Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een koninklijk priesterdom (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een koninklijk priesterdom (I)

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 Petrus 2 vers 9: Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk, opdat gij zoudt verkondigen de deugden desgenen, die u geroepen heeft uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht.

Onze text teekent het wezen van Gods gemeente, en hare roeping. Er is een scherpe tegenstelling met het voorafgaande. Zij zijn een geestelijk huis, gebouwd op het eenige fundament, Christus Jezus, Sions grond- en hoeksteen. Dezen Jezus heeft de Vade r gesteld als een uitverkoren hoeksteen. Deze Steen is door de bouwlieden verworpen... en is tot een hoofd des hoeks geworden. Doch, dat niet alleen, maar ook een steen van aanstoot en een rots van ergernis. Hij is tot een oordeel in deze wereld gekomen. Een steen van aanstoot en een rots van ergernis, zoo vast en onwrikbaar, dat menigeen, die ertegen aan stoot, ten ondergang, ja, ten eeuwigen ondergang neerstort. Wie Hem verwerpt, zich aan Hem ergert, zal vergaan, want wie heeft zich tegen Hem verhard en vrede gehad? W i e zijn dat? Degenen, die zich stooten aan het Woord, die Hem en Zijn Woord weigeren te gehoorzamen. Want de Heere Christus kan van het Woord niet worden gescheiden. Wij ontmoeten Hem door en in het Woord; wij zien Zijne gedaante in den spiegel des Woords. Zij, die Hem niet willen erkennen, eeren en begeeren als Jezus, als Zaligmaker hunner ziel, zullen aan Hem te gronde gaan. Gij kunt met Jezus niet doen als de Leviet en priester, die den man, onder de moordenaars gevallen, met een schuinen blik van negatie of verachting voorbijgingen. Wie niet voor ons is, die is tegen ons, en wie niet vergadert, die verstrooit, zeide Jezus tot Zijne discipelen.
Tegenover dit verschrikkelijke doen en laten, doen èn laten, dezer verwerpers van den Heere staat nu echter de zoo hooge begenadiging en verheffing der geloovigen, aan wie Petrus schrijft. De uitverkoren vreemdelingen, naar de voorkennis van God den Vader, in de heiligmaking des Geestes, tot de gehoorzaamheid aan en de besprenging des bloeds van Jezus Christus.
De apostel herinnert de geloovigen aan hun hooge voorrechten, hun begenadiging en roeping. Hij heeft de scheidslijn getrokken tusschen wereld en Kerk des Heeren, een scheidslijn, die dwars door de Kerk loopt, want de bouwlieden zelfs hadden den hoeksteen verworpen; velen waren ongehoorzaam aan het Woord.
Maar gij zijt Onze text herinnert aan de woorden in Exodus 19 vers 5 en 6, waar Mozes de hooge waardigheid van het priesterdom op het gansche volk toepast. Het wettelijk priesterdom is door den Heere Christus en Zijn offer vervuld en daarom afgeschaft. Het geestelijk priesterschap is in Hem en al Zijn leden verwezenlijkt. Het eerste is tot ongeloof en ongehoorzaamheid vervallen door het verwerpen vc$i den hoeksteen, het tweede zijt gij, die gebouwd zijt en bouwt op het eenige fundament. Dit geldt nu van Jood en heiden in Christus Jezus onzen Heere.
Daarin is noch Jood noch Griek, maar een nieuw schepsel.
Laten wij de hoogetitels der Kerk nu onderzoeken en beantwoordt dan telkens de vraag, of zij op u van toepassing zijn. Of gij deel hebt aan de erve der heiligen in het licht. Want, gij kunt geen bloot toeschouwer zijn, als Christus u wordt voorgesteld als den uitverkoren hoeksteen, bij God dierbaar en uitverkoren.
Een uitverkoren geslacht, zijt gij, schrijft broeder Petrus.
Wij herinnerden reeds aan het woord van Mozes op den berg in tegenwoordigheid van den Engel Gods: Nu dan, indien gij naarstiglijk mijner stemme zult gehoorzamen en mijn verbond houden, zoo zult gij Mijn eigendom zijn uit alle volken, want de gansche aarde is mijn; en gij zult mij een priesterlijk Koninkrijk zijn en een heilig volk. Dit zijn de woorden, die gij tot de kinderen Israëls spreken zult.
Een uitverkoren geslacht...
Het woord geslacht wijst op samenhang krachtens geboorte, verwantschap. De geloovigen vormen een geestelijke familie, een geslacht. Johannes op Patmos hoorde het gezang der schare, die niemand tellen kan, uit alle geslacht en taal en volk en natie. Het zijn menschen, die op aarde als alle menschen behooren tot hun geslacht en volk. Maar niet de samenvatting der geslachten Adams vormt de Kerk, doch een nieuw geslacht wordt geboren, een nieuwe gemeenschap in Christus Jezus. Aan dit geslacht is de toekomst! Dit geslacht is niet geboren uit den wil des mans maar uit God. De draad der verkiezing loopt wel door de geslachten in het Verbond, maar bundelt ze niet samen, doch leest er uit en vormt tot een nieuwe gemeenschap, waarvan Christus het Hoofd is.
Gods kinderen zijn goede burgers; hebben hun geslacht lief; verkeeren daaronder als getuigen des Heeren; noodigen de hunnen, gelijk Mozes deed met Hobab, mee op te trekken naar Kanaän. Er is ruimte te over in dat land, vloeiende van melk er honing. Maar, toch staan zij geestelijk in ander verband, zij zijn wel in de wereld maar niet van de wereld. De Heere Christus laat de scheur in het geslacht als gevolg van de scheiding tusschen slangen-en vrouwenzaad zien. Deze uitgelezenen uit de geslachten zijn een uitverkoren geslacht, hangen met elkander samen in Christus. Neen, het is geen landverraad, wanneer zij belijden dat hun Vaderland boven is. Maar het is niet de daad hunnen keuze, dat zij behooren tot dit geslacht. Het is de verkiezende genade alleen, die hen onderscheidt en maakt tot datgene wat zij zijn.
Nooit zullen wij iets aan eigen verdiensten of waardigheid kunnen toeschrijven, want wij waren van nature gelijk de anderen. Wat hebt gij, vraagt Paulus, daf gij niet hebt ontvangen?
Een uitverkoren geslacht wil niet zeggen een voortreffelijk geslacht door bloed, of ras, of bodem. Ja, toch wel door bloed. Want ze zijn in Hem uitverkoren, voor de grondlegging der wereld. Christus was nooit zonder Zijn volk, dat de Vader Hem gaf.
Hier ligt de grondslag hunner waardigheid, in Hem, die de onwaardigste was onder de menschen, en... wij hebben Hem niet geacht. Maar, onzer verkiezing werden wij bewust in Hem. Rechtvaardig werden wij er buiten gezet, verloren in onszelven... doch Hij zag op ons neder! Verkoren geslacht... want in Hem herkenden wij onszelven in de gemeenschap der heiligen.
De apostel roemt hier de vrije genade. Zeker, wij weten het wel, dit is een ergernis voor onze natuur. Bij de ergernis des kruises behoort ook de verkiezing Gods, zij geschiedde immers in Christus.
Laat ik eerst een vraag doen. Hoe is het met uw stamboom, met uw familiewapen? Uit eenen bloede heeft God het gansche menschelijke geslacht gemaakt. In Adam stonden wij als het pronkjuweel der schepping voor onzen Maker. Maar... wij zijn gevallen, een gevallen geslacht. Wij stammen uit een gevallen vader, zijn verdorven. En dat geslacht bewaart zijn eenheid alle eeuwen door. Waarbij zal ik dit geslacht vergelijken, zeide Jezus. Maar de Heere God leidde het geslacht der menschheid in Abraham apart in het verbond en eigende de kinderen der belofte.
Het onvergankelijke zaad des Woords viel in de harten en ontkiemde. De Eerstgeborene uit dit geslacht is Jezus, in wien zij zijn verkoren.
Het heeft Gode behaagd Zijnen Zoon in ons te openbaren. Wij zijn van adel door Jezus' bloed. Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat Hij Zijn Zoon gezonden heeft, opdat wij zouden leven door Hem.
Een uitverkoren geslacht. Zoo verschijnt dan Gods gemeente als een gewrocht van verkiezende genade. Gij hebt Mij niet uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren.
Een koninklijk priesterdom, zoo noemt Petrus de Kerk verder.
Priesterdom, dat zijn de gezamenlijke priesters, priesters van den Koning der Koningen en daarom zelf ook koningen; priesters èn koningen tegelijk.
In Exodus 19 vers 5 lezen wij van een koninkrijk van priesters. Zij hebben allen één Koning, God en den Heere Christus. En diens koninklijke heerlijkheid straalt op hen af. In Hem schitteren zij in koninklijken glans. In vers 5 heeten zij een heilig priesterdom.
Dit koninklijke is reeds nu aanwezig, ook al zal het in de toekomst pas ten volle openbaar worden in de heerlijkheid. Zij heerschen met Hem in gebed en verzuchting des Geestes aan den troon der genade.
Hun priesterschap wordt ook koninklijk geheeten omdat het een dienst der offerande is aan hun Koning, die hen verloste uit alle geweld des duivels en hen regeert door Zijn Woord en Geest.
Verheven is daarom de roeping van den christen. Zij zijn koning en priester, doordat wij der zalving van Christus deelachtig zijn en leven uit Zijne bediening.
Zij zijn een hoog en hemelsch zaad, tot een koninkrijk geboren.
Hunner is de overwinning op de duisternis en de heerschappij over eigen hart, die hen zoo langen tijd gevangen hielden. Alleen doordat zij werden overwonnen door Jezus, werden zij onderdanen van het Koninkrijk Gods; zijn zij koningen.
Zijt gij zulk een verslagen mensch?
Maar hun koningschap zal pas ten volle uitschitteren, wanneer zij de hun wachtende onverderfelijke en onverwelkelijke kroon der heerlijkheid zullen dragen. Reeds nu leven wij uit de almacht van onzen Koning. Hij wierf ons voor Zijn Rijk, maakte ons onderdanen. Zij hebben overwonnen door het bloed des Lams.
Hunne macht oefenen zij door het geloof in Hem, zoodat zij belijden: ik vermag alle dingen door Christus, die mij kracht geeft. Zij kunnen nooit meer slaven worden van degenen, die hen gevangen hielden, ook al weten wij dat in onze leden een wet is, die strijd voert tegen de wet onzes gemoeds.
De Geest der heerlijkheid rust op hen (1 Petrus 4 : IA).
Het zijn toch wel vreemde koningen, zegt ge en de wereld haalt de schouders op en glimlacht of hoont. Koningen. Uitvaagsel en afschrapsel! Koningen! En de hel hoonlacht! Ik zal ze wel leeren wat ze zijn! En ik hoor hen belijden: in ons is geen kracht tegen de groote menigte, die tegen ons komt. Maar... onze oogen zijn op U. Zij kermen, zuchten, worstelen hun leven lang. De vader der geloovigen vreesde, en hoe vele nederlagen leden zij. En tóch koningen en priesters. Zij offeren Gode de dankzegging der lippen. Dit koninklijke zaad zal nooit worden omgebracht. Alleen aan Jezus' voeten hebben zij macht over satan, wereld en eigen hart. Een koninklijk priesterdom, ongedeeld. Want zij zijn velen, doch één lichaam in Christus. Zij zijn geen Baaispriesters, die zich sneden met messen, luide schreeuwden: Baal, help ons! Deze lieden hadden wel offers, maar het hemelvuur ontbrak. In den Heere Christus nadert God met Zijn hart in het offer en ontsteekt de liefde, die het hart in vlam zet. Hoe zal ik weten, dat God liefde is? Als Hij mij legt aan het hart van Jezus. En hoe kan ik liefhebben? Als ik Jezus aanraak in het geloof met zijn hart. Mijn arm hart, zult gij niet bezwijken van deze aanraking? Neen, want in de genade des geloofs is kracht om dit te dragen. Zoo is dan dit priesterdom zeer wezenlijk, al is het verborgen voor het natuurlijk oog.
De priester van ouds werd bij zijn wijding gemerkt met bloed aan oor, duim en voet. Oor, hand en voet zijn Godes, zij liggen achter de bloedlijn. Zoo zijn zij volvaardig om het pad van Gods geboden te loopen. Gij zijt duur gekocht. Zij dragen het reine priesterkleed, dat onze Borg weefde op het kruis van Golgotha. Zij dragen den mantel der gerechtigheid over de kleederen des heils.
Als priester zijn wij niet uitgesloten van de tegenwoordigheid Gods in het heilige der heiligen, gelijk Israël.
Wij zijn gewijd in Zijn ambt door reinigingen. Hij heeft ons gewasschen met Zijn bloed. Door dat bloed zijn zij toebereid en gewijd tot koningen en priesters.
Daarom kunnen en mogen wij tot God gaan. Maar wij naderen steeds weer in het offer. De wijding werd voltooid door de heilige zalving, met de heilige olie. Die ons met u bevestigt in Christus en die ons gezalfd heeft is God.
De naam van Christus en christen herinnert ons voortdurend aan die zalving. Hij droeg sierlijke kleederen om aan te duiden dat niet de met zonden en ellende bedekte mensch tot God naderde, maar de priester, die tot dezen dienst voor God was afgezonderd.
Een heilig volk.
Heilig, toegewijd aan den Heere God; afgezonderd door den Geest, van wereld en zonde. God is heilig, dat is de zelfhandhaving van zijn God-zijn. De gemeente Gods is inwendig afgezonderd. Van nature zijn wij onheilig, afgezonderd van God en niet voor God. W e staan ontwijd voor Zijn aangezicht! Daarom kan de Heere zóó geen gemeenschap met ons hebbeti. De Heilige is ongenaakbaar voor ons, tenzij... wij naderen in Hem, in wien al Zijn welbehagen is. Zijn levensvlam moet ons verteren en doen vergaan. Weet gij dat, mijn lezer? Wie zal wonen bij een verterend vuur, vernachten bij een eeuwigen gloed?
Wee mij, ik verga! De zondaars te Zion zijn verschrokken, beving heeft aldaar de huichelaren aangegrepen. Wees heilig, want Ik ben heilig, zoo hooren wij ons tegenklinken. Maar genade zonderde ons af. Bloed reinigde ons. Alleen in Christus is God bevredigd. Petrus stelt ons Gods gemeente voor in hare éénheid, aangemerkt in hun Hoofd. Het heeft zijn nut, op dit gemeenschappelijke te wijzen, opdat wij ons gouden afvragen of wij ons zoo opgenomen weten in het geheel van Zijn lichaam.
Al is deze gemeenschap gewaarborgd in Hem, toch blijft de roeping: Maar, gelijk Hij die u geroepen heeft heilig is, wordt ook gij zelve heilig in al uwen wandel. Feit en opdracht sluiten elkander niet uit, doch hangen onlosmakelijk samen.
Een heilig volk...
Heilig volk; volk. Onder het Oudé Verbond waren er strenge wetten teneinde te voorkomen dat de priesterschap zich bezoedelde. Zij moesten reine kleeren dragen. Mochten geen doode aanraken en nog veel meer. Öp de hoofdplaat van den Hoogepriester stond: Heiligheid der heiligheden.
Zoo moet ook het geestelijk priesterdom leeren in heiligheid te leven, afgezonderd van de besmettingen der wereld.
Is de zonde niet eene schreeuwende tegenstrijdigheid met den priesternaam, dien het volk des Heeren hier ontvangt? En toch is hun titel: heilig volk. Een geordend geheel, door gewoonte saamverbonden. Zij leven over de wereld verspreid, onder verschillend aardsch bestuur. Zij spreken één taal, dragen hetzelfde gewaad, zingen hetzelfde Volkslied, vieren hun feesten onder dezelfde banier.
Een verkregen volk....
Het is opvallend, dat Petrus twee verschillende woorden gebruikt, in den grondtext, voor volk. In het Oude Testament wijzen zij vaak op de tegenstelling: heidenen en volk van Israël. Hier wordt eerst het woord gebruikt, dat op heidenen wijst. En dan voert hij hen over tot het volk der verkiezing, met 't andere woord voor volk. Want Israël was niet van nature volk Gods, doch door genade. Wij waren van nature gelijk ook de anderen. De Joden waren wel besneden naar de voorhuid des vleesches, doch ionder vernieuwing onbesneden van hart en ooren, die altijd den Geest weerstonden. Zoo leert ons de apostel, dat wij in het verbond zijnde, als zaad der Kerk, toch in dit verbond overgaan van bondeling in het vléesch tot bondeling in den geest. Het zaad Abrahams is gescheiden in tweeërlei zaad. Een heilig volk, ja opgeheven uit onze onheiligheid en zoo worden wij herinnerd aan eigen bestaan, doch ook aan het zijn in Christus.
Een verkregen volk...
Volk ten eigendom, wil dit zeggen. Gewezen wordt zoo op de positie van onderdanen. Dit volk 'heeft de Heere zich verworven, verkregen, en zoo is het Zijn eigendom. Verkregen door afzondering van eeuwigheid. Zij zijn Mijn volk, Ik heb ze Mij verkregen. God was in Christus de wereld met zichzelven verzoenende, hunne zonden hun niet toerekenende. De Middelaar heeft hen Gode gekocht met Zijn bloed uit alle taal en geslacht en volk en natie.
Door de roeping des Evangelies afgezonderd en vergaderd, hebben zij Zijne stem gehoord. Zij hebben met den Heere een verbond gemaakt op de offerande van Immanuël.
Ik kwam met u in een verbond en gij wierdt Mijn.
De Heere bezit, behandelt en gebruikt hen als Zijn volk, dat Hij verkreeg, zich verwierf. Hij regeert hen door Zijn Woord en Geest; verlicht, bestuurt en bezigt hen in Zijn dienst naar Zijn welgevallen, als hun souvereine Koning.
De Kerk des Heeren, het Israël Gods, is Zijn schat, Zijn bijzonder eigendom. Ik ben de Uwe, Heere, geleid mij ongestoord. Spreek Heere, want Uw knecht hoort.
Zoo laat de apostel ons de Kerk zien op dit hooge vlak, zooals zij gezien moet worden in Christus. Hij heeft Zijn eigen Zoon niet gespaard, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zou Hij ons met Hem niet alle dingen schenken!
Zij zijn kinderen des Allerhoogsten, erfgenamen Gods, medeërfgenamen van Christus. Ze waren eertijds geen volk, hadden geen middelpunt der eenheid, geen deel aan het hemelsche Rijk, zonder hoop ... maar nu zijn zij: verkregen volk, het Volk Zijns eigendoms.
Lo-Ammi, niet mijn volk, hoorde uit des Heeren mond: Mijn volk, kinderen des levenden Gods.
En het antwoord, uit het verbaasd en ontroerd gemoed opgeweld, luidt: o, Mijn God. Welgelukzalig het volk, wien het alzoo gaat; welgelukzalig is het volk, welks God de Heere is. Een verkregen volk... Hij verlost Zijn volk en zegent Zijn erve.
Kent gij, mijn lezer, dit zich verblijden met de blijdschap Zijns volks; dit zich beroemen met Zijn erfdeel? Het is een eeuwig wonder tot die erve te behooren. Niemand verbaast zich hierover dieper, dan hij, die zijn vloekwaardigheid kent ert beleefde dat hij met de gansche wereld voor God verdoemelijk was. Het spreekt toch niet vanzelf, dat wij zalig worden, deelen in de erve der heiligen in 'het licht. Ja, dit mogen de naam-christenen zich verbeelden, maar... zij toonen daarmee slechts hun geestelijke onkunde, hunne blindheid. Mij is barmhartigheid geschied; ik opgenomen onder de kinderen Gods; ik ingelijfd in het lichaam van Christus; ik geboren in Sion. Een verkregen volk, een volk des eigendoms. Hoe kan men onder zaliger bestuur, liefelijker regeering verkeeren? Geen belastingen worden geheven, slechts den tol der liefde wordt gegeven. Hij weidt Zijne erve en verheft ze tot in eeuwigheid.
Is het niet om in aanbidding neer te zinken aan Zjjne voeten, dat zulke verachtelijke schepselen geëigend zijn door een algenoegzaatn, volzalig God in zichzelven. Zie, dit is de erve der knechten des Heeren en hunne gerechtigheid is uit Mij, spreekt de Heere. De apostel stapelt de eeretitels, de genadetitels op, en elke nieuwe benaming brengt lof aan de genade, spreekt van de redding en zaligheid van onwaardigen, die alleen waardigheid bezitten in Christus.
Een verkregen volk...
Wie kan den prijs bevatten, die Hij betaalde om hen vrij te koopen en te eigenen? Wij zijn niet verlost door vergankelijke dingen, zilver of goud, maar door het dierbaar bloed van Christus als van een onbevlekt en onbestraffelijk lam. Het is geen kleinigheid, een christen te zijn. Het is de hoogste, de heiligste, de gelukkigste waardigheid, die een menschenkind kan te beurt vallen. Indien Gods kinderen hierbij meer leefden, zouden zij niet zoo gebonden zijn aan de aarde, hun mond niet zoo gesloten zijn van den lof Gods. Maar, zij zien zoo weinig op Hem, die hen kocht. Hun ziel kleeft vaak aan het stof. Hoe weinig zijn onze harten nog vervuld van deze werkelijkheid, die alleen voor het geloof werkelijkheid is in Christus.
Waar is de verhevenheid der ziel, * diepen ootmoed in nood en ellende, vervolging en smaad? Uw wandel zij in dei hemel, vanwaar wij ook den Zaligmaker verwachten. Hij heeft zichzelven vernietigd, om ons Gode te maken tot koningen en priesters.
En nu, mijn lezer, zijt gij het Woord des Evangelies nog ongehoorzaam; stoot gij u nog aan den steen des aanstoots? Dit is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem, dien de Vader gezonden heeft. Hoevelen zullen in den dag der dagen wenschen het Evangelie nooit te hebben gehoord, het Evangelie, dat zij verwierpen.
Maar wat is nu toch het doel dezer begenadiging? Waartoe zijn zij een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk
Waartoe? Hoort onzen text: opdat gij zoudt verkondigen de deugden Gods.
Maar, het is alsof Petrus aanvoelt, dat hij door het licht des Geestes ook nog moet aangeven hoe zij geworden zijn, we zij worden genoemd! Hij is niet tevreder dat zij zich daarvoor slechts houden zonder het te zijn. Daarom zegt hij: opdat gij zoudt verkondigen de deugden desgenen die u uit de duisternis heeft geroepen tot Zijn wonderbaar licht.
Petrus wijst ons op den weg, die hen voerde tot dit kindschap, tot dit koningschap. Daarom moeten wij stilstaan bij de roeping, die leidt tot het verkondigen van Gods deugden.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 november 1945

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Een koninklijk priesterdom (I)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 november 1945

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's