Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET PAASCHFEEST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET PAASCHFEEST

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De bedoeling dit artikel is niet te schrijven over den geestelijken zin van ons hoogheerlijk Paaschfeest, maar slechts om enkele historische bijzonderheden over oorsprong en gebruiken mee te deelen, zooals wij dat ook deden voor Kerstfeest en Nieuwjaarsdag.

Het Paaschfeest dan is het oudste der christenheid. Het klimt op tot den tijd der apostelen. Het zal zeker het eerst zijn gevierd door de christengemeente te Jeruzalem, de moedergemeente. Zij bleef niet staan bij de herdenking van de verlossing uit het diensthuis van Farao, maar mocht opklimmen tot de redding uit het diensthuis der zonde, de verlossing van de tyrannie des duivels. Want ook ons Pascha is vopr ons geslacht, namelijk Christus. Hij is gestorven om onze zonden, opgewekt tot onze rechtvaardigmaking. De christenen in Klein-Azi^ waar de apostel Johannes vele jaren arbeidde, gaven natuurlijk een christelijke beteekenis aan het Paaschfeest, maar vierden het toch tegelijk met de Joden op den veertienden van de maand Nisan. Dit was dus de dag van het Joodsche Paaschfeest, waarop de Heere Jezus met Zijne jongeren had aangezeten aan den paaschdisch en het Pascha had opgeheven tot Heilig Avondmaal, het sacrament des Nieuwen Verbonds, waarvan hij gebood: doet dat tot Mijne gedachtenis, totdat Ik kom!

De christenen in het Westen echter achten den Zondag na den Mden Nisan den hoogsten feestdag, dien de christenheid vieren kon, terwijl zij Vrijdags te voren den smadelijken dood des Heeren herdachten.

Er was dus verschil in den dag en de wijze van viering van het Paaschfeest.

Dit gaf aanleiding tot strijd, helaas. Ach ja, wat wordt al niet tot strijdpunt! Om deze zaak te regelen begaf de grijze bisschop Polycarpus van Smyrna, zich naar den bisschop van Rome, Anicetes. Zij konden het echter niet eens worden, doch scheidden niet, dan nadat zij met elkander het Heilig Avondmaal hadden gebruikt en als broeders erkend. Deze ontmoeting bracht dus geen scheuring.

Na den dood van Polycarpus echter, werden nog vele pogingen aangewend om het geschil tusschen de Kerk van het Oosten en het Westen tot een oplossing te brengen. Vele synoden werden gehouden, waar het niet altijd even stichtelijk toeging. Wel kwam het niet tot eene scheuring, maar elke partij bleef bij haar meening.

Wat gebeurde echter? De bisschop van Rome, Victor, beval den bisschoppen van Azië, (laatst 2e eeuw) de tijdsbepaling» der Westersche christenheid in acht te nemen voor de viering van het Paaschfeest. Toen werd de rust en de vrede gestoord. De oneenigheden duurden voort tot de synode van Nicea (325) dus meer dan een eeuw.

Op het concilie van Nicea dan werd het gevoelen der westersche kerk voor het ware verklaard en bevolen, dat de gansche christenheid voortaan het Paaschfeest zou vieren op Zondag, dus op den dag van Christus' verrijzenis en niet op 14 Nisan, gelijk met de Joden, en wel op den Zondag na de volle maan van lenteevening (aequinoctium). Tevens zou dan het Heilig Avondmaal worden gevierd. Mocht echter het Joodsche paaschfeest op dien Zondag vallen, dan moest het christelijke acht dagen worden uitgesteld.

En sedert dien tijd werden zij, die zich niet wilden onderwerpen aan dezp. regeling, met den ban bedreigd, als ketters beschouwd en Tessares of Quartodecimanen geheeten.

Met een enkel woord slechts hebben wij dezen onverkwikkelijken zgn. Paaschstrijd vermeld. Het Paaschfeest was een blijde feestdag. Met dien dag brak een heerlijker licht over de aarde aan, een morgen schooner dan die der schepping. De tranen werden lachen, de smart vreugde, het rouwkleed een bruiloftsgewaad.

4 Op Goeden Vrijdag was de kerk als een droeve weduwe in rouw, een gestrenge vasten werd onderhouden. Over het lijden en sterven des Heeren werd gepreekt; des avonds het Nachtmaal gevierd en de boetelingen werden weder in den schoot der kerk opgenomen. Waar martelaarskerken waren vierde men dien dag in deze, en ook den volgenden dag, den zgn. grooten Sabbath, bracht men in strenge onthouding door (de Zaterdag dus vóór Paschen). Stille rust heerschte over de aarde, wijl de groote Koning sliep. Ook doopte men des avonds van den stillen Zaterdag en soms tot laat in den nacht de catechumenen. Straten en huizen verlichtte mgn met toortsen, lampen en kaarsen.

Dij was als de aankondiging van den opgang van het groote licht, dat voor het oog des geloofs op den opstandingsdag zou verrijzen. De gemeente bad in het heiligdom, of luisterde naar de prediking, lazen de wet, de psalmen en het Evangelie, of vierden het Heilig Avondmaal. Zoo bracht men de laatste uren van den grooten Sabbath (Zaterdag voor Paschen) door, zóó verbeidde men het aanbreken van het feest der opstanding. Men wenschte wakende den Messias te begroeten.

En als het morgenlicht van de koningin der dagen doorbreekt, het licht van den heilaanbrengenden feestdag, den grondslag des vredes, de hulpe der verzoening, het einde van den strijd, de opheffing des doods, de overwinning des duivels, zooals de guldenmond, Chrysostomus, den Paaschdag noemde, dan werden pauk en trompetgeschal gehoord, gelijk later het klokgelui. Men ijlde uit kerken en woningen, snelde elkaar in de armen, begroette elkander met broederkus en zegenwenschen, en de triumphkreet: de Heere is waarlijk opgestaan, vloeide van aller lippen. Er was diepe vreugde en hemelsche blijdschap in de harten der christenen. Die vreugde openbaarde zich in jubelkreeten, bovenal in werken van barmhartigheid.

Priesters en leeken wedijverden in weldadigheid aan kranken en armen, gevangenen en slaven. Rijken richtten overvloedige maaltijden aan, om de armen te spijzigen. Anderen gaven met Paschen hunnen slaven de vrijheid. De keizer verleende amnestie voor lichte vergrijpen en liet aan zijn onderdanen geschenken uitdeelen. Geen openbare plaatsen van vermaak mochten worden bezocht. De vierschaar werd niet gespannen, zelfs slaven geen arbeid verrichten.

In de kerken werden jubeltonen gehoord, vreugdezangen weerklonken. Als bruiden werden de heiligdommen opgesierd. De deuren voor de boetelingen geopend, geen vasten werd waargenomen, geen knie gebogen, maar staande gebeden op Paaschdag. Want het knielen was teeken van verbrijzeling des harten en thans was men vol van vreugde en vrede.

Allen waren feestelijk uitgedoscht, en wie arm was, werd door de rijken gekleed.

Zoo vierde men zes dagen lang feest tot den volgenden Zondag dominica in albis genoemd, omdat de gedoopten thans voor de laatste maal in witte kleeren ter kerke kwamen .waarna zij dit onderscheidingsteeken aflegden; maar men hoopte, dat zij de reinheid des gemoeds, waarvan het een symbool was, zouden bewaren.

Maar het was volstrekt niet alles goud wat er blonk ook in die eeuwen. Wat toch was het geval?

In de wereld der heidenen waaruit-de christenen kwamen, werden lentefeesten gevierd, met al de zonden daaraan verbonden. En tal van gebruiken gingen over in de christelijke kerken. Wel zochten conciliën, bisschoppen, keizers, en koningen die heidensche bestanddeelen aan het christelijke feest te ontnemen, maar helaas, zonder afdoend resultaat. Scherpe besluiten tot wering van bijgeloovige plechtigheden en buitensporigheden werden uitgevaardigd. De banvloek werd uitgesproken over ieder, die er deel aan nam, doch tevergeefs.

Men moet toch rekening houden met het feit, dat de vervolgingen, die gedurende twee eeuwen hadden gewoed, waren opgehouden, nu er christelijke keizers waren en de Kerk beschermden. Zoodoende traden velen toe tot de christelijke kerk, om niet geestelijke redenen en brachten hun heidensche gevoelens en verlangens mee, die zij niet wilden prijsgeven. Het christendom was door velen slechts uitwendig aangenomen zonder innerlijke vernieuwing. Het christendom werd staatsgodsdienst.

Zoo werd het bederf niet het minst openbaar op het hoogfeest der christelijke kerk.

, , 't Verderf in Godes Kerk woedt als de kanker voort, Wanneer het eens zich vest, wordt zelden weer gestoord."

In de middeleeuwen werd het Paaschfeest. overal waar het christendom gevestigd was, met groote plechtigheid gevierd. Het werd beschouwd als hoogfeest. In de meeste kerken zegende en ontstak men reeds op den grooten Sabbath (Zaterdag)

met de vereischte plechtigheid de reusachtige paaschkaars. Deze woog soms niet minder dan honderd pond. Op die kaar? stond het jaartal, de paaschdag van het volgende jaar, het regeeringsjaar van den keizer, bisschop, enz., de grieksche alpha en omega (de eerste en laatste letter van het Grieksche a.b.c.). Deze kaars werd pas Woensdag na Paschen gebluscht. Het doopwater werd gewijd, men kerstende eenige kinderen, en sprak den zegen uit over brood en vleesch, want men mocht op het Paaschfeest alléén gewijde spijzen eten. Terwijl het nofl duister was, riepen het trompetgeschal en klokkengelui de menigte naar de kerken, die voor dit feest versierd was; de wanden met festoenen behangen, de vloeren met bloemen en groen bestrooid, de altaren en beelden met edelgesteente getooid, goud, zilver en zijde, en de koren waren met kostbare tapijten bedekt.

Zoo ging de eenvoud geheel verloren en moest pracht en praal de plaats innemen van soberheid en ernst met geestelijke vreugde.

Het Paaschfeest werd verwereldlijkt. In sommige kerken stond dan een met zwart kleed bedekt graf, waarin een wassen beeld of een kruis lag, en dat door als engelen gekleede schoolknapen omringd was of bewaakt. Zoodra de priesterschaar in statelijken optocht, onder diepe stilte het graf was genaderd, en het beeld verrees of het kruis was weggenomen, vloeiden trompetgeschal en klokgelui samen met de orgeltoonen en weergalmden de gewelven van lofliederen.

Vaak werden ook processies gehouden, feestmaaltijden aangericht, dramatische voorstellingen werden gegeven van het lijden, sterven en de opstanding, zoo in de kerken als daarbuiten op de kerkhoven en marktpleinen, onder den naam van mirakelen, mysteriën en passiespelen.

Sedert de zevende eeuw begonnen de priesters van den preekstoel het volk te vermaken door allerlei lustige en snaaksche potsen om tot lachen te verwekken.

Wij willen de lezers er niet mee ontstichten. Soms waren het zelfs godslasterlijke sermoenen, die ten beste werden gegeven.

Hoe stond de reformatie hiertegenover?

\ (Sot volgt.)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 april 1946

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

HET PAASCHFEEST

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 april 1946

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's