Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Catechismus-verklaring

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Catechismus-verklaring

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

LXXV

Zondag 12 vraag 31-32

HET ANDERE DEEL

Van God den Zoon

Wij hebben gelet op den oorsprong en het karakter van Jezus' koningschap. Hij is Koning van het Rijk der genade en voorzien, begiftigd met de macht om het op te richten. Zoo kon Jezus zeggen: mijn Koninkrijk is niet van deze wereld.

Door middel van dit koningschap moet Hij Gode een Rijk oprichten, waarin gerechtigheid wonen zal. In Hem is het Koninkrijk Gods aanwezig en door Hem Hem wordt het gegrond en uitgebreid. Jezus is de gezalfde Koning. Wij zien Hem in zijn lijdensgang, maar zijn koninklijke majesteit ligt altijd op Hem, zelfs als Hij geknield ligt ter aarde. En met koninklijke heerschappij zegt Hij ook aan het kruis tot den moordenaar: heden zult gij met Mij in het paradijs zijn.

Maar bij de hemelvaart is de Heere Jezus verhoogd, dan gaat zijn koninklijke glorie schitteren en wordt zijn koningschap als het ware onthuld. Hij is uitermate zeer verhoogd en Hem is gegeven een naam boven allen naam, opdat in den naam van Jezus zich zou buigen alle knie dergenen, die in den hemel, die op de aarde en die onder de aarde zijn. Hij is gezet aan de rechterhand Gods, verre boven alle overheid en macht en kracht en heerlijkheid en allen naam, die genaamd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de toekomende, zoodat alle dingen zijnen voeten onderworpen zijn.

Daarom heet Jezus: Koning van de koningen der aarde.

Ook hiermede is niet bedoeld de opperhoogheid, die Hem toekomt als God, doch die Hem als Middelaar wordt geschonken.. Hier is dus allesovertreffende heerlijkheid van Sions Koning. Deze verheerlijking als Koning is* loon op zijn arbeid, den arbeid zijner ziel. Daarom heeft de Vader mij lief, overmits Ik mijn leven afleg voor mijne schapen. De Vader beloont dit liefdebetoon van zijnen Zoon tot in den dood des kruises. Dit liefdebetoon was tevens gehoorzaamheid aan den Vader in de overgave in den dood voor zijne schapen. Daarom heeft Hem God uitermate verhoogd, omdat Hij gehoorzaam is geweest tot in den dood, ja, tot in den dood des kruises. De Vader heeft het Boek met zijn zeven zegelen gelegd in de koninklijke handen van den verheerlijkten Vorst Immanuël.

Onder het Oude Verbond had God Israël onderwezen over dit Koninkrijk en den gezalfden Koning. Het zal alle geslachten der aarde omvatten (Gen. 12). De Koning, de Silo, komt uit den stam van Juda (Gen. 49). Hij is de Heerscher uit Jacob (Num. 21). Dan komt in Israël

het theocratisch koningschap, dat heenwijst naar het Koninkrijk der hemelen en de theocratische koning is type van den Messias in zijn koninklijk ambt. Eerst is God Koning over Israël, maar dit volk wil een koning evenals de volken van rondom. Samuël brengt de zaak voor den Heere en deze zegt: zij hebben niet u verworpen, maar zij hebben Mij verworpen als Koning. Maar, zegt de Heere: Ik neem dit koningschap in handen en zal er mijn heilsraad in openbaren en door volvoeren. David en zijn zaad zullen bestendig op den troon zitten en worden de gezalfde des Heeren. Deze belofte aan David is middelpunt en grondslag van alle beloften. David, mijn knecht, heb Ik met heilige olie aan Mij en het Rijk verbonden. De Spruite Davids zal komen. Hij zal zitten op den troon van zijn vader David, Hij, die ook de wortel Davids is.

Naarmate nu het koningschap minder aan zijn theocratische beteekenis voldoet, klemt de profetie zich vast aan David en de heilsbelofte aan zijn Huis geschonken; bereidt voor op de komst van den grooten, den meerderen David, die eeuwig op den troon zal zitten. Zijn troon zal eeuwig staan, blijft vast en onbewogen van gerechtigheid en van gericht zijn vasten steun ontleenen. Deze David is de Koning over Sion, gezalfd niet met olie, maar met den Heiligen Geest.

In de ontplooiing van de heilshistorie .wordt die Koning steeds nader aangewezen. Hij zal van nederige geboorte zijn, en verschijnen, als het huis van David is als een afgehouwen tronk. Als een rijsje zal Hij eruit opschieten, als een wortel uit een dorre aarde. De cederen van den Libanon vallen en schieten geen wortel, maar Davids huis is als een eik, die wel kan worden afgezaagd of omgehouwen, doch uit de wortels komt een nieuwe twijg op, - door den reuk der wateren. Op dezen Davids-zoon zal de Geest des Heeren rusten, gezalfd boven zijne medegenooten. De heerschappij zal op zijn schouder zijn en Hij zal den sleutel Davids dragen, openen en niemand zal sluiten, sluiten en niemand zal openen.

Deze Koning komt met gerechtigheid en zachtmoedigheid en redt zijn volk uit de hand hunner vijanden. Welk een verschil met de koningen uit Davids Huis. Hoe hard waren velen. Zeide niet Rehabeam, naar den raad der jonkheid: mijn vinger zal dikker zijn dan mijns vaders lendenen. Het volk werd uitgebuit. Het recht werd vertreden en als oostersche despoten regeerden zij meermalen, en niet als theocratische koningen, gebonden aan de koningswet des rijks. a a D

Dit was nu juist een middel in Gods hand om uit te zien naar den Rechtvaardigen Koning, Vorst Messias, dien de profetie predikte als vervulling der belofte aan David en zijn zaad tot in eeuwigheid. r s d K e d

De goederen zijns Rijks zijn geestelijk en zijn Koninkrijk is niet van deze wereld. De weldaden, die Hij aan zijn onderdanen toeschikt, verwerft Hij in een weg van bitter lijden en smaad, Hij moet de vijanden onderwerpen en verslaan. Zijn Rijk G b z d z v is een Rijk van gerechtigheid en vrede en welvaart. In aardsche beelden wordt dit voorgesteld in de profetie. Ieder zal zitten onder zijn wijnstok en vijgeboom, alles zal door den vrede bloeien. En zijn gebied zal zich uitstrekken van de zee tot aan de zee en van de rivieren tot aan de einden der aarde. Zoo wordt zijn Rijk geteekend tot in verre toekomst en alle rijken der aarde gaan te gronde, totdat het Zijne alléén overblijft. Dit Rijk is universeel, over de gansche aarde. Hij zal zeggen tot het Noorden: geef, en tot het Zuiden: houd niet terug; breng mijne zonen van verre en mijne dochters van het einde der aarde.

Zoo zien wij in perspectief het lichtende Rijk in de donkerheid der volken, Uw Koninkrijk is een eeuwig Koninkrijk en uwe heerschappij van geslacht tot geslacht. In dit Rijk ontvangen de onderdanen vergeving van zonden, het leven en de vrede. Men treedt het binnen door wedergeboorte en bekeering. Bekeert u, zoo getuigde de Dooper, de heraut des Konings, want het Koninkrijk Gods is nabij gekomen. Ja, als hij Jezus ziet onder de schare, zegt hij: het is midden onder ulieden.

Dit Rijk rust in de verdiensten van Christus; het is geestelijk en gaat over lichaam en ziel. En de Koning legt op de lippen der onderdanen de bede: uw Koninkrijk kome. Zoo wordt de Kerk ingeschakeld in de komst van het Rijk, is instrument des Koninkrijks en zelf erin begrepen.

Jehova gaf zijnen Gezalfde een ijzeren roede, waarmede Hij de oproerige volken zal slaan; als pottebakkersvaten zal Hij ze verbrijzelen. Zoo heeft Jezus het koningschap van genade en macht. Ook heden zien wij onzen Koning aan het werk onder de volkeren dezer wereld. Van tweeën één: of buigen voor zijn macht, Hem erkennen als Koning, 'óf wel verbrijzeld worden door zijn ijzeren roede. Zoo staat het Rijk midden in deze wereld en maakt zijn triumphtocht. Het Rijk zal groefien en bloeien.

Zoo gaat het genadewerk in het scheppingswerk terug. Immers door de zonde is het scheppingswerk aangetast, gekomen onder den vloek. Doch God laat zijn schepping niet los en onmiddellijk na den val daalt in deze wereld de genade in.

Het Koninkrijk Gods is niet van deze wereld, het komt van boven, maar het daalt wel in deze wereld in en zet haar om, want het zijn geen hemellingen, die op arde neerdalen, maar menschen van deze arde, die onderdanen des Rijks worden. e Koning vindt zijn onderdanen niet beeid om zich te onderwerpen, want zij taan in dienst van het rijk en den vorst er duisternis. Daarom vergadert deze oning zijne onderdanen door Zijn Geest n Woord. Deze onderdanen waren met e gansche wereld verdoemelijk voor od, niet meer bereid dan anderen om te uigen en de wapens uit te leveren. Neen, ij zeiden evengoed: Wij willen niet, dat eze over ons zal Koning zijn. Laat ons ijne banden verbreken en zijne touwen an ons werpen. Dit zeiden en zeggen d ook de kinderen des Koninkrijks, die binnen de rijksgrenzen zijn geboren en het merkteeken des Konings dragen. Daarom is het mogelijk en zal het een aangrijpende werkelijkheid zijn, dat de kinderen des Koninkrijks worden buiten geworpen. Over die waarheid mogen wij niet heen glijden, maar moeten er vollen ernst mee maken.

Binnen de rijksgrenzen juist wordt verkondigd de eisch der bekeering tot God en geloof in het Evangelie des Zoons, den Koning des Rijks. Jezus, als Koning, vergadert zijne onderdanen en de grondslag des Rijks is gelegd in bloed en eeden. Hij rijdt voorspoedig op het Woord der zuivere waarheid, het zwaard aangegord. Hij gaat uit overwinnende, opdat Hij overwinne. Hij kan een .onbuigzaam mensch buigen, zoodat uit de diepte der zelfverbrijzeling wordt gevraagd: Wat wilt Gij, Heere, dat ik doen zal? * *

Daarbij kunnen priesterschap en koninklijk ambt niet worden gescheiden. Men kan Hem niet bezitten als Priester om cmze schuld te betalen en voor ons te bidden, tenzij wij Hfm erkennen als Koning en zijne livrei dragen.

Velen vragen met Pilatus: zijt Gij dan een Koning? Gij zegt, dat Ik een Koning ben. De grenzen des Rijks zijn de einden der aarde. En Hij vermeerdert het door Woord en Geest, niet door kracht en geweld. En de Heere deed dagelijks toe tot de gemeente, die zalig .wordt. Ja, het zal worden ééne kudde en één Herder. Een schare, die niemand tellen kan, uit alle geslacht en volk en natie.

De duur zijner heerschappij is eeuwig. Van toen aan is uw troon gevestigd; Gij zijt van eeuwigheid af. En Hij zal Koning zijn over het Huis Jacobs in eeuwigheid en zijns Koninkrijks zal geen einde zijn.

Dit koninklijke ambt vervult Hij op drieërlei wijze.

Hij vergadert de Zijnen.

Wij wezen daar reeds op. Bij dat vergaderen maakt Hij gebruik van zijn Kerk op aarde, maar toch door eigen koninklijke macht alleen buigt Hij de harten, overwint Hij den opstand en tegenstand, zoodot een zondaar in het stof ligt neergebogen en leert kermen om genade. Zijn wapens uitlevert en wordt aangenomen als onderdaan des Rijks.

Dit Rijk is wel een Rijk des vredes en der gerechtigheid, maar daarom ook gedurig in strijd met den Amalek des kwaads. In botsing met het rijk der duisternis en der wereld. En zij zouden zeker afvallen en den ondergang vinden, ware het niet dat de Koning hen ook beschermt en regeert.

Bij U, mijn Koning en mijn God, verwacht mijn ziel een heilrijk lot, geduchte Heere der legerscharen. De Heere zal den schepter zijns Rijks uit Sion zenden. Indien gij Mij liefhebt, zoo bewaart jnijne geboden.

Hij regeert door zijn Woord en Geest zijne onderdanen, die Hij vrijkocht met zijn bloed. Zoo leeren zij vragen en smeekend bidden: Leer mij uw welbehagen oen, want Gij zijt mijn God. Hij regeert

hen zóó. dat zij zullen bereiken en verkrijgen het einde huv geloofs. namelijk de zaligheid hunner zielen.

Hij beschermt hen voor alle gevaar en kwaad, zoodat zij nimmer zullen omkomen. Hoe hoog de nood moge gaan. Hij zal hen zeker beschermen, gelijk het zwart des oogappels, want zij zijn gebonden in het bundelken der levenden en Hij moet voor hen zorgen en instaan om zijns naams wille.

Hij zal haast den satan onder uwe voeten verpletteren, zegt de apostel.

Niemand zal zijne schapen uit zijne hand rukken en de poorten der hel zullen zijne gemeente geenszins overweldigen. Ja, de Koning zal eenmaal zeggen tot degenen, die aan zijne rechterhand staan: kom in, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het koninkrijk, dat u weggelegd is van voor de grondlegging der wereld.

Hij behoudt en beschut ons bij de verkregene verlossing, zegt de Onderwijzer.

Hij vernieuwt de kracht en bewaart voor afval, want anders zouden zij bezwijken en den vijand in handen vallen. De rechtvaardige zal zevenmaal vallen en weder opstaan. Daarom, als hij valt wordt hij niet weggeworpen, want de Heere ondersteunt zijne hand.

Zoo mogen de onderdanen van dezen Koning in het geloof wel eens spreken: Ik zal henengaan in de mogendheden des Heeren Heeren en uwe gerechtigheid vermelden, de Uwe alleen.

Hoort ook den apostel*Paulus roemen: In dit alles zijn wij meer dan overwinnaars, door Hem, die ons heeft liefgehad.

Wie is nu uw Koning? Dient gij nog den grooten tyran, die menschenmoorder is van den beginne? Armzalige dienst. Geen vrede en geen leven kan hij aanbrengen, slechts ellende en dood. Is dan de dienst der, wereld zoo aangenaam? Immers neen! Wat hadt gij toen aan die dingen, waarover gij u nu schaamt, vraagt Paulus aan de gemeente, die werd verlost van de tyrannie des duivels en der zonde. Dewijl Hij uw Heere is, zoo buig u voor Hem neder. Ja, zijn juk is zacht en zijn last is licht. Ik heb Hem nu 86 jaren gediend, zei een martelaar, en nooit heeft Hij mij kwaad gedaan, zou ik Hem dan nu verloochenen?

Belijden al zijne onderdanen het niet met droefheid en schaamte, dat zij zoo dikwijls Hem hebben verloochend, zelf willen regeeren en zijn leiding hebben miskend! Vergeet uw land en uws vaders huis, zoo zal de Koning lust hebben aan uwe schoonheid, dewijl Hij uw Heere is, zoo buig u voor Hem neder.

Zoo is dan de Messias dè ambtsdrager. Profeet, Priester en Koning. Deze ambten zijn wel onderscheiden, maar nooit gescheiden, zij werken harmonisch samen in den Middelaar. Zijn woorden zijn verkondiging van wet en Evangelie. Maar Hij spreekt als machthebbende en alles gehoorzaamt Zijn bevel. Zelf noemt Hij zich Koning, in de wereld gekomen om der waarheid getuigenis tè geven.

Zijne wonderen zijn teekenen Zijner leer, maar ook openbaring van zijn priesterlijke barmhartigheid.

Doch óók zijn koninklijke macht komt er in tot uiting.

In zijne voorbede treedt niet alleen zijn hoogepriesterlijke liefde op. maar komt ook zijn koninklijke macht tot uiting. Vader, Ik wil, dat waar Ik ben. ook diegenen bij Mij zijn, die Gij mij gegeven hebt, opdat zij mijne heerlijkheid mogen aanschouwen. Zijn dood is eene belijdenis, maar ook offerande en betooning zijner macht. Kortom, alles wat Christus is en spreekt en doet. is in zijne drieërlei waardigheid. Wel treden de ambten onderscheiden uit. maar altijd harmonisch verbonden in den persoon van den eenen Middelaar. in den eenen Christus, de Gezalfde.

Hij moest profeet zijn om den raad der verlossing te kennen en te openbaren: priester om zich Gode te offeren en voorbidder te zijn bij den Vader; Koning qm te vergaderen, te regeeren en te beschermen.

Leeren, verzoenen en leiden; wijsheid, gerechtigheid en verlossing; waarheid, liefde en macht zijn vereenigd in zijn ambten.

Wij hebben gevonden den hetwelk is overgezet zijnde, de Messias. Christus.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 februari 1947

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Catechismus-verklaring

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 februari 1947

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's