Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VERREZEN UIT DE DOODEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VERREZEN UIT DE DOODEN

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

Marcus 16 vers 1—6. En als de sabbath voorbijgegaan was, hadden Maria Magdalena en Maria, de moeder van Jacobus, en Salomé specerijen gekocht, opdat zij kwamen en Hem zalfden.

Èn zeer vroeg op den eersten dag der week, kwamen zij tot het graf, als de zon opging.

En zeiden tot elkander: Wie zal ons den steen van de deur des grafs afwentelen?

(En opziende zagen zij, dat de steen afgewenteld was) want hij was zeer groot. En in het graf ingegaan zijnde, zagen zij eenen jongeling, zittende ter rechterzijde, bekleed met een lang wit kleed, en werden verbaasd.

Maar hij zeide tot haar: Zijt niet verbaasd; gij zoekt Jezus den Nazarener, Die gekruisigd was; Hij is opgestaan; Hij is 1 hier niet; ziet de plaats, waar zij Hem gelegd hadden.

1

Het is Zondagmorgen, de eersteling der dagen, de dag des Heeren! Neen, dat was het toen nog niet, het was nog de eerste dag der week en geen feestdag. Waarom niet? Wel, dat is u toch bekend! De Sabbath was de rustdag der Joden, de christelijke rustdag... werd dien eersten dag der week geboren door de opstanding van den Heere Jezus Christus uit het graf. De Heere is waarlijk opgestaan... en is van Simon gezien. Dat werd de blijde Paaschklank, waarmede de oudste christelijke Kerk elkander begroette. Is dat vandaag, met Paschen, ook voor ons de levenskreet, temidden van het dal der dooden, waarin wij verkeeren? Het is weer Paschen, wij herdenken, bij het licht en door de kracht van den uitgestorten Geest op Pinksteren, wat Paschen ons bereidde aan levensvreugde door doodsoverwinning.

Ik ben de opstanding en het leven, zoo had Jezus gezegd tot Martha. Ja waarlijk, dat is Hij, die opgewekt door den Vader, verrees uit het graf.

De menschen liggen in den slaap verzonken, donkerheid bedekt de aarde als een kleed. Zij konden niet vermoeden wat daar geschiedde in den hof van Jozef. Ach ja, God doet zijn werk zonder ophef en zeker. Denk maar aan den Kerstnacht en hemelvaart.

De menschen vermoedden niet welk een morgen ging aanbreken. De Paaschmorgen, de morgen der verrijzenis, de morgen van het leven. Ik ben dood geweest en zie, Ik leef in alle eeuwigheid en Ik heb de sleutels van hel en dood.

De massa der bewoners van Jeruzalem en de feestgangers meenden, dat het uit was met Jezus van Nazareth. Zij willen het feest der ongezuurde brooden voortzetten... zonder Paaschlam. De tweede nacht na Vrijdag is zonder stoornis voorbijgegaan. Daar in den hof van Jozef lag het graf gesloten, gedekt door een zwaren steen, verzegeld... Geen nood, dacht het sanhedrin en huns gelijken, Jezus is dood, het is uit met den valschen Messias. Wij kunnen rustig voortleven, gezeteld op onze gerichtsstoelen, ons wetsonderzoek voortzetten... Jezus leeft niet meer!

De zegels van het graf zijn ongeschonden nog, de wachters hebben een gemakkelijke taak. Zoo dachten zij, maar zoo was het' niet: Want de Zoon des menschen moest wel overgeleverd worden in de handen der zondaren, maar... ten derden dage weder opstaan. Het één was even werkelijk noodzakelijk als het andere.

Hoe was het toch met de discipelen en discipelinnen des Heeren? Op den Sabbath rustten zij naar het gebod. Zoo staat van hen geschreven. Maar ach, zij hadden geen rust, de hope huns levens was vergaan. Hunne harten bloedden en weenden in bittere smart. En toch, en toch, in het diepst hunner ziel hielden zij aan Hem vast, omdat Hij hen niet losliet. Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet ophoude.

Ulieder droefheid zal in blijdschap ver-? anderd worden!

Jezus houdt woord! Hij is gestorven om onze zonden en opgewekt tot onze rechtvaardigmaking. Dedood kon Hem niet houden, het graf niet besluiten. God zal de smarten des doods ontbinden. Het graf is als barende het leven, ja, de Levende breekt door den dood en sterft niet meer! Wat Hij gestorven is, is Hij der zonde éénmaal gestorven, wat Hij leeft, leeft Hij Gode.

De discipelen zullen Hem rijker terugontvangen dan zij Hem ooit bezaten.

Wij gaan de vrouwen volgen op hun tocht naar het graf en overdenken:

le. Hun voorbereiding. 2e. Een onoverkomelijk bezwaar. 3e. Een weggenomen steen. 4e. Bezichtiging van het graf. 5e. Een troostrijke boodschap.

Moge bij deze overdenking Jezus in het middelpunt staan, zoodat wij de vrouwen zien in het licht van den Levensvorst, neen den Levensvorst uitschitterend boven de vrouwen, in wier ziel Hij het onvergankelijk zaad des levens had gelegd.

le. Hun voorbereiding.

En als de sabbath voorbijgegaan was, hadden Maria Magdalena, en Maria, de moeder van Jacobus en Salomé, specerijen gekocht, opdat zij kwamen en Hem zalfden.

Deze vrouwen trekken onze aandacht op Paaschmprgen, omdat het den Heere heeft behaagd onze aandacht op hen te vestigen, opdat wij zóó zouden blikken in het Middelaarshart van Jezus. Hij heeft hen niet begeven noch verlaten. De vrouwen krijgen heden den voorrang boven de discipelen. Er was druk verkeer tüsschen de jongeren in de laatste dagen geweest; vol diepe smart waren zij allen.

Zij hadden geen rust noch vrede, werden gekweld. Als een bange droom ging aan hun geest voorbij wat zij hadden doorgemaakt met Jezus. Zij spraken ervan onder elkander, maar de een kan den ander niet troosten. Hoe zal een verslagen geest een gebroken geest opheffen? Eén ding is opvallend, zij verdenken Jeztts niet van bedrog. De liefde in hunne harten uitgestort, is sterker dan de dood. De twijfel moge in zwaren golfslag over hunne zielen

rollen en ze beuken, de liefde wordt niet gebluscht» zelfs het geloof lijdt geen schipbreuk. Hier ziet gij nu, dat Jezus leefde, zelfs in den dood de Levensvorst bleef. Maar... daarom ook kon Hij opstaan ten derden dage, naar de Schriften.

Zie hier zijne onuitsprekelijke liefde jegens ongeloovige, gebroken menschen, die toch de Zijnen zijn en blijven.

Daar is Maria Magdalena. Zij heeft haar bijnaam naar het dorpje vanwaar zij kwam: Magdala. Onder de vriendinnen des Heeren staat zij in de voorste gelederen. Niet, omdat zij zoo op den voorgrond wilde treden, maar omdat haar zooveel genade was bewezen. Zij heeft veel lief gehad. Zeven duivelen waren uit haar uitgeworpen. Zij volgde Hem toen en diende Hem van hare goederen. Zij was aanwezig bij Zijn sterven en was tegenwoordig bij Zijn begrafenis en vertoefde in stil gepeins bij Zijn gesloten graf. Zij heeft den Heere Jezus op Paaschmorgen het eerst gezien. *

Zalig voorrecht, wanneer onze levensgeschiedenis is verbonden aan den lijdenden, stervenden en opgewekten Heere uit de hemelen. Wat genade vermag in een menschenleven! Speelbal des duivels was zij geweest; zij werd toonbeeld van reddende genade.

Is uw leven, mijn lezer, verbonden met Jezus, onzen Heere, in wiens gemeenschap zelfs het bitter zoet wordt en onze dood wordt overwonnen doof Zijn leven? Anders kan het geen Paaschfeest voor u zijn. Paaschfeest van het jaar onzes Heeren 1946! Bevrijd door Golgotha, verblijd door Jozefs hof. De wereld, ook de christelijke wereld, glijdt weg in het moeras der zondegeneugten. Gaat gij ter kerke om het Paaschevangelie te hooren. Verlangt gij niet den Vorst van Paschen te ontmoeten en te begroeten? De Heere is waarlijk opgestaan! Hebt gij Hem reeds ontmoet in het geloof, nu gezeten aan Gods rechterhand in de hoogste hemelen? Maria Magdalena zingt eeuwig Zijn lof voor den troon. De bedroefde met Paschen in den vroegen morgen, werd gelaafd met opstandingsvreugde. Want de Koning van Paschen heeft zich aan haar geopenbaard. Zijn komst alléén is het, die ons heil volmaakt, ook op deze Paaschdagen. Wellicht gaat het u als de Emmaüsgangers en ontmoet Hij u op den middag in het veld, of wel in den avond gelijk de discipelen in de opperzaal! Mogelijk moet gij door uw ongeloof, met Thomas, nog acht dagen wachten. Maar er was in Israël ook een na-Paschen.

Deze Maria Magdalena is ons lief om Jezus' wille. Hare droefheid is in blijdschap veranderd.

Daar is Maria, de moeder van Jacobus, bijgenaamd de kleine of Joses. Wanneer zij na Maria Magdalena wordt genoemd, wordt ze wel de andere Maria geheeten. Zij was een van de Galileesche discipelinnen des Heeren. Haar zoon was een van de apostelen des Heeren. Welk een zegen, zulk een moeder te mogen zijn in dienst van Gods Koninkrijk en zelf deel te hebben aan de erve der heiligen in het licht.

En zij ging met haar zoon mede, den Heere Jezus volgende.

Verder wordt ons als een bezoekster van het graf op Paaschmorgen genoemd Salomé, de moeder van de zonen van Zebedeüs, waarschijnlijk een zuster van Maria, de moeder des Heeren. Ook zij volgde Jezus en diende Hem van hare goederen, welgesteld als zij was. Zij mocht hare twee zonen, Johannes en Jacobus, afstaan in den dienst des Rijks en zien hoe zij eene eereplaats kregen in den kring der discipelen.

Zij vroeg om heerlijkheid voor hare kinderen, maar verstand toen niet, dat dit is vragen om lijden, en dat grootheid alléén wordt verkregen door dienen. Johannes werd verbannen naar Patmos en Jacobus stierf den marteldood.

. Maar genoeg over deze vrouwen, toonbeelden van genade. Ze zijn diep bedroefd. Een onrustige sabbath is voorbijgegaan, waarop zij rouwden.

Nu is de sabbath voorbij. Het is dus Zaterdagavond na zonsondergang en dan begint de Zondag, de eerste dag der week. Ze gaan specerijen koopen, om dan Zondagmorgen vroeg naar het graf te gaan. Ze wisten wel, wat op Goeden Vrijdag, o die bange dag, Jozef van Arimathea had gedaan en Nicodemus. Maar zij wilden het hunne doen om den geliefden doode eere en hulde te brengen tot in den dood. Hun hart drong hen daartoe. Vraag daarom niet naar eene verklaring, zoek hun doen maar niet te ontleden. Zoo belangrijk is het trouwens niet eens, het moet slechts gezien als aanleiding en middel, dat Jezus gebruikt om de vrouwen te ontmoeten in de heerlijkheid Zijner opstanding. Ze waren in de war, verbijsterd als een lam, maar... bleven aan Jezus verbonden door de liefde. Hij hield deze vrouwen vast en daarom konden zij Hem niet loslatefl. Zij dachten niet aan Zijne woorden: na drie dagen zal Ik weder opstaan. Neen, die woorden hadden de vijanden beter onthouden en... ernaar gehandeld.

Het was in hunne harten een mengeling van ongeloof, verbaasdheid, liefde en geloof. Ze zouden weggekwijnd zijn, als ook hunner Zijn gebed niet gegolden had: Laat hen door Mij niet beschaamd worden, die U verwachten, o Heere, Heere der heirscharen; laat hen door Mij niet te schande worden die U zoeken, o God Israëls!

Jezus neemt ze voor Zijn rekening in het gebed. Het zou schande zijn voor Zijn Vader, indien deze vrouwen besohaamd werden. Dat duldt Zijn glorie niet.

De Heere Jezus had specerijen gekocht tot den prijs van Zijn bloed, waarvan de geur heentrok door de zielen der vrouwen in treurende en zoekende liefde.

2e. Een plotseling opkomend bezwaar. En zeer vroeg in den morgen, op den eersten dag der week kwamen zij tot het graf, als de zon opging en zeiden tot elkander: wie zal ons den steen van de deur des grafs afwentelen?

De vrouwen gaan in den vroegen morgen, als de zon haar eerste stralen uitgiet over de aarde, naar den hof van Jozef. Jezus trekt hun harten derwaarts, zonder dat zij het weten. Op weg naar het graf!

Een wijle vertoeven we bij de rustplaatsen onzer dierbaren... een traan laten vallen... een zucht slaken... en gij gaat weer naar huis, want wij zullen wel tot hen gaan, maar zij zullen tot ons niet wederkeeren. Houd stil... dat geldt van den doode niet, wiens lichaam de vrouwen gaan balsemen. Hij zal herrijzen, ja, hadden zij verstaan wat er gebeurde, toen de aarde golfde onder hun voeten! Jezus verrijst uit den staat des doods, engelen openen Hem het graf, de zegels worden verbroken, de wachters vluchten. In één oogenblik greep dit alles plaats, want er is nu haast bij het werk. De bestemde tijd was vervuld! Na drie dagen... zeer vroeg op den eersten dag der week... Ziet gij niet in den geest den Vorst van Paschen, die dood, hel en zonde verwon, die opkwam uit den dood en het rijk der dooden... met een grooten buit? De Leeuw uit den stam van Juda heeft overwonnen! Mijn ziel, verheug u zeer, want onze Jezus leeft en kan niet meer sterven. Ik heb Paschen, mijne zonden zijn begraven, mijn dood is overwonnen, satan leed de nederlaag... ik ben met Christus gekruist en ik leef, doch niet meer ik, Christus leeft in mij... en wat ik nu leef, leef ik door het geloof des Zoons van God, die mij heeft lief gehad en zich voor mij heeft overgegeven. Ik zal niet sterven, maar leven en de werken des Heeren vertellen! Het graf zal mijne gedaante niet verslijten... geen nood, want ik zal verrijzen, daarvan is de opstanding mijns Heeren een zeker onderpand.

Hadden de vrouwen dat eens verstaan en geloofd, hoe vroolijk zou dan hun gang zijn geweest naar het ledige graf. Maar helaas, door ongeloof, blindheid, onbedachtzaamheid hebben zij groote droefheid, waar reeds de blijdschap had moeten doorbreken. Zij hadden moeten zeggen: denk erom, Maria en Salomé, wij gaan morgen voor dag en dauw naar den hof van Jozef, want onze Meester heeft gezegd: na drie dagen zal Ik opstaan en gij weet wel Salomé, Hij heeft ons nooit belogen. Kan ik erop rekenen, dat gij morgen vroeg opstaat, wij ontmoeten elkaar daar en daar. We gaan... maar neen, zoo was het niet, had het wel kunnen zijn, ja moeten zijn. Maar wij doen den Heere geen eere aan, noch bij zijn sterven, noch bij Zijn opstanding, tenzij... door het' geloof. Wij vieren geen Paschen, zingen geen psalmen in den nacht, tenzij... door het geloof.

In plaats van zich bij voorbaat te verheugen op het groote feit van dezen eersten dag der week, de eersteling der dagen, loopen ze droevig langs den weg van Jeruzalem naar den hof van Jozef en plotseling... staan ze stil. De dageraad verkwikt hen niet, de eerste zonnestralen bepalen hen niet bij het licht der wereld, dat heden schooner is opgegaan dan in den nacht van Bethlehem. Zij zijn bedroefd, bezwaard en daar vraagt er een: wie zal ons den steen van de deur des grafs afwentelen?

Daar schijnen ze onderweg pas aan te gaan denken, dat het graf gesloten is met een zwaren steen. De liefde kan plotseling op hinderpalen stuiten, die zij niet kan opruimen. Alleen het geloof weet raad met

zware steenen, want dengene die gelooft zijn alle dingen mogelijk. Het geloof werkt met de almacht Gods. 'Het grijpt zich vast aan de sterkte des Heeren. Paaschgeloof, opstandingsgeloof is sterk als Simson, want het leeft uit de opstandingskracht des Heeren.

Zie, Hij heeft geheerscht als Sions Koqing, Zijn geduchte macht is geopenbaard. De dood en het graf hebben Hem niet kunnen houden. De Paaschvorst: Mij is gegeven alle macht in den hemel en op de aarde. En met Paaschmorgen stuurt Hij ons de wereld in en zegt: predik het Evangelie allen creaturen... en zie, Ik ben met ulieden alle de dagen, tot het einde der wereld. Ik zal henengaan in de mogendheden des Heeren en Uwe gerechtigheid vermelden, de Uwe alleen.

Het geloof lag onder de asch bedolven, zij verwachtten niet daar zulk een betooning der almacht te vinden. En toch, waar kunt gij de openbaring van Gods alvermogen meer verwachten dan in het gebied des doods? Daar heeft zij haar kansen!

Dat is dok waar van het menschenhart. Zou voor den Heere iets te wonderlijk zijn? Hij roept de dingen, die niet zijn, alsof zij waren. Maar juist aan geloof ontbreekt het de vrouwen, "ook al is het niet geheel gebluscht.

Doch de liefde keert niet terug, doch staat liever te weenen bij den steen. En... wat al steenen kunnen er zijn, die ons scheiden van Jezus. Ja ja, maar dan toch van-den-dood-gewaanden-Jezus, want van den levenden Jezus leerden wij belijden: wie zal ons scheiden van de liefde Gods, die daar is in Christus'Jezus onzen Heere.

Steenen zijn geen bezwaar als Jezus slechts voor ons leeft, indien wij slechts waarlijk kunnen gelooven en ons op Hem verlaten. Steenen zijn geen bezwaar... voor het geloof, dat leeft op Jezus' krachten. Indien voor Hem geen ding onmogelijk is, kan het geloof nooit teveel van Hem verwachten. Ik zal uitzien naar den Heere, mijn God zal mij hooren. Kinderen van Paschen zijn sterk in den Heere en de sterkte Zijner macht.

Vaak maken, wij steenen in onze verbeelding, muren van zwarigheden trekken wij op en wij staren er tegen aan als waren het bergen van graniet.

De grimmigheid des benauwers verschrikt ons en... op eenmaal is de benauwer verdwenen en de Heere vraagt niet zonder verwijt: waar is nu de grimmigheid des benauwers? Ach, dat wij Hem minder begroeven onder onze zwarigheden. Doch er ligt nog meer leering in die steenen, die wij niet kunnen afwentelen. Wij begraven vaak Jezus buiten ons, maar ook in ons. Geen wonder, dat wij dan geen paaschvreugde en vrede genieten.

De steen was zwaar, verzegeld en bewaakt, die het graf afsloot. De vrouwen denken er plotseling met schrik aan, onderweg naar het graf. We zien ze in gedachten stil staan en hun bezwaren bespreken: wie zal ons den steen van het graf afwentelen! Zij, zwakke vrouwen, zien er geen kans toe en dan blijven zij met hun specerijen zitten, kunnen hun geliefden doode niet balsemen tegen bederf.

Het behoeft ook niet, want Zijn Heilige zal geen verderving zien, Hij is reeds opgestaan in de kracht des onvergankelijken levens.

De dood zelf was als de steen, die het graf besloot. De dood als bezoldiging der zonde, de dood. als het slot van het graf. Het zegel van de wrake Gods hangt aan den dood. en de duivel met zijn helsche macht hield de wacht. Dat is mijn gebied, zoo grijnslacht hij. Wie zal dien steen afwentelen van het graf? Zullen deze dorre beenderen leven? Zal de dood worden overwonnen? Hierop geeft Paschen het glorierijke antwoord! Ik ben de opstanding en het leven. Daarom bedwing, o Rachel, uwe oogleden van tranen, want er is loon voor uwen arbeid en uwe kinderen zullen uit het land van den vijand wederkomen.

3e. De weggenomen steen.

En opziende zagen zij, dat de steen af' gewenteld u> as...

Zij zijn genaderd tot het graf in den vroegen morgen. Hoewel zij onoverkomelijke bezwaren tegemoet zagen op hun tocht naar het graf, zijn ze toch niet teruggekeerd naar Jeruzalem. Het geloof oefende weinig kracht, de liefde was des te sterker en... zij werden door onzichtbare koorden getrokken naar den hof. Jezus leefde, en wilde zich openbaren; Zijn eigen Paaschvrede meedeelen aan de vrouwen, op dezen eersteling der dagen. De schepping was verheugd om den triumph van Jezus; de engelen zongen en de zaligen juichten. De eeuwige deuren zullen weldra opengaan om den Koning te ontvangen, ja, zij zijn geopend geweest, want de Vader heeft Jezus' geest in de verrijzenis wedergegeven, opdat Hij met het lichaam vereenigd zou worden. De steen is afgewenteld. Zij biedt een machtige prediking van de kracht Gods, van bevrijding en overwinning.

Die steen was de deur van het graf. Simson droeg, eenmaal de poorten van Gaza weg boven op een berg, zoodat Gaza open kwam te liggen en zijn karakter van gesloten vesting verloor. Maar meer dan Simson is hier.

Ja, het gevangenhuis des doods verloor met Paschen zijn deur, het graf is geen gesloten vesting meer. Het ligt open naar boven ën gesloten naar beneden voor allen

die in den Heere sterven. Wij zullen in het graf afdalen, erin worden neergelaten en een laatste blik in het graf... de familie gaat heen naar het sterfhuis... zonder doode! De aarde wordt op de kist geworpen, het graf wordt gesloten. Maar toch, kinderen van Paschen, wij worden er niet in opgesloten. Want Hij heeft de gansche macht van hel en dood overwonnen. Hij maakte ons graf tot slaapstede en straks worden de gordijnen weggeschoven en staan wij op in onverderfelijkheid. Kom Heere Jezus, ja kom haastelijk! Mijne nieren verlangen zeer in mijnen schoot. Ik zal ontwaakt Zijn lof ontvouwen, Hem in gerechtigheid aanschouwen, verzadigd met Zijn goddelijk beeld.

De dooden zullen leven, ook mijn dood lichaam zal verrijzen. De opstanding onzes Heeren brengt ons vrede en is ons een onderpand onzer zalige opstanding.

Hij heeft voor ons den smaad en het verderf uit het graf weggenomen. Hij heeft het graf geheiligd. Had Hij niet gezegd, toen Maria Hem zalfde met den kostelijken nardus: doe deze vrouwe geen moeite aan. zij heeft dit gedaan tot eene voorbereiding van Mijne begrafenis? De geur Zijner verdiensten heeft óók het graf doorgeurd en alzoo geheiligd. Daarin verheugen wij ons met Paschen. want Paaschvreugde wordt gesmaakt bij een open graf, waaruit geen lijklucht opstijgt, maar liefelijke geur van vrede en leven. Zijn wij niet vertrouwd geworden met ons sterven en onze begrafenis? Wij stellen den dag des doods niet verre, maar mogen bedenken, dat wij zullen rusten in vrede en dat de Koning van Paschen zal waken over ons stof tot den jongsten dag. Hosanna den Zone Davids; Jezus leeft en wij zullen leven met Hem.

Temidden van onzen druk, ons leed en ongeval, kan ons dit zeer diep verheugen en doen verlangen naar dien dag, die ons blijde hope gaf... sterven is erven!

Zeg nu niet: wat is dat hoog, want gij kunt zóó slechts den Koning van Paschen onteeren en de kinderen van Paschen bedroeven. Het moge Paschen voor u worden, gelijk voor deze vrouwen. Paschen, het verderf is afgewend, ja overwonnen! Het leven en de onverderfelijkheid zijn aan het licht gebracht. De dood ligt'acAfer ons, het leven voor ons. Dierbare Verbondsmiddelaar, dat Gij dat hebt willen bewerken voor mij, die den dood vreesde, voor God sidderde en de hel tegemoet zag; maar langs den hof en het kruis' hebt gij mijne ziel gered van den dood, mij bevredigd met God, mij eene erve der heiligen gegeven in het licht. Daarom zal ik U loven, omidat Gij het hebt gedaan.

Jezus brak de gevangenis niet open om te ontsnappen, neen, de deur wordt Hem koninklijk geopend vanwege den eeuwigen Vader, die volkomen genoegdoening ontving.

Een gezantschap van het hof des hemels doet Hem uitgeleide uit het graf. Wat Hij leeft, leeft Hij Gode. Wiens ik ben en dien ik dien. Daarom moeten wij Hem leven, die voor ons is gestorven en opgewekt. Mijn lezer, zal ik vragen stellen? Neen, laat* ik dit nu niet doen, maar moge het Woord spreken en vragen, of deze toepassing van Paschen uw deel is geworden, door den Heiligen Geest, zoodat wij onze bezittingen mogen bezitten. Wellicht wordt-gij diep bedroefd en zegt: neen, dat kan ik niet zeggen; of wel: zou dat ooit mogelijk zijn voor mij. Of andere vragen, benauwende vragen rijzen in u op. Het kon óók zijn, dat gij moet zeggen: daar heb ik ook wel eens verkeerd, och wierd ik derwaarts weer geleid, dan zou mijn mond Hem de eere geven. Ik kan thans niet nader met u spreken, want dan zou ik u vragen: hoe is dat zoo gekomen?

Zie, onze zonden hielden ons opgesloten in het graf onder de macht des doods. Maar de deur is afgewenteld. Het graf is ons niet meer voorportaal der hel, maar vestibule, kleedkamer des hemels. Daar wordt straks ons daagsche kleed in opgeborgen. Het moge verteerd worden, vergaan tot stof... Zijne opstanding is ons

waarborg onzer zalige verrijzenis ten jongsten dage. als de bazuin zal blazen! Zoo blikken wij van den middag der wereld 'naar den avondstond der schepping en hooren reeds de ruischende voetstappen van Immanuël! Hij komt, want Hij zal andermaal zonder zonde gezien worden.

Zoo wordt de steen ons een zegeteeken. predikende de eeuwige overwinning van den Heere Christus over zonde, dood, hel en graf. Houdt in gedachtenis Jezus Christus, opgestaan uit de dooden.

De engel zet zich neer op den steen, de wachters zijn gevloden, de Joden heengegaan. Neen, bij het open graf houdt de wereld het niet uit, dan beginnen zij te beven en angstig te worden. Wat is hier voor wonders geschied? Komt, legt dezen steen nog eens op het graf als gij kunt en durft! Laten wij op den steen plaats nemen, de deur van het graf is weg, de dood is zijn buit kwijt en jubelen wij in het geloof: Dood, waar is uw prikkel, hel, waar is uwe overwinning?

Zie, ik ben heden zeer vermoeid en vol van pijn, maar mag zeggen in waarheid, vol van vrede: hier rusten de vermoeiden van kracht. Ja, hier is meer dan de put, waarvan Jacob den steen wegnam om de kudde te drenken.

En opziende... hunne oogen waren neergeslagen geweest, zij waren bezwaard, maar hun oogen worden opgeheven, het neerhangende hoofd opgericht en opziende zagen zij, dat de steen afgewenteld was.

Ja, nog gaat het geestelijk zoo, wanneer wij mogen opzien, opzien in het geloof, dan zijn de steenen afgewenteld, want Jezus leeft.

Hij is een God, van wien gezegd mag worden: Nog eer zij roepen, zal Ik antwoorden. De Heere Zelf richtte de oogen dier vrouwen op den afgewentelden steen. Het zal de bedroefde vrouwen hedenmorgen zeer meevallen. Hunne droefheid zal in blijdschap veranderd worden. De steen afgewenteld!

De God, die den zwaarsten steen heeft afgewenteld en het zegel der wraak heeft verbroken, is pand dat alle steenen opgeruimd zullen worden.

* Niets zal ons scheiden van de liefde GO< 3S, die daar is in Christus Jezus, onzen

Heere. Ik leef en gij zult leven!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 april 1946

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

VERREZEN UIT DE DOODEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 april 1946

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's