Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE BEDIENAAR VAN DEN DOOP

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE BEDIENAAR VAN DEN DOOP

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

3

Zoo was er dus oppositie tegen de geldigheid van den ketterdoop. Daarom kon Cyprianus erop wijzen, dat duizenden ketters, bij hun overgang tot de katholieke kerk, werden gedoopt, hoewel in de kettersche gemeenschap reeds gedoopt.

Er is, zoo zeide Cyprianus, maar één doop, die der katholieke kerk, en degenen die van het onrein en overspelig water komen om gewasschen te worden door het ware water des heils, worden door ons niet herdoopt, maar gedoopt.

Zoo was er een tegenstelling tusschen de kerken in Noord-Afrika en in Klein-Azië, met die van Rome. Een heftige strijd ontbrandde. .

De bisschop van Rome Stephanus (255) leerde, dat het afhing van de gebruikte doopformule. Was die naar de inzetting van Christus dan werd de ketterdoop erkend.

Cyprianus leerde echter, dat het sacrament afhing van de waardigheid van den dienaar en dat er slechts één doop was, die van de heilige kerk. Heftig was de strijd tusschen. Stephanus en Cyprianus. Wij passeeren den strijd en merken op, dat het gevoelen van Rome de overhand behield. Op de Gallische synode te Arles van 314 werd de bepaling vastgesteld, die voor alle tijden als regel heeft gegolden, dat, indien iemand uit de ketterij komt tot de kerk, men hem ondervragen zal in de belijdenis, en indien het blijkt, dat hij in den naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes is gedoopt, zal hem alleen de hand opgelegd , worden, opdat hij den Heiligen Geest ontvange.

Wat deden nu dè donatisten in Noord-Afrika. Zij trokken de leer van Cyprianus door en leerden, dat niet alleen de doop, bediend door een ketter buiten de kerk, onwettig was, maar ook de doop bediend door een priester in de kerk, wanneer deze in doodzonde gevallen was. De geldigheid van den doop hing dus af van den persoon, die den doop bediende. Wie zelf geen genade bezit, kan geen genade meedeelen. Wel trokken zij deze leering niet

consequent door, maar stonden toch over het algemeen op dit standpunt. Zooals de lezers weten, wilden de Donatisten, evenals de Montanisten, een kerk van enkel heiligen. Deze lijn loopt door de heele kerkgeschiedenis en vinden wij in de reformatietijd bij de Wederdoopers. Het kan duidelijk zijn, dat deze geestelijke instelling bestaat en zich doet gelden in het kerkelijk leven.

Augustinus. de groote kampioen tegen de Donatisten, leerde echter heel anders. De wettigheid van den doop hangt niet af van den bedienaar des doops, maar van de instelling van Christus.

De heiligheid van den doop wordt niet door de onheiligheid van den dienaar teniet gedaan, wijl de goddelijke kracht inwoont in den doop. De mensch doopt niet, maar Christus doopt. De waardigheid van hem, die^ doopt, doet niets aan den doop af of toe, evenmin als die van den doopeling. Het ongeloof van den doope.ling doet ook den doop niet teniet. Sterft de gedoopte onbekeerd, zegt Augustinus, dan dient de doop tot verzwaring van zijn oordeel. Komt hij na afdwaling tot bekeering, dan behoeft de doop niet te worden hernieuwd, want zijn vroegere doop blijft van kracht.

Evenals een Romeinsch soldaat, wien het veldteeken op zijn arm is ingebrand, rechtens soldaat js van Rome, ook al is hij overgeloopen tot den vijand, zoo blijft de gedoopte altijd gedoopt.

De ongeloovigen in de kerk behooren niet tot de ware gemeenschap des huizes, en zijn niet beter dan de scheurmakers. Maar evenals dezen hebben ook zij geen nieuwen doop noodig, wanneer zij tot bekeering komen. —

In het Oosten heeft deze leer van Augustinus geen vat gehad op de geesten. Hier bleef de houding met betrekking tot den ketterdoop zwevend, onbepaald. In het Westen bepaalde Augustinus de koers. Dit standpunt werd weldra'algemeen ingenomen in de vroege Middeleeuwen en later gepreciseerd in Roomschen zin door Thomas Aquinas: De ketters hebben wel het sacrament, maar niet de zaak des sacraments, de zegenrijke werking, wijl men, van de ketters het sacrament ontvangend, juist hierdoor de werking tot het heil hindert. Door de terugkeer tot de kerk wordt deze mogelijk. En het concilie van Trente bepaalde: „Indien iemand zegt, dat de doop door ketters bediend in den naam van Vader, Zoon en Heiligen Geest, met de bedoeling om te doen wat de kerk doet, geen ware doop is, die zij vervloekt." Hierdoor kon nu de Roomsche Kerk blijvend haar aanspraak doen gelden op al de gedoopten.

Maar, zoo werd als bezwaar ingebracht, is bij de Protestanten wel de intentie aanwezig, die vereischt wordt bij den doop. Pius V bepaalde (1570) dat den Protestanten de algemeene intentie niet kan worden ontzegd en dat daarom de doop, door hen bediend in den rechten vorm en met de rechte materie, als ware doop kon worden erkend. Alleen is het noodig. dat de bijzondere ceremoniën, die bij den Roomschen doop plaats grijpen, bij den ketterdoop evenals bij den nooddoop plaats grijpen.

# De Roomsche kerk acht zich de ééne ware kerk, en alle andere kerken houdt zij voor secten. Daarom had dit besluit van Pius V deze consequentie, dat zij elken doop met water en met de rechte doopsformule bediend, wettig keurt, afgezien van den persoon die hem bedient. Ja, zelfs de doop door een Turk, Jood of heiden erkent Rome, mits de vorm van den doop zuiver is.

De doop is verder het "middel tot inlijving in de kerk en daar er maar ééne ware kerk is zijn alle gedoopten lid van de ééne ware kerk. Desnoods moeten zij met geweld tot die eene ware kerk worden gebracht.

Daarom bidt de Roomsche dagelijks voor de bekeering der ketters, die door den doop feitelijk tot de Roomsche kerk behooren, want een andere kerk is er niet.

De reformatoren hebben van meetaf het oecumenisch karakter van den doop gehandhaafd. Dat wil zeggen, zij erkenden den doop van alle kerken, zelfs al moesten zij de Roomsche kerk een valsche kerk heeten. Hoe handhaafden zij dan den doop als wettig bij Rome? Luther, die de Kerk overal vindt waar het Woord is, erkende in zijn „Babylonische ballingschap der kerk", dat de doop der Middeleeuwsche kerk nog ongeschonden was bewaard. v

Hij bestreed de Wederdoopers in hun argument, dat de doop in de Roomsche kerk vaak was misbruikt, door deze woorden: „Doe het verkeerde weg, dan is alles goed." En Calvijn zegt, dat de kerk, toen zij door de tyrannie van den antichrist werd onderdrukt, heeft bewaard „het getuigenis des Verbonds, namelijk den doop, dewelke door zijn mond en woord geheiligd zijnde, in spijt van alle goddeloosheid der menschen, haar kracht behoudt."

Calvijn toch nam aan, dat de algemeene kerk niet in één kerk was opgesloten, maar in de kerken verspreid was. In alle kerken waarin iets van Gods Woord was gebleven. Zoo was de algemeene kerk ook in de Luthersche en Anglicaansche kerk. Hij erkende ook de teekenen en voetstappen der kerk, die de Heere in de Roomsche kerk had doen overblijven. En, dat onder het pausdom kerken zijn, in zooverre de Heere de overblijfselen van Zijn volk had bewaard.

Doch wat de Gereformeerden niet deden? Zij maakten den doop niet los van de kerk en het ambt. Ook in andere kerken zagen zij nog, meer of minder, openbaringen van het lichaam van Christus. Bovendien heeft Christus den doop niet alleen gebonden aan den VQrm, maar ook aan het ambt.

Daaruit volgde dan ook, dat, , wilde men den doop erkennen, deze moest worden bediend door iemand, die in die kerkgemeenschap daartoe recht had en stond op den bodem der christelijke belijdenis. De belijdenis van den drieëenigen God, zoodat de doop met de woorden der inzetting door den Heere Christus wordt bediend. ' „ *

Zoo hadden reeds de oude concilies onderscheid gemaakt tusschen de ketters, die vasthielden aan de hoofdwaarheden van het christendom en die dit niet deden.

Zoo loochenden de Paulicianen en de Sabellianen de drieëenheid. maar de Donatisten en Novatianen beleden die. Daarom werd de doop van deze laatsten erkend.

Dit voetspoor volgde de Reformatie. Zij erkende den doop van zulke kerken, die het fundament der christelijke kerk niet aantastten. Zulke kettersche gemeenschappen mochten zeker niet worden gesteund door er te laten doopen, maar wanneer de doop geschied was, gold deze als doop.

De Nederlandsche Geloofsbelijdenis veroordeelde den herdoop in artikel 34, in en buiten de kerk bediend. En de Synopsis zegt: Indien kinderen gedoopt zijn door ketters, die den vorm des doops ongeschonden bewaren en de fundamenteele leerstukken van den doop niet direct omver werpen, ontkennen wij, dat de doop door de rechtzinnige dienaars moet worden vernieuwd. Met betrekking tot anderen, die deze direct loochenen, of den vorm des doops veranderen, is dit een ander geval, gelijk op de synode van Nicea over de Paulicianen is geoordeeld. In dit geval wordt de ware doop niet herhaald, maar wijl hij als een valsche en geen doop is toebediend door eene kerk, die niet eene ware kerk is, wordt de ware en echte doop van Christus er voor in de plaats gesteld."

Dit was het algemeen gevoelen. In overeenstemming hiermee besloot de Dordtsche Synode van 1619 in haar 162ste zitting: „Men zal den doop door papen, die in deze landen omzwerven, en der Mennonisten niet onbedachtzaam herhalen, maar naarstig onderzoeken of zij de vorm en het wezen des doops onderhouden; wanneer dit het geval wordt bevonden zal de doop niet herhaald mogen worden. En insgelijks zal men oordeelen van den doop, die bediend is door een afgezet dienaar, zoo hij eenige ordinaire beroeping heeft van eenige vergadering."

Dit is nog de algemeen geldende opvatting van den doop en hare waardeering.

De geldigheid van den doop hangt dus af van drie dingen:

le. De doop moet bediend zijn naar de instelling van Christus, d.w.z. met water en in den naam van God Drieëenig.

2e. De doop moet bediend zijn in een kerk, die de belijdenis der Drieëenheid vasthoudt en dus niet opgehouden heeft kerk te zijn.

3e. De doop moet bediend zijn door een persoon, die in dien kring, waarin hij optreedt, als ambtsdrager wordt erkend of althans kerkelijke macht tot doopen ontving.

Nu brengt de praktijk ons in aanraking met gevallen, die één voor één moeten beoordeeld worden. De afsplitsing van kerkgemeenschappen heeft een onrustbarenden omvang aangenomen. Verder zijn er tal van godsdienstige kringen, waar nauwelijks van kerkelijke formatie gesproken kan worden.

Ook zijn er secten, die in vele gewichtige leerstukken afwijken en toch nog den doop behouden. Hoe moet over al deze vragen worden geoordeeld?

Rome heeft zijn gedragslijn bepaald. In bijzondere gevallen kan onder voorwaarde worden gedoopt als het niet is vast te stellen of de doop is toebediend: „Ik herdoop u niet, maar indien gij niet gedoopt zijt, doop ik u in den naam van enz.'\Zoo spreekt of denkt dan de bedienaar van den doop, volgens Rome.

Onze Synode heeft in de dagen der afscheiding als standpunt ingenomen dat de doop der afgescheidenen niet kon worden erkend of zij moesten zich tot een kerkgenootschap consolideeren. Dit was toen bij de Overheid erkenning aanvragen.

Velen in de Hervormde Kerk hebben hiertegen geprotesteerd /en Prof. van Toornenbergen noemde dit synodaal be* sluit allerbedenkelijkst, een huldiging van een caesaropapisme en ongegrond. Er is in die jaren veel over gesproken en eenheid van gevoelen ontbrak, maar weldra stelde men zich op het standpunt, dat steeds was gehuldigd en wat wij in die drie punten hebben samengevat.

Het is bekend dat onze Synode, hoewel zij afwijking door de modernen van de doopsformule afkeurde, toch geen maatregelen trof om het christelijk karakter van den doop te handhaven. Thans is dat anders geworden en is geboden te doopen naar de woorden van den Heere Christus.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 april 1946

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DE BEDIENAAR VAN DEN DOOP

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 april 1946

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's