Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het wordende kindschap

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het wordende kindschap

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

2

Johannes 1 vers 12: Maar zoovelen Hem aangenomen hebben. dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijnen naam gelooven.

Het voorbeeld van dat aangenomen vondeling-kind, waarmee wij eindigden de vorige maal, heeft u zeker reeds op het spoor gebracht van hetgeen wij gaan zeggen over onzen text. Is het nu zóó, dat God den zondaar, den erfelijk belasten misdadiger, aanneemt tot Zijn kind, in den zoonsstand zet, erfgenaam maakt, maar hem zijn misdadigersnatuur laat behouden? Met andere woorden, wordt ook de wortel van ons wezen niet omgezet? Hij neemt toch geen menschenkind aan in zijn natuurstaat. Hoe zou die Christus aannemen, in Hem gelooven. En het is ook niet zóó, dat door dat aannemen het leven of het geloof ontstaat, want dan zou het. werken vóór het er was en oorzaak zijn van eigen wording.

Wat doet dan de Heere God? Gij kent toch het gesprek van den Heere Jezus met Nicodemus, die in den nacht tot Hem kwam. Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, tenzij iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.

Wat die nieuwe vader van het aangenomen vondeling-kind niet kan, dat kan God wel. Hij kan onze natuur omzetten, een nieuw leven scheppen in onze ziel. En in dat nieuwe leven zit de wortel des geloofs in. Niemand kan bedroefd zijn naar God, zijne zonde en schuld beweenen in waarheid, of daarachter ligt reeds het nieuwe leven; zonder dat de mensch het weet. Johannes laat ons hier het kindschap zien vanuit de herschepping van den zondaar. De mensch wordt vernieuwd naar Gods beeld. Dit doet de Geest echter niet los van Christus, maar neemt het uit Hem.

Daarom zijn wij overtuigd op grond van de Schrift, dat een mensch, die in ware droefheid naar God uitziet naar den Zaligmaker, zeker Hem zal vinden.

In vers 13 wordt op dien achtergrond van aannemen en gelooven gewezen, als gezegd wordt van deze menschen: Welke niet uit den bloede, noch uit den wil des vleesches, niiar uit God geboren zijn.

Hjer hebt gij nu het wordende kindschap door wedergeboorte, verstaan als het gansche vernieuwingsproces des zondaars door den Heiligen Geest.

Het aangenomen kind vertoont nu in beginsel het beeld van dien God, tot wiens kind hij is aangenomen. Versta ons wel, wij bouwen geen kenmerken-stelsel op buiten Christus in de wedergeboorte, want Johannes verbindt aan dit nieuwe leven het geloof in den Zaligmaker. Het leven kan niet zonder Jezus.

Het is belangrijk genoeg er op te wijzen, dat vooral Paulus de aanneming tot kind (zoon) naar voren brengt en een breede plaats geeft in zijn brieven. Het aangenomen-worden-tot-kind door eene rechtsdaad Gods, waarin begrepen is vrijspraak van schuld en straf en het recht op het eeuwige leven.

Johannes daarentegen legt nadruk op wat wij noemen het ethische kindschap, de wedergeboorte en alles wat daarmede samenhangt. Het ethische kindschap ontstaat niet door aanneming van Christus, maar ligt daarachter en door de bediening des Geestes leidt het tot Christus, om Hem aan te nemen, in Hem te gelooven. Wanneer een wedergeboren zuigeling sterft, is er toch geen sprake van gelooven in Christus, want het kind heeft geen bewustzijn. En toch wordt het kind zalig. Daar is wel het ethische kindschap, maar niet het rechterlijke. Maar God ziet ook dat kind aan in Christus en kent het als rechtvaardig in Hem. Doch bij den tot-bewustzijn-gekomen-mensch blijft het niet bij een onbewust leven, dat God in de ziel schept. Adam, de zoon van God. Hij was beelddrager van zijn Maker. Welnu, wij werden geboren uit water en Geest. Zoo worden wij kinderen Gods door een tweevoudige daad Gods, wettelijk door adoptie (aanneming door God) feitelijk door geboorte uit God.

Dit laatste nu treedt hier op den voorgrond. Wij merkten het reeds op, dat vooral de apostel Johannes dit kindschap in zijn Evangelie en brieven ons leeraart. Veel misverstand zou worden uitgesloten als deze twee vormen van kindschap werden onderscheiden. Ze moeten elkander aanvullen.

Het is niet schriftuurlijk alléén te werken met het juridische kindschap, evenmin om zich vast te zetten in het ethische kindschap. Beide moeten ook in de prediking tot hun recht komen. Alléén, zoek ze niet te vermengen, want het zijn twee eigensoortige grootheden, die niet in elkander overgaan, doch zijn verbonden in Christus. Op deze wijze randen wij het werk van den Geest niet aan ook in zijn eerste roerselen en stellen toch de rechtvaardiging des zondaars op de juiste plaats.

Hebben wij deze grondgedachte in ons opgenomen, dan kunnen wij thans verder gaan.

Zoovelen Hem aangenomen hebben, die heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die'in Zijnen naam gelooven. « ,

Macht geven, wat is dat? Verlof, mogelijkheid en geschiktheid. Door Hem aan te nemen, kennen wij Hem als onzen Zaligmaker. Hij daalt in ons leven in. En Hij brengt wat mee! Macht, die ontvangen wij dan innerlijk in onze ziel. Wij weten het leven uit Hem te hebben ontvangen. De mensch krijgt in den weg van dit aannemen bewustheid een kind Gods te zijn, bij Gods Kerk te behooren, door Hem aangenomen te zijn.

De nieuwe mensch is geboren, heeft zijn rust gevonden in Christus, i^et er echter op, dat dit aannemen van Christus voorafgaat aan het krijgen van de macht een kind Gods te worden.

Ge gevoelt hoe nu toch de weg gesloten blijft om uit kenmerken der wedergeboorte zonder aafineming van Christus den mensch zalig te spreken. Wedergeboorte en geloof scheidt de Schrift niet. Toch moet gij niet denken, dat Paulus die zijde van het kindschap verwaarloost. Enkele schriftuurplaatsen mogen dit bewijzen.

Galaten 4 vers 29 schrijft de apostel Paulus: Maar, wij broeders zijn kinderen der belofte als Izaak was. Doch gelijkerwijs toen, die naar het vleesch geboren was, vervolgde dengene, die naar den Geest geboren was, alzoo ook nu.

Bij dit kindschap gebruikt Paulus een ander woord, dan bij de aanneming tot zonen. De belofte heeft hen doen geboren worden, herboren, het gaat dus om de geestelijke gesteldheid, het uit God geboren zijn. Als Izaak zijn zij werkelijk kinderen der genadebelofte. Ze zijn geboren naar den Geest, dit wordt gezegd om den innerlijken aard der geloovigen aan te duiden, hunne innerlijke vernieuwing, hun kinderaard.

Dan herinneren wij aan Filippenzen 2 vers 15: opdat gij moogt onberispelijk en oprecht zijn, kinderen Gods zijnde, onstraffelijk in het midden van een krom en verdraaid geslacht, onder welke gij schijnt als lichten in de wereld.

Hier ook weer het kindschap naar zijn innerlijke zijde als wedergeboorte, maar dan door het geloof in Christus verbonden. Paulus ontwikkelt het kindschap naar verschillende zijden, zooals het zich openbaart in het rijke leven, en zich openbaren moet. Het is wel één kindschap, maar dan toch uit tweeërlei gezichtspunt te zien. Aanneming en wedergeboorte komen bij het kindschap beide aan de orde.

Tenslotte nog Ephese 5 vers 1. Zijt dan navolgers Gods als geliefde kinderen.

Hier wordt gewezen op, als wij het zoo noemen mogen: de kinderdrijfkracht van de nieuwe natuur en der betrekking tevens.

En de Heilige Geest werkt dit alles. Johannes laat ons het kindschap zien, als wordende in de herboren natuur, door het geloof verbonden met Christus.

Het is dan verder zóó, ook al staan wij daarbij nu niet nader stil, dat de volheid van het zoonschap, het kindschap door aanneming, wordt verwezenlijkt in het ethische kindschap. Zooals Paulus zegt: Verwachtende de aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing des lichaams. Het kindschap zal pas voltooid zijn als in den jongsten dag ook het lichaam verlost is, onsterfelijk, onverderfelijk is geworden door Gods opwekkende daad, hereenigd met de ziel. Zijt gij een aangenomen zoon? Ja, door genade, dus een kind Gods? En er is nog zooveel gebrek in u? Gij zijt een zondaar, uw lichaam ziet er uit als dat van alle andere menschen. En dan een zoon, kind Gods, aangenomen.

Inderdaad, in rechten is het zoonschap volkomen, maar het moet nog worden toegepast. In rechten is algeheele vernieuwing gewaarborgd, opstanding van het lichaam verzekerd. Welnu, eenmaal is dit kindschap voltooid.

Johannes nu zegt: zoovelen Hem aangenomen hebben, die heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijnen naam gelooven.

Als wij onzen text aandachtig lezen en inleven is de zaak dus zóó: Het aannemen van Christus opent den weg voor het-zichkind-mogen-noemen. Het zich als kind hervinden van den verloren zoon aan den boezem van Jezus. Maar nu moeten zij, die Hem aangenomen hebben meer en meer kind worden. Het kindschap uit de wedergeboorte gesproten, door het geloof in Christus gekend voor eigen ziel, moet zich ontplooien.

En wij allen, met ongedekten aangezichte de heerlijkheid des Heeren als in een en spiegel aanschouwende, worden naar hetzelfde beeld in gedaante veranderd, van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van des Heeren Geest (2 Cor. 3:18).

Nu wij dezen text aanhalen, willen wij toch zeer in .'t kort den zin toelichten, voor zoover uit deze schriftuurplaats licht valt op onzen text. De Kerk aanschouwt de heerlijkheid Gods in het vleesch geworden Wcord, met ongedekt aangezicht. Maar zij aanschouwen die in een spiegel, want Hijzelf is ten hemel gevaren. Wat is dan die spiegel? De Schrift, zegt ge wellicht. Op aarde kunnen wij den verhoogden Zaligmaker niet meer aanschouwen van aangezicht tot aangezicht. Dat is voor hiernamaals bewaard. Bij dien spiegel kunnen wij denken aan het werk, dat Christus door den Geest doet in de gemeente, waarin de Heere Zijne majesteit doet uitkomen.

In den spiegel zien wij een beeld van Chrietus' heerlijheid. Naar dat beeld, naar die heerlijkheid zijn Gods kinderen op weg. Er is een proces, het gaat langzaam verder. Het gaat over de steeds voortgaande levensvernieuwing van het meer en meer Christus gelijkvormig worden. Meer en meer kind zijn, en zich als kind openbaren. En dit daalt af van den Heiligen Geest, die de Geest van Christus is. Hij is de Werkmeester van die voortdurende verandering.

Hij is als Bezaleël, die den tempel Gods versiert en het hart vernieuwt. Hij brengt steeds nauwer met Christus in verband. Hij doet dat op goddelijke wijze.* Kinderen Gods worden, zoo kunnen wij zeggen, na dit vergelijkend Schriftonderzoek, is toenemen in heiligmaking, voortgezette toepassing des Geestes aan onze harten van het werk van Christus.

Christus is ons geworden tot rechtvaardigmaking en tot heiligmaking en tot eene volkomene verlossing. Macht ontvangen kinderen Gods te worden. Zijn recht als kind te doen gelden en zich als kind meer en meer te openbaren. Wandelt dan als kinderen des lichts, opdat gij moogt kinderen worden uws Vaders, die in de hemelen is. Het kindschap wordt volkomen beheerscht door de geloofsbetrekking tot Jezus, door de geboorte uit God.

En in de nieuwe bedeeling is de luister der genade toegenomen, de klaarheid der hope werd versterkt.

Ja, straks krijgen wij macht tot den boom des levens en gaan door de poorten in in de stad.

Die Hem aangenomen hebben heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden...

Deze macht mogen èn moeten zij gebruiken.

Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot den troon der genade, om geholpen te worden ter bekwamer tijd. De genade zit op den troon, voor hen, die Jezus hebben aangenomen, die zoo macht ontvangen kinderen Gods te worden.

Wij moge» toegaan met een waarachtig hart in volle vezekerdheid des geloofs, niet twijfelende. Zij mogen de dingen der aarde als Gods ware eigendom genieten, alles wat zij tot het leven van noode hebben; want, alles is hunner, ' hetzij tegenwoordige, hetzij toekomende dingen. Doch gij zijt van Christus en Christus is Gods.

Kinderen Gods worden door de vrijheid in Christus te gebruiken, niet als een oorzaak voor het vleesch, maar als ruimte voor den geest. Zoo zijn wij geïnterneerden Gods. Vrij binnen bepaalde grenzen, getrokken door Gods geboden.

Kinderen Gods worden. Hoe dan? Door op te wassen in de kennis en de genade van onzen Heere Jezus Christus. Wij weten nog maar weinig van Hem, hebben nog niet veel lief gehad. Kinderen Gods worden al meer in oefeningen des geloofs, want wij zijn nu nader gekomen dan toen wij eerst geloofd hebben. Wij weten nu beter hoe ellendig wij zijn in onszelven; Hij wordt steeds dierbaarder voor het hart.

Hij moet wassen en ik minder worden, zei Johannes de Dooper. Dan alleen worden wij meer kinderen Gods, naarmate wij meer van Zijn beeld vertoonen, Zijn geboden bewaren, wandelen in Zijne wegen. Zij hebben macht ontvangen kinderen Gods te worden. Dit sluit ook in, dat zij bij den Heere mogen pleiten op Zijn verbond en genade. Zij komen niet als een vreemde tot God, maar als kinderen, als huisgenooten Gods.

Die macht is hun gegeven. Het is vrije gave der genade. Het fundament van dit recht ligt niet in ons. Wij beleden en belijden met den verloren zoon: ik ben niet meer waardig uw zoon genaamd te worden. Jezus verwierf dit recht. De Heilige Geest schenkt, vermaakt het ons in het geloof in Hem. Zijne verdiensten zijn de grondslag en Zijn leven de bron van dit kindschap. Ik leef en gij zult leven.

Uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid, Amen. Hoe nauw is toch de band met den Beminnaar onzer pielen, die oos zoo uitnemend heeft lief gehad. Wat vertoonen wij van Zijn beeld, kennen wij van Zijne zachtmoedigheid? Leert van Mij, dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart en gij zult ruste vinden voor uwe zielen.

Macht gegeven kinderen Gods^te worden... Gegeven, toen Hij kwam in de wereld, om de genadige beloften bekend te maken.

Gegeven in kruis en opstanding; gegeven door de uitstorting van den Geest met Pinksteren, die de Geest is der aanneming tot kinderen, door welken wij roepen: Abba, Vader.

Zie, hoe groote liefde ons de Vader gegeven heeft, dat wij kinderen Gods zouden genaamd worden (1 Joh. 3:1). Door den Geest mogen wij weten, de dingen, die ons van God zijn geschonken.

Zoo is ons gegeven door den Geest van Christus, dat wij macht hebben ontvangen kinderen Gods te worden en tevens te belijden met Paulus: ij zijt allen kinderen Gods, door het geloof in Jezus Christus (Gal. 3:26).

Door te gelooven weet men zich kind Gods en ontvangt macht het te worden in de openbaring naar binnen en naar buiten.

Het geloof put uit den Borgf-zoo groeit het nieuwe leven, want zonder Hem kan het niet zijn, zou het verkwijnen en ver-

sterven. Is zóó de gesteldheid uwer ziel? Mag ook van u worden gezegd: zoo zijn wij niet meer vreemdelingen noch bijwoners, maar medeburgers en huisgenooten Gods.

Nog op één trek in dit gemeenschapsleven willen wij wijzen.

De~Zoon is in den schoot des Vaders, in wien Hij al zijn welbehagen heeft. Wanneer wij Jezus, die gekomen is, aannemen, ontvangen wij macht kinderen Gods te worden, en ervaren in beginsel, door die aanneming des geloofs; dit welbehagen, dat de Vader heeft in den Zoon. Zalige vrede stroomt door ons hart, diepe blijdschap doet onze ziel zwellen, en het is de zangtijd van het nieuwe leven, dat niet kan sterven. Het is een wonder, dat een nietig menschenkind hetzelfde voorwerp der liefde heeft in Christus als God de Vader.

In Hem ontmoeten wij den Eeuwige, wandelen in het licht, gelijk Hij in het licht is. Een klein venster laat de groote zon binnen. Jezus laat in onze zielen binnenstroomen het leven, het licht, de liefde Gods, om ons Gode gelijkvormig te maken.

Zoo zijn wij dan kinderen van den grooten Zwerver, die ons zoo uitnemend heeft lief gehad. En wij ervaren: de Heere heeft de vreemdelingen lief. Hij kent het hart van den vreemdeling, zei de Heere tot Israël, want gij zijt vreemdelingen geweest in een vreemd land. Ja, Heere, wij kennen het hart van den vreemdeling, maar Gij kent het veel beter. Hier ben ik weer, om U mijn hart te toonen, het hart van een vreemdeling. Zonder uwe liefde kan ik niet leven, buiten uwe gunst houd ik het niet uit. En kinderen worden als kinderen behandeld. Gelijk een vader zich ontfermt over de kinderen, ontfermt zich de Heere over degenen, die Hem vreezen.

Ja, als zij ziek zijn, of nood hebben, dan is Zijn teederheid zoo groot, dat zij moeten zeggen: Heere, Uwe goedertierenheid is uitgebreid over mij, uw onwaardig kind.

Bij het opwassen kan het gebeuren, dat de Heere zich wat hard houdt, maar om straks te meer Zijne liefde te betoonen. Hij spaart ons als een man zijnen zoon, die hem dient. En toch niet sparende spaart Hij ook wel eerls. Ja dikwijls, opdat wij met de wereld niet zouden verloren gaan.

De Heere is een wijze Opvoeder van zijn wordende-kinderen. Naar leeftijd en omstandigheden neemt Hij Zijn maatregelen. En deze betrekking kan niet worden verbroken. Straks worden wij ontvangen in de eeuwige tabernakelen, als... kinderen. Thuis! Thuis!

Nog één zinsnede van onzen text vraagt onze aandacht.

Zij, die macht ontvangen kinderen Gods te worden zijn degenen, die in Zijnen naam gelooven.

Die in Zijnen naam gelooven.

Dit is een nadere omschrijving van de openbaring van hun leven. De apostel komt uit het verleden tot het heden. Aangenomen is voltooide tijd; dat feit ligt in het verleden. Op die voltooide tijden mogen wij toch ook wel letten. Op voldongen feiten. Johannes maakt onderscheid tusschen die daad der aanneming, waardoor zij macht ontvingen kinderen Gods te worden en het gelooyen in Zijnen naam. Hierop moeten wij wel letten.

Met dat aannemen zijn wij niet klaar. Neen, het blijft een voortgaand beoefenend geloof in den Middelaar, dien wij hebben aangenomen. De uitdrukking: gelooven in Zijnen naam is ook niet precies hetzelfde als: gelooven in Hem. Het gaat hier om het woord der belijdenis. De geloovigen, die Zijnen naam belijden, die voor Hem leven, wat zijn dat voor menschen? Dat zijn menschen, die Christus hebben aangenomen en zoo macht ontvingen kinderen Gods te worden.

En wat zijn het voor menschen, die macht ontvingen kinderen Gods te worden, doordat zij Hem hebben aangenomen? Dat zijn menschen, die Zijnen naam belijden.

Zij noemen Zijnen naam, belijden Hem. Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods. Wie Mij belijden zal voor de menschen, zal Ik ook belijden voor Mijnen Vader, die in de hemelen is. De naam is de zelfopenbaring des Heeren. Daarop betrekken zij hun geloof.

In Zijnen naam gelooven is tevens Hem belijden. Zoo bidden wij in Zijnen naam; prediken in Zijnen naam bekeering en vergeving der zonden.

Door Zijnen naam worden wij zalig. In dien naam is de heerlijkheid van Christus. Hij heeft een naam ontvangen boven allen naam. Heerlijke naam. In dien naam zal zich alle knie buigen. Dit is de eenige naam onder den hemel gegeven, door welken wij moeten zalig worden.

Roept Zijnen naam aan, maakt Zijne daden bekend. En broeder Petrus schrijft: laat ons dan door Hem altijd Gode opofferen eene offerande des lofs, dat is de vrucht der lippen, die Zijnen naam belijden.

Wat zullen wij nog meer zeggen van dit: gelooven in Zijnen naam.

Uit dien naam putten wij kracht, uit aien naam welt ons lied en smeeking, in dien naam buigen wij onze knieën.

Laat toch de liefhebbers Zijns naams gedurig zeggen: de Heere zij groot gemaakt. Het geloof in dezen naam brengt ons kennis van dien naam. Wij gaan in den inhoud van dien naam ip door het geloof, gelijk de bij, die diep in een bloemkelk kruipt, om honig te puren. Zie, dat is een goed beeld voor het gelooven in Zijn naam. Gij zegt, het is veel, veel meer dan wij kunnen zeggen. Gelooven in Zijnen naam. Zij, die Uwen naam kennen, zullen U beminnen.

Die naam staat geschreven in ons hart. En de tijd is niet meer ver voor de kinderen van dit huisgezin, dat Zijn naam op hunne voorhoofden zal geschreven staan. Nu kan men het hun nog niet aanzien van buiten, dat zij kinderen Gods zijn, al ligt soms de glans des hemels op hun gelaat, maar dan... maar dan... zullen zij schitteren door dien naam, die hen zal doorgloeien en doorstroomen, zoodat zij Hem openbaren, dien zij eenmaal mochten aannemen.

Mijn lezer, ik eindig met de vraag: Is dat uwe toekomst?

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 maart 1946

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Het wordende kindschap

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 maart 1946

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's