Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Guillaume Farel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Guillaume Farel

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Evangelist Strijder Hervormer

„Wat zou ik liever willen, want het brandt reeds" Zinspreuk van Farel.

2

Farel en Saunier moesten voor de stadsraad verschijnen. Een der raadsleden voer barsch uit tegen den Hervormer: „Dus dat ben jij nu, die de heele wereld in opstand brengt en wiens tong overal onrust en oproer sticht! Jij bent een kemphaan, die alleen komt om verdeeldheid te zaaien. Wij bevelen jou om deze stad onmiddellijk te verlaten!"

Toen Farel echter aan den raad zijn Bernsche aanbevelingsbrieven toonde, werden de heeren vriendelijker en verzochten den beiden predikers enkel om de openbare orde'niet te verstoren.

De Roomschen probeerden Farel en Saunier te pakken te krijgen, om hen te dooden. Met dit doel noodigden zij de Hervormers uit tot een dispuutvergadering. Hun boos opzet werd echter tijdig bij de stadsoverheid aangebracht. Deze eischte van de geestelijkheid de belofte om niets tegen het leven der beide Hervormers te ondernemen, waarop de vergadering gehouden werd.

Als voorzitter fungeerde de Vicarisgeneraal De Bonmont. Een der priesters vroeg Farel: „Willem Farel, zeg mij, wie heeft je gestuurd, wat kom je hier doen en van welke autoriteit heb je volmacht tot spreken? "

Farel antwoordde: „Ik ben door God gezonden en kom, om Zijn Woord te verkondigen!"

„Arme sukkel!" smaalden de geestelijken schouderophalend. „Dus God zendt jou, zeg je? Hoe zit dat? Toon ons de toestemming van onzen hoogeerwaarden prelaat, den bisschop van Genève! Nooit mag een prediker zonder diens verlof in zijn gebied optreden! Je draagt het kleed van een partijganger en roover, hoe kun je zoo vermetel zijn om hier te prediken? Heeft de heilige Kerk niet, op straffe van ex-communicatie, aan de leeken het prediken verboden? Je bent een bedrieger, een booswicht!"

Nadat het tumult, dat ontstond, bedaard was, begon Farel:

„Mijne heeren, ik ben geen duivel, en als ik overal rond reis, geschiedt zulks, om Jezus Christus te prediken, die voor onze zonden gekruisigd werd, en tot onze rechtvaardigmaking is opgestaan, opdat allen, die in Hem gelooven, het eeuwige leven hebben. Als afgezant van Jezus Christus moet ik prediken tot hen, die mij gehoor schenken; enkel en alleen om deze reden ben ik in Genève gekomen. Daar men mij tot u gebracht heeft, om rekenschap van mijn geloof af te leggen, ben ik bereid om zulks te doen, en dat niet enkel nu, maar altijd, iijdien het u behaagt om mij vreedzaam aan te hooren. Hetgeen ik gepredikt heb en predik, is de diepste waarheid en geen ketterij. Wanneer gij beweert, dat ik de wereld en vooral deze stad in beroering breng, dan antwoord ik zooals Elia tegenover Achab: „Gij, o koning, zijt het, die gansch Israël beroerd hebt, niet ik! Ja, jullie en die bij jullie behooren, brengen de wereld in beroering door jullie tradities, jullie nieuwigheden en jullie liederlijk leven!"

Deze woorden deden de geestelijke heeren in woede opspringen. „Sla hem dood! Sla hem dood! In de Rhöne met dezen Lutherschen hond! ze. schreeuwden

Farel, Saunier en Olivétan werden gegrepen, geslagen en bespuwd. Ten laatste dreigde Hugues, de aanvoerder der Eedgenooten, met het luiden van de stormklok. Dit hielp; het tumult bedaarde en den Hervormers werd verzocht om zich tc verwijderen, opdat de bisschoppelijke raad een besluit kon nemen.

Buiten op de straten en in de tuinen wachtte echter een woedende menigte; vier en twintig priesters, gewapend met knuppels, stonden op wacht, teneinde den ketters te verhinderen om te vluchten. Een jonge vrouw probeerde met een buks op Farel te schieten, doch het schot ketste.

Ongetwijfeld zou de bisschoppelijke raad het doodvonnis over Farel uitgesproken hebben, ware het niet, dat zij ontzag hadden voor dè heeren van-Bern. %

Zoo werd dan den Hervormers onder bedreiging van den vuurdood bevolen om Genève binnen zes uur te verlaten.

Toen zij de vergadering verlieten kreeg Farel van den domheer een trap, van een ander vuistslagen op het hoofd en in het gezicht. En eenmaal buiten, werden zij eerst recht het slachtoffer van een dolzinnige menigte. Het liefst zouden zij hen gesteenigd en gedood hebben; gelukkig nam de stadswacht met hun hellebaarden hen in bescherming. Een priester wilde zich met de sabel op den Hervormer storten, om hem te doorsteken, doch de soldaat, die Farel begeleidde, kon nog tijdig de arm van den misdadigen fanatiekeling wegstooten.

Den volgenden dag keerden Farel, Olivétan en Saunier over Orbe naar Grandson terug.

Strijd en overwinning.

Trots de treurige ervaringen in Genève bleef Farel vol belangstelling voor de jonge, Hervormde gemeente, welke zich daar gevormd had. Hij zag in, dat het noodzakelijk was om een nieuwe Evangelie-boodschapper naar de Rhöne-stad te zenden. Hij besloot dan ook in 't najaar Van 1532 zijn jeugdigen landgenoot en secretaris, Anton Froment, voorheen predikant te Yvonand, af te vaardigen naar Genève. Pas na lang aarzelen nam de 22-jarige de opdracht aan.

In de Rhónestad werd Froment zeer koel ontvangen. Zijn zwakke, nietige gestalte maakte weinig indruk op de vrienden der HeiVorming; hij scheen hun weinig geschikt voor den harden strijd, welke hem in Genève wachtte.

Reeds wilde Froment ontmoedigd de stad de rug toekeeren, toen hij zich bewust werd van zijn onjuist gedrag. Hij sloot zich in zijn kamer op, viel voor God op de knieën en, terwijl hij in het gebed worstelde, herinnerde de H. Geest hem het woord: „Ik zal u leeren van den weg, dien gij gaan zult! Ook kwam hem voor den geest de raad, welke Farel hem gegeven had: „Doe als ik in Aigle. Ik werd eerst schoolmeester en onderwees kleine kinderen, hun daarbij vertellend van Jezus, tot-

dat mij de deuren voor het prediken geopend werden."

Deze raad volgde Froment op; hij had spoedig een groot aantal leerlingen bijeen. En telkens, voordat hij hen liet gaan, verklaarde hij hun eenige verzen uit het N. Testament. Na schooltijd ging hij dan voor een gestadig groeiend gehoor, waarbij alle leeftijden vertegenwoordigd waren, het Evangelie voorlezen en uitleggen.

Op. zekeren dag werd hij door zijn toehoorders zelfs naar de nabijgelegen Place du Molard gevoerd, waar hij moest prediken in de kraam van een vischvrouw. Deze openlucht-prediking over het woord van Christus: , .Wacht u van de valsche profeten!", een regelrechte aanklacht tegen de geestelijkheid, kon door het ingrijpen der stadsoverheid niet ten einde gebracht worden. Zij mag het eerste openlijke begin der Hervorming te Genève worden genoemd. Doch mede was deze prediking de oorzaak, dat Froment niet langer te Genève kon blijven. Na een werkzaamheid van nauwelijks drie maanden moest hij 's nachts uit de stad vluchten en keerde hij terug in zijn vreedzaam Yvonand bij Yverdon.

Doch ook zonder Hervormde prediker kreeg de waarheid van het Evangelie meer en meer voet in Genève.

Guérin, de kousenhandelaar, hield samenkomsten in zijn huis, waarbij hij Gods Woord uitlegde; op een goeden dag verzamelden zich de geloovigen zelfs om met elkander het H. Avondmaal te vieren. De priesters echter kwamen daar achter en namen het besluit Guérin te dooden. Maar deze kon tijdig naar Yvonand vluchten.

Twee Geneefsche burgers, vrienden der Hervorming, gingen daarop persoonlijk naar Bern, wat ten gevolge had, dat de Bernsche regeering een protest richtte tot de Groote Raad van Genève. Dit verwekte in de Rhönestad groote onrust en leidde tot gevechten tusschen Roomschen en Hervormden. Op 1 Juli 1533 keerde bisschop Peter de la Baume naar Genève terug, om echter veertien dagen later al weer des nachts te vluchten, omdat de toestand voor de vrienden van Rome zichtbaar erger werd.

In opdracht en onder bescherming van de Bernsche regeering begaf Farel zich op 20 December 1533 wederom naar Genève. Daarenboven zond Bern een delegatie van vier man, begeleid door Petrus Viret naar de Rhónestad, omdat daar de Parijzenaar Dr. Furbity in opdracht van de Groot-Vicaris Adventspredikaties in de Kathedraal hield, hetgeen veel kwaad bloed zette. Een complot tegen de Hervormden kwam aan het licht, hetwelk ten doel had alle Hervormden op eenmaal te vermoorden. Doch God bestuurde de dingen anders.

Van 1 Maart 1534 af predikte Farel onder bescherming van Bern in de groote, vijf duizend menschen bevattende zaal van het klooster Rive. De menschen waren onder beslag; de vurige gebeden en de donderende stem van den Hervormer neigden de harten der toehoorders meer en meer naar de zijde der waarheid. Farel g b h d g v d é ontvouwde voor hun oogen de gansche rijkdom van Gods Woord, welke in de gave van Jezus Christus, den Heiland der wereld, zichtbaar is geworden. Met wonderbare liefde schilderde hij den offerdood van Christus en de heerlijkheid van het heil, hetwelk den menschen uit genade alleen ten deel valt.

Met welk een ijver en geloofskracht Farel bezield was, toont een brief van hem, in de herfst van 1534 aan een vriend gericht:

„Genade, vrede en barmhartigheid van God onzen Vader door onzen Heere Jezus Christus, onzen eenigen Verlosser en Redder, die voor ons gestorven is. nu echter in heerlijkheid regeert; Hij alleen is onze ware. hemelsche Schat. Deze Schat kan ons afgenomen noch ontroofd worden, ofschoon alles daartegen gaat. ,

Dagelijks ervaren wij zulks in dier mate, als het Gode belieft voor ons de deuren te openen, om Zijn Zoon te verkondigen. Indien God ons meerdere moed zou geven, konden wij nog grootere dingen aanschouwen, doch wij hebben zoovele wederspannige paaiden, die eerder terug dan voorwaarts willen. Doch trots kruis en lijden zal God Zijn werk nooit onvoltooid laten en de boozen aan het licht brengen.

De vijanden houden niet op nieuwe fabels en leugens te bedenken, maar God doet hen tot hun beschaming naar hun uitgangspunt terugkeeren, want de leugen kan de waarheid niet overwinnen.

Jezus Christus is de steen des aanstoots, waartegen d% wereld altijd zoozeer gestreden heeft en tot het einde toe strijden zal. Doch het zal tevergeefsch zijn, want raadslag, voorzorg noch slimheid kunnen voor God bestaan, en wanneer de onrechtvaardigen hun hoornen verheffen, zullen zij verbroken worden. Wat den vromen ook overkome, zij mogen de moed niet verliezen, doch vol geloof en vertrouwen moeten zij met den Profeet spreken: De Heere is bij mij, ik zal niet vreezen; wat zal mij een mensch doen? !

O, hoe gelukkig moet hij genoemd - worden, wien God deze genade schenkt! Alles gaat heerlijk, wanneer, naar de mensch gesproken, alles verloren is. Dan ervaren wij de kracht Gods, die de Zijnen machtig helpt, indien zij zich alleen op Hem verlaten."

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 oktober 1946

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Guillaume Farel

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 oktober 1946

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's