Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze hoogste Profeet II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze hoogste Profeet II

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Deuteronomium 18 vers 15. Eenen profeet uit het midden van u, uit uwe broederen, als mij, zal u de Heere uw God verwekken: naar hem zult gij hooren.

3e. Deze profeet is een broeder zijns volks.
Deze profeet is een broeder zijns volks: Mozes wijst daarop als hij zegt: Een profeet uit het midden van u, uit uwe broederen...
Er bestaat dus een broederband tusschen het volk en hun Profeet. De psalmist zou deze waarheid aldus vertolken: Gij hebt van uwen Heilige gesproken en gezegd: Ik heb hulp besteld bij een held; Ik heb eenen verkorene uit het volk verhoogd.
Jezus van Nazareth, de zoon van Maria, uit Israël naar het vleesch. In Maria overschaduwde de Heilige Geest de Kerk: dat heilige, dat uit u geboren zal worden zal Gods Zoon genaamd worden, sprak de engel Gabriël tot de maagd, door den Heere verkoren om moeder van Jezus te zijn. Mozes ontsteekt licht voor Israël over hun grooten Profeet dien de Heere hun God zal verwekken. In Mozes konden zij eenigermate verstaan wat hiervan de beteekenis moest zijn. De Messias is geen vreemde voor Israël.
De Heere der heerlijkheid neemt onze natuur aan, wordt onzer een, want Hij is den broederen in alles gelijk geworden, uitgenomen de zonde. Zóó alleen kon Hij onze zondendrager zijn. Naar zijne Openbaring wilde de Heere de zonde straffen in de natuur waarin zij was bedreven, in de natuur waarop zijn vloek rustte.
Het Woord is vleesch geworden. Dit wondere feit mogen wij weer herdenken dezer dagen. In den geest verkeeren wij bij de kribbe van Bethlehem waar het wonder van Gods eeuwige zondaarsliefde is geopenbaard. De prediking moet uitgaan, dat de gansche wereld voor God verdoemelijk is. De vloek heeft ons getroffen, de vloek van God.
Gij hebt mij het lichaam toegerust, zoo profeteert de Zoon in psalm 40. Zie, Ik kom om uwen wil te doen, o God. De Zoon verliet troon, kroon en heerlijkheid om in te gaan in onze natuur. Met nadruk wijst nu de Schrift er op, dat Hij de zone Davids was. In hem werd Gods belofte vervuld aan de Vaderen geschied. Mozes spreekt er hier van. David had met diepe verwondering uitgeroepen: Gij hebt ook over het huis uws knechts gesproken tot van verre heen. Ja, het huis van David zou bestendig zijn voor Gods aangezicht. Zoo trekt David de lijn door die Mozes uitstippelde. De Messias komt op uit Israël. Maar reeds in Abraham werd Jafet en Cham opgenomen in de belofte des levens: in uw zaad zullen alle geslachten der aarde gezegend worden. En uit éénen bloede heeft God het gansche menschelijke geslacht gemaakt. Zoo kon Hij de tweede Adam zijn.
Abraham is een vader aller geloovigen. Niet alleen uit Israël, maar óók uit de heidenen. Daarom werd hij gerechtvaardigd door het geloof nog voordat hij besneden was, nog in de voorhuid zijnde.
Mozes stelt hier op den voorgrond de afkomst van den Messias uit Israël. Wanneer de blijmare des heils wordt uitgedragen door engelen aan de herders in de velden van Efrata zeggen zij: Ik verkondig u groote blijdschap die alle den volke wezen zal, namelijk, dat u heden geboren is de Zaligmaker, Christus de Heere, in de stad Davids. En dit zal u het teeken zijn, gij zult het Kindeke vinden in doeken gewonden en liggende in de kribbe.
Hij nam onze natuur aan uit de maagd Maria, onze sterfelijke natuur; orderworpen aan lijden en dood, doch zonder zonde door de overschaduwing des Heiligen Geestes.
De verborgenheid der godzaligheid is groot: God geopenbaard in het vleesch. Op de historische werkelijkheid legt Mozes, de man Gods, vollen nadruk. Daarom gaat het bij Bethlehem om historische feiten. Waar werd Hij geboren? Wat verzelde dit heerlijke wonder Gods? Waar is de moeder? Wie was die engel die haar de boodschap bracht?
Hoe was Bethlehem zoo vol van volk toen Jozef en Maria er heen trokken en waarom begaven zij zich derwaarts? Hij is des vleesches en des bloeds deelachtig geworden. Nooit meer, neen nooit meer, zal Hij die natuur prijsgeven zelfs niet in het graf. De eeuwige God huwde met onze natuur. Mijn vleesch, mijn bloed, mijn natuur nam Hij aan. De blijmare des heils op dezen dag: Jezus is geboren in de stad Davids, in Bethlehem. In de kribbe ligt de gave van Gods onuitsprekelijke liefde tot een verloren menschengeslacht. Zoo is Hij onzer natuur deelachtig geworden, om van den vloek te verlossen.
Van eeuwigheid waren zijne vermakingen met de menschenkinderen, doch in de volheid des tijds nam de Zoon, de Gezalfde van voor de grondlegging der wereld, onze natuur aan. opdat Hij de Zaligmaker zou kunnen zijn. Hij komt niet tot een hem vreemde wereld, want door het Woord zijn alle dingen geschapen. Evenmin tot een hem vreemde menschheid. Hij gaat toch in in onze natuur. Hij is onzer een. Een kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven en men noemt zijn naam wonderlijk, raad, sterke God, Vader der eeuwigheid, vredevorst. En der grootheid zijner heerschappij zal geen einde zijn.
Hij heeft onder de menschen gewoond. Hij is de zoon des menschen.
Hij was zijn ouders onderdanig en nam toe in wijsheid en kennis; groeide op als een mensch. Een profeet uit het midden van u, uit uwe broederen...
Mozes heeft zeker in den geest iets gegrepen van de wondere ontferming Gods in deze belofte vervat. In alle opzichten kwam de Heere Jezus op uit het midden zijner broederen. Want Hij had familie vóór Hij werd ontvangen. Maria is de toebereide maagd door den Heiligen Geest. Hij is de spruite Davids. Hij ontspruit aan den afgehouwen tronk van Isaï, doch tevens is Hij de wortel Davids, waaruit David opkomt. Hij draagt en baart de Kerk als God. Hij wordt door de Kerk gedragen als mensch. Hij is voor ons en uit ons. In zijn leven en sterven is Hij één met onze natuur en tot in der eeuwigheid. Hij schaamt zich niet hen broeders te noemen, die in hem gelooven.
Als Hij is opgestaan ten derden dage spreekt Hij tot de vrouwen: zegt mijnen broederen... Mozes was één van het volk, dat hij leidde en uit het volk hetwelk hij verloste. Zoo kwam deze groote Profeet op uit het volk. Het volk tergde Mozes telkens weer, en toch bleef hij hen liefhebben en onderwijzen. Maar meer dan Mozes is hier. Kom, naderen wij zoo de kribbe van Bethlehem om te bewonderen de gave Gods. Gode zij dank. Merk op de belangelooze liefde van Mozes tot die natie, waarvan hij zegt tot den Heere: gedenk, dat deze natie uw volk is. Zoo pleit hij bij den Heere tot hunne redding en behoudenis. Zoo brengt Mozes den Messias nader tot het volk, onthult de toekomst. Mozes gaat weldra heen, maar deze komt en... blijft, want Hij zou zeggen: nog een kleine tijd en de wereld zal mij niet meer zien, doch gij zult mij zien en verblijd zijn.
Mozes was een gave van Christus aan Israël om te getuigen van Christus, wiens voorbeeld hij mocht zijn in zijn profetische bediening; in zijn staan tusschen God en het volk. Uit het midden van u, uit uwe broederen. Daarmede grijpt Mozes ook het verbond Gods in de lijn der geslachten. Want de broederen van Israël waren hun nageslacht. Hij is uit de lendenen van Abraham; uit den stam van Juda, uit den zade Davids.
Hier is nu de Israëliet in wiens geest geen bedrog was.
Zoo moest de Zone Gods onze natuur aannemen om ons stervende te verlossen van den dood. De overvloedige kracht zijner liefde wordt openbaar in het aannemen onzer natuur opdat Hij zich den staat van sterven zou onderwerpen. Zoo moet gij aanstonds het Kindeke in de kribbe waarnemen. Dat wildet Gij nu doen om mijne zonde en vloek te kunnen dragen. Op deze wijze alleen kon Hij den schrikkelijken val des menschen stuiten en hem opheffen uit het verderf en met God verzoenen. Een profeet uit het midden van u, uit uwe broederen. Een profeet, ja, de hoogste profeet is Hij die in zichzelf de weg is tot den Vader waarvan Hij in de kribbe en aan het kruis getuigenis aflegt.
Indien Hij dan onze broeder is zoo is God onze Vader geworden door hem. Moogt gij op deze gedenkdagen zóó tot de kribbe naderen in den geest? Want Hij die nu is gezeten aan de rechterhand Gods lag eenmaal neer als Kindeke in de kribbe. Hij die rijk was is arm geworden opdat Hij armen zou rijk maken.
God geopenbaard in het vleesch. Mozes wijst er ons op in zijn profetisch getuigenis hoe de Messias opkomt uit het menschelijke geslacht. Jezaia zal eraan toevoegen: zie, de maagd zal zwanger worden en eenen zoon baren en gij zult zijn naam Immanuël heeten: God met ons. God voor en God bij ons in hem.
Nu wordt de kribbe overgoten met den lichtglans der liefde Gods.

4e. Deze profeet is door den Heere verwekt.
Een profeet... zal u de Heere uw God verwekken... Mozes leidt ons op tot den God des verbonds. Jehova toch is de God van Israël. Andere volken hebben hunne afgoden maar de eenig levende God heeft zich aan Israël geopenbaard, zich dit volk tot een bijzonder eigendom verkoren. Niet omdat het beter was dan andere volken doch enkel en alleen omdat het hem alzoo behaagde. Hij is de Heere, Jehova, de: Ik zal zijn die Ik zijn zal... Zoo was Mozes tot Israël in Egypte gezonden om zich aan te dienen als de gezant van dezen God van Abraham, Izaak en Jacob. Ik heb zeer wel gezien de verdrukking mijns volks, dat in Egypte is, zoo hoorde Mozes uit het midden des vuurs van den brandenden braambosch. En... Ik heb hunne smarten bekend. De Heere leeft mee met dit volk zijner keuze; heft het op uit zijn ellende en diepen nood.
Het heilbegeerige volk wordt getroost met de toezegging van dien grooten Profeet. Want de bediening der schaduwen, door Mozes verordend op Gods bevel, was niet vredebrengend en rustgevend. Neen, deze dienst riep om vervulling. Israël werd zeker onderwezen in de verborgenheden van Gods Koninkrijk, maar in dat onderwijs lag opgesloten de vraag naar dien grooten Profeet. De Heere hun God wilde, dat zij zouden beseffen de noodzakelijkheid van den Messias. In die aanspraak: de Heere uw God is reeds Christus betrokken, want zonder hem kan God geen Jehova zijn voor Israël. Zonder hem geen betrekking van verzoening tusschen God en mensch. Alleen door en in hem is verbinding ten leven mogelijk.
Jezus legde eenmaal de vraag voor aan de schare: de leer van Johannes en zijn Doop is zij uit de menschen of uit den hemel? Indien zij uit de menschen was zoo had zij geen eeuwigheidswaarde, indien uit God dan was zij bovennatuurlijk uit de genade gesproten. Iedere ademhaling van het levende gebed is van boven door de genade des geloofs, gewerkt door den Heiligen Geest.
In den dienst van dit hemelsche Rijk stelt Hij zijne knechten. Mozes riep de Heere nadat Hij hem als een weggeworpene had gered in een biezen kistje. Hij verwekte Mozes. Hij riep Gideon van den dorschvloer om Israël te verlossen van vijandige benden die het land afstroopten. Eliza werd geroepen van achter den ploeg om zijn volk te leeren. David werd weggeroepen van achter de schapen om een voorganger te zijn over zijn volk Israël. Amos was veehoeder en werd gesteld tot profeet in zware tijden. Petrus moest het visschersbedrijf verlaten om Jezus te volgen als discipel. Mattheüs geeft zijn winstgevend bedrijf op in het tolhuis om dienstbaar te zijn aan de komst van Gods Koninkrijk.
De Heere verwekt al deze mannen. De Messias zelf schenkt Hij, verwekt Hij, zooals Mozes hier profeteert. Het Woord is vleesch geworden en heeft onder ons gewoond. Komende in de wereld zegt Hij: Slachtoffer en offerande hebt Gij niet gewild, Gij hebt mij het lichaam toegerust en de ooren doorboord. Hij werd door den Heere verwekt in den schoot van de maagd Maria.
Zoo was de God-mensch, de ware Messias uit den zade Davids. De Heere gaf hem den troon zijns vaders Davids.
Zoo wordt Hij verwekt in de vergadering zijner heiligen. De Geest verwekt hem voor het oog des geloofs, zoodat de verslagen zondaar in het geloof het wonder Gods aanschouwt. Op zijn bloed en gerechtigheid kunnen wij ons veilig verlaten, want God heeft hem zelf verwekt. Hij is geen schapendief maar schapeneigenaar. Zoo staat dan de naam en het gezag van den Vader in het nauwste verband met alles wat deze Profeet heeft gedaan en geleerd. Ik ben gekomen in den naam mijns Vaders, en gij neemt mij niet aan, zoo een ander komt in zijn eigen naam, dien zult gij aannemen. Mijne leer is de mijne niet, maar desgenen die mij gezonden heeft.
De Heere Jezus beroept zich telkens op zijn zending door den Vader. In alle benauwdheid en smaad wist Hij de gezondene des Vaders te zijn. Daarom wordt het rantsoen aanvaard in de vierschaar Gods; is zijne leer van kracht in den hemel voor den troon. Daarom kon Jezus zeggen: wie mij niet eert eert ook den Vader niet. De werken die Ik doe, in den naam mijns Vaders, dezelve zijn het die van mij getuigen. Kent gij den troost in deze waarheid vervat, mijn lezer?
Het verbond des vredes is onherroepelijk. Zie Ik kom! Nooit zou het in een menschenbrein zijn opgekomen een weg deiverlossing uit te denken, die den mensch zaligheid, Gode heerlijkheid kon toebrengen. Dit lag buiten ons vermogen. Evenmin zouden wij begeerd hebben onzen Maker te kennen en met hem te leven, want door onzen afval van God hebben wij hem den nek toegekeerd. Zijn van hem vervreemd, vijanden geworden.
Wij zijn vol van vijandschap; duisternis van onkunde en dwaling overheerscht ons. Toen wij meenden wijs te zijn werden wij dwazen. Nu kennen wij den weg niet tot God en als de Heere hem openbaart begeeren wij dien niet te bewandelen, want wij hebben geen lust aan de kennis zijner wegen. Den weg des vredes hebben wij niet gekend.
Maar de Heere verwekt zich een volk, dat naar hem gaat vragen. Dat zich naar hem toekeert. Hij bearbeidt hen door den Heiligen Geest, zoodat zij de vraag als een klemmende levensvraag kennen: Is er nog een weg om deze straf te ontgaan en wederom tot genade te komen? Deze Profeet nu, door den Heere verwekt, is die weg gelijk Hij hem ook verklaart.
De Heilige Geest verzegelde de voorwaarden des verbonds en nam op zich deze aan alle bondelingen bekend te maken en toe te passen. Daarom kon onze hoogste Profeet zeggen: Wie mij ontvangt, ontvangt dengene die mij gezonden heeft. En die mij gezien heeft die heeft den Vader gezien. Ik en de Vader zijn één.
Alles wat Christus deed en leed. sprak en zweeg, deed Hij op gezag des Vaders die hem had verwekt. Kunt gij nu ook zeggen met den apostel Paulus: het heeft Gode behaagd zijnen Zoon in mij te openbaren?
Want anders zal ons het oordeel treffen, omdat wij hebben geweigerd naar hem te hooren dien de Vader gezonden heeft in de wereld.
Met de opwekking naar hem te hooren besluit Mozes zijn profetie.

5e. Dezen profeet zijn wij gehoorzaamheid verschuldigd.
Naar hem zult gij hooren. Mozes wist maar al te goed, dat Israël dikwijls zijn oor had afgewend van zijne woorden in opdracht-des Heeren gesproken. Toch had Mozes als gezant Gods recht op gehoorzaamheid. Daarom nam de Heere het zeer kwalijk, dat zij zijn knecht Mozes verwierpen. Israël kon weten wat Mozes bedoelde als hij zegt: naar hem zult gij hooren.
Wie den Zoon ongehoorzaam is zal het leven niet zien in der eeuwigheid, maar de toorn Gods blijft op hem.
Hij heeft recht op gehoorzaamheid. Zonder deze gehoorzaamheid bewijst gij niet van zijne schapen te zijn. Want zijne schapen hooren zijne stem. In dit woord: naar hem zult gij hooren is een bevel. In den weg des gebeds kan het een belofte zijn waarin de Heere zijn voornemens der goddelijke liefde ontsluit.
Dat een bevel een eisch in dit woord is vervat blijkt wel zeer duidelijk uit hetgeen volgt: en het zal geschieden, de man die niet zal hooren naar mijne woorden die Hij in mijnen naam zal spreken, van dien zal Ik het zoeken.
En de profeet, sprekende in mijnen naam, hetwelk Ik hem niet geboden heb, of die spreken zal in den naam van andere goden, dezelve profeet zal sterven.
Mozes verbindt dus aan de profetie het oordeel over den valschen profeet en over ongehoorzaamheid aan den grooten Profeet dien de Heere verwekken zou.
Als Profeet heeft de Heere Jezus den weg Gods bekend gemaakt, leert Hij ons ook van zijn priesterschap en koninklijk ambt.
Naar hem zult gij hooren. Dit hooren is gehoorzamen, zich onderwerpen aan zijn wil, den weg gaan dien Hij voorschrijft, in hem gelooven. Aan de kennis dier wegen hebben wij echter geen lust van nature. Daarom zou niemand naar hem hooren ware het niet dat Hij als Koning met priesterlijke barmhartigheid de ooren opent.
Naar hem zult gij hooren.
Ja, dan luisteren wij naar het woord des levens dat van zijne gezalfde lippen vloeit. Hooren naar zijne stem als Hij den uitroep slaakt aan het kruis: Het is volbracht. Luisteren als Hij vraagt: Heeft u iets ontbroken? Wij doen heden slechts een greep uit de volheid van dit onderwijs: naar hem zult gij hooren.
Naar hem hooren is hem erkennen als den gezondene des Vaders. Zoo sprak Hij in het hoogepriesterlijk gebed: Dezen hebben waarlijk bekend, dat Gij mij gezonden hebt. De discipelen erkenden hem in hetgeen Hij was, aanvaardden zijn zending en geloofden in hem tot zaligheid. In de deelen van Caesarea Filippi antwoordde Petrus op de vraag: wie zegt gij, dat Ik ben: Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods. Zoo wordt Hij verwekt in de vergadering der heiligen. De Heilige Geest verwekt hem voor de oogen des geloofs van den verslagen zondaar, zoodat deze het Lam aanschouwt. Toen Saulus hem zag viel hij als dood ter aarde en vroeg: wat wilt Gij, dat ik doen zal? Naar hem zult gij hooren.
De naam en het gezag des Vaders staan in het nauwste verband met alles wat deze profeet heeft gedaan en gesproken. Hij brengt ons weder tot God.
Naar hem zult gij hooren: Ik ben niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekeering. Zijt gij zulk een zondaar? Dan is naar hem hooren. hem erkennen als Zaligmaker voor eigen hart en leven.
Wij komen dan te staan op één lijn met den goddeloozen Manasse, den moordenaar aan het kruis, de zondares die zi;ne voeten nat maakte met hare tranen.
Menigeen gaat met de voorschriften des Evangelies te werk als de oudste zoon in de gelijkenis. Ik heb u altijd trouw gediend. Of wel, men handelt als die andere zoon. Hij zeide: Ik ga en hij ging niet. Gij erkent, dat Jezus een gepaste Zaligmaker is, maar gij weigert in hem te gelooven.
De eisch des geloofs blijft onverminderd van kracht gelden alle eeuwen door. En ongehoorzaamheid kan slechts het oordeel ten gevolge hebben.
Wonder van genade als ons hart gebogen wordt om naar hem te hooren en wij met Maria neerzitten aan zijne voeten om het Woord des levens uit zijnen mond te vernemen.
Dan zal ook de belofte worden vervuld: Ik zal u onderwijzen en leeren den weg dien gij gaan zult. De Heere zelf verwaardigt zich om zijne kinderen te leeren wandelen op den weg der gerechtigheid. Wij worden niet begenadigd opdat wij voortaan naar de begeerlijkheden des vleesches zouden leven, maar opdat wij opgevoed zouden worden tot heiligheid.
Eene hemelsche opvoeding is een der verbondszegeningen, die ons door de aanneming wordt verzekerd: Al uwe kinderen zullen van den Heere geleerd zijn.
Practisch onderwijs is het beste onderwijs. En zalig zijn zij, die schoon zij nooit aan de voeten van Gamaliël hebben gezeten, Aristoteles niet kennen, en met de zedekunde der scholen onbekend zijn gebleven, toch geleerd hebben om het Lam te volgen waar het ook henen gaat.
Naar liern zult gij hooren. Is uw hart begeerig naar de genadegoederen door den Heere Christus aangebracht? Ik heb een vermaak in de wet Gods naar den inwendigen mensch. Is de leer der vrije liefde des Vaders, der om-niet-toegepastegerechtigheid van Christus, der wederbarende genade des Heiligen Geestes de grondslag van uw leven? Loop over deze vragen toch niet heen, want zij raken uw eeuwig wel of wee.
De een zal ons om deze leer een antinomiaan schelden omdat wij Christus als den eenigen grondslag der zaligheid prediken zonder eenig werk der wet. Een ander zal ons een dweeper heeten om ons aanprijzen van de heilsgoederen van Jezus, die ervaren worden in het hart. Een derde ziet ons met een scheel oog aan en acht ons een wetsprediker omdat wij aandringen op een godzaligen wandel in oprechtheid en waarheid. Gaarne willen wij al deze verwijten dragen als zoovele versierselen der genade, terwijl ons het minst is van menschen geoordeeld te worden. Die ons oordeelt is de Heere. En... zijn getuigenis is waarheid en zeer vertroostend. Hij toch vraagt in alles naar waarheid in het binnenste. De woelingen des duivels zijn vele, het ophitsen van satan om revolutie te maken gaat als een vuur door de Kerk des Heeren in onze dagen.
Dit hooren naar hem sluit in een zich onvoorwaardelijk aan hem overgeven. En de Profeet heeft gezegd: zoo wanneer Ik van de aarde zal verhoogd zijn, zoo zal Ik ze allen tot mij trekken, want waar Ik ben zal ook mijn dienaar zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 december 1939

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Onze hoogste Profeet II

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 december 1939

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's