Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jezus dierbaar

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jezus dierbaar

26 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 Petrus 2 vers 7a. U dan die gelooft is Hij dierbaar.

De Kerstdagen liggen weer achter ons wanneer gij deze overdenking leest. De Heere gaf ons nog te gedenken zijne wonderen; zijne waarheid en trouw. Want in de volheid des tijds heeft God Zijnen Zoon gezonden in de wereld naar Zijne belofte van oude tijden: Zie Ik kom. Mag ik een vraag doen? Hebt gij het Kindeke in de kribbe ontmoet en begroet? Anders was het geen feest voor u.
Deze ontmoeting is zeer wonderbaar voor het hart. Want zonder Hem, dien de Vader gaf en zond, is geen leven dit dien naam verdient, mogelijk. Alom is dezer dagen weer de boodschap van den Vorst des vredes uitgegaan in het midden van een wereld vol strijd, vernieling en ellende. De oorlog woedt voort; dagelijks vallen velen te land, ter zee en in de lucht. Maar de ware vrede kan alleen ontspringen aan den voet van het kruis. Maak de plante des vredes los van het kruis en zij sterft. Zelfs een nieuw geordende wereld is nog geen gelukkige wereld. Het waarachtige geluk kan alleen worden verkregen door Hem, die kwam om te zoeken en zalig te maken wat verloren was.
De Kerstdagen liggen weer achter ons. W a s het feest? Of hebt gij uw oude sleurleven voortgezet naar gewoonte, zonder vraag naar of ontmoeting met Zijnen Christus.
Neen, zegt gij, ik mocht naar Hem vragen, naar Hem verlangen. Of moogt gij zeggen: Ik heb Hem ontmoet? Dan zult gij van harte kunnen beamen hetgeen de apostel Petrus schrijft in onzen text:
U dan die gelooft is Hij dierbaar.
Laten wij samen deze woorden overdenken; moge het zijn onder de beademing des Geestes, die alleen in de waarheid leidt en Hem dierbaar maakt.
In de voorafgaande verzen heeft de apostel ons onderwezen in den rijkdom van Jezus. Al wat Gods kinderen zijn, danken zij aan Hem: zonder Hem zijn zij doemschuldig, ellendig en diep in nood. Alleen als wij met dezen Middelaar, God geopenbaard in het vleesch, in levensrapport komen, worden wij gebouwd tot eene woonstede Gods in den geest, een waar priesterdom om offeranden des lofs op te offeren, die Gode aangenaam zijn door Hem. Daarom is ook vervat in de Schrift: Zie, Ik leg in Sion een uitersten hoeksteen, die uitverkoren en dierbaar is, en: Die in Hem gelooft zal niet beschaamd worden (vs. 6). En dan volgt onze text.
Laten wij een drietal punten kiezen om onze stof te behandelen met u.

Ie. W a t de Heere Jezus is voor de Zijnen.
2e. Waardoor zij dit weten en genieten.
3e. W a t zij van Hem ontvangen.

In de eerste plaats dan: Wat Jezus Christus is voor de Zijnen.
U dan die gelooft is Hij dierbaar. Hij is hun dierbaar. Nu moeten wij er echter op letten, dat er een zelfstandig-naamwoord staat in den grondtext U dan die gelooft is Hij dierbaarheid of eere, zooals het woord ook vaak wordt vertaald. Zijn wezen is dierbaarheid, dit is meer dan een eigenschap. Een diamantsteen is hard, dit is een eigenschap, maar gij kunt niet zeggen: diamant is hardheid.
God is liefde, dat is zijn wezen. Zoo is Jezus dierbaarheid. Vele dingen zijn min of meer waardevol, niets is enkel waarde. Alle geschapen dingen zijn betrekkelijk in waarde. Maar Jezus is enkel dierbaarheid. Kom eens bij ons staan hier! Daar ligt het Kindeke in de kribbe in doeken gewonden. Wie kan daar nu enkel dierbaarheid in vinden? Wel het geloof; dat heeft oogen om Hem te kennen, armen om Hem te omhelzen, ooren om zelfs in Zijn schreien dierbaarheid te hooren. Hij, die rijk was is arm geworden, opdat Hij armen zou rijk maken, zegt het geloof en voegt eraan toe: rijkdom voor mij, arme berooide zondaar.
Jezus is enkel dierbaarheid, gaat uit boven elke vergelijking. Wien heb ik nevens U in den hemel, nevens U lust mij niets op de aarde, zong de dichter van Hem. Alles wat aan Hem is, is gansch begeerlijk, stamelde de Bruid in heilige ontroering. Om dit te weten is noodig verloren zondaar voor God te zijn geworden, uitgeschud uit de windselen onzer eigengerechtigheid. Alleen wanneer wij onze schuldrekening thuis kregen, met den levenden God van doen kregen, kunnen wij leeren hoe dierbaar Jezus is, ons ontdekt door den Heiligen Geest, ons geschonken door den Vader. Kom, is Hij voor u enkel dierbaarheid? Dan moet gij in uzelven niets meer aan waarde hebben, noch uw deugden of plichten ook niet uw zuchten en tranen, uw gestalten en ontmoetingen. Alles kwijt, Jezus rijk.
Dierbaarheid is Jezus, enkel dierbaarheid. Enkel waarde. Hier is nu het fijne goud van Ophir, de schat in den akker, de parel van groote waard. Houdt maar koopdag en dan... deze schat wordt verkregen om niet zonder geld en zonder prijs. Daarmee kunt gij alles betalen en koopen. Ja, dierbaarheid, waarde, is Jezus, want Hij is niet alleen het geld om de schuld mee af te doen voor God, maar ook de schat, dien wij behoeven om rijk te zijn in God. Jezus is alles, ja alles. Als wij nu maar arm en ontbloot genoeg zijn om te weten, dat Hij waarde is, als wij nu maar waardeloos zijn geworden in eigen oogen voor het aangezicht van den doorzoekenden God, dan kan Hij ons alles zijn.
Wij zijn niet beminnelijk, dan is Hij het des te meer.
Daarom verwachten Gods kinderen van niemand anders heil, zaligheid en eere dan van Hem, die dierbaarheid is. Dierbaarheid. Wiens bloed alleen reinigt van alle zonden? Alleen het bloed des Lams. In de Kribbe der schapen lag de opperste herder in diepe vernedering terneer. En toch, enkel dierbaarheid. Lees het gedicht eens na in dit nummer en vraag u af: is Hij zóó voor mij?
Jezus is het juweelkistje van des V a d e r s liefde, al onze schatten zijn in Hem verborgen. Alle heil, gerechtigheid, leven en vrede. Al onze verwachting ligt alleen in Hem, want anders hadden wij niets te verwachten dan vergelding des oordeels.
Met de Kerstdagen wordt veel gezongen — toch ook al veel minder dan vroeger — van Jezus, kerstboomen worden opgesierd met geschenken tot in de herbergen en danszalen toe, maar dit is eene bespotting van Jezus dierbaarheid, tevens een bewijs van diepe onkunde van Zijne dierbaarheid. Het Woord des Heeren alleen zegt ons wie Hij is, ontdaan van alle sentiment des vleesches en het natuurlijke hart.
De herders uit E f r a t a ' s velden keerden weder lovende en prijzende God over alles wat zij gehoord en gezien hadden, terwijl zij alom bekend maakten, hetgeen hun van dit Kindeke was gezegd. Nu ligt Hij niet meer in de kribbe, doch zit op den troon.
Hij bleef enkel dierbaarheid, want Zijn hart klopt even vol van liefde als voorheen
Al onze schatten zijn in dit ééne schip, zonder eenige reserve. Buiten Hem hebben en zijn wij niets dan armoe en ellende. Is dat waar voor u? W a n t daarop komt het toch aan. Dat een ander rijk is in Hem kan u niet baten, als gij buiten Hem staat.
Ja, dan zouden wij toch mogen zeggen, tot u heilbegeerigen in ons midden: schep moed uit mijn behoudenis. Hij is dierbaarheid óók in Zijn gewilligheid om te behouden en te redden. Kom, buig uwe knieën bij de kribbe, bij het kruis en zie op naar den Man van smarten, hef uwe ziel tot den Middelaar, die in den hemel zit: Ik hef mijne oogen op naar de bergen vanwaar mijne hulpe komen zal.
Dierbaarheid... wie alleen is V o o r s p r a a k bij den Vader! Jezus en anders geen.
En reken erop, dat Hij goed kan pleiten voor den ellendige. Hij wordt al dierbaarder, naarmate wij Hem langer kennen, nooit faalde Hij in Zijn werk en Zijn persoon... dat kan ik onmogelijk zeggen, hoe dierbaar Hij is: dierbaarheid, enkel dierbaarheid.
Martelaren wilden liever sterven dan Hem verloochenen en zij beleden: ontbonden worden en met Christus te zijn is zeer verre het beste. Duizenden hebben vrijheid en leven voor Hem opgegeven, hebben berooving hunner goederen met blijdschap aangezien, omdat zij een schat hadden in den hemel. Achtende de versmaadheid van Christus meerderen rijkdom te zijn dan de schatten van Egypte.
Zij hebben hun leven niet lief gehad voor zichzelven. Is het niet beter ons kruis te dragen achter Jezus, dan een kroon achter de wereld aan. Is het ook voor u, gelijk voor Simon Petrus, na Paschen: Simon Jona's zoon, hebt gij Mij lief?... Heere, Gij weet alle dingen, Gij weet dat ik U lief heb... begin dan gerust te weenen!
In Jezus is de dierbaarheid verpersoonlijkt. Hij is dierbaarheid, waardevolheid, enkel waarde. Bij een heerlijke vrucht hebt gij nog de schil en het klokhuis, dat wel zijn beteekenis heeft, maar toch niet gegeten wordt, aan en in Jezus is alles goed, noodig, bruikbaar, algenoegzaam. Alles wat wij slechts kunnen verlangen of bevatten is in Hem.
Neen, onze begeerten strekken zich niet uit over de grenzen Zijner algenoegzaamheid. Veel in deze wereld heeft betrekkelijke waarde, niets is al-waardig noch volwaardig. Alleen Jezus de Zaligmaker is dit wel. De wereld bloedt uit duizend wonden maar weigert het eenige medicijn, wil soms nog wel van Jezus leven, maar niet van zijn sterven als Borg weten, die door zijne bloedstorting, als het Lam Gods, der wereld zondeschuld droeg. Nooit, neen nooit, zult gij gelukkig zijn buiten Hem, die des V a d e r s Eeniggeborene is, vol van genade en waarheid. Nooit zullen wij kunnen uitdrukken ten volle hoe dierbaar Hij is; dierbaarheid is Hij.
W i e kan het licht der zon beschrijven, wie indenkend uitdrukken wat de Zoon is voor den Vader, hoe de Geest in Hem woont in Zijne volheid?
Als gij honig vindt is het zaak er niet teveel van te eten, want dat baart walging, maar als gij dezen honigraat vindt, eet zooveel gij eten kunt en gij wordt helderziende als Jonathan. Uwe ziel komt tot rust, uw leven wordt verlost van het verderf, gij baadt u in den stroom, zwemt in Gods ontferming. U dan die gelooft is Hij dierbaar. Ach, hadden wij ruimer bevatting, dieper begeerten, grooter honger naar Jezus. Wie langen tijd honger leed, moet voorzichtig zijn met eten wil hij door te eten niet sterven. Maar wie dezen dierbaren Jezus vindt mag aanstonds eten, eten zooveel hij kan en wordt niet ziek maar gezond, leven in zijn dood wordt geboren.
Zeg nooit: voorzichtig, voorzichtig aan, want te veel schaadt. Ach ja, zoo lijkt het wel in onze dagen in gesprek en preek beide vaak.
Maar dat is een tekort doen aan Zijne dierbaarheid, want die bestaat ook hierin dat Hij zich volkomen wil geven.
Dierbaar ook hierin, dat Hij hoewel gekomen niet om gediend te worden, maar om te dienen, toch van hen gediend wil worden en zelfs van Zijne gezegende lippen wordt gehoord: gij goede en getrouwe dienstknecht.
Doe dat tot Mijne gedachtenis, zegt Hij aan den Disch waar Hij den Paaschmaaltijd opheft tot Heilig Avondmaal. Mag ik dan, onwaardige, Uwe gedachtenis vieren, de gedachtenis van U w dood ten leven voor mij? Het Lam is het leven en het licht der heerlijkheid. Vindt gij dit alles nog veel te gering gesproken? Wij óók. Doe dan ieder het uwe erbij en zeg: de helft is nog niet gezegd.
Dierbaar, dierbaarheid, waardigheid, eere is Jezus!
Dierbaar is wat zeldzaam is, wat innerlijke waarde heeft op zichzelf beschouwd, en bruikbaar is voor anderen. In onzen beminnelijken Heere is dit alles volkomen. Een diamant is kostbaar, heeft hooge waarde, is een schepsel Gods dat uitmunt door bijzondere eigenschappen van hardheid en glans, maar wat kan een verloren zondaar ermee beginnen om zijn schuld te betalen?
Ach, dat wij Hem niet verduisteren door veelheid van woorden, want dierbaarheid is Hij. Hier is het beproefde goud, komende uit het vuur, genoeg om de schuld der gansche wereld te betalen. Z e l f s de hemel met al zijn heerlijkheid is niet te vergelijken met het Lam, dat de kaars is die de stad verlicht.
Hij redt van den dood, heeft den Vader tot gunste verwekt, is met eer en heerlijkheid gekroond, heeft een naam ontvangen boven allen naam.
Het jaar spoedt voort, nog enkele dagen en het veelbewogen jaar 1940 is ten einde. Hoe zullen wij het besluiten, in morren en klagen, of zullen wij het nieuwe jaar mogen ing a a n met de zalige bewustheid des harten: Dierbaarheid van Jezus, dierbare Jezus met u ben ik rijk temidden van al de armoede in en rondom mij. Dan mag ik mijn hoofd veilig ter ruste leggen op het kussen Zijner gerechtigheid. Inslapen op Zijne trouw. W a t dan ook gebeuren moge in de toekomst, die gesluierd is voor ons oog, geen nood, Ik ben bij u en Ik zal u aanzien.
Zijne opstanding is tot onze rechtvaardigmaking; Hij is Broeder en Bruidegom, ark en kandelaar. Aanbieder onzer o f f e r s , bewaarder onzer genaden, volmaker onzer heiligheid. Alle goede dingen komen in Hem samen. Dierbaarheid...
U dan (daarom) die gelooft is Hij dierbaar.
Let nu eens op den context. Hij is de levende steen, een hecht fundament om op te bouwen, en op gebouwd te worden. T e g e l i j k leven om den dood te overwinnen.
Bij de menschen verworpen, bij God uitverkoren en dierbaar, zegt broeder Petrus.
Nooit is Christus dierbaarder bij Gods kinderen dan juist als zij Hem zóó mogen zien als deelend in het welbehagen des Vaders. Hij was veracht bij de menschen, daarom dierbaar voor ons, die Hem ook eenmaal verwachten doch thans reeds dierbaar achten.
Driemaal sprak de Vader: Deze is mijn geliefde Zoon in wien al mijn welbehagen is. Van eeuwigheid was Hij de vermaking des Vaders als Borg. De Vader heeft den Zoon lief en heeft alle dingen in Zijne handen overgegeven. God noemt Hem uitverkoren en dierbaar. Door het onderwijs des Vaders leeren wij het nastamelen. Hij is het fundament onzer hope en verwachting. W a a r moest het anders heen, want indien wij alleen in dit leven op Christus zijn hopende, zoo zijn wij de ellendigsten van alle menschen.
De waardeering der Kerk rust in het oordeel des Vaders over Zijnen Zoon.

2e. Waardoor zij Hem dierbaar achten.
U dan, die gelooft is Hij dierbaar.
U die gelooft, ziehier het middel der hoog- en dierbaarachting van Jezus, als het van den Vader gelegde fundament.
Het vleeschelijke verstand, de verdorven rede, kan in Jezus geen dierbaarheid vinden. Hoe zou het ook mogelijk zijn. De natuurlijke mensch verstaat niet de dingen, die des Geestes Gods zijn en hij kan ze niet verstaan omdat zij geestelijk onderscheiden worden. Jezus is den Jood een ergernis en den Griek een dwaasheid. W a t zal de natuurlijke mensch, die zijn lust en leven zoekt in de wereld meer of minder met godsdienst vermengd, met Jezus doen? W i e Hem volgt komt aan het kruis. Moet rekenen op den haat der wereld, op benauwing van satan, op inwendigen strijd en worsteling.
Wie niet haat zijn eigen leven, die kan mijn discipel niet zijn. V a n nature vertreden wij Jezus' bloed, achten het onrein. W i j vragen met Pilatus: wat zal ik dan doen met Jezus, en ons hart zegt: kruis Hem, kruis Hem, weg met dezen.
Als Hij zegt: Ik ben in de wereld gekomen om der waarheid getuigenis te geven, dan vragen wij: wat is waarheid?
Daarom, zonder het zaligmakend geloof kan niemand Jezus dierbaar heeten en niemand kan zonder den Geest zeggen: Christus de Heere te zijn.
Maar het geloof roemt dezen wortel uit de dorre aarde, het rijsje uit den afgehouwen tronk als boom des levens, dien de Vader zelf ons wees. Alleen voor het geloof zijn de beloften des Evangelie's waarheid en trouw.
Petrus beroept zich op Psalm 118. Ik zal U loven, omdat Gij mij verhoord hebt en Gij zijt mij tot heil geweest. Deze geheele psalm staat in het teeken van den lof over Gods reddende daden. In de tenten der rechtvaardigen is eene stem des gejuich en des heils: de rechterhand des Heeren doet krachtige daden. Ik zal niet sterven maar leven en de werken des Heeren vertellen... Doet mij de poorten der gerechtigheid open, ik zal daardoor ingaan en ik zal den Heere loven.
Ook haalt de apostel een text aan uit Jezaia 28: die gelooven haasten niet óf worden niet beschaamd. De dierbaarheid van Jezus wordt verbonden met een geloovig volk.
Zonder geloof toch kan ik zijn dierbaarheid niet ontvangen noch toeëigenen.
Dierbaar noemt juist Petrus het geloof dan ook. Dierbaar, omdat het den dierbaren Christus doet kennen en door dat geloof wij met dien dierbaren Jezus worden vereenigd, ingeplant in den waren wijnstok.
Alleen door het geloof wordt de waardij van Christus gekend. Gij moogt de Evangeliën bestudeeren en bekwaam theologant zijn. maar alleen als wij van God geleerd zijn dan weten wij de waarheid die in Jezus is, door het geloof. Neen, wij gaan thans niet over het geloof in den breede handelen, maar over hetgeen door het geloof alleen geschieden kan. De Heilige Geest doet de schellen van de oogen vallen en leert ons Jezus zien. Het moge eerst zijn als in schemerlicht; dan is zijne gestalte reeds zoo licht dat wij erdoor worden verblind. In het licht van des Konings aangezicht is leven. Het geloof heeft oogen en ooren om Jezus gelaat te zien en Zijne stem te hooren. Ja, het geloof betast Hem als het ware. Kom, leg uw hand maar in Zijne zijde, daar — ziet ge niet? — in die wonde; leg uw hand maar in de Zijne en ge voelt het teeken der nagelen. Zoo is het geloof werkzaam op Jezus en kent zijne dierbaarheid.
Wij zien Hem door het geloof zooals de Israëliet, die gebeten door een slang opblikte tot de koperen slang en werd genezen. Van Jezus gaat wondere kracht uit; Hij is de magneet des hemels, die onwederstandelijk trekt. Wanneer wij in het geloof, geboeid door Zijne schoonheid, zingen is de stem bewogen in het uitbrengen van Zijn lof. Want het geloof heeft geen drooge oogen, noch harde stem. Het geloof kent maar niet koud verstandelijk, doch deze kennis is practisch van aard; zij legt beslag op de gansche persoonlijkheid.
Door het geloof alleen wordt Jezus ontvangen en toegeeigend. In het bezit toch wordt Zijne dierbaarheid het best gekend en genoten. W a n t vergeet niet in dat bezit is Hij ook dierbaar als het brood des levens, dat onze hongerige zielen voedt; het water des levens waardoor wij worden gelaafd ten eeuwigen leven.
Door bezit wordt juist Zijne dierbaarheid gekend. Niemand bezit Christus, die niet gelooft en Hem toeëigent in dat geloof; Hem ontvangende van den Vader.
Dit toeëigenend karakter behoort tot het wezen des geloofs. Dan behoeven wij geen eindelooze onderscheidingen te maken om den mensch een kans te geven, maar wordt het Evangelie des vredes eenvoudig. Als wij nu maar eenvoudig zijn, effen, vlak voor den Heere, dan kunnen wij in het geloof Hem omhelzen. U dan die gelooft is Hij dierbaar.
Gelooft gij mijn lezer? Wel zegt gij, het geloof is een gave Gods. Gij hebt recht geantwoord, maar wil de Heere u dan het geloof niet geven? Of wel wilt gij het niet hebben? W ij lezen van den dierbaren Jezus, dat Hij zich verwonderde over hun ongeloof. Het ongeloof is de grootste vijand onzer ziel, onze innerlijke vijandschap baart het. Gelukkig, dat wij met een Jezus van doen hebben, die het ongeloof kan uitroeien, zoodat wij niet anders kunnen dan gelooven. U dan die gelooft is Hij dierbaar. Maar den ongehoorzamen wordt gezegd: De steen dien de bouwlieden verworpen hebben, deze is geworden tot een hoofd des hoeks, en een steen des aanstoots en eene rots der ergernis.
Dus, gij kunt aan Jezus niet voorbijgaan met te zeggen: de Heere moet het geloof schenken en... overgaan tot de orde van den dag. Neen neen, dat zal niet gaan.
Ongeloof is ongehoorzaamheid, vijandschap welken naam gij er ook aan zoekt te geven, hoe gij het zoekt te bemantelen.
Een steen des aanstoots. Gij zegt wel: ik doe Jezus geen kwaad; ik blijf van Hem af. Dat is niet waar: gij stoot u aan Hem; Hij wordt u een steen des aanstoots. Gij wilt tot Hem niet komen opdat gij het leven hebben moogt in Zijnen naam.
Gij ergert u aan Hem... óf gij moet in Hem gelooven. Neen, geen uitvluchten nu, buigen of breken. Ophouden met tegenspreken; goed begrepen? Bekeert u en gelooft het Evangelie.
Zie zoo, daar laat ik u nu mee achter. Wordt gerust boos op... uzelf.
En toch is het waar, dat een menschenhart in omstandigheden kan verkeeren, dat hij nog eerder met zijn hand aan den hemel kan raken dan gelooven. Ik kan niet gelooven; gij moet gelooven! Gij wilt niet gelooven, o die vijandschap uwer natuur.
Ik wil niet gelooven; harde bekentenis... daar kan niemand het bij houden. W i e dit in waarheid zegt wordt verteerd van smart, is zichzelven tot een w a l g . . . en gelooft.
Heere, ik geloof, kom mijn ongeloovigheid te hulp... en zij vallen met tranen aan zijne voeten, want Hij is toch wel dierbaar!
Door het geloof wordt Jezus meer en meer gekend, en Zijne dierbaarheid neemt toe met het opwassen in het geloof. Indien gij anders gesmaakt hebt, dat de Heere goedertieren is.
Gesmaakt met het uiterste der tong? Neen, gegeten met den mond het vette van Zijn Huis.
Kennen wij niet de kracht van Zijn dierbaar bloed, de waardij van zijn tusschentreden bij den Vader? Hij stilde menigmaal den storm van ons vervaarde hart. Hij wandelde op de golven en sprak: zwijg, weest stil. Hoe dierbaar is Hij voor het geloof in duizend verschillende omstandigheden des levens.
Het geloof ontdekt steeds nieuwe schoonheden in Hem. Hij wordt steeds dierbaarder. Een vernieuwde geloofsblik, omhelzing. wekt al de oude kennis en liefde op, ja, vermeerdert die beide.
U dan die gelooft is Hij dierbaar.

3e. Wat zij van Hem ontvangen.
Reeds hebben wij hiervan veel gezegd, omdat het niet ging dit alles tot het laatste punt te bewaren, wilde het vorige inhoud hebben. Dat wij dan toch dit punt nog afzonderlijk bespreken, heeft een bepaalde reden. Reeds werd opgemerkt, dat het woord door dierbaar vertaald een zelfstandig naamwoord is; óók dat het niet alleen door dierbaarheid maar eveneens door eere kon worden vertaald. Ja, dit is zelfs de eerste beteekenis van het grondwoord.
U dan die gelooft is Hij eere (timè).
Twee gedachten liggen in dit woord verankerd. Die van waarde en van eere. Hij staat er in den grondtext niet bij: U dan die gelooft... dierbaarheid, eere (is Hij).
Voor u is prijs en eere, namelijk die, van welke in de vorige verzen gesproken is, en dat: den geloovenden.
Maar kan eere toekomen aan een zondaar als ik ben? Waardeloos en laag zijn wij door de zonde geworden. Te samen onnut, zegt Paulus. Onnut, wegwerpelijk. En toch bemind, door den Heere gekend in ontferming.
Die vrouw, welke een overspeelster was, mocht Jezus' voeten nat maken met hare tranen en afdrogen met de haren haars hoofds. Zoo werd zij dienares van Jezus; ontving eere van Hem, die hare schande dragen wilde. De moordenaar aan het kruis hoort zich toevoegen: heden zult gij met Mij in het paradijs zijn. De profeet Jezaia spreekt van zeven vrouwen, die ledig gemaakt ter aarde neder zitten en zeggen: laat ons alleenlijk naar uwen naam genoemd worden en neem onze smaadheid van ons. En die zeven vrouwen zouden zich richten tot dien éénen Man, die eene verberging is tegen den wind en een schuilplaats tegen den vloed.
Hij is onze eere, omdat Hij onze schande droeg. Hoe weet gij dat? Alleen door het geloof. Den geloovige is Hij eere, Zijn: ,,het is volbracht" hun toegerekend; geloovende weten zij het. De dichter van psalm 89 zingt van die eere: wij zullen de eerkroon dragen, door U alleen, om het eeuwig welbehagen.
Het is eene hooge eere met Jezus vereenigd te zijn.
Wie een overwinnaar mag volgen, de parade meemaken, zelf mag aantreden, weet zich vereerd met de eere van den overwinnenden vorst.
Wie is Hij vol van genade en waarheid, die eere had bij den Vader eer de wereld was? Hij is de Heere der Heeren; de Vorst van het leger des Heeren. Kent gij hem zoo in zijne eere? Maar hoe nu, Hij heeft toch zichzelven vernietigd, de gestaltenis van een dienstknecht aangenomen hebbende? Zeker, dat strekt Hem tot eeuwige eere, dat Hij als schanddrager wilde afdalen. Daarom heeft de Vader Hem nu met eere en heerlijkheid gekroond. Paulus verstaat den zin geloovende, als hij zegt: met Hem gezet in den hemel. Het is eene eere de voeten zijner discipelen te mogen wasschen en afdrogen; een beker koud water hun te mogen toereiken in den naam van Jezus.
Lachte men om u, omdat gij opkwaamt voor de eere van Jezus? Uw loon zal groot zijn in de hemelen, zegt Hij, want Hij wil deelen met Zijn volk. Het is eene eere vereenigd te zijn met het Evangelie des kruises; zijne onvergankelijke waarheid. Ik schaam mij des Evangelies van Christus niet, want het is eene kracht Gods tot zaligheid een iegelijk die gelooft.
Mijn Liefste is mij een bundeltje mirre, dat tusschen mijne borsten vernacht.
Is het geen groote eere op Hem gebouwd te worden als den levenden steen, bij God uitverkoren en dierbaar? Anders zijn wij voor eeuwig eene ruïne. En nu... na eer en staat komen wij weer tot eere in Hem.
Zij die gelooven haasten niet, want zij weten zeker het doel te zullen bereiken, daarom zullen zij niet beschaamd worden.
Een eere te gelooven de eeuwige waarheid, die God getuigd heeft van Zijnen Zoon; te gelooven wat Zijne reine lippen hebben gesproken. Alles wat Hij u zeggen zal: doet dat, sprak zijne moeder. Ja, Hij doet Zijnen liefhebbers beërven wat bestendig is.
Eene eere het Lam te volgen waar het ook henen gaat. Eere achter Hem aan...
Waarom? Omdat Hij eere is den geloovenden ook in hun volgen van Hem.
U dan die gelooft is Hij eere...
Waarde en eere ligt immers in het woord. Voor den geloovenden is Hij beide. Waarde en eere, tot heerlijkheid, want Hij doet Zijnen liefhebbers beërven genade en eere.
Ik zal U loven, want Gij zijt mij tot heil geweest. Eere! Kruis Hem, kruis Hemt Kroon Hem, want Hij is eere waardig gelijk Hij eere geeft.
Door de prediking wordt ook heden Christus in Zijne eere u voorgesteld. Stoot u niet aan Hem, want gij kunt daarbij te gronde gaan, Hij blijft Overwinnaar. De ongeloovigen worden niet alleen te schande gemaakt door de verhooging van Christus, maar zij komen door hunne verwerping van Hem ook tot een eeuwigen val en tot verbrijzeling.
Het Woord des Heeren roept tot geloof en bekeering. Zij weigerden echter naar die roepstem te hooren. Ongeloovigen zijn ongehoorzamen, merkten wij reeds op. Petrus wil zeggen: verwonder u niet over hun ongeloof. Het Woord, dat gij gelooft, wordt door hun ongeloof bevestigd. Immers, die verwerping is voorzegd. Wat ook de bouwlieden, of wie dan ook, mogen zeggen: ik beroep mij op u, dat Hij dierbaar is en tot eere voert.
Paulus spreekt van de gehoorzaamheid des geloofs. En nu, o wonder, door hun ongehoorzaamheid en opstand is Jezus juist gesteld tot een hoofd des hoeks. Moest de Christus niet deze dingen lijden en alzoo in Zijne heerlijkheid ingaan? De aanslagen van zijn moordenaars dienden slechts om de raadslagen Gods over Hem uit te voeren en... over die moordenaren. Die moordenaar was ik, zegt de geloovende... o wat is Hij mij dierbaar, anders was eeuwige schande mijn rechtmatig deel geweest en nu... ik zal deelen in Zijne eere als Hij zal verheerlijkt worden met alle Zijne heiligen.
Hoe dieper nu versmaad hoe dichter bij de eere, ja, hoe meer eere. Of is het geen eere om Zijnentwil versmaad te worden? Neen het vleesch wil daar niet aan, en toch deed broeder Petrus hetgeen den geloovende betaamt en hij kan ook niet anders: hij ging uit van den raad verblijd zijnde, dat hij om Christus' wil smaadheid had mogen dragen.
De Kerstdagen liggen weer achter ons. Het jaar spoedt ten einde. Alleen hem. die gelooft in dengene dien de Vader gezonden heeft behoeft geen vrees te overmannen, want Hij zal zeker zorgen en gelijk hij zeer dierbaar is ook hierom, dat Hij niet laat varen de werken zijner handen, zal Hij ook zeker eere geven en tot eere brengen.
Ellende en verderf treft den ongeloovigen. De hoeksteen, die hen kon dragen wordt hun ten val. Door de zaligheid te verwerpen wordt de val te zwaarder en te dieper. Hoevelen zullen eenmaal wenschen het Evangelie nooit te hebben gehoord, welks verwerping hunne ellende zal verzwaren. Daarom, heden zoo gij Zijne stem hoort verhardt u niet maar laat u leiden. Laat Massa, laat Meriba u ten afschrik wezen.
Zijn dan Gods plannen verijdeld? Zeker niet: waartoe zij ook gezet zijn.
U dan die gelooft is Hij dierbaar.
Het geloof alleen doet Christus en Zijne uitnemende genade kennen, waardeeren en beminnen, ontvangen en toeëigenen. Hij is dierbaar voor het hart, dat in Hem vrede, blijdschap, zaligheid en leven vindt.
Meen echter niet, dat gij geloovende zijt als Jezus uw hart en zinnen niet inneemt, hoewel gij dan wel een bekeerd mensch kunt zijn. Wij leggen er nadruk op, dat Petrus in onzen text het deelwoord gebruikt: geloovende, dus den nadruk legt op de daad des geloofs. Anders is Hij niet dierbaar voor ons, al hebben wij met Hem gegeten en gedronken. Waar is uw geloof? mag Hij menigeen Zijner kinderen wel vragen. Dit heb Ik tegen u, dat gij uwe eerste liefde hebt verlaten. Bekeert u dan en doet de eerste werken. Paulus mocht belijden: ik heb alle dingen schade en drek geacht om de uitnemendheid der kennis van Jezus Christus mijnen Heere.
U dan die gelooft is Hij dierbaar...
Het Christusfeest hierboven begint met het nieuwe jaar na dit leven. Het oude is voorbijgegaan, ziet het is alles nieuw geworden. Dan geen lauwheid meer, doch eeuwig blakende liefde en het geloof wordt verwisseld met aanschouwen.
Het oude jaar snelt voorbij; nog enkele dagen en 1940 met zijn lief en leed is voorbij, maar als dan de overgang wordt gemaakt in Hem geloovende... dan nemen wij het dierbaarste mee in het komende jaar en zullen genade en eere vinden door Hem. die ons zoo uitnemend heeft lief gehad.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 december 1940

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Jezus dierbaar

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 december 1940

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's