en om den vrede onder de volken Hem aan te loopen, die alleen machtig is ons te verlossen.
Doch het behoeft geen betoog, dat gescherm met groote woorden over onze naburen, omdat zij zich een regeeringsvorm verkozen hebben, die aan vele Nederlanders tot ergernis is, ten zeerste afkeuringswar rdig moet worden geacht. Dit toch strekt niet tot bevordering van de zoo gewenschten vrede en het is zeker geen vrucht van dien Geest, die het gebed alleen geboren doet worden, dat der Heere welbehagelijk is en van Hem verhoord wordt.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 oktober 1939

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Propagandistische gevaren

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 oktober 1939

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's