Genade alleen
Gedicht
Heel mijn leven was een werken
Om 't bezit van vroom gemoed,
'k Meende door mijn deugd en plichten
Eens te erven 't hemels goed.
Maar met smart, met grote droefheid
Merkte ik daag'lijks meer en meer,
Dat mijn zonden scheiding maakten
Tussen mij en God den Heer'.
't Bleek, dat 'k met mijn deugd en plichten
Slechts mij zelf had op het oog,
En dat 'k met mijn zwoegen, werken
Altijd weer mezelf bedroog.
'k Wilde met gevulde handen
Tot den Heere voorwaarts gaan,
Maar, gezegend zij Gods goedheid,
Hij nam 't offer gans niet aan.
Heel mijn leven was een werken
Niet naar God, maar van Hem af,
Al mijn vroomheid had geen waarde
Voor het leven over 't graf.
Slechts twee lege, smekend' handen
Hield ik over en een hart,
Dat vanwege al mijn zonden
Kermde tot den Heer' vol smart.
Toen ervoer ik, dat één offer
Voor de zonden was voldaan:
Jezus gaf aan 't kruis Zijn leven,
En tot Hem mocht ik toen gaan.
Alle roem op eigen deugden,
Alle steun op 't vroom gemoed
Smolt ras weg, niets bleef er over,
Dan gena door Jezus' bloed.
Daarom prijs ik Gods genade,
Mij betoond in Zijnen Zoon,
En klinkt nu bij wijle 't loflied
Opwaarts tot des Hemels troon.
Lof, aanbidding, eeuwig ere
Zij den Heere toegebracht,
Die het Licht van Zijn genade
Schijnen deed in duist're nacht.
X.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 juli 1940
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 juli 1940
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's