Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE BEDIENAAR VAN DEN DOOP

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE BEDIENAAR VAN DEN DOOP

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

1

Wie moet den Doop bedienen?

Dezelfde persoon, die tot de bediening des Woords en der Sacramenten is geroepen en geen ander. Het sacrament is het'zegel op het Woord. Sacrament en Woord kunnen niet worden gescheiden, ook wat hun bediening betreft.

De Heere Christus heeft het prediken van het Evangelie en het bedienen der sacramenten aan dezelfde personen opgedragen (Matth. 28 : 19).

Er is geen enkele aanwijzing in het Nieuwe Testament, dat de bediening der sacramenten zou opgedragen zijn aan andere personen dan die het Woord bedienden.

Men heeft wel eens gewezen op Zippora, de vrouw van Mozes, die haar zoon besneed. En men wil daaraan dan het recht ontleenen, dat ook vrouwen in tijd van nood mogen doopen. Ten onrechte. Immers de priesterschap en de levitische bediening was toen nog niet ingesteld. Dan pas zouden wij kunnen vergelijken. Verder werd de besnijdenis in den regel door den huisvader verricht. Zij kon echter ook door een andere Israëliet geschieden, maar niet door een heiden. Bovendien wordt de daad van Zippora nergens goedgekeurd, al is het waar, dat de Heere het oordeel introk, dat Mozes en Zippora bedreigde, omdat zij hun zoon niet hadden besneden. Calvijn merkt hierover op, dat de daad van Zippora onverschoonbare lichtvaardigheid was, dat zij haar zoon besneed in tegenwoordigheid van haar man Mozes, die de voornaamste profeet Gods was.

Wij gaan dan ook veilig als wij den band tusschen prediking des Evangelies en bediening der sacramenten vasthouden enleeren, dat niemand mag doopen, dan die door wettige roeping aangewezen is om Gods Woord te verkondigen.

In de oude christelijke Kerk doopten de apostelen, maar ook allen, die arbeidden in het Woord. Zij die uitgezonden werden om het Evangelie te verkondigen, doopten degenen, die in den Heere Christus geloofden (Hand. 2 : 38, 8 : 38, 9 : 17, 10:48, 1 Cor. 1 : 14—17).

Bij de splitsing van de ambten in regeerend en [eerend ouderling, werd de bediening van Woord en sacrament in de georganiseerde kerk opgedragen aan den dienaar des Woords, de leerende ouderling.

Het is waar, Tertullianus, die een tegenstander van den kinderdoop was, als Montanist, bepleitte het recht om te doopen voor de leeken. Toch wil hij voor de orde dat dit alléén geschiedt in gevallen van noodzakelijkheid.

Bij de Montanistén mochten ook de vrouwen publiek optreden. Het werd al meer regel, dat alleen de bisschop den doop toediende en dat de presbyters alleen bij afwezigheid van den bisschop, althans bij zijn aanwezigheid, doopten. Later, toen de bisschoppen te druk waren met anderen arbeid lieten zij den doop over aan de priesters.

In de Roomsche Kerk zijn de gewone bedienaren des Doops de bisschoppen en de priesters, terwijl de diakenen, niet uit kracht van hun ambt, maar als helpers van den bisschop en den priester in bijzondere gevallen de opdracht om te doopen kunnen ontvangen. De priesters bedienen dus den doop ambtshalve.

Nu weten wij echter, dat de Roomsche Kerk den nooddoop erkent, omdat de doop noodzakelijk is tot zaligheid.

Ligt een kind in doodsgevaar en is er geen geestelijke bij de hand, dan mag, ja dan moet iedere leek, zelfs niet-Roomsche of niet-christen, het kind doopen.

Voor dezen nooddoop gelden de volgende bepalingen: le. Niet al de gewone ceremonieën worden bij den nooddoop waargenomen. 2e. Gedoopt moet worden in den naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes.

3e. De dooper heeft daarbij geen andere bedoeling dan te doen wat de Kerk met het doopen doet.

Wanneer het kind blijft leven, dan wordt de doopsbediening aangevuld met de gewone ceremoniën der kerk.

In de Luthersche kerk staat de zaak eenigszins anders.

Zij legt wel niet in den doop de goddelijke kracht der wedergeboorte en der vergeving van zondèn, zoo als Rome, maar zij bindt toch wel de genade aan het sacrament, door de kracht des Woords, ten zegen van het geloof.

Luther en de Lutherschen dachten het zich zóó, dat het geloof der kinderen door den doop in de kinderen werd gewerkt, en wel door bemiddeling van het geloof en de voorbede der peeten. Het wezen van den doop is gelegen in de verbinding van het Woord met het water. De doop is de hand of het voertuig Gods, waardoor Hij Zijne genade den doopeling wezenlijk — aanvankelijk dan — mededeelt.

Het is waar, ook zonder doop kan men zalig worden, maar toch is de doop een genademiddel, dat althans eenige genade meedeelt.

Daarom houden de Lutherschen vast aan d£n nooddoop. En deze mag worden bediend door leeken, bakers, vroedvrouwen of den vader.

Als regel echter behoort de bediening des doops te geschieden door den dienaar des Woords.

Wij hebben er reeds op gewezen, dat de Gereformeerden de noodzakelijkheid van den doop tot zaligheld ontkenden, hoezeer het sacrament werd hoog geschat, en noodeloos uitstel van den doop werd veroordeeld en gestraft zoo mogelijk.

Niet het gemis, maar de geringschatting des doops en het gemis van het geloof doet verloren gaan.

Daarom stelden zij vast dat alléén de bedienaar des Woords het sacrament mocht bedienen. In Artikel 30 zegt de Nederlandsche Geloofsbelijdenis: 'Wij gelooven, dat deze ware kerk geregeerd moet worden naar de geestelijke politie, die onze Heere heeft geleerd in Zijn Woord, namelijk dat er dienaars moeten zijn of herders, om Gods Woord te «prediken en de sacramenten te bedienen." _

En Calvijn merkt op: „Daar de sacramenten met de bediening des Woords door een onlosmakelijken band zijn verbonden, zoo betwijfelt niemand, dat zij tot het ambt der dienaren behooren".

De latere nationale synoden spraken en besloten in den zelfden geest.

De doop door een ouderling of privaat persoon bediend was niet geldig.

Op de synode te Dordrecht (1618-'19) werd de doop uitsluitend en alleen opgedragen aan de predikanten en elke andere dcop ongeldig verklaard.

Niemand mocht het Woord en de sacramenten bedienen, dan die werkelijk daartoe beroepen was.

Men had zich te verweeren tegen de Roomschen, maar niet minder tegen de Wederdoopers. De laatsten leerden, evenals de Socinianen, dat het leeraarsambt en de doop niet betamen. Roomschen en

Lutherschcn erkenden en geboden nooddoop. den

De Synopsis spreekt zich als volgt uit: „Want evenals de zegels der vorsten gewoonlijk niet aan de oorkonden der vorsten gehecht worden, dan door hen, die bij openbare machtiging daartoe zijn aangesteld, zoo ook kan niemand de openlijk \eikondigde leer van het Evangelie Gods wettig met de sacramenten verzegelen dan die door een bijzondere roeping hiertoe geroepen en aangesteld is. Vandaar worden zij ook in 't bijzonder genoemd herauten Gods en gezanten en dienaren van ChiistHS en insgelijks uitdeelers der verbo*genheden Gods."

Dit was en is het algemeen gevoelen onder ons, en wij gelooven dat wij hierin het schriftuurlijke beginsel juist stellen en toepassen. %

Alzoo, alléén een wettig aangesteld predikant mag de sacramenten bedienen.

Nu gaan wij verschillende vragen bfi antwoorden, die hier aan de orde komen.

Het is niet de bedoeling volledig te zijn. maar toch willen wij ook niet al te onvolledig zijn op dit punt. Bovendien zijn deze vragen nog al interessant en de lezers behoeven zich niet zoo in te spannen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 maart 1946

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DE BEDIENAAR VAN DEN DOOP

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 maart 1946

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's