Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dr. ALEXANDER COMRIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dr. ALEXANDER COMRIE

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Thans willen wij nog een oogenblik spreken over de strijd die Comrie in zijn dagen te voeren had tegen de opkomende remonstrantsche dwalingen, die Neerlands Kerk bedreigden en die zijn hart met zóóveel zorg en droefheid vervulden, dat ze mede een-oorzaak waren, dat zijn levens avond verdonkerd werd.

Ik weet niet, of het een woord is van Comrie zelf of van zijn vriend en broeder Holtius, maar wat wij lezen in den aanhef van hun beider geschrift: Het examen op het ontwerp van Tolerantie, is zeker uit Comrie's hart gegrepen.

Hij schrijft daar: „wandelende tot een matige uitspanning van ziel en lichaam, e»-gekomen aan een plaats, van welke ik een wijd uitgestrekt gezicht had van Nederlands Sion, viel mijn aandacht op dat heerlijk gesticht, en ik bleef staan, om deszelfs toestand te bespieden, de torens te tellen, en de vesting van deze stad Gods te beschouwen: of mogelijk derzelver uiterlijke sterkte mij mocht troosten, onder het innerlijk verval van hare gemeente, die dagelijks meer bedorven wordt door toenemende zonden, en duizenden listen en vonden, om de harten van God en de eenvoudigheid, die in Christus is, te vervreemden, en tot andere zeden en gevoelens over te brengen, die onze godvruchtige vaderen niet wilden dulden.

Maar helaas! welhaast miste ik vele torens, en werkte een kennelijk verval in de vestingwerken; ook zag ik met verbaasdheid een hoop sterke en jeugdige mannen, van schoone vertooning, die, vlijtiger dan de mieren, op eene zeer stoute, listige en bedekte wijze, bezig waren aan het ondermijnen van Sions muren en bolwerken, zoo het scheen, om onze sterke stad van welke zoo vele torens voor mij onzichtbaar geworden waren, geheel te ontblooten.

Dit tooneel doorgriefde mijn hart, bracht mij in hare overdenkingen, en perste de tranen uit mijne oogen; terwijl mijn zuchtend gebed voor Sions behoudenis tot den Bewaarder Israëls opklom..."

En voorzeker had Comrie reden tot groote bezorgdheid. Langzaam maar zeker werden de oude grondslagen waarop de kerk der vaderen vanaf de Synode van Dordrecht zoo vast gerust had, ondermijnd en losgewrikt.

Vreemde leeringen kwamen binnen. De liefde der waarheid was in breede kringen verkoeld en zoo stond men open voor allerlei dwaalleer, die vooral van over de grenzen ons vaderland binnendrong, mede door de komst van de Fransche réfugié's, die besmet waren door de stellingen van de school van Saumur.

Het was de Groninger hoogleeraar Jacobus Alting, die als eerste de remonstrantsche leerstellingen voorstond.

Weldra kreeg hij vele volgelingen. De waakzaamheid was verslapt.

Men was tengevolge van de eindelooze twisten tusschen de Voetianen en Coccejanen de strijd moe geworden en verlangde naar rust en eenheid en men scheen die te zullen vinden in de opkomende richting, waarvan de ernstige gevaren nog niet werden onderkend.

Toen echter de Remonstrantsche leer openlijk van de kansels verkondigd begon te worden, werden de belijders van de leer der vaderen wakker geschud.

De aanleiding daartoe was vooral de prediking van den Zwolschen predikant Ds. A. van der Os.

Van jongs af had hij weinig ernst aan den dag gelegd en nauwelijks predikant geworden, bleek, dat hij afwijkende meeningen voorstond. De kwestie werd acuut, toen hij daarover gecensureerd werd door den kerkeraad van Zwolle en straks in zijn bediening geschorst. De overheid ging zich met de zaak bemoeien, ook de stadhouder Willem IV, en deze gaf de zaak in behandeling van de Theologische faculteit van de Leidsche Hoogeschool (en dus niet van de classis!).

De Faculteit, die destijds bestond o.a. uit de hoogleeraren van den Honert en Schultens, bleek op de hand te zijn van Ds. van der Os.

Zij stelde drie zgn. „vredesartikelen" op, met de bedoeling de zaak te sussen en de eenheid in den kerkeraad van Zwolle te herstellen.

Natuurlijk weigerden de rechtzinnige predikanten en kerkeraadsleden dit advies van de Faculteit te aanvaarden.

Ook anderen begonnen zich met de kwestie te bemoeien. Holtius greep naar de pen, om 't advies van de Faculteit te bestrijden, en verscheidene kerkeraden schaarden zich achter die van Zwolle.

Ook Comrie, aan de zijde van Holtius, keerde zich in verschillende geschriften tegen de leerstellingen van Van der Os. Nauwer sloten zich de belijders van de oude waarheid aaneen en vormden wat men noemde de „Calviniaansche Sociëteit", om daarmee een dam op te werpen tegen de steeds aanwassende stroom van dwaalleer, die de Kerk bedreigde.

Vooral in hun werk „Het examen op het ontwerp van tolerantie" keerden Holtius en Comrie zich tegen den geest hunner eeuw, de geest van verdraagzaamheid, die eenheid voorstond, ten koste van de zuiverheid der leer.

De schrijvers waren bij de uitgave er van genoodzaakt hun geschriften anonym te laten verschijnen. Elk werk behoefde immers de goedkeuring der Faculteit, en waar ook deze besmet wéfs met de geest van die dagen, bestond er groote kans, dat deze strijdgeschriften de vereischte approbatie niet verkrijgen zouden, hetgeen reeds meerdere malen gebleken was.

Zoo werden de pastorieën van Woubrugge en Koudekerk een bolwerk in den strijd om de waarheid en de eene pijl na den ander werd door de beide trouwe wachters op Sions muren afgezonden.

Maar ook de tegenstanders zaten niet stil. Natuurlijk werd spoedig bekend wie de schrijvers waren van het „Examen van het ontwerp van Tolerantie", en de Faculteit van Leiden keerde zich met steeds toenemende bitterheid tegen de persoon van Holtius en Comrie.

Op allerlei wijze werden de beide wapenbroeders bestreden, en in deze strijd kwam steeds meer aan den dag de innerlijke vijandscsap van de hoogleeraren tegen de aloude belijdenis en het bevindelijke leven.

Prof. Schultens schreef een lijvig boek van meer dan 800 bladzijden, bedoeld als waarschuwing tegen Comrie's Catechismusverklaring.

Op zuurzoete wijze wordt Comrie beschuldigd van alle mogelijke bedoelingen die hij nooit gehad had.

Steevast spreekt hij in dit boek nog van „broeder Comrie", terwijl hij Holtius steeds als de heer Holtius betiteld.

In later dagen is de toon van zijn bestrijding steeds bitterder en onbeheerschter geworden en verwijt hij Comrie alles wat leelijk was.

Ook Prof. van den Honert richtte zijn aanvallen op de beide predikanten.

In de vergadering van de classis Leiden klaagde hij hem aan over hun opvatting van de rechtvaardiging van eeuwigheid, maar vóór de kwestie onderzocht was, kwam zijn dood tusschenbeide.

In de Oratie, door Prof. Lulofs gehouden na zijn heengaan, kon deze niet nalaten zeer bittere woorden te uiten aan het adres van Holtius en Comrie.

Deze antwoordden daarop in de voorrede van de 10e samenspraak van het ontwerp van Tolerantie.

Daarin beschuldigen zij van dén Honert van onrechtzinnigheid en vooral van vijandschap tegen het „innige Christendom", gelijk die op allerlei wijzen gebleken was, o.a. in zijn bestrijding van de geestelijke opwekking in de gemeente van Nijkerk.

Hiermee gaven zij de Faculteit, die reeds lang een oorzaak gezocht had deze beide geduchte tegenstanders het zwijgen op te leggen, eindelijk een geschikt wapen in handen.

Comrie en Holtius werden aangeklaagd bij de overheid van verdachtmaking van den overleden Hoogleeraar en daarmee van de geheele Faculteit, die erdoor werd aangetast in haar eer.

Het gevolg was, dat de beide broeders het zwijgen werd opgelegd.

Zij hebben zich aan dit bevel van hoogerhand moeten onderwerpen. Mogelijk is beider hooge leeftijd een oorzaak geweest van hun verder stilzwijgen.

In elk geval zijn geen geschriften van hun hand meer verschenen. Zeker zal de toestand van Neerlands kerk hen met diepe smart hebben vervuld.

Maar hun taak was afgeloopen.

Doch hun werk heeft blijvende waarde. De dikke boeken van hun tegenstanders, wie leest ze nog? Maar Holtius en Comrie spreken nóg door hun geschriften, en ook hun strijdgeschriften hebben blijvende waarde.

En juist in onzen tijd, nu eenzelfde geest van onschriftuurlijke verdraagzaamheid en eenheid de waarheid en de leugen tracht gelijk te schakelen en daarmee de grondslag der belijdenis prijsgeeft, blijft het werk van deze mannen van uitnemen-

de waardij.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 juli 1946

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Dr. ALEXANDER COMRIE

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 juli 1946

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's