Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de levenswijsheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de levenswijsheid

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er zijn menschen, die de neiging hebben om in uitersten te vervallen. Nu eens zijn zij wonderlijk optimistisch, dan weer zinken zij neer in den diepen afgrond van een donker pessimisme. Zoo heerscht er onder de menschen een groote variatie in de gevoelsstemmingen, die zich bewegen van een over alle bergen van moeilijkheden heenzwevend optimisme, dat nergens tegenslag en teleurstelling zien kan en er ook niet van wil hooren of anderzijds afdaalt naar den ondersten toon van een in diepe duisternis verklinkende somberheid, waarin geen ster der hope meer breken komt door de wolken. Zoo bewegen de gevoelens zich in den individu en eveneens in de gemeenschap tusschen. twee uitersten langs een schaal van verscheidenheden, die gepaard gaan met stemmingen, waaraan maar al te dikwijls gevaren kleven, omdat zij tot eene verkeerde waardeering der werkelijkheid voeren. En verkeerde waardeering daarvan draagt teleurstelling of ontmoediging in zich, waardoor wij in den strijd des levens de nederlaag moeten lijden.
Het is daarom een eisch van levenswijsheid naar den vasten bodem der waarheid te vragen, om daarop alleen het gebouw onzer verwachtingen te gronden. Het komt wel voor, dat men met dit levenswijze recept dikwijls geen vrede heeft en het dus niet wenscht toe te passen, ja zelfs, dat er zijn, die zich er aan ergeren, doch de uitslag bewijst steeds, dat alleen de waarheid in het gelijk wordt gesteld. Zij vliegt dan wel niet zoo hoog en opent niet de schoone vergezichten, die het optimisme voorschildert, daalt ook niet zoo diep in de ondoorzichtige nevelen, die uit den afgrond van het pessimisme opstijgen, maar zij beschermt ook tegen het gevaar van neerstorten uit de lichtende hoogten in de diepte eener hopelooze smart en bewaart voor een dolen door de duisternis, waarin wij moeten tasten naar den wand in de moedeloosheid van den kommer.
Daarom is de zin voor waarheid een groot goed, dat een schat beteekenen kan op den weg des levens. De waarheid ligt meestal niet in uitersten, maar in het centrum, van waaruit wij de rechte verhoudingen kunnen waarnemen en het juiste inzicht verkrijgen op de schemerende bergen, die onze voet zal moeten beklimmen. De waarheid geeft geen gezicht in vogelvlucht, waarin alles verkleind, vaak onduidelijk verschijnt en zij roept ook geene nevelen op, waardoor ons oog niet dringen kan. De waarheid laat ons de werkelijkheid zien, die wel kaal en eenzaam wezen kan. maar die dan ook dit voor heeft, dat zij nimmer belooft, wat niet vervuld wordt, ons niets onthoudt, dat wij niet ontvangen zullen. Zoo bewaart zij ons voor bittere teleurstelling, en onthoudt zij ons het genot, dat de valsche hope een oogenblik bereiden kan.
Ook op het gebied van het geestelijk leven hebben deze algemeene opmerkingen hare waarde, al wordt er misschien nergens minder mede gerekend. De veronderstelling is dan ook gewettigd, dat er nergens bitterder teleurstellingen worden aangetroffen dan op het gebied des geestelijken levens.
Dat geldt allereerst onszelven. W i j hebben wel de neiging onszelven voorbij te zien, maar wie geen vreemdeling bleef in zijn leven, die kent de momenten, waarin hij in het verborgen bekennen moet, dat wij onszelven tegenvallen, omdat wij dingen in ons leven hebben ontmoet, die wij eigenlijk van ons zeiven niet hadden verwacht. Dat wij verkeerde dingen van onszelven niet verwachtten, vindt daarin verklaring, dat wij onszelven niet genoegzaam kenden, dus dat ons de waarheid aangaande onszelven ontging. In den diepsten grond van het zondaarswezen leeft de kiem van alle zondedaad. Zelfs bad de dichter om reiniging van zijn verborgen zonden. Uit die verborgenheid van ons zondewezen komt dan ook de zondedaad, die wij vaak van onszelven niet verwacht hadden en waarop wij ons dus plotseling betrappen moeten. En wie dan aan zichzelven ontdekt is, komt er mede voor Gods aangezicht om er, zondaar voor God mede geworden, met een David te belijden: ,,Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren en in zonde heeft mij mijne moeder ontvangen." Dan maakt de Heere ons in het verborgene wijsheid bekend en leert hij ons roepen om verzoening, om ontzondiging naar het voorbeeld van dienzelfden Godsman: ,,Ontzondig mij met hysop en ik zal rein zijn, wasch mij en ik zal witter zijn dan sneeuw."
De Heere kan zoo menigmaal tot ons zeggen: ,,Gij weet niet van welken geest gij zijt", want in de verborgenheid van ons leven werkt de altijd vloeiende bron van ongerechtigheid, die hare wateren over de velden van ons zielsbestaan kan uitgieten, als wij het soms niet vermoeden. W i j hebben daarom immer reden om niet hooggevoelend te zijn, maar ons tot de nederigen te voegen. De apostel leert het ons, als hij ons vermaant: „Door ootmoedigheid achte de een den ander uitnemender dan zichzelven." En hij wijst ons op het voorbeeld van Hem, die Zichzelven vernietigd heeft, de gestaltenis van een dienstknecht aangenomen hebbende.
En zoo leerde de Kerk ons in den Avondzang bidden: „Bescherm ons in den bangen tijd van zielsverzoeking en van strijd." Zoo diep leeft in Gods kinderen het bewustzijn, dat zij van oogenblik tot oogenblik aangewezen zijn op de bewarende daden des Heeren. De psalmdichter bad: „Bewaar mij als het zwart des oogappels, verberg mij onder de schaduw uwer vleugelen." En die bewarende daden des Heeren strekken zich allereerst uit tegen de vijanden van binnen. En zoo wordt het een wondere genade voor Gods kind in diepe afhankelijkheid van zijn God te mogen leven, opdat wij zijn heiligen Naam niet te schande maken te midden eener wereld, die zelve Godloos, toch juist met grooten a r g w a a n spiedt naar de zonden, waarin Gods kinderen vallen.
Zoo is het leven van Gods kind dus een leven in het licht der waarheid, waardoor hij de werkelijkheid van zijn zondewezen voor oogen houdt en leert de les der gelijkenis, dat wij altijd zullen bidden, niet met woorden en vormen, maar in de diepe afhankelijkheid van onzen God. En wij vallen onszelven tegen, telkens wanneer wij wanen uit onszelven in eigen kracht te zullen weerstaan. Daarom vermaant ons de apostel, nadat hij op de voorbeelden gewezen heeft: „Zoo dan, wie meent te staan, zie toe, dat hij niet valle."
Zoo is het dus een zaak van groot belang, dat wij allereerst, om niet met onszelven teleurgesteld te worden, onszelven leeren zien in het licht der waarheid. Doch datzelfde geldt nu ook in onze levensverhoudingen. W a t van onszelven geldt, heeft een algemeen menschelijken achtergrond. En zooals wij geneigd zijn onszelven voorbij te zien en de waarheid aangaande onszelven uit het oog te verliezen, zoo loopen wij ook gevaar de wereld, waarin wij leven, in een verkeerd licht voor ons te stellen. Daarom worden wij in ons leven dikwijls zoo bitter teleurgesteld. Wij hebben allen de ervaring wel opgedaan, dat wij met menschen verkeerd uitkwamen. W i j hebben het wel gelezen bij den Psalmdichter: „Vertrouwt niet op prinsen, op des menschen kind, bij hetwelk geen heil is." Maar wie is er, die daarin niet vervalt en wie ervaarde niet, hoe hij er beschaamd mede uitkwam!
In elk menschenleven spelen de valschheid en de leugen een verderflijken rol. En ook dat is niet alleen maar in de wereld zoo, maar in de vrome wereld niet minder. Bedrog en leugen verpesten ook de wereld der Kerk, waarin immers de hypocrieten geene zeldzaamheid zijn. Het blijkt in het leven, hoe zelfs de beste vrienden slechts een schijn kunnen zijn, omdat zij voor alles liefhebbers van zichzelven zijn en de vriendschap maar al te vaak veinzen om er van te profiteeren. Zoo kent de psalmist de vijanden in het mom van den vriend. En hij roept tot God om bewaring en redding, „om den roep des vijands, vanwege de beangstiging des goddeloozen".
En dat was zelfs van toepassing op menschen, waarvan niemand zou gezegd hebben, dat zij zijne vijanden waren: Integendeel, het waren zijne schijnvrienden, die hem, om zoo te zeggen, likten om de voordeelen, die er van hem te halen waren. Daarom klaagt hij over de verderving in den kring zijner bekenden, over de list en het bedrog, dat niet wijkt van de straat en hij zegt: „Want het is geen vijand, die mij hoont, anders zou ik het hebben gedragen: het is mijn hater niet, die zich tegen mij groot maakt, anders zou ik mij voor hem verborgen hebben." Dus het is duidelijk, hij beklaagt zich niet over zijne openbare vijanden en tegenstanders, „maar gij zijt het, o mensch, als van mijne waardigheid, mijn leidsman en mijn bekende. Wij, die tezamen in zoetigheid heimelijk raadpleegden, wij wandelden in gemeenschap ten huize Gods." Dat waren dus de menschen, die zich als zijn vrienden aan hem voordeden en hem ten slotte in het verborgen belaagden en verrieden. Dat waren zij, die valschheid spreken met vleiende lippen en spreken „met een dubbel hart".
Welnu, deze dingen, de Schrift laat het ons zien, zijn in de wereld, ook in de vrome wereld, niet zeldzaam. De Heere Jezus vond een Judas op zijn weg en de apostelen kenden een Demas en een Alexander den kopersmid. En zoo gaat het voort. En wat van zelf spreekt, in de wereld trekt het de aandacht, wanneer wij opmerken, hoe in dezen oorlogstijd de gruwelijkste leugens worden uitgezaaid met kwistige hand. En de valschheid der diplomatie is berucht, omdat zij vaak de woorden misbruikt om de waarheid te bemantelen en hare goddelooze doeleinden te bereiken. Wanneer wij het alles aanzien, dan kunnen wij verstaan, hoe de Heere Jezus, die zelve de W a a r h e i d is, zeggen kan: „Ik ben tot een oordeel in de wereld gekomen." En het wordt dan ook duidelijk, hoe die verleugende wereld Hem, die de W a a r h e i d is, vervloekt en uitgeworpen en gekruisigd heeft.
Maar dit doet niet af aan het feit, dat deze valschheid en leugen in de wereld der vromen toch nog bitterder aandoet dan in een van God vervreemde wereld. In de wereld der vromen wordt dit kwaad zooveel pijnlijker, omdat het zich hult in het gewaad van het heilige. En zoo kunnen wij het verstaan, dat de Psalmist er zich zoo buitengewoon bitter over uitspreekt, want van zulke schijnheilige vrienden, die hem verraden en verkocht hadden onder het masker hunner vriendschap, spreekt hij het vreeselijk oordeel: „Dat hun de dood als een schuldeischer overvalle, dat zij levend ter helle nederdalen, want boosheden zijn in hunne woning, in het binnenste van hen."
Zoo zien wij dus, hoe Gods Woord ons de voorbeelden geeft van de teleurstellingen, die wij in het leven kunnen wachten. En deze geeft ons de Schrift niet alleen als een historische bijzonderheid, die af en toe in het leven van Gods heiligen is voorgekomen. Zij deelt ze ons niet mede, opdat wij alleen zouden zeggen: Ziet ge wel, in die dagen waren er ook al valsche vrienden en schijnheilige leugenaars. Zij geeft ons deze voorbeelden tot onze leering. Het wordt ook daarin openbaar, dat de Schrift van God is ingegeven en „is nuttig tot leering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is, opdat de mensch Gods volmaakt zij, tot alle goed werk volmaaktelijk toegerust."
De ware leer der godzaligheid geeft niet alleen wat tot ons eeuwig heil strekken kan, leert ons niet alleen den weg des levens kennen, maar bereidt ons ook levenswijsheid. En uit den aard der zaak heeft deze groote waarde voor ons levensgeluk. Salomo leert het ons, als hij zegt (Spreuken 11): ,,De gerechtigheid des oprechten maakt zijnen weg recht, maar de goddelooze valt door zijne goddeloosheid." Zij leert ons met voorzichtigheid te wandelen in deze wereld. En zooals zij ons onderwijst, op eigen hart niet te vertrouwen, zoo leert zij ons ook altijd te bedenken in onzen omgang, dat wij met menschen van doen hebben, aan wie, evenals aan ons zeiven, niets menschelijks vreemd is. Daarom zegt hij: „Die zich afzondert, tracht naar wat begeerlijks, vermengt zich in alle bestendige wijsheid." Maar van den zot zegt hij, dat hij geen lust heeft in verstandigheid, „maar daarin, dat zijn hart zich ontdekt." W i e op zijn eigen hart vertrouwt, noemt de Schrift „een zot", maar hoe moet men dan noemen hem, die op het hart van een ander vertrouwt? En zoo staan wij voor het leven met den ouden raad, dat wij op God zullen vertrouwen, maar dat het niet veilig is op menschen, al waren het prinsen der aarde, onze hope te vestigen.
Zoo wordt ongetwijfeld van ons leven menige glans vervaagd en ziet het er niet zoo aantrekkelijk uit, als wij in onze oppervlakkigheid vaak denken. Toch zou het niet juist zijn terwille van deze sombere waardeering van het leven alleen maar aan pessimisme te denken. Integendeel, deze teekening der Schrift is naar de waarheid en de werkelijkheid van het leven. En daarmede gaat ons het licht der waarheid over het leven op en worden wij bewaard voor veel leed en voor vele dwaasheden tevens. Immers, daardoor wordt ons geleerd, dat wij niet om ons zelfs wil, maar om Gods wil ook in ons dagelijksch leven onze roeping zullen volgen. Ook daaraan ontbreekt het juist zoo dikwijls, zelfs in wat wij onze beste daden zouden noemen.
Zooals er veel eigenwillige godsdienst is, zoo is er ook veel dienstbetoon, dat den schijn heeft van liefde, maar wezenlijk het zoeken van eigen belang is. Daarom is niet alle vriendschap de ware en wordt er veel gedaan, dat het best gekarakteriseerd kan worden met de Latijnsche spreuk „do ut des", ik geef, opdat gij geven zult. En nu leert ons de Schrift, dat wij zullen geven, niet opdat wij zullen ontvangen, maar om Gods wil, omdat het onze roeping is. En als wij zoo staan in den strijd des levens, dan kan de teleurstelling ons niet doodelijk treffen. Dan kunnen wij alleen maar betreuren. dat de ondankbare zich zoo zedelijk vernederde, maar dan kan de ondankbare daad ons geen wonde slaan in de ziel, omdat wij om Gods wil onze roeping vervulden ook in hetgeen wij aan anderen vrijwillig hebben geschonken.
In den weg der waarheid worden dus de teleurstellingen geheel anders gewaardeerd dan in het licht van het valsche optimisme, dat ons overlaat met de bitterheid eener teleurstelling, die soms eene levenssmart worden kan. Zoo blijkt dus, dat er in dien weg van Gods waarheid eene kracht wordt beschikt, die ons den strijd des levens met onverbroken moed aanvaarden doet, omdat deze dan gekend wordt als eene roeping Gods, waarin de belofte vervuld wordt, dat Hij de getrouwe is, die het ook doen zal, die getrouw makende genade beschikt, opdat wij in onzen wandel die getrouwheid betoonen zullen, die het ware Christelijk leven kenmerken zal.
Uit hetgeen de wereld ons te aanschouwen geeft, in den wijden kring der volken en in den kleinen kring, waarin zich ons dagelijksch leven beweegt, blijkt, hoe eigenlijk het Christendom slechts de oppervlakte van het leven raakt en hoe de massa onder de vormen toch eigenlijk verre bleef van de fontein des levens, die zij alleen in de verte schijnt te bewonderen, maar die haar innerlijk dor en onvruchtbaar liet, omdat zij er niet door wordt besproeid.
Dat moge ons een prikkel zijn tot zelfonderzoek, tot de bede van den Psalmist: „Doorgrond mij, o God! en ken mijn hart, beproef mij en ken mijne gedachten en zie of bij mij een schadelijke weg zij." Want het goed van Gods kinderen is groot. Niet alleen omdat op den weg der waarheid het Jeruzalem van Gods heerlijkheid wenkt, maar niet minder omdat diezelfde waarheid ook op den weg door het leven de veilige gids is. De vreeze des Heeren is het beginsel eener wijsheid, die nooit teleurstellen kan.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 januari 1940

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Van de levenswijsheid

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 januari 1940

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's