Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Marnix' vermaan aan de Christelijke Gemeenten van Brabant, Vlaanderen, Henegouwen en andere omliggende landen

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

7

Want God zal Zich niet laten bedriegen. Hij doorgrondt het allerdiepste der harten en nieren. Hij weet duizendmaal beter dan de menschen zelve, wat in des menschen harte verborgen is. Waartoe ons de Zone Gods getrouwelijk waarschuwt, hij, die in den schoot des Vaders gezeten is. En Hij kan ons dit alleen als Zijn heilige wil openbaren, dat wij onze berekening recht zullen opmaken. Zooals een man, die een toren wil bouwen, of een oorlog beginnen, de onkosten wel ter dege behoort te overleggen, eer hij zulks bestaat. Opdat hij zijn naburen niet tot spot en schande worde. Desgelijks ook een iegelijk van ulieden, zegt Hij, die al zijn goederen niet verzaakt, die kan mijn discipel niet wezen. En dat is wel zeer verre vandaan van Gods Naam te verzaken om des goeds wille. Ja, Hij wil niet, dat wij omzien, nadat wij ons eenmaal tot Hem begeven zullen hebben, opdat ons niet wedervare, wat de huisvrouw van Lot wedervaren is. Want zoo wie de hand aan den ploeg slaat, en ziet naar hetgeen achter is, is onbekwaam tot het Koninkrijk Gods, zoo zegt de Heere. Dit zijn duidelijke ronde Hollandsche woorden, die een ieder gemakkelijk verstaan kan. En zij hebben geen geestelijken zin, noch eenige verklaringen, of scherpzinnige uitleggingen noodig.
Daarom, zeergeliefde Broeders, laat ons alle zulke valsche leeraars varen laten, en volgen den raad van onzen Zaligmaker Christus Jezus, welke is de eeuwige wijsheid Gods, die noch bedriegen kan, noch bedrogen worden. Wilt u wel rijpelijk bedenken, laat uw oog gaan over uw berekening. Ziet, of gij Christus' discipelen wilt wezen, kinderen Gods wilt wezen, erfgenamen des eeuwigen levens wilt wezen. Of dat gij integendeel liever het Evangelie en het eeuwige leven wilt verzaken om te ontgaan een tijdelijk kruis, dat bij het Evangelie gevoegd is. De keuze is best te doen. Daar is geen lang beraad voor noodig. Want al is 't een feit, dat het Evangelie van Christus zijn kruis meebrengt, nochtans is 't voor een ieder kennelijk, dat de wellust der wereld ook niet zonder kruis is. Ja, als men alle dingen wel overlegt, dan zal men bevinden, dat het kruis der wereld en des duivels minstens zoo zwaar en verdrietelijk is, als het kruis des Evangelies zou kunnen zijn. Behalve dat het nog altijd bovendien met een eeuwig kruis, een eeuwige dood, en eeuwigdurende ellende, onafscheidelijk vergezelschapt is. Terwijl het kruis van Christus hiernamaals een eeuwige vreugde en vrede veroorzaakt. Ook is het nog hier in de wereld verbonden met grooten onuitsprekelijken troost, die de Geest des Heeren telkens werkt in onze conscientiën. Terwijl integendeel der goddeloozen kruis vol wanhoop en mistroostigheid is. Want zij moeten toch het vergif en de droesem uit den beker des toorns des Heeren drinken, 't zij 't hun lief is of leed. Maar hoe het zij, al waren wij verzekerd, dat wij hier naar deze wereld levende alle kruis en verdrukking mis konden loopen (hetwelk geen mensch op aarde gegeven is), toch moet er een besluit worden genomen. Wij moeten God dienen, of den duivel. Christus aannemen tot onzen eenigen Zaligmaker, of den Baal navolgen. Wan niemand kan twee heeren tegelijkertijd dienen: of hij zal den eenen aanhangen, en den anderen verachten. Indien wij Christus kiezen: het kruis moet opgenomen zijn. Dat is een ronde o, een onwedersprekelijk vonnis. Want de Zone Gods Zelf is ons dezen weg voorgegaan. Alle heilige voorvaderen, alle Profeten, Apostelen, Martelaren, en in 't kort, alle kinderen Gods zijn denzelven opgegaan: daar is geen omweg. Allen, die godzaliglijk willen leven, zegt Paulus, zullen vervolgd worden. En Christus spreekt goed duidelijk: de knecht is niet beter dan zijn Meester. Hebben zij den Meester gelasterd, gescholden, vervolgd, ja gekruisigd, meenen wij misschien dat ons iets anders te wachten staat? Maar het vleesch is zwak, zult gij zeggen. Zoo wij vanhier vertrekken, wie zal ons en onze kinderen den kost geven? Wie zal ons herbergen en onderhouden? Gij kleingeloovigen, weet gij nog niet, dat de aarde en al haar volheid des Heeren is? Dat Hij het is, die niet alleen den mensch, maar alle dieren op aarde genadiglijk spijzigt. En dat Hij Zijn zorg uitstrekt (of veeleer Zijn Vaderlijke voorzienigheid) tot aan de snoodste en meest verwerpelijke schepselen der aarde? Leert het van uw jonge kinderen, die u des morgens en des avonds daarvan vermanen, zeggende aan uw tafel, dat God het is, die alle vee zijn voeder geeft, de jonge raven als zij roepen. Dat aller oogen wachten op Hem, Hij doet Zijn milde hand open en verzadigt al wat daar leeft, naar Zijn welbehagen. Zullen dan onze eigen kinderen, wat zeg ik, onze kinderen? Ja, de jonge raven in Gods gericht tegen ons niet moeten opstaan, om ons vanwege onze ongeloovigheid en wantrouwen te veroordeelen? Wij zien de zwaluwen, de ooievaars, de kranen en menigerlei andere vogelen, die uit verre vreemde landen komen overgevlogen, zonder te weten wat zij hier zullen vinden om hen te onderhouden, en nog worden zij allen gespijzigd. Is het niet de Heere die den leeuw zijn aas bereidt, en de jonge leeuwen hun kost? Twee muschjes kosten maar een penningske, en toch valt er geen van hen op de aarde zonder de wil van uw Hemelschen Vader, spreekt de Heere. Ja, ook de haren uws fioofds zijn geteld. Daarom, vreest niet want gij gaat vele muschkens te boven. Aanziet, de leliën, hoe zij wassen; zij arbeiden niet, en spinnen niet; en Salomo, in al zijne heerlijkheid, is niet bekleed geweest, gelijk een van deze.
Maar ons is bevolen te zorgen, zegt gij. God heeft ons daartoe verstand gegeven. En wij zouden lang gapen, eer ons gebraden duiven in den mond zouden vliegen. Eilieve. meent gij dan ook, dat met al uw zorg, één haar zult kunnen wit of zwart maken? Of een stroobreed tot uwe lengte toedoen? Daar is de landman, hij bebouwt het land, hij ploegt, hij egt, hij zaait, hij wiedt, hij zorgt nacht en dag. Maar zou hij wel met al zijn zorgen een druppel water uit den hemel kunnen doen vallen? Of een druppel water kunnen tegenhouden, als hij 't begeerde? Of zou hij wel één zonnestraaltje over het gezaaide kunnen doen schijnen? De koopman doet er onderzoek naar en geeft er goede acht op ,in welke landen zijn handel het allerbest wil tieren. Hij koopt, hij verkoopt, hij ruilt in, hij verruilt, hij laadt zijn schip, en zendt het daar hij het hebben wil. Maar zou hij wel met al zijn zorgen één windeke op zee kunnen doen waaien, om het schip te brengen op die plaats, en te sturen op zulkeen tijdstip, als hij het gaarne had? Dat is wel zeker van niet. Wat helpt dan al ons angstig zorgen? Waarom bevelen wij Gode niet datgene, wat in Zijn hand en beleid is, en doen wij niet hetgeen Hij ons in Zijn Woord gelast heeft? Maar hierop zou nu iemand kunnen vragen, of wij dan niet zullen zaaien, niet planten, en geen zaken ter harte nemen, maar (zooals een bekend spreekwoord zegt) Gods water over Gods akker zullen laten loopen? Dat zij verre. Dat is onze bedoeling heelemaal niet. Want ook de vogelen, al zorgen zij niet, en al zijn zij niet bekommerd noch bevreesd voor de toekomst, daarom staan zij toch niet stil. Maar van des morgens vroeg af aan doen zij niets dan vliegen van het een naar het ander, zoeken zij hun voedsel, bouwen zij hun nestjes, en maken zij wintervoorraad voor zich en voor hun jongskens.
Zulkeen zorg is ons niet verboden, maar veeleer bevolen. Want de almachtige Schepper heeft, naar Zijn diepe grondelooze wijsheid. Zijne eeuwige voorzienigheid saamverbonden met de aardsche tusschen-oorzaken. En Hij heeft dat gedaan in dier voege, dat Hij den schepselen, inzonderheid den mensch die met reden en verstand begaafd is, het beleid van die aardsche middelen en der lagere oorzaken heeft bevolen, een iegelijk naar zijn roeping. Maar Zichzelf heeft Hij toch altijd voorbehouden de besturing van het doel der dingen. Een iegelijk heeft Hij een zekere roeping gegeven, waarin Hij wil dat een ieder zich zal oefenen met alle vlijt en naarstigheid. Door deze roeping heeft Hij onzen vader Adam opgelegd den arbeid en het zweet des aanschijns, om den kost met arbeiden te verdienen. Maar het zegenen van den arbeid heeft Hij aan Zichzelf gehouden. Om dien te geven aan wien 't Hem belieft. En inzonderheid dengenen, die Hem gehoorzaam zijn. en in hun roeping zoo wandelen, dat zij ondertusschen geen vergrijpen plegen tegen Zijn geboden. Daarom houdt de Geest van God ons deze waarachtige leer voor:

Vergeefs op bouwen toegelegd;
Vergeefs om 't huis voltooid te zien.
Gezwoegd, gezweet, o arbeidsliên!
Zoo God Zijn hulp aan 't werk ontzegt.
Vergeefs, o wachters, is uw vlijt,
Zoo God niet Zelf de stad bevrijdt.
Vergeefs van 's morgens vroeg geslaafd
Tot 's avonds, en het brood der smart
Gegeten, met een angstig hart;
Vergeefs den ganschen dag gedraafd;
God geeft het, hoe een ander schraap',
Dien Hij bemint, als in den slaap.

Y.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 november 1939

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Marnix' vermaan aan de Christelijke Gemeenten van Brabant, Vlaanderen, Henegouwen en andere omliggende landen

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 november 1939

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's