Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Catechismus-verklaring

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Catechismus-verklaring

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

LXXIV

Zondag 12 vraag 31-32

HET ANDERE DEEL Van God den Zoon

In de, tweede plaats spreekt het antwoord over de voorbidding van dezen eenigen Hoogepriester. En treedt met Zijne voorbidding in bij den Vader.

Johannes schrijft: Kinderkens, ik schrijf u deze dingen opdat gij niet zondigt, doch. indien wij gezondigd hebben, wij hebben een voorspraak bij den Vader, Jezus Christus, den Rechtvaardige. Deze voorbidding nu is een pleiten op Zijn volbrachte werk. Het is geen smeeken, zooals bij Zijn omwandeling op aarde, toen Hij gebeden en smeekingen heeft geofferd en tranen, Gode den Vader. In het Hoogepriesterlijke gebed hooren wij zijn vordering: Vader, Ik wil dat diegenen bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij Mijne heerlijkheid aanschouwen. Neen, nu in de heerlijkheid is Hij de groote Priester over het Huis Gods. Hij treedt met Zijne voorbidding in bij den Vader. Hij is ingegaan in het hemelsche Heiligdom met Zijn eigen bloed. Hij staat daar voor het aangezicht des Vaders. En zoo biedt Hij den Vader Zijn volbrachte werk aan. Dit is welgevallen voor den Vader. Hierin is de blijdschap des Vaders. Daarom, wie ingaat in het volbrachte werk van Christus, ervaart den vrede des Vaders in Zijne ziel.

Doch, niet slechts staat Hij voor den Vader met Zijn volbrachte werk in eigen Persoon, maar Hij treedt ook als Voorbidder op. Dat wil zeggen: op grond van dit volbrachte werk kan Hij eischen, tot welgevallen des Vaders, bewaring en zaligheid voor de Zijnen. Hij treedt voor hen in bij den Vader. Hier is eene wisselwerking tusschen Vader en Zoon, die ons het vermaak Gods teekent. Ook het werk der zaligheid brengt Gode allereerst welgevallen. Dat mogen wij nooit vergeten, de mensch 'komt pas in de tweede plaats aan de beurt, in de beurt Gods.

Daarin wordt de vrije genade verheerlijkt en onze zaligheid gekend en gesmaakt in het welbehagen Gods. Jezus, als de Christus, onze eenige Hoogepriester treedt in bij den Vader. Dat doet Hij reeds als wij Hem niet kennen en wij, gebogen onder het oordeel, niets anders zien dan ondergang en verderf. Als de Heilige Geest den Christus voor ons bedekt houdt is er geen verwachting ten leven. Maar dan houdt Christus Zich niet bedekt voor den Vader, maar pleit voor het behoud van den zondaar. Immers, als - God Zijn toornig aangezicht tegen ons keert, dreigen wij te vergaan, kunnen wij I niet bestaan. Dit is bang te doorleven, | maar toch noodzakelijk, zullen wij leeren wat vrije genade is. Zoo leidt de Geest j ons in in het volbrachte werk en leeren j

wij Hem ook kennen als onze Voorbidder bij den Vader. Jezus als de Christus wordt ons onthuld, het scherm valt en wij liggen aan Zijn hart.

Toen niemand ons kende, .heeft Hij ons gekend. En de Vader heeft een welgevallen in het offer van Zijn Zoon. In Hem neemt Hij ons aan en wij verkrijgen vrede met God. Al verder leeren wij. hoe nu die Christus altijd tusschen ons en den Vader staat, als biddende en dankende Hoogepriester. Hij verdedigt ons tegen de aanklachten der wet, der zonde en van satan, de verklager der broederen.

Deze voorbidding ving aanstonds na den val aan, maar wordt nader bekend als Hij ten hemel is gevaren, zittende ter rechterhand Gods, des Vaders.

Hij treedt met Zijne voorbede in bij den Vader. Dit weten wij nu door en in het geloof. En dat geloof is geen wissel op de toekomst, maar heden beleefde werkelijkheid, tot zaligheid onzer zielen.

Als de duivel ons benauwt, onze zondeons aanklaagt, worden wij opgeheven uit onze ellende als de Geest ons onzen eenigen Hoogepriester doet aanschouwen in het geloof als onze Voorbidder bij den Vader. Dan leven wij weer in het woord van den apostel: wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? God is het, Die rechtvaardig maakt, wie is het, die verdoemt, Christus is het Die gestorven is, ja, wat meer is. Die ook opgewekt is, Die ook voor ons bidt...!

In Hem is al ons heil en onze eere. Hij is onze toevlucht en sterkte. Hij is kra< ahtiglijk bevonden eene hulpe in benauwdheid.

Tot het werk van onzen eenigen Hoogepriester behoort ook het zegenen.

En dit zegenen is een zeer werkelijke mededeeling van het goede. Hij is zegenende, met uitgebreide handen, ten hemel

gevaren en die handen zijn nog uitgebreid. En Hij hief Zijne handen op zegende ze, en als Hij ze zegende, werd Hij opgenomen in den hemel.

Zoo is nu gebed en dankzegging geheiligd in Zijne voorbede en zegening. In het offer van Christus als de eenige Hoogepriester. Hij is een schuilplaats tegen den vloed, de schaduw van een zwaren rotssteen in een dorstig land. •

Alleen door Zijner zalving deelachtig te zijn, te rusten in Zijn priesterschap, geeft ons vrede en blijdschap. Anders blijven wij in onze zonden en hebben geen gemeenschap met den Vader. Daarom is het zoo onverantwoordelijk voèrt te leven buiten dezen Hoogepriester, die liefdevol lokt en noodt tot Zijne gemeenschap.

Kunt gij met den Farizeër niet gelooven, dat gij zoo blind, gerust en zorgeloos zijt, als het Woord Gods ons leert, dat gij zijt? Of wel, neemt gij dat getuigenis als een schild om u achter te verbergen en alles op zijn beloop te laten? Beide is doodelijk gevaarlijk en zult gij niet kunnen verantwoorden voor God, als Hij u in het gericht betrekken zal. Daarom verhardt u niet, maar laat u leiden.

Of wel waagt gij het met een droom of gezicht, een versje of text, zonder wezenlijk uwe verlorenheid voor God te kennen en de noodzakelijkheid van dezen Hoogepriester te bekennen in uw hart! Hebt gij eenige ontwaking en overtuiging, zucht tot God om toch niet te rusten voor gij in Christus zijt en vergeving uwer zonden smaakt in de verzoening door Zijn bloed. Wie is slecht, hij keere zich herwaarts, zoo lokt de eeuwige Wijsheid, Hij die was spelende in de wereld van Gods aardrijk, Wiens vermakingen zijn met de menschenkinderen.

Is uw hart in liefde ontvonkt door aanraking met zijn hart in de liefde, laat dan veel het lied bij u zijn: Ik zal met mijn gansche hart Uw eer vermelden Heere, U dank bewijzen. Ik heb lief... omdat Hij ons eerst heeft liefgehad en ons Zijnen Geest gegeven heeft. Leven wij in die voorbede €n zegening van onzen eenigen Hoogepriester, die met Zijne Zelfofferande intreedt bij den Vader! Dan zijn wij wel nederig van hart en vermaken ons in het aangebrachte heil. Dan leven wij niet bij onzen dood, maar in Zijn leven en bidden, om ons hart gedurig in het geloof te laten ontvonken aan zijn hart, gezegend te worden uit Zijn zegen en te rusten in Zijn volbrachte werk. Gelooven in deze voorbidding wil óók zeggen: met vrijmoedigheid naderen tot den troon der genade om geholpen te worden te bekwamer tijd.

Laat ons dan toegaan tot den troon der genade met een waarachtig hart, niet twijfelende, want wie twijfelt is een baar der zee gelijk. In die voorbede mogen wij naderen tot den Vader der lichten en den God aller vertoostingen, als onzen genadigen, verzoenden God, Die niet meer zal toornen noch schelden. Het is den Heere aangenaam, dat wij schuilen in dien naam, ons beroepen in het geloof op die voorbede en in den Voorbidder naderen met vrijmoedigheid. ^

Hebben wij crediet op den eenigen Hoogepriester en Zijn gansche werk, vastgelegd in Zijn Persoon, in zijn ambten, dan is de weg vlak, hebben wij een vrijen toegang. Hierop moet vollen nadruk worden gelegd. Want het is niet voldoende leerstellig zuiver te spreken over die voorbidding van onzen eenigen Hoogepriester en intusschen voor onzelf er niet in te gelooven. Wij kunnen Hem alleen erkennen in hetgeen Hij is en doet door het waarachtige geloof.

En dit geloof leeft en werkt alleen door den Heiligen Geest, die Hij heeft verworven en uitgestort. Door dien Geest, die woont in het midden Zijner gemeente, die het lichaam van Christus is.

Daarom stelden wij deze toepasselijke vragen ook bij dit onderwerp, opdat wij niet zullen heenleven over het eene noodige in lpven en in sterven.

Deze vragen kunnen ons ontdekken, brengen tot zelf-en Godskennis, want wie zijn gemis niet kent, vraagt niet naar vervulling.

Het is niet genoeg den mensch in zijn dood en Christus in zijn leven voor te stellen, maar ook moet worden verkondigd hoe die twee worden vereenigd, opdat wij zouden leven door Hem.

Wie dit verzuimt, maakt zich schuldig aan veronachtzaming van het werk van den Geest. Die Geest toch past het wefk van Christus toe aan de harten van Gods gekenden.

Deze Geest getuigt met onzen Geest, dat wij kinderen Gods zijn. En indien wij kinderen zijn, zoo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen Gods, mede-erfgenamen van Christus.

Het Koninklijk ambt van den Heere Christus.

, , Tot onzen eeuwigen Koning, Die ons met Zijn Woord en Geest regeert en ons bij de verkregene verlossing beschut en behoudt." Zoo zegt de Onderwijzer.

Jezus is niet alleen de Christus, de ambtsdrager, om te leeren als profeet, te heiligen als Priester, maar ook is Hij Koning om te regeeren.

Nu doet zich echter bij dit Koningschap een vraag voor, die wij niet mogen voorbijgaan. Welke vraag wij bedoelen? Is de Zoon, het Woord, als de tweede Persoon in het Goddelijke Wezen niet eeuwig Koning evenals de Vader en de Heilige Geest? Deelt Hij niet, als de Zoon, in het Koningschap Gods? Was de Zoon niet mede-Schepper der wereld en haar Onderhouder en Regeerder? Zeer zeker is dat het geval.-

Hij is met Goddelijke mogendheid bekleed en deelt in de volle majesteit van het Goddelijke Wezen. In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God. Alle dingen zijn door hetzelve gemaakt en zonder hetzelve is geen ding gemaakt, dat gemaakt is.

Zoo bezit de Zoon het souvereiniteitsrecht niet bij aanstelling. Maar hoe is het dan? Hij is toch gezalfd tot Koning, dat wil zeggen verordineerd en bekwaamd.

- Maar kan eigenlijk van Koningschap Gods worden gesproken, als namelijk Koningschap een ambt moet zijn, dat dus per sé onderordening en opdracht veronderstelt.

Zoo is het toch niet. Wanneer van het Koningschap Gods wordt* gesproken in de Schrift, gelijk veelvuldig geschiedt, dan wordt bedoeld Gods opperhoogheid over alle schepsel en is van opdracht of aanstelling geen sprake. In God is het Koning zijn, te verstaan in den zin van Souverein zijn, alles regeeren en gebieden naar Zijn welbehagen. Zoo spreken wij van het Koningschap van macht en heerschappij, dat Gode toekomt als God, dat niemand Hem verleent, maar dat Hij krachtens zijn God-zijn oefent, als Souverein. Nu spreken wij echter bij den Heere Christus van het ambt van Koning, door aanstelling. Als Christus, als Gezalfde, is Hij tot Koning gezalfd over Sion. Een ambt veronderstelt opdracht. Niemand kan God opdragen Koning te zijn. Hij is de Heere der Heeren en Koning der Koningen, Wiens macht en heerschappij zich uitstrekt over alle dingen in hemel en op aarde.

Maar de Zoon, aangemerkt als Middelaar, wil aangestelde Koning zijn, met opdracht voorzien van den Vader. Hij wil Koning zijn in het Rijk der genade.

In den raad des vredes ontvangt Hij

koninklijke waardigheid. En die zal Hij dragen in onze natuur, als de God-mensch.

God was koning, maar de afval kwam en het koningschap werd Gode betwist. Hij had geen gewillige onderdanen meer onder de menschen. En nu komt aanstonds na den val het koningschap der genade. Maar tot dit ambt was de Zoon van eeuwigheid gezalfd. Er komt een heilsinstituut, zouden wij kunnen zeggen.

Hij is gezalfd tot Koning over Slon, den berg van Gods heiligheid.

In den geest ziet de dichter-profeet het raadsplan Gods en vraagt: waarom woeden de heidenen en bedenken de volken ijdelheid? De koningen der aarde stellen zich op en de vorsten beraadslagen tezamen tegen den Heere en Zijnen Gezalfde.

Er is dus een wereld vol opstand en tegenstand tegen den Heere der heirscharen. Maar aller macht zal worden verbroken. Ik toch heb Mijnen Koning gezalfd over Sion, den berg Mijner heiligheid (Ps. 2:7, .8).

Sion is Zijne Kerk en gemeente, en wel zóó, dat deze zich Gode zal onderwerpen en Hem gewillig dienen. Ja, zij zullen zich beroemen in de regeering van dezen Koning, door Hem zalig gemaakt.

Wij slaan dus een blik in de raadszaal der koningen en der goddeloozen, maar ook... op den troon Gods. Wij willen den Gezalfde in Zijn souvereine rechten hoog houden, en de verraders waarschuwen voor het lot, dat hun te wachten staat.

De Vader spreekt... Ik toch heb Mijnen Koning gezalfd over Sion. En dan zegt de Zoon: Ik zal van het besluit verhalen: de Heere heeft tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd. Eisch van Mij en Ik zal de heidenen geven tot Uw erfdeel en de einden der aarde tot Uwe bezitting.

Dit besluit is in lijnrechten strijd met de raadslagen der menschen, want het bevestigt de heerschappij, die zij verwachten en zoeken om te stooten. Dan volgt in den Psalm de aanspraak van den Zoon door den Vader. Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd. Dit is dus niet het besluit, maar de Geest doet ons weten hoe in die onderhandeling de Vader Zijnen Zoon aansprak. Hij stelt Hem voor zijn gansch eenige verhouding, opdat de Vader aan den Zoon zal doen gevoelen wien Hij zich bewust is te geven voor het leven der wereld, wien Hij ook aanstelt tot Koning over Zion, en wat zijn loon zal zijn op dien zwaren arbeid. De schootszoon des Vaders is Messias-Gezalfde. Gezalfde tot Koning. Hier zijn de geheimenissen des eeuwigen Gods. Zie, in deze zee zijn groote schepen te gronde gegaan. Als Middelaar is de Zoon des Vaders Knecht, maar ook Zijn Gunsteling, dien steeds Zijn oog bewaakt. De Vader verklaart dezen Koning, dat Zijne vijanden Zijn eigendom zijn.

Dit besluit genomen in deze betrekking tot den Zoon, maakt de Geest bekend in het aangezicht der vijanden.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 februari 1947

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Catechismus-verklaring

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 februari 1947

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's