Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de opstanding der dooden II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de opstanding der dooden II

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

De schriftuurlijke grondslag.
De Heere zeide: ten dage als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven. Zoo luidde de bedreiging in het Paradijs tot den mensch, geschapen in rechtheid.
De bezoldiging der zonde is de dood. Toen de mensch zondigde door van den verboden boom te eten, trof aanstonds de dood hem, verviel hij aan den dood, kwam hij in het machtsgebied des doods.
In dien eersten Adam waren wij allen begrepen als ons natuurlijk en ons hondshoofd. De bedreiging des vloeks kwam tot den mensch naar ziel en lichaam, als persoon. De vloek Gods treft hem in zijn gansche zijn. Zijn persoon komt onder het oordeel.
De keten des verderfs heeft drie schakels: de geestelijke, de lichamelijke en de eeuwige dood. Aanstonds trof hem in zijn ziel de angel des doods, zoodat hij geestelijk stierf, werd gescheiden van Gods gunst. En ook zijn lichaam gaat aanstonds de sporen dragen van den vloek. W a r e de Heere nu niet tusschengetreden, naar het voornemen zijner liefde, zoo zou de mensch zijn weggezonken in den eeuwigen dood naar lichaam en ziel beide. Dan was het oordeel aanstonds voldragen geweest. De geestelijke dood zou dan aanstonds verbonden zijn geworden met den eeuwigen dood, voor lichaam en ziel beide.
Maar de Heere onze God had gedachten des vredes en kwam in de moederbelofte met de openbaring van hetgeen in zijn hart was geweest. Zijne reddende daden bewaren onze eerste voorouders van den eeuwigen ondergang en herscheppende genade in hunne zielen stuit het proces des doods, terwijl de lichamelijke dood, de scheiding tusschen lichaam en ziel, wordt opgeschort. Wel echter is de kiem des doods ook in het lichaam ingedrongen.
Toch zal nu de lichamelijke dood, die door de zonde in de wereld kwam, heerschen en is het den mensch gezet te sterven. Ook Adam ontkwam daaraan niet, al leefde hij 930 jaren. En hij stierf. Wel is waar was zijn dood door genade verzoet, maar naar het bestel des Heeren werden lichaam en ziel gescheiden.
Zoo zien wij, dat door het intreden der goddelijke genade in den Verlosser de historie der menschheid niet plotseling wordt afgebroken in den eeuwigen ondergang. Maar evenmin wordt zij aanstonds opgelost in haar eindtriumph. De bezoldiging der zonde is de dood. En de dood is tot alle menschen doorgegaan, omdat zij allen gezondigd hebben. Wel wordt door den beloofden Messias de prikkel des doods gebroken voor Gods kinderen, vanaf het paradijs, namelijk de zonde; doch de dood zelf als scheiding tusschen ziel en lichaam blijft. De dood echter wordt nu voor Gods kinderen van meet af voor de zielen een doorgang tot het eeuwige leven. Zoo blijft het dan: Door de zonde is de dood in de wereld gekomen.
Wel wordt de mensch ook in het lichaam getroffen door lijden en ziekte, maar de vloek wordt getemperd, opgehouden door de genade.
Toch kan het niet anders of God zal zijn recht handhaven op den mensch en hem treffen in ziel en lichaam, indien hij leeft en sterft buiten den Christus.
Het scheiden toch van ziel en lichaam in den dood is geen noodzakelijk gevolg van ons stoffelijk bestaan, ook al was Adam uit de aarde aardsch. Hij zou bij gehoorzaamheid óók naar zijn lichaam eene transmutatie hebben ondergaan, eenc omzetting, tot onverderfelijkheid en onsterfelijkheid om met God in de eeuwige zaligheid te leven.
W i l l e n wij dan ook de opstanding des vleesches verstaan, zoo moeten wij ons klaar bewust zijn, dat zij samenhangt met het goddelijk gericht over den mensch naar ziel en lichaam. W i j gaan allen sterven, het lichaam, hetzij verminkt, gewelddadig vermorzeld, verbrand of verstrooid of verslonden door het gedierte, keert weder tot stof, waaruit het genomen is. De aarde is het groote graf, dat de elementen aller lichamen bergt in haar schoot.
Ook de schepping werd getroffen door den vloek om des menschen wille. Zij draagt doornen en distelen, steunt en kreunt onder den vloek; is aan de dienstbaarheid der verderfenis onderworpen om des menschen wille.
Wij zien derhalve, dat God met wereld en menschheid zijn bepaalde oogmerken heeft. De Heere stuitte het proces des doods door Christus aanstonds na den val in te brengen in het leven en de historie van het gevallen menschengeslacht. Maar van zijn oordeel laat God niet af over den mensch, den mensch naar ziel en lichaam. Zoo leert ons de Schrift helt wondere feit der opstanding kennen als eisch des rechts. De opstanding der dooden is noodzakelijk krachtens de eere Gods in de handhaving van zijn recht. Nu de tijdelijke dood is ingetreden en deze is gescheiden van den eeuwigen dood, omdat genade tusschenbeide kwam, leert ons de Schrift de opstanding der dooden kennen aan het einde der dagen als het gericht zal worden gehouden.
De straf op de zonde gesteld was de dood in zijn vollen omvang en zwaarte naar ziel en lichaam als straflijden, de dood over den mensch.
Doch de Heere legde als het ware de straf uiteen, verdeelde ze over tijd en eeuwigheid. Hij wilde eene menschheid in gaande en komende geslachten, weggemaaid door den IIchamelijken dood. En wie buiten Christus sterft, zal van stonden aan naar zijn ziel worden gegrepen door den eeuwigen dood naar het Woord onzes Gods, gelijk Gods gekenden aanstonds na hun verscheiden uit dit leven zullen opgenomen worden in heerlijkheid. W a a r nu Christus als Zaligmaker tusschentreedt, zal de opstanding der rechtvaardigen een bijzonder karakter dragen, eene opstanding tot heerlijkheid. Zonder de zonde ware er derhalve geen opstanding der dooden geweest, omdat er alsdan geen dood zou zijn geweest.
De opstanding der dooden, van alle dooden, is eisch des rechts, de zalige opstanding is óók eisch des rechts, maar in genade verklaard door het werk van den Middelaar. Indien wij hierop letten zal de uitspraak, dat de opstanding zaak des rechts is en geen gevolg van de opstanding van Christus geen moeilijkheden opleveren.
Hoe gaarne zouden degenen, die zonder hope stierven, heengingen zooals zij werden ontvangen en geboren, wel willen dat er geen opstanding der dooden was. Want gelijk zij nu lijden in hunne zielen, zal in den oordeelsdag, als lichaam en ziel hereenigd zijn, dit ook hun lichamen treffen en de mensch verloren zijn. Maar door de genade in Christus is er eene opstanding ten leven, wordt de gansche mensch behouden.
De wegneming van den vloek gaat beide, ziel en lichaam, aan.benevens de gansche schepping. Doch de dood in het lichaam blijft nog tot den jongsten dag. al mogen wij belijden dat het graf eene slaapstede is.
De herschepping nu vangt aan met de wedergeboorte der zielen. De Heere begint van binnen. De aarde zucht nog onder den vloek, al zucht zij in hope als in barensnood zijnde. Bij die aarde behoort ons lichaam genomen uit het stof. En nu wil de Heere onze God naar zijn aanbiddelijken raad, dat het herstel van het Lichaam voor zijn volk zal samenvallen met het herstel van de stoffelijke schepping in de ure der wedergeboorte ten jongsten dage, als de nieuwe aarde en de nieuwe hemel opkomt door Gods alvermogen uit den wereldbrand.
Hier valt niets te verklaren, doch te belijden wat de Heere ons openbaarde in zijn Woord. Welnu, de tijdelijke dood is niet het laatste, k a n niet het laatste zijn, want de mensch gaat verloren óf de mensch wordt behouden.
De zielen der volmaakt rechtvaardigen juichen voor den troon, doch zijn aangelegd op vereeniging met hunne lichamen, evenals de zielen der verlorenen.
Op de nieuwe aarde is er geen plaats voor graven. De zondaars zullen van de aarde verdelgd worden en de goddeloozen zullen niet meer zijn.Naar ziel en lichaam moet hij voor Gods rechterstoel verschijnen om weg te dragen hetgeen in het lichaam, tijdens zijn aardsche leven, is geschied, hetzij goed hetzij kwaad. De gerechtigheid Gods eischt de opstanding naar zijn raad.
Door de verlossing, die in Christus Jezus is, zal er echter eene opstanding der rechtvaardigen zijn; zijn er rechtvaardigen, die dus ook in de opstanding daarvan de vruchten zullen wegdragen, zoodat hunne verrijzenis ten eeuwigen leven zal zijn.
Nog op iets anders moeten wij letten door het inkomen van Christus in de historie, veroorzaakt door den raad Gods. In de algemeene opstanding der dooden, die de Vader door den Zoon tot stand brengt, zal God hem als de Christus stellen tot rechter van levenden en dooden. Want de Vader heeft al het oordeel den Zoon gegeven, omdat Hij des menschen Zoon is. Hij heeft een naam ontvangen boven allen naam. Daarom kon Petrus zeggen, dat de Vader bevolen had Jezus te prediken als Rechter van levenden en dooden.
Geheel de onbewuste schepping heeft een onuitgesproken verlangen naar de verlossing van de dienstbaarheid der verderfenis. Zij is lotgemeen met de Kerk des Heeren, die begeert naar de aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing van hun lichaam. Dat is niet de begeerte om te sterven, om van het lichaam bevrijd te worden, doch het uitzicht naar verlossing van het lichaam uit de boeien des doods; dat is het verlangen naar de heerlijkheid van het lichaam, hereenigd met de ziel.
De schepping is als in barensweeën tot nu toe (Rom. 8 : 20 v . v . ) . En niet alleen dit, maar wij ook zeiven, die de eerstelingen des Geestes hebben, wij ook zeiven zeg ik, zuchten in onszelven, verwachtende de aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing onzes lichaams.
Met de wedergeboorte der schepping zal dus gepaard gaan de vernieuwing, de verlossing der lichamen. Wij bezigden voor die restauratie der schepping het woord wedergeboorte. Zoo wordt zij ook in de Schrift genoemd. En Jezus zeide tot hen: Voorwaar Ik zeg u, dat gij, die mij gevolgd zijt, in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des menschen zal gezeten zijn op den troon zijner heerlijkheid, dat gij ook zult zitten op twaalf tronen, oordeelende de twaalf geslachten Israëls.
Die woorden: in de wedergeboorte, behooren niet bij: gevolgd zijt, maar bij: wanneer de Zoon des menschen zal gezeten zijn op den troon zijner heerlijkheid. Zoo verstaat het ook onze Kantteekening. Met die wedergeboorte wordt bedoeld de vernieuwing aller dingen. Bedoeld is eene wedergeboorte van hemel en aarde, d.w.z. eene verandering, die niet het wezen aantast, maar toch alles vernieuwt (vgl. Jez. 65 : 17; 66 : 22; 2 Petrus 3 : 13).
Zoo verschijnt dus de opstanding der dooden in het licht der reddende daden Gods voor de Kerk des Heeren. Aan die Kerk is zij ook geopenbaard. Daarom staat ook de opstanding tot heerlijkheid op den voorgrond als troostvolle waarheid voor de erve des Heeren. Het wereldproject Gods heeft den Christus tot middelpunt. In hem redt God schepping en menschheid. Wat niet tot de Kerk behoort, heeft wel een functie in deze wereld naar Gods raad, doch wordt straks weggedaan naar lichaam en ziel en de mond van den put wordt gesloten.
Zeker, dit zijn geweldige, aangrijpende gedachten. Om van te sidderen als wij geen Borg kennen voor onze ziel, maar daarom is het niet minder waar. Gods Kerk staat in het centrum van Gods belangstelling ook al zijn zij voor de wereld afschrapsel en uitvaagsel. Zij zijn den Heere aangenaam en dierbaar in den Geliefde.
Gods Kerk wordt opgeheven boven en buiten het oordeel en in eeuwige liefde gekend. De opstanding der dooden, de hereeniging van ziel en lichaam is dus wel in de eerste plaats eisch der goddelijke gerechtigheid, maar deze gerechtigheid wordt openbaar in liefde voor zijne gunstgenooten, door dood en opstanding van Christus. Daarom is de verrijzenis ten jongsten dage een bron van uitnemende vertroosting in alle lijden en smaad, in aftakeling van ons lichaam. Naar lichaam en ziel het eigendom van Jezus, dan wordt ons in datgene wat anders een verschrikking moet baren, een bron van troost ontsloten.
Daarom nu staat in de Schrift deze zijde der waarheid op den voorgrond en wordt b.v. door den apostel Paulus bijna uitsluitend de aandacht gevestigd op de verrijzenis ten eeuwigen leven.
Deze opstanding is maar niet eene hereeniging van lichaam en ziel, doch eene levendmaking, een vernieuwing in gemeenschap met Christus, aan wiens verheerlijkt lichaam zij gelijkvormig zullen wezen.
De zaak is dus deze: de opstanding der dooden in het algemeen is zaak des rechts; de zalige verrijzenis vrucht der genade in den Middelaar Gods en der menschen. Niet de opstanding van Christus is oorzaak der algemeene opstanding, maar juist omgekeerd omdat er eene opstanding der dooden is, is ook Christus opgestaan. En indien er geen opstanding der dooden is, zoo is ook Christus niet opgestaan (1 Cor. 15: 13).

De opstandingsgedachte in de Schrift.
Van meet af heeft de Heere zijne Kerk onderwezen van de zalige onsterfelijkheid. Als Henoch ten hemel vaart leert de Heere aan zijn volk in druk en nood, dat er ook voor het lichaam een onvergankelijk leven is weggelegd.
Wel werd hij niet opgewekt uit de dooden. want hij heeft den dood niet gezien en is veranderd in een punt des tijds. Maar toch sprak zijne wegneming van eeuwig leven, van onverderfelijk onsterfelijk leven voor ziel en lichaam.
Zoo werd in de wegneming van Henoch, die de Schrift in verband brengt met zijn geloof, voor Gods Kerk van die dagen te midden van een wereld onder het juk en den vloek des doods licht ontstoken over het onsterfelijk leven van Gods kinderen.
Abel was vermoord en bewezen was, dat het zaad der slang met onverzoenlijken haat is v e r v u l d tegen het z a a d van de vrouw. O o k A d a m was gestorven v ó ó r de w e g n e m i n g van Henoch. Z o o bleek, hoe laat de dood ook komt, komen doet hij zeker. D e bezoldiging der zonde is de dood. De ziel. die zondigt die zal sterven. In de wegneming van Henoch laat de Heere zijn aangezicht lichten en vertroost zijn volk. H e n o c h kon de getuigenis der o p s t a n d i n g wel niet dragen, want hij is niet eerst gestorven, maar toch wijst deze daad G o d s op het onsterfelijke leven des menschen naar lichaam en ziel. Z o o leerde de Heere de zijnen over dood en graf heen zien en temidden van het dal der dooden te staan met opgerichten hoofde, in de wetenschap dat de dood niet het laatste w o o r d hebben zal ook over het lichaam.
Het openbaringslicht werd van schemering tot morgenlicht. D e Heere ontsloot de moederbelofte trapsgewijze, zoodat, al bleef het hiernamaals n o g grootendeels omsluierd voor G o d s Kerk, zij toch zochten naar een beter V a d e r l a n d . Zij mochten hope koesteren in het geloof op een beter leven. O o k het l i c h a am was in die hope betrokken.
U i t verschillende Schriftuurplaatsen blijkt ons hoe de vromen van den ouden dag, ook al bleef deze v e r w a c h t i ng nog als in windselen gewikkeld, toch uitzicht h a d d e n op een onsterfelijk leven.
W i j herinneren aan de Psalmen 16, 17, 49, 73, Job 19, Jezaia 26 : 19. Het is n u niet de bedoeling al deze Schriftuurplaatsen te bespreken. Genoeg er op te hebben gewezen, dat de o p s t a n d i n g s g e d a c h t e aan de Kerk des Heeren niet vreemd is geweest en allengs tot meerdere k l a a r h e i d k w a m in de onts l u i t i ng der bijzondere openbaring. 1)
I n D a n i ë l 12 spreekt de Schrift met k l a a r h e i d v a n de ops t a n d i n g der r e c h t v a a r d i g e n en goddeloozen als gebeurtenis a a n het einde der dagen.
A l d u s hebben de vromen van den ouden dag eene toek o m s t v e r w a c h t i n g gekend, bij o o g e n b l i k k e n levend door het geloof, dat zich uitstrekte over dood en graf.
I n de periode van vier eeuwen na den laatsten Schriftprofeet M a l e a c h i tot op de komst v a n Christus is onder het Joodsche volk een meer uitgewerkte leer ontstaan over de o p s t a n d i n g der dooden, a a n k n o o p e n d bij de gegevens van het O u d e Testament, doch veelal vervormd en opgesmukt met allerlei phantasieën. D e geschriften uit die periode leveren hiervoor overvloedig bewijs. 2)
O o k dat laten wij rusten om er op te wijzen, dat het N i e u we Testament, aansluitend bij het O u d e V e r b o n d , de w a a r h e id v a n de o p s t a n d i n g der dooden n a d r u k k e l i j k leert en tot volle k l a a r h e i d brengt.
I n het vervolg zullen wij nu, gebruik makend van de gegevens der Schrift als organisch geheel, de o p s t a n d i n g der dooden nader hebben te onderzoeken.
Het is een stuk v a n ons geloof, dat veelal w o r d t verwaarloosd, dat w e i n i g wordt beleefd. Z e k e r , in theorie w o r d t ook dit deel der belijdenis: ik geloof de o p s t a n d i n g des vleesches wel a a n v a a r d , maar in de practijk des levens neemt het niet de plaats in, die de Schrift er a a n toekent.
Een beleden is n o g geen beleefde waarheid. Het zalig lot der ziel is toch niet het laatste. De begrafenis is niet des levens slot. Niet 't gesloten graf. maar het geopende graf spreekt ons toe met Paschen, dat zijn deur verliest, terwijl de dood zijn prikkel kwijt raakt.
W a n t indien wij gelooven, dat Jezus gestorven is en opgestaan, alzoo zal ook G o d degenen die ontslapen zijn in Jezus wederbrengen met hem (1 Thess. 4 : 14). D e vraag, die moet w o r d e n beantwoord, is deze: leeft deze z a l i g e hope in ons hart, door levensgemeenschap met den verrezen Z a l i g m a k e r.


1)Vgl. Dr. A. de Bondt: Wat leert het O.T. aangaande het leven na dit leven? blz. 148 v.v.
2) Zie hiervoor: P.R.E; ! Auferstehung II 593 ff.: E. Schürer, Geschichte des Jüdischen Volkes im Zeitalter J. C. II 458 ff, 638—644: W . Bousset: Die Religion des Judentums im späthellenistischen Zeitalter, S. 269—274.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 april 1940

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Van de opstanding der dooden II

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 april 1940

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's