Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een nieuw boek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een nieuw boek

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Prof. de Vrijer heeft ons een boek gegeven over Smytegelt, in denzelfden trant als zijn werk over Schortinghuis. Wie zich dus nader op de hoogte wil stellen van afkomst, prediking, enz. van vader Smytegelt kan hier terecht. Een gedeelte van dit werk biedt een uittreksel van het Gekrookte Riet.

Het is niet onze bedoeling dit werk in zijn geheel te bespreken. Wij zijn dankbaar voor dit boek, dat inderdaad in een leemte voorziet.

Thans willen wij alleen een passage overnemen, die onze bijzondere aandacht^ trok en die wij aan onze lezers willen doorgeven.

De Schrijver vestigt er de aandacht op, dat in Smytegelts dagen de ootmoedigebevindelijken te Borssele, Goes, Middelburg, niet buiten de Kerk in gezelschappen zich behoefden te isoleeren.

Smytegelt toch hield deze menschen onder de bediening door met hun zielsbehoeften rekening te houden in de prediking, zonder hen naar den mond te praten. Ook die menschen hield hij zoodoende onder de tucht, en leering van Gods Woord. Het Gekrookte Riet van Smytegelt is daarop geheel aangelegd.

En dan-schrijft Prof. de Vrijer: , , In plaats dus van op de conventikelen of „gezelschappen" met bitterheid en minachting en gekrenkte trots neer te zien, trok Smytegelt ze in den puren dampkring der Kerk. Hij erkende de begeerten der bevindelijken. Hij had hen waarlijk lief. Het zijn waarlijk niet enkel huichelaars! En hij sprak naar hun hart, d.i. naar de diepte van hun hart, uit het Woord van God. Hij hield hen bij het sacrament. Het is toch te zonderling, dat de Kerk alle mogelijke menschen zoude zoeken te bereiken, kerkelijke en buiten-kerkelijke, schapen en lammeren —• doch de hand der waarachtige liefde naar de bekommerden niet zoude uitsteken!

Doet de Kerk aldus •— dan kruipt een kleine groep verdrietige discipelen weg en leest in den ouden Smytegelt, gelijk Ds. Hendrik de Cock te Ulrum in de dagen zijner geestelijke verandering naar Smytegelt greep. Of de Kerk volgt Smytegelt's voorbeeld en brengt van den kansel de volle, rijke, diepe vertroosting, de Blijde Boodschap ook aan het mystieke, meditatieve type in de Kerk, ook aan den bevindelijken mensch.

Dan zal zij niet langer hooghartig lachen om dien Middelburger profeet, doch dankbaar zijn voor Smytegelt als troostprediker." (blz. 126).

De bekommerden zijn dus volgens Prof. de Vrijer een bepaald type geloovigen, die worstelen om tot ruimte te komen, maar aldoor in het duister moeten voortgaan. Zij zijn tevens het bevindelijke en mystieke type christenen, volgens den Schrijver. De bevindelijkheid is dan meer introspectief, meer schouwend in zichzelf, lettend op eigen ervaringen. Toch is 't de zuivere bevindelijkheid nooit om zichzelf te doen of koestering van eigen gevoelsleven.

De mystiek is theo-spectief: zij is gericht op God alléén, de Fontein, het Allerhoogst en eeuwig Goed. De aanbidding staat hier op den voorgrond, het verliezen van zichzelf en het zich verlustigen in God den Heere.

In Smytegelt nu zijn bevindelijkheid en mystiek verbonden (blz. XIII). Wanneer wij deze passages doorgeven is dit niet, omdat zonder meer alles onze instemming heeft als wel, omdat het goed is deze dingen te overwegen. In ieder geval doet het goed, dat Prof. de Vrijer dit type niet buiten de deur wil zetten, maar ze als huisgenooten wil zien verzorgd.

Daarmede is nog niet gezegd, hoe deze zielszorg moet geschieden en of de methode van Vader Smytegelt in alles navolging verdient; of zij namelijk niet te zeer de kenmerken der genade op den voorgrond stelt en te weinig Christus centraal stelt in de prediking en de zielszorg.

Daarover zou te spreken zijn. Ook over de vraag of hef schriftuurlijk is een groep in Gods gemeente als „bekommerde kerk" te behandelen.

Wij komen daar straks nog op terug. Wanneer echter de Hooggel. Schrijver dit bevindelijke, mystieke, bekommerde type een uitzonderlijke plaats toewijst in de Kerk, moeten wij daartegen toch bezwaar maken. Luister naar deze passage: „Het bevindelijke en mystieke type is in de Kerk altijd uitzondering geweest en zal altijd uitzondering blijven." (blz. XIII onderaan). Het bevindelijke leven (in zijn zuiveren vorm, dus bedoelende niet een koestering van zichzelf, doch bedoelende het gedurig naspeuren van het leven, met Christus verborgen in God) eischt een zieleconcentratie, welke altijd slechts het deel is van enkelen uit de groote groep der ware geloovigen.

„En men mag (zoo vervolgt Prof. de Vrijer) die grootere groep niet kwellen of tot een minderwaardigheids-complex brengen door op te dringen, dat iedere geloovige een bevindelijk mensch in den strikten zin van dat woord zou moeten zijn, en omgekeerd, dat alléén de striktbevindelijke de ware geloovige is...

Daarmede zoude men de waarheid van het ééne lichaam met de vele leden, de waarheid van de verscheidenheid der roeping in de Kerk verwaarloozen... Aan elk van ons is de genade gegeven naar de mate der gave van Christus (Eph.4:7).

^ Er zijn — aanvaard zijnde de echtheid van het kindschap Gods (er zijn immers ook ingebeelde vromen) zonnige en blijde kinderen in het Vaderhuis, eenvoudigen van hart, ongekreukten. Zij dienen den Heere met blijdschap... De analyse van het kindschap ligt hen niet, prikkelt hen zelfs...

\ Maar er zijn ook moeilijke, weerbarstige, opstandige, aangevochten, bedrukte, in-zichzelf-minderwaardige, vertwijfelde, bekommerde zielen — die toch maar één begeeren in de diepte kennen: naar het Allerhoogst en eeuwig Goed. Zij behoeven den eenen Medicijnmeester. Uit hun gerichtheid op zonde en innerlijke onzekerheid moeten zij worden opgetild: met zachte of met forsche hand; doch het gaat alleen met liefdevolle hand. Ze zijn wat Smytegelt noemt, de gekrookte rietstengels..." 0

„De andere kinderen hebben zich aangewend om deze bezwaarde discipelen met tegenzin te bezien. De enkele huichelaar (als kwame deze slechts daar voor!)

wordt tot vertegenwoordiger van alle verslagen harten gemaakt. Zij heeten niet anders dan hardnekkige en bekrompen lieden (als vond men dezen elders niet!). De meer evenwichtige, minder-geslingerde discipelen zullen ertoe moeten komen hun afkeer t.a.v. het type der bevindelijken te overwinnen - — door waarlijk op hun geestelijke ingesteldheid en nooden acht te slaan."

Tot zoover de Schrijver. (Slot volgt.)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 mei 1947

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Een nieuw boek

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 mei 1947

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's