Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jehu IX

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jehu IX

Jehu's Revolutie.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het was een netelige erfenis, die Achabs zoon Ahazia, na zijns vaders dood verkreeg: Rama in Gilead is weer Syrisch, Moab valt af. Daarbij komt zijn persoonlijk ongeluk, dat hem zeer hindert in zijn activiteit en waaraan hij, naar Elia's woord, sterft.
De opvolger nu van Ahazia, zoon van Achab, koning van Israël, is zijn jongere broeder Joram. Deze waagt het, in bondgenootschap met Juda, Moab aan te vallen, om te pogen het weer onder z'n macht te brengen, een poging die mislukt. Israël komt er echter weer wat bovenop, en gebruik makend van de moeilijkheden, waarin Syrië zich bevond, tengevolge van drie achtereenvolgende invallen van Salmanas sar, koning van Assyrië, wordt er voor de zooveelste maal weer een strijd gevoerd om Ramoth in Gilead. Daarbij komt de gewelddadige troonswisseling in Damascus, waar Hazaël Benhadad doodt en in zijn plaats koning wordt.
Joram wordt gewond en zoo genoodzaakt terug te keeren naar Jizreël om te herstellen, en zijn neef Ahazia, kleinzoon van Josafat, gaat hem daar opzoeken. (Dit is dus Ahazia, koning van Juda, ook wel Azarja en Joahaz geheeten. De geschiedenis der Koningen is nu eenmaal ingewikkeld.) De koningen zijn beiden gescheiden van hun legers, in de hoofdstad noch in het land bevinden zich meer troepen, de man die het leger aanvoert, heeft nu dus wel een heel machtige positie. Deze man is Jehu ben Josaphat ben Nimsi.
We hebben omtrent hem vernomen, dat Elia hem moest zalven. Elia zelf heeft deze opdracht niet meer uitgevoerd, maar haar overgedragen aan Eliza en nu is de tijd gekomen!
Met buitengewone levendigheid teekent de Schrift ons de revolutie van Jehu. Hij is als opperbevelhebber in het legerkamp, als een door Eliza gezonden profetenzoon hem wil spreken, en wel apart. Jehu gaat met hem mee, wordt gezalfd en de boodschapper gaat dadelijk weer weg. De officieren, die misschien voor een krijgsraad bijeen waren, zijn nieuwsgierig: wat wou deze onzinnige? Zoo spreken hooge heeren ook nu nog als ze door een prediker gestoord worden, beste menschen, maar ze moeten niet de krijgsraad verstoren! Jehu is voorzichtig: Jullie kennen dat soort menschen en hun praatjes. Maar ze begrijpen wel, dat er iets belangrijks is, en houden aan en als ze het te weten gekomen zijn, valt het in goede aarde. Voor de buitenwereld wordt het een gewone militaire revolutie, waarvan de geschiedenis er vele kent, het leger roept z'n bevelhebber tot koning uit.
Snel wordt er gehandeld, alle verbindingen met het land en den koning worden onmogelijk gemaakt, Jehu zelf zal 't gaan boodschappen, boodschapper en moordenaar was hier een en dezelfde. De wachter ziet boden komen van de straat naar Ramoth, misschien een overwinningsbericht. De koning wil het spoedig weten en stuurt hem boodschappers te gemoet, die vragen moeten of alles goed staat. W a t goed, zegt Jehu, ga achter me. Een tweede vergaat het net zoo. En als de wachter Jehu's naam noemt, rijdt de koning met Ahazia uit, vervuld van een duister vermoeden.
Nu heeft Jehu maar toe te slaan, twee vliegen in een klap, geheel ongewapend, buiten de stadsmuren, onbeschaamd ontneemt hij alle hoop aan den koning en als deze het uitschreeuwt: Verraad, Ahazia! is het al te laat, een pijl doodt hem en hij wordt op het land Naboths geworpen. Ahazia wordt ook achterhaald en sterft in Megiddo. Nu trekt hij, zonder tegenstand te ontmoeten, Jizreël binnen, om Izebel te dooden, die vermoedend wat .haar te wachten staat, al haar fierheid bijeenraapt en hem trotsch een moordenaar scheldt; maar door haar eigen hovelingen wordt ze uit 't venster geworpen en vindt een jammerlijk einde. Revolutie; omwenteling in het staatsbestuur.
De tocht gaat van de residentie naar de hoofdstad. Ook daar is alles door een panische schrik bevangen, geen verzet ontmoet hij, en aan zijn wreed en dubbelzinnig verzoek om hem de zeventig hoofden der prinsen te zenden, voldoen ze in den meest letterlijken zin, in manden verpakt krijgt hij ze thuis en laat ze ten afschrik van ieder, die zich tegen hem zou willen verzetten, aan de stadspoort ten toon stellen: zoo zal het alle vijanden van Jehu vergaan.
Dat is het begin van de terreur. Tegenwoordig zegt men een stad of een land, dat kanonnen gereed staan om bij verzet alles te vernietigen, toen was het in wezen niet anders. Ook alle aanhangers van het oude régime moeten er aan, Achab had een zekere sympathie gevonden, de geschiedenis van Elia bewees ons dat er maar al te veel waren, die alles deden wat van uit des konings hof bevolen werd. Deze allen moeten sterven, wil Jehu rustig in Samaria kunnen verblijven. De wereld wist toen ook wel hoe ze moest handelen, ze heeft daarin niets afgeleerd, veeleer is ze er nog volleerder in, denk aan Rusland! En wij herinneren aan Jezus' woord: de kinderen der duisternis zijn voorzichtiger in hunne geslachten dan de kinderen des lichts.
Vóór hij zijn intocht houdt, doodt hij nog twee en veertig prinsen uit Juda, die op weg waren naar het hof te Jizreël, zóó zeer is hij er van overtuigd, dat alles, wat maar in verband stond met de dynastie van Omri vernietigd moest worden, al waren het onderdanen van een ander land.
Dat is de geschiedenis van Jehu's revolutie. Nu vragen we ons af: waar lag de oorzaak, wat waren de motieven, wat was het gevolg?
De oorzaak lag ontegenzeggelijk in het oordeel des Heeren. Gods molens malen langzaam, maar ze malen zeker, en het woord des gerichts zal komen, ook al lijkt het, dat alles hetzelfde blijft.
Oorzaak dat deze revolutie vrij vlot verliep is ook hierin gelegen, dat er in Israël velen waren, bij wie Èlia's prediking invloed gehad had. En zeker de openbare ter dood brenging van Naboth, waardoor niemand meer zeker was van leven of bezit, had er toe meegewerkt om Achabs aanzien bij het gewone volk te verminderen. Nederlaag op nederlaag was geleden, de rijkdom was sterk afgenomen nu het tribuut van Moab, het rijke veehoudersland, achterwege bleef, het levenspeil was gedaald en een zekere ontevredenheid heerschte. In zulke tijden wil het volk wel van een omkeer van zaken weten. De achteruitgang in welvaart is een zekere voorwaarde voor revolutie, ook in onze dagen. En des te meer is dat het geval als de dynastie niet door langdurige historische banden met het volk verbonden was. In Juda was het huis Davids samengegroeid met het volksleven, en al kwamen ook daar revolutie s voor, altijd werd er een uit het koningshuis weer in de plaats gesteld.
Israël was, wat dat betreft, meer gewend. Omri was door revolutie op den troon gekomen, zijn dynastie had dus alleen een groote aanhang, zoolang de koning persoonlijk veel presteerde. Achab had dat gedaan, Ahazia niet en het was dubbel fataal, dat hij lang krank was, want in zulke tijden wil men den koning wel eens zien!
Zoo hangt het bestaan van de regeering, van een koning, die de Assyriërs zoo typeerend: „de zoon van niemand" noemen, af van de successen, die hij heeft, 't Is alweer nu niet anders dan toen!
Joram wil dit prestige weer ophalen, hij onderneemt een tocht om Mesa, den koning der Moabieten, weer onder zich te brengen en als dat niet lukt, speelt hij zijn laatste troef uit: dan mrfar weer tegen den erfvijand, dat zal misschien het volk tot enthousiasme brengen. Maar dit brengt hem juist den ondergang. Als de strijd nog niet beslist is, moet hij zich terugtrekken in zijn residentie, ook weer een oordeel des Heeren, want alle persoonlijke invloed op zijn manschappen is hij daardoor kwijt. Welke zijn nu Jehu's motieven: Hijzelf herhaalt het altijd weer: Gods dienstknecht is hij om diens oordeelen uit te voeren. Hij aanvaardde zijn zalving en deze strekt hem tot leiddraad bij zijn doen en laten.
Eliza had tot Joram gezegd: W a t heb ik met u te doen? Ga henen tot de profeten uws vaders en uwer moeder! Jehu sluit zich aan bij de profeten des Heeren en rekent zichzelf voor een, die in des Heeren dienst staat. Als hij dan ook aan Joram de onmogelijkheid wil aantoonen, dat het goed staat, wijst hij op de hoererijen van Izebel, daarmee den Baaldienst aanduidend, en op haar toovenarijen, doelend op de vele amuletten en geheime kunsten, die bij de Astartedienst in zwang waren. Wanneer hij Joram gedood heeft, valt het hem op, dat het juist bij den akker van Naboth is. Hij erkent 's Heeren hand en roept het Bidkar, zijn hoofdman, toe: Denk aan de woorden van Elia, die hij Achab aankondigde, toen ik en gij naast elkaar achter hem aanreden. Izebel wordt gedood, Jehu gaat zich even verfrisschen; dan denkt hij er aan, dat aan een koningsdochter een begrafenis toekomt, maar 't is al te laat, de honden hebben van Izebel slechts zeer weinig overgelaten en weer komt hem des Heeren woord in herinnering: Op het land van Jizreël zullen de honden het vleesch Izebels eten, en haar dood lichaam zal zijn tot mest op dat veld, dat men niet meer zal kunnen zeggen: Dat is Izebel.
Ook bij het dooden van de zonen van Achab beroept hij zich op Gods profetie en wijst het volk daarop. En omdat hij dat oordeel voltrokken heeft, zullen zijn zonen tot het vierde gelid op den troon Israëls zitten. Dit is Gods wil geweest. Ook hier moeten wij onderscheiden tusschen de bedoelingen der menschen en den raad des Heeren. Wie dit niet doet, snijdt zich den weg af om de feiten juist te waardeeren. Met beide lijnen moet rekening worden gehouden. Wat drijft Jehu?
Elia's geest, zouden we zeggen, maar er is een schriftwoord, dat ons verhindert, daarmee alles gezegd te rekenen. Hosea moet zijn zoon Jizreël noemen, omdat de Heere de bloedschulden Jizreëls over het huis Jehu bezoeken zal! Jehu had de bloedschulden Jizreëls over Achab bezocht, maar de door hem daaraan toegevoegde zullen ook bezocht worden.
Hier ligt een moeilijk probleem. Luisteren we naar wat Calvijn daarvan in zijn Institutie zegt.
Reeds te voren heb ik. duidelijk, indien ik mij niet vergis, naar voren gebracht, hoe in één zelfde optreden zoowel de misdaad van den mensch blijkt als er de rechtvaardigheid Gods in uitblinkt. En voor menschen, die zich met de geopenbaarde waarheid tevreden stellen, zal het volgende antwoord van Augustinus altijd voldoende zijn: Als de Vader Zijnen Zoon overgeeft, en Christus Zijn leven, en Judas zijn meester, is in deze samenhang God daarom rechtvaardig en de mensch daarom schuldig, omdat in de eene zaak die ze ten uitvoer brengen, de oorzaak waarom zij het doen, niet dezelfde is. Zoo herinnert dezelfde schrijver er aan, dat bij een onderzoek hiervan, niet van belang is wat de menschen doen, maar welk doel zij nastreven, daar het plan en de wil in rekening gebracht moeten worden."
Zoo is het inderdaad. Het blijkt, dat velen in onze dagen vergeten naar twee zijden der zaak te zien en daarom geen recht doen aan de waarheid.
Wat was Jehu's doel: zelf koning worden.
Daarom dekt de vlag de lading niet. Zijn methoden zijn vaak af te keuren. Zeker, als hij de schuld aan de moord op des konings zonen van zich afschuift, terwijl hij die toch bedektelijk geëischt had. Maar ook wanneer hij alle partijgangers van Achab in Samaria doodt, dat had God immers niet bevolen, dat kwam alleen voort uit zijn wil om zich veilig te stellen. Alle stroomen bloeds, die hij deed vloeien, waren niet een offer aan den God Israëls, ze waren een offer aan eigen macht, eigen onaantastbaarheid. Daarom gaat des Heeren oordeel over hem, reeds bij zijn leven, al zal zijn dynastie vier geslachten duren. Hazaël wordt gezalfd tot koning over Syrië, om Israël te verminderen en Jehu te tuchtigen.
Het is er net mee als met de rijksscheuring. God wilde, dat Jerobeam koning werd, vanwege Salomo's zonden, maar als hij koning is, laat hij God varen en waagt er den godsdienst zijns volks aan om zelf sterker te staan. Daarom is die scheiding een reden tot Gods toorn.
Neen, het ging Jehu niet om den God Israëls, alleen voor zoover hij Hem tot eigen doeleinden gebruiken kan, maar tot het bereiken van die doeleinden beperkt hij zich niet tot Hem.
Na afloop van de terreur is Israël zwakker dan te voren. Met Juda zijn de banden verbroken, met Phoenicië eveneens, Damaskus is onder Hazaël een nog verbitterde vijand. Wat doet Jehu nu, vertrouwt hij op den Heere, die hem het koninkrijk gegeven heeft en hem er ook in zal versterken? Integendeel, hij verwacht het van menschen, evenals Jerobeam. Deze had eenmaal om zichzelf te handhaven de cultus der stieren te Dan en Bethel ingesteld, Jehu doet iets soortgelijks in politiek opzicht.
Hij wendt zich tot Assur, om met hem veilig te staan tegenover Hazaël. De uiteindelijke vernietiger van Israël, daarop gaat hij steunen, daardoor hoopt hij zijn regeering, binnenslandsch zwak door de aangerichte bloedbaden, buitenslandsch wankel door het verlies van bondgenooten, staande te houden. Maar wie een bondgenootschap met Assur sluit, wordt vasal, en zoo zien we op een Assyrischen obelisk (zege-zuil) onder de namen der tribuut-brengende vorsten ook Jehu, den koning van Israël. Maar baten doet het hem niet. Tot tweemaal toe wordt Damaskus door Assyrië aangevallen. Maar, al wordt het land veroverd, de stad staat pal. En als dan de Assyriërs in eigen land de handen vol hebben en Hazaël met rust laten, stort deze zich met vernieuwde woede op zijn vijand: ,,In die dagen begon de Heere Israël in te korten, want Hazaël sloeg ze in alle landpalen Israëls." Vreeselijk heeft hij er huis gehouden, Amos getuigt er van, dat hij Gilead met ijzeren dorschwagenen gedorscht had, en Eliza's bittere droefheid wordt waar: „Ik voorzie het leed, dat gij Israël zult aandoen. Zijn vestingen zult gij het vuur overgeven, zijn jongelingen met het zwaard dooden, zijn zuigelingen verpletteren, zijn zwangere vrouwen opensnijden."
Allen keeren zich tegen Israël. Philistijnen, Tyriërs, Edomieten en Amorieten (Amos 1 :6—15); schrik van rondom. En de eenige, wien hij zich toevertrouwd heeft, de koning van Assur, kan niet helpen.
Zoo volvoert God zijn raad, gebruikt menschen, werpt ze weer weg als Hij ze niet meer gebruiken kan. Door alle politieke intrige's heen volvoert Hij zijn woord, wat de menschen ook doen, Hij regeert!
O God, zij hebben uwe gangen gezien, de gangen mijns Gods en mijns Konings in het heiligdom! Mogen wij zoo ook de geschiedenis van heden bezien, en bovenal het steeds blijven gelooven vol ontzag: De schilden der aarde zijn Godes; Hij is zeer verheven.

X

P.S. Deze artikelen over Jehu zijn het vervolg van die over Elia, welke het vorige jaar een plaats vonden in ons Blad. Zij lagen reeds toen gereed en dateeren dus vóór Sept. 1939.

K

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 september 1940

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Jehu IX

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 september 1940

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's