Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Catechismus-verklaring

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Catechismus-verklaring

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

XLVII

Zondag 7 vraag 20-23

HET ANDERE DEEL Van des menschen verlossing.

schen-Hoe kan God nu deze weldaden ken?

„Uit louter genade, alleen om de verdiensten van Christus' wille."

Het is aanstonds duidelijk, dat alle verdienste van het schepsels óók die van het geloof, wordt afgesneden bij den wortel. Het is alles uit loutere, zuivere genade. En genade is gunst tegen verdienste. De dood verdiend, het leven ontvangen.

Weliswaar is de genade geen willekeur want het recht wordt niet geschonden, ook als God genade bewijst. Want de verdiensten van Christus openen den weg der genade, opdat God Zich goedgunstig betoone. In welken wij hebben de verlossing door Zijn bloed, namelijk de vergeving onzer misdaden, noar den rijkdom Zijner genade.

Uit genade zijt gij zalig geworden, door * het geloof en dat niet uit u, het is Gods gave. Het is dus geen genade tegen het recht maar wel zonder eenige verdienste onzerzijds, en daarom is en blijft het enkel genade.

Niet uit de werken, opdat niemand roeme.

Zoo is dan het doel des geloofs den Christus Gods geheel en alléén in het hart op te nemen en bestendig daarin te bewaren.

De mensch, die in Christus gelooft zal zalig worden, zich toebetrouwend aan den Heere. Dit is echter volstrekt geen algemeene toestemming. Neen, er is eene toegekeerdheid in het geloof naar Jezus en Zijn werk, een leunen op Hem; een zich verlaten op Hem in nood en dood. Heere, hier ben ik: wees Gij mijn Koning, Priester en Profeet. Door vertrouwen des geloofs mogen wij ons neervleien op de verdiensten van den Borg, ons op Hem verlaten.

En de Heilige Geest maakt ons in het verborgen van ons leven de weldaden des heils bekend en eigent ze ons toe in dat zelfde geloof. Vertrouwt op den Heere tot in eeuwigheid, want in den Heere is een eeuwige rotssteen.

Uit deze geloofsoefeningen wordt sterkte geboren voor het zwakke hart, dat anders zou bezwijken door aanvallen van satan en wereld en eigen bestaan. De Geest, - die uit God is, doet hun weten de dingen, die hun van God geschonken zijn.

Ja, die Geest doet zich aan den gerechtvaardigden zondaar kennen als de Geest der aanneming tot kinderen door welken wij roepen: Abba. Vader.

Zoo is er dus in het standelijke leven het vertrouwen des geloofs, dat gedurig wordt geoefend op den Middelaar, waardoor het hart wordt verruimd, de schuldvergeving wordt gesmaakt, zoodat de zonde niet als schuld drukt, maar door de liefde is bedekt in het verzoenend werk van den Heere Christus.

Gesproken wordt wel van het geloofsvertrouwen tot rechtvaardiging en vrede om het te onderscheiden van de bijzondere daad des geloofs in de statelijke rechtvaardiging waarin wij het vrijsprekend vonnis des Vaders beluisteren in het geloof en daarop rusten: wij dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof hebben vrede met God door onzen Heere Jezus Christus, door welken wij nu de verzoening verkregen hebben.

De uitgangen des geloofs in vertrouwen, openbaar in honger en dorst naar Hem en komen tot Hem, brengen gestaltelijke vrede en zaligheid. De ziel geeft zich in geloove over aan Jezus, vertrouwt zich aan Hem'toe, neemt Hem aan en komt tot ruste.

Veler leven kenmerkt zich door dezen op-en neergang, zonder te komen tot den bevestigden staat des vertrouwens. Toch ware het te wenschen, dat er velen zóó waren, want al is het, dat zij worden geslingerd telkens weer, toch mogen zij hope hebben voor de eeuwigheid, kennen zij Jezus niet alleen als dierbaar, doch weten ook te spreken van het zich op Hem verlaten, het zich bergen in Zijne wonden en zich inwikkelen in Zijne verdiensten als een kleed, zoodat hunne naaktheid voor God is bedekt. De daad des geloofs in de rechtvaardiging des zondaars houdt ons bezig in Zondag 23. De zondaar die in Christus overgaat, door Hem overgenomen. is bevredigd met God, verzegeld door den Geest der aanneming. Ook deze heeft zijn geloofsoefeningen in den Middelaar: Ik leef, doch niet meer ik, Christus leeft in mij en wat ik nu leef in het vleesch, dat leef ik door het geloof des Zoons Gods, Die mij heeft lief gehad en Zich voor mij heeft overgegeven.

Zoo hebben wij vrijmoedfgheid met vertrouwen om toe te gaan tot den troon der genade, met een waarachtig hart in volle verzekerdheid des geloofs, niet twijfelende.

Is de genieting des vredes en der schuldvergeving geschokt, zoo wordt de staat niet verdacht, is er geen hooge benauwdheid of beroering maar een zich verootmoedigen door den Geest een naderen tot den God en Vader onzes Heeren Jezus Christus om aan den Vader onzen Jezus voor te houden als onzen vrede en Voorspraak. Zóó wordt het leven in zijn evenwicht hersteld en weer vrede gesmaakt.

Heere, gedenk dat ik Uw kind ben naar Uwen naam genoemd.

Ook hier dus een zich in geloofsvertrouwen gedurig vereenigen met Christus. Door het geloof mogen wij ons dan weer verheugen in ons zalig aandeel aan dezen beminnelijken Immanuël. De rechtvaardige zal door zijn geloof leven. En... die niet gelooft is aireede veroordeeld. Door het vertrouwen des geloofs mag hij den Heere naderen om .vermeerdering des geloofs smeekend, want alleen zóó kan hij het vaak doornige levenspad loopen, gaan door het water zonder te verdrinken, en door het vuur zonder te verbranden. Het leven hier beneden is veelvormig, vol van nooden en ellenden, want door veel verdrukkingen moeten wij ingaan in het Koninkrijk Gods. Het gaat ons als den dichter van Psalm 27: zoo ik niet had geloofd, dat ik het goede des Heeren zou zien in het land der levenden... ik ware vergaan.

Ja, door de oefeningen van lijden en ontbeeren, van nooden en beproevingen leeren wij het den dichter nazingen:

Maar de Heer' zal uitkomst geven; Hij, die 's daags Zijn gunst gebiedt, 'k Zal in dit vertrouwen leven En dat melden in mijn lied. 'k Zal zijn lof zelfs in den nacht Zingen, daar ik Hem verwacht, En mijn hart, wat mij moog' treffen, Tot den God miijns levens heffen.

Zoo kunnen wij ons kruis vroolijk achter den Koning aan dragen, door dit vertrouwen des geloofs. Want het geloof kan geen kwaad denken van den Heere, erkent dat alles wat Hij ons in dit aardsche tranendal doet overkomen tot ons nut is. Alleen het geloof kan deze dingen recht verstaan. Ons verdorven bestaan komt tegen lijden en nood op, vergrimt tegen den Heere eirschrijft Hem ongerijmde dingen toe.

Maar in het geloof vertrouwend op den Heere mogen wij belijden: vertrouwende dit, dat Hij, die een goed werk in ons begonnen heeft, datzelve zal voleindigen tot op den dag van Jezus Christus. Jezus is de voleinder des geloofs en de overste Leidsman onzer zaligheid. De wereld is ons gram. Zeker, maar zij heeft Jezus eer gehaat en veracht dan Zijne ^kinderen en... Hij heeft gezegd, niet alleen: in de wereld zult gij verdrukking hebben, maar eraan toegevoegd: heb goeden moed: Ik heb de wereld overwonnen.

En daarom kan ook het geloof alleen de wereld overwinnen en den duivel en zijn gansche rijk, door het vertrouwen op

Hem; het rusten in Hem, die de overwinning heeft behaald, zoodat wij in Hem meer dan overwinnaars - zijn, door Hem die ons heeft lief gehad. H^t geloof toch wordt van alie zijden bedreigd.

Van binnen. Want het vleesch begeert tegen den geest, zoodat die beide tegenover elkander staan. De inlandsche oorlog baart veel strijd en verdriet, want als ik het goede wil doen ligt het kwade mij bij/ Zoo gevoel ik dan eene wet in mijne leden, die strijd voert tegen de wet mijns gemoeds. Ook door aanvechtingen van satan wordt vaak het geloof als overhoop geworpen, bange twijfelingen knagen aan het hart, als een worm, die onzen levenswortel wil doorknagen en doen versterven.

Maar het geloof richt zich altijd weer op en besproeid met het bloedige zweet van het kruis van Christus wordt de worm verteert en de wortel des geloofs genezen, zoodat wij weer blijde het hoofd opheffen en zingen:

Ik zal door 's vijands zwaard niet sterven, maar leven en de werken des Heeren vertellen.

Ja, dan weer ruischt het levenslied door ons binnenste en welt over de gezalfde lippen: De Heer' wou mij wel hard kastijden.

Maar stortte mij niet in den dood; Verzachtte vaderlijk mijn lijden En redde mij uit allen nood. • Ontsluit, ontsluit voor mijne schreden De poorten der gerechtigheid; Door deze zal ik binnen treden En loven 's Heeren majesteit.

i Twijfelingen zoekt satan in ons hart te zaaien: is het ook dat God heeft gezegd, of wel: waar is God op wien gij bouwdet en uw zaak vertrouwdet?

Zalig, als wij dan den. Heere mogen aangrijpen in Zijne sterkte, vasthouden aan Zijne trouw, bidden in het geloof, niet twijfelende, want, die twijfelt is een baar der zee gelijk.

De wereld stormt aan tegen de Kerk met al haar macht, verzonken in ongeloof en bijgeloof als zij is, vervuld met haat en wrevel tegen God en Zijnen Gezalfde.

Luister naar den biddenden Hoogepriester onzer belijdenis: Ik dank U, Heere des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor de wijzen en versfandigen verborgen hebt, en hebt ze den kinderkens geopenbaard. Ja Vader, want alzoo is geweest het welbehagen voor li. De wereld heeft Hem niet gekend en daarom kent zij ook de Zijnen niet. Hadden zij Hem gekend zoo zouden zij den Heere der heerlijkheid niet gekruist hebben.

Toen Zwingli ten strijde zou trekken, zeide hij: niet vreezen is het beste harnas.

Dan worden zij niet vervoerd, zoodat zij niet uit hunne vastigheid uitvallen.

Strijdt den goeden strijd des geloofs, grijpt naar het eeuwige leven.

Het vertrouwen des geloofs is een onwaardeerbare schat des harten, daardoor komen wij in evenwicht en volharden daarin ook bij storm en ongetij.

De Heere moge te Meriba proef nemen van ons vertrouwen, omdat Hij niet begeeft en verlaat zullen zij als goud uit den smeltkroes komen. En als het goud in den smeltkroes is, de smelter in de nabijheid is.

Is het ook de vertolking van uw heilsbezit hetgeen de apostel schreef: Maar, wij zijn niet van degenen, die zich onttrekken ten verderve, maar van degenen die gelooven tot behoudenis der ziel.

Het geloof heeft zijn wandel in den hemel, vanwaajf wij ook den Zaligmaker verwachten.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 mei 1946

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Catechismus-verklaring

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 mei 1946

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's