Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De eenige Troost II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De eenige Troost II

Zondag 1

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vr. 1. W a t is uw eenige troost, beide in leven en sterven?
Antw. Dat ik met lichaam en ziel, beide in leven en sterven, niet mijn, maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben, die met zijn dierbaar bloed voor alle mijne zonden volkomenlijk betaald en mij uit alle geweld des duivels verlost heeft, en alzoo bewaart, dat zonder den wil mijns hemelschen Vaders geen haar van mijn hoofd vallen kan, ja ook, dat mij alle ding tot mijne zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door zijnen Heiligen Geest van het eeuwige leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.

Dat ik niet mijn, maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben...

Niet mijn... zalig voorrecht geëigend te zijn door den Liefhebber onzer zielen, voor rekening in leven en sterven van hem, die den dood overwon en den Vader volkomen heeft bevredigd. Op den voorgrond wordt gesteld, dat Jezus volkomen Zaligmaker is. Daarin ligt opgesloten, dat zijne belijdenis alle verdiensten uitsluit en hij drijft en zinkt enkel op genade hem toegebracht in Jezus Christus. Hij is de Amen, de getrouwe en waarachtige getuige. Zalig voorrecht, zoo merkten wij op, zijn eigendom te zijn. W i l t ge een opmerking maken? Doe het maar. Ik vermoed al wat gij zeggen wilt. De gansche Kerk des Heeren is toch het eigendom van Jezus? Hij staat toch in óók voor het gekrookte riet en de rookende vlaswiek? Zeker wel, maar onbekend goed kan wel rijk, doch niet gelukkig maken en zonder toepassing is er onzerzijds geen bewijs des geloofs, dat Hij voor ons instaat, maar ervaren wij voor eigen rekening te staan. Of hadt gij onderhandelingen met hem? Is Gods onwankelbare trouw in Jezus Christus ontdekt door den Heiligen Geest? Dan hebt gij een pleitgrond aan den troon der genade. Maar rusten zult gij toch niet alvorens alles te verliezen om hem te gewinnen; vrede te vinden in Gods oogen door hem, die een volkomen Zaligmaker is. En daartoe behoort óók, dat Hij zich wegschenkt ons overneemt voor zijn rekening. Hij die u roept is getrouw, die het ook doen zal. Vertrouwende dit, dat Hij, die een goed werk in u begonnen heeft, datzelve zal voleindigen tot op den dag van Jezus Christus.
Bergen mogen wijken en heuvelen wankelen, maar mijne goedertierenheid zal niet wijken en het verbond mijns vredes zal niet wankelen, zegt de Heere uw ontfermer.
Z i jn zij ontrouw, Hij blijft getrouw. Hij kan zichzelven niet verloochenen.
Door dezen eenigen troost worden wij geschraagd in het lijden; gesterkt in des levens nood. Hij zal niet begeven noch verlaten en zegenende zal Hij zegenen, want Hij, die zijnen eenige niet gespaard heeft, hoe zou Hij ons met hem niet alle dingen schenken. Hij kan en wil en zal in nood volkomen uitkomst geven.
Het valt ons dus op, dat de Heidelberger van meet af het ware leven des geloofs betrekt op Christus en de rust buiten onszelven in hem stelt, maar dan door het geloof in levensgemeenschap gesteld met hem.
Hij wordt afgezonderd van de wereld; gesteld als een vreemdeling op aarde, gelijk alle zijne vaders, op reis naar het hemelsche Vaderland. Zijn gansche leven wordt betrokken op den getrouwen Zaligmaker. Hij heet Jezus, omdat Hij zijn volk zalig maakt van hunne zonden. Ook, en dit moet niet minder nadruk ontvangen, wordt hij gelegd aan Jezus' voeten om te vragen: wat wilt Gij, dat wij doen zullen?
Hij is niet van zichzelf. Dit sluit niet alleen in, dat Jezus voor hem moet en zal instaan, doch eveneens, dat Hij alléén te gebieden heeft en zijn wil wet moet zijn. Dan is zijn leven harmonisch. Dan is zijn hart in rust, ook als de stormen razen, de winden blazen, breekt tuig en mast. W a n t in het hart der zeeën, onder angst en weeën, ligt zijn anker vast. Niet mijn, maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen. Van den machtigen keizer Caesar wordt verhaald, dat hij een fraai hertenkamp had. waar hij een schoone kudde herten hield. Zij droegen een halsband. De voorbijgangers bleven stilstaan, wilden de herten naderen, maar dan lazen zij op den halsband: raak mij niet aan, want ik ben van Caesar! Laat mij in heiligheid door de wereld trekken, laat van mij af zonde en wereld, wijk satan: ik ben van Jezus.

U zoekt mijn hart, mijn oog blijft op U staren!
Och Heer', ik ben, o ja, ik ben uw knecht,
Uw dienstmaagds zoon; Gij slaaktet mijne banden;
Dies doe ik U gewillig offeranden
Van lof en dank U plechtig toegezegd.

De grond van dezen eenigen troost.
Die met zijn dierbaar bloed voor alle mijne zonden volkomenlijk betaald heeft.
Het is duidelijk, dat de leerling zijn ongeluk, zijn diepsten nood vond in de zonde, waarmee alle ongeluk en leed samenhing. Alleen wanneer hij van de zonde werd verlost, had hij vrede. Hij moest verzoend worden met God zijn Maker. De catechismus grijpt dus de kern der zaak, raakt de levens- en eeuwigheidsvraag in den wortel.
Hij zegt niet: mijn eenige troost ligt hierin, dat ik wel eens door den Heere ben vertroost; dat Hij in ellende mij kende; mij redde uit allerlei nooden. Ook zelfs niet, dat hij een belofte ontving of wel op de belofte geloof mocht oefenen, maar dat hij geloofde de vergeving der zonden. W i e is Jezus voor ons? Hebben wij hem noodig tot al datgene waartoe de Vader hem zond en schonk? Loop nu over deze vraag niet heen om weer te rusten buiten Jezus, want buiten hem is geen rust.
Alle lijden, alle moeite, verschijnt hem in het licht der zonde. Die zonde, die zonde! Zij beroofde ons van het leven en vormt de brandstof der hel. Hoevelen spreken over verlossing door Jezus' bloed, die nimmer de zonde als schuld voor God leerden kennen. En toch:

W i e niet den vloek der zonde kent,
Hoe zal hij om verzoening smeeken?
Wordt hem het kruis al ingeprent,
Het is voor hem geen reddingsteeken.
Al zegt hij ook: De Heer' maakt vrij,
't Is ijdele taal of huichelarij.

Onze verhouding tot God moet worden hersteld. Wij hebben door de zonde een aanval gedaan op zijn troon en eer, ja, op zijn leven. Dit baart ons den dood en wekt Gods toorn op. W i j zijn strafwaardig en daarom: zonder voldoening geen verzoening.
Juist die werkelijkheid is van nature den mensch vreemd. Hij kent de zonde niet als schuld, noch de majesteit van het recht Gods. Neem zijn kruis en lijden weg, geef hem het onbetwiste recht op de aarde en... God mag den hemel wel houden. Hij kan God niet liefhebben, maar haat hem met een doodelijken haat. Het is hem geen smart den Heere te missen, geen lijden hem te hoonen.
Dan alleen worden wij God-zoekers en geen geluk-zoekers, wanneer wij als schuldenaar staan voor God. De schuld moet worden betaald, of wij komen om. blijven onder Gods toorn, zijn gehouden tot straf. Daarom blijde uitroep: die met zijn dierbaar bloed voor alle mijne zenden volkomenlijk heeft betaald.
Over dit betalen en het schuldbegrip handelt de catechismus pas veel later. Thans is het een inleidingsvraag op het gansche Leerboek, levensbelijdenis der Kerk tevens. Die met zijn dierbaar bloed voor alle mijne zonden volkomen heeft betaald.
Hetgeen reeds werd gezegd wordt nog eens herhaald en hetgeen herhaald was nog eens blijde verzekerd. Dit onderwerp wordt nooit oud. Of, is het niet waar, dat Gods kinderen smart kennen zoo weinig God te verheerlijken over dit wondere feit der schuldvergeving door schuldoverneming en betaling? Hoe dikwijls zijn zij er niet bij bepaald, beseffen noch waardeeren hun voorrechten, die toch zoo onuitsprekelijk groot zijn. Loof den Heere, mijne ziel, en vergeet geene van zijne weldaden; die alle uwe ongerechtigheden vergeeft; die alle uwe krankheden geneest; die uw leven verlost van het verderf, u kroont met goedertierenheid en barmhartigheden.
Een zware schuld drukt op ons en wij hebben geen penning om te betalen. Maar voor een geestelijke bankroetier is Jezus een algenoegzame schuldovernemende Borg, die heeft uitgeroepen aan het kruis: het is volbracht.
Wetende, dat gij niet door vergankelijke dingen, zilver of goud, verlost zijt uit uwen ijdelen wandel, die u van de vaderen overgeleverd is, maar door het dierbaar bloed van Christus als van een onbestraffelijk en onbevlekt Lam.
Hoe dikwijls spreekt het Woord onzes Gods van dat bloed van Christus, den Zaligmaker. Het werd voorgebeeld in den ganschen offerdienst, zonder bloedstorting geschiedt geen vergeving. Die met zijn dierbaar bloed... Het klinkt als een harptoon uit de diepten van zijn vertrooste hart. Zelfs de hemelgeesten buigen zich over het verzoendeksel en zijn be~ geerig in te blikken in dit wondere geheim.
Een soldaat stond op wacht in den eenzamen nacht. Een makker kwam laat binnen. Hij was een jonge man, die de wonderen der genade had doorleefd en niet slechts den wapenrok droeg van zijn vaderland, doch den mantel van Christus' gerechtigheid. Hij was in gepeins verzonken, zelfs de sterren, die fonkelden aan den nachtelijken hemel, spraken hem van den redder zijner ziel.
Het wachtwoord! Zoo klonk het uit den mond van den schildwacht. Hij denkt niet na, maar uit den overvloed zijns harten vol zielevrede zegt hij: het bloed van Jezus Christus Gods Zoon reinigt van alle zonde. Ja, dat is het wachtwoord der Kerk.
Zijn dierbaar bloed. In deze uitdrukking wordt het gansche lijden en sterven des Heeren samengevat. Dierbaar heet het niet alleen omdat het 't bloed is van den Zone Gods in het vleesch oneindig in waardij, maar ook omdat het de losprijs is in het afleggen van zijn leven.
Een greep slechts doen wij uit de gegevens der Schrift, die spreken van dat bloed.
Wij zijn verlost door bloed; het bloed van den Zone Gods.
Vrij geworden door zijn bloed. U aangaande o Sion, door het bloed uws verbonds heb Ik uwe gebondenen uit den kuil, waarin geen water was, uitgelaten. Door dat bloed zijn zij gekocht, vrijgemaakt uit de macht van satan, want in zijn lijden en sterven heeft hij den slangenkop vertreden, hen bevrijd uit des dwingelands heerschappij. Gekocht Gode zijnen Vader, dien Hij ze toewijdt en voorstelt.
Door dat bloed worden zij gereinigd van de smet der zonde; gewasschen heeft de verloste schare hare kleederen in het bloed des Lams.
Zij zijn gerechtvaardigd door het bloed des kruises.
Door dat bloed hebben zij vrijheid om in te gaan in het binnenste Heiligdom om te verschijnen voor Gods aangezicht zonder vreeze. Dan ervaren zij den vrede Gods, die alle verstand te boven gaat.
Door dat bloed overwinnen zij wereld en satan. Mijn Liefste is blank en rood.
Leggen wij ons oor te luisteren aan de posten van de paarlen poorten en wij hooren als met ingehouden adem het lied: Gij zijt waardig, dat boek te nemen en zijne zegelen te openen, want Gij hebt ons Gode gekocht met uw bloed... Het Lam dat geslacht is, is waardig te ontvangen de kracht en rijkdom en wijsheid en sterkte en eere en heerlijkheid tot in alle eeuwigheid. Amen.
Het dierbaar bloed van Christus, het onbestraffelijke Lam, de Middelaar des Nieuwen Testaments, dat betere dingen spreekt dan Abel.
Ja, wie niet drinkt dat bloed door het geloof, heeft geen leven in zich blijvende. Want dit bloed is waarlijk drank. Dit bloed... hebt gij de stem des bloeds gehoord? Heeft het gesproken in de vierschaar voor uwe ziel, gesproken zóó, dat de Vader, deze stem hoorende, kon spreken: uwe zonden zijn u vergeven. Ik delg uwe overtredingen uit als een nevel.
Daarvan zong een dichter:

Laat ons hem een hallelujah zingen.
Wonderbaar zijn wij verlost!
Dat de graven openspringen
Heeft zijn dierbaar bloed gekost.
Laat ons alles in zijn handen geven;
Laat ons leven uit zijn dierbaar leven,
Laat ons sterven in zijn dood.
't Is het eind van allen nood.

En in een ander lied waar de sprake van Abels bloed wordt vergeleken met die van Jezus' bloed, zingt hij:

De stem des bloeds doorklieft de lucht,
Schoon 't flauwelijk om vergelding zucht;
Maar 't dierbaar bloed uit Jezus zij,
Roept overluid om medelij.

De leerling weet zich door het geloof vereenigd, onlosmakelijk vereenigd, met eene volmaakte offerande. De kwitantie is beteekend niet met eigen hand, doch met Gods hand en de Heilige Geest heeft zijn zegel gezet en woont als onderpand der erfenis in het hart. In Jezus zinken zij dien God aan het hart, in wien zij zijn geschapen tot goede werken.
Zoo zijn wij dan bevrijd van vloek en doem, gerechtigd op het eeuwige leven.
Die voor alle mijne zonden volkomenlijk heeft betaald.
Voor alle mijne zonden en die waren vele en groot. Want op dit punt geven zij het den apostel niet gewonnen, die zeide mij, den voornaamste der zondaren, is barmhartigheid geschied. Voor alle mijne zonden, vóór en na mijne bekeering, voor erfschuld en erfsmet. Zonden met gedachten, woorden en werken. Zonden, die ik ken en die mij verborgen bleven en allengskens worden ontdekt.
W a n t wie zou de afdwalingen verstaan? Reinig mij van mijn verborgen afdwaling, bad David.
Voor alle mijne zonden en het was een berg, die van de aarde tot den hemel reikte. De berg verzonk als in de diepte der zee en alles w a s een v l a k veld, niets meer tusschen God en mijne ziel, zoo juicht de verloste zondaar. Alle mijne zonden. W a n t bleef er één schuldpost onbetaald, ik ware kind des toorns. Zelfs ééne ijdele gedachte is den eeuwigen dood w a a r d i g . Is dit werkelijkheid voor u geworden? Dat kan alleen als de zonde ons den dood werd en Jezus ons leven.
Volkomenlijk... volkomenlijk... welk een vergeving, koninklijk en vrij, volkomen. Het is als hadden zij nooit zonde gehad of gedaan.
Ja, dan is de roemtaal des geloofs:

Dies vrees ik voor geen helsche macht,
M a a r zeg gerust: het is volbracht.

Zeker, wij weten wel, dat deze roemtaal in onzen tijd spaarzaam wordt vernomen en zelfs zij, die schuldvergeving kennen, staan v a a k meer stil bij hun verdorven bestaan dan bij de verlossing, die in Christus Jezus is. Dit is echter een bedroeven van den Geest, evengoed als het heenleven over ons verdorven bestaan.
Ons is noodig het evenwicht te kennen van den apostel Paulus: Ik ellendig mensch, wie zal mij verlossen van het lichaam dezes doods; ik danke God door Jezus Christus onzen Heere. Volkomenlijk betaald. Hij heeft het handschrift der zonde uitgedelgd (Coll. 2 : 14). Hij heeft onze zonden verzoend aan het hout der schande, het handschrift genageld aan het kruis.
W e e r moge een dichter het ons voorzingen:

Ik durf het mijne niet vertrouwen,
M a a r eeuwiglijk op Jezus bouwen. O
Op Christus sta ik als een rots;
En vrees geen wind of golfgeklots.

,,Die met zijn dierbaar bloed voor alle mijne zonden volkomenlijk heeft betaald."
Laat ik hier even rusten. U een v r a a g doen. U opwekken. U vermanen. Een vraag doen. Daar is een lezer (lezeres), die neergebogen, moe van 't klagen, gaat in het zwart. De zonde is een lood-zware last geworden. Geen rust, geen vrede, geen blijdschap.
Ziehier dan den Zaligmaker u voorgesteld in al zijn algenoegzaamheid en dierbaarheid. Hem hebt gij noodig, aan hem hebt gij genoeg. Ja, zoo zucht gij, als ik hem had, w a s ik behouden, behouden voor eeuwig! W a t zou er toch haperen? Neen, het ligt niet aan hem, maar ik houd mijzelven nog zoo vast. W e e t gij dat zoo goed?
Zie, ook die les moet worden geleerd, dat niemand iets kan aannemen, tenzij het hem van boven gegeven worde en die andere les, dat het ongeloof ons buiten Jezus houdt en Jezus buiten ons. Ik mag u nog iets zeggen. Hij kan en wil en zal! Al wat de V a d e r mij geeft zal tot mij komen en die tot mij komt zal Ik geenszins uitwerpen.
Leg u voor hem neder en worstel voort. Het is beter verminkt ten leven in te gaan dan beide handen of voeten hebbende, in het helsche vuur geworpen te worden. Uw heilzon is a a n 't dagen, al ligt gij nu als Israël weleer, gebukt tusschen tichelsteenen neer, gewend uw juk te dragen. W e r d t gij vrij, is de rekening voldaan? Zoo vragen wij een ander!
Gelijk gij dan Jezus Christus, den Heere, hebt aangedaan, wandelt alzoo in hem. Wandelt waardiglijk Gode. Gij zijt niet van de wereld, gelijk Hij niet van de wereld is.
Lees nooit uw kwitantie bij eigen lamp, maar bij den kandelaar, die het heilige verlicht, vóór het verzoendeksel geknield. Bevochtig het met uwe tranen in ootmoed en verwondering, dat Hij uwer gedacht. W a a r zoovelen gaan verloren, waarom mij dan uitverkoren? V a n eeuwigheid gekend, van God bemind, zijn kind. U dan, die gelooft is Hij dierbaar. Hij is ons van God geschonken tot rechtvaardigmaking en tot heiligmaking en eene volkomen verlossing. Zie hem bij Geesteslicht, zooals de V a d e r hem ziet. Deze is mijn geliefde Zoon, in wien al mijn welbehagen is.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 oktober 1940

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De eenige Troost II

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 oktober 1940

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's