Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Catechismus-verklaring

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Catechismus-verklaring

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

CVI

Zondag 14 vraag 35-36

Wanneer wij het antwoord van vraag 35 nagaan zien wij, dat in de eerste plaats nadruk wordt gelegd op den persoon, het onderwerp van den vernederde.

De eeuwige Zone Gods. Deze betiteling sluit aan bij vraag 24, waar gesproken is van God den Zoon en onze verlossing. Bij vraag 29: waarom wordt de Zone Gods Jezus genoemd? En bij vraag 33: waarom is Hij Gods eeniggeboren Zoon genaamd?

De Catechismus legt er dus telkens nadruk op, dat Jezus de Zone Gods is in het vleesch, dat degene, die verschijnt in den staat der vernedering Gods Zoon is. De belijdenis van Christus' Godheid gaat ook thans weer voorop. Er staat toch eerst: de eeuwige Zone Gods. Dan volgt: die waarachtig en eeuwig God is en blijft.

Tweemaal wordt in dit verband het woord eeuwig gebruikt, en dat met opzet, om toch maar goed vast te leggen met wien wij te doen hebben in de vleeschwording. En dan nog het woord blijft, om het God-zijn van Jezus als onvergankelijk aan te wijzen. Die is en die was en die zijn zal, de' onveranderlijke Zone Gods. Die Gods Zoon is en blijft. Het subject der vleeschwording is Gods Zoon, de tweede Persoon in het Goddelijke Wezen.

Reeds in vraag 33 werden wij verwezen naar het richtinggevend getuigenis uit Johannes 1 : 24. Daar wordt Christus genoemd: et Woord (logos). Het Woord was God. Dus is het Woord ook nu èn eeuwig GBd. En in de heerlijkheid heet het: ijn naam is genoemd het Woord Gods (Openb. 19 : > 3).

Welnu, dit Woord is vleesch geworden. Geworden is wel een zoo sterk mogelijke uitdrukking voor de waarachtige aanneming der ware menschelijke natuur, met volstrekte handhaving van de waarheid der goddelijke natuur. De waarheid het Woord is vleesch geworden, handhaaft dus het blijven van het Woord, het blijven van den Zoon als God met den Vader en den Heiligen Geest. Maar het

drukt ook zoo sterk mogelijk uit. dat de Zone Gods verscheen in onze natuur. Hij is geworden vleesch. Hij is waarlijk overgegaan in onzen staat, ingegaan in ons mensch-zijn.

Hij is één met het menschelijke geslacht. Wie niet belijdt, dat Jezus in het vleesch is verschenen, die is niet uit God, en wie niet belijdt, dat Jezus is de Christus, de Zoon des levenden Gods, die heeft God niet gekend. Dat de Zoon Gods vleesch werd zegt meer dan dat Hij mensch werd of een lichaam aannam. Neen, Hij nam onze menschelijke natuur alszoodanig aan en werd onzer een. Dit was ter verlossing noodzakelijk naar Gods Raad en bestel, naar Gods Wezen en deugden. Hier is het omgekeerde van hetgeen wij lezen in Genesis 3 : 22: e mensch is geworden als Onzer één. Nu is het: od is geworden als onzer één.

De mensch wilde Gode gelijk zijn, zelf God zijn, en hij waagde het te trachten God van den troon te stooten. Daarmede onttroonde hij zichzelf. Maar nu zegt God. Ik zal afdalen tot den mensch. Ja, God wordt mensch, neemt onze natuur aan. God is geopenbaard in het vleesch (1 Tim. 3 : 16).

God geopenbaard in het vleesch sluit iedere gedachte van omzetting van God in een mensch uit. Geen verandering in God Zelf heeft plaats gehad. God is en blijft onderwerp. Die geopenbaard wordt is tegelijk Openbaarder. Ook in de diepste vernedering en versmaadheid blijft Hij de handelende Persoon, de dader van het lijden. En de apostel Paulus schrijft aan de gemeente van Filippi, dat de Zone

Gods zichzelven heeft vernietigd, de gestaltenis van een dienstknecht aangenomen hebbende (Fil. 2:7).

Die uitdrukking vernietigd, ontledigd, is wel heel sterk en schijnt het God blijven afbreuk te doen, zoo niet op te heffen. Toch is dit zeker de bedoeling van Paulus niet. Er heeft geen werkelijke verandering in Gods Wezen plaats gehad, ook al blijft de vleeschwording een verborgenheid. De Kantteekenaren zeggen heel voorzichtig: het gebruik Zijner Goddelijke heerlijkheid gelijk als afgelegd. Gelijk als, maar niet zijn God-zijn. Wij zullen het nooit verder brengen dan aanduiden der verborgenheid, begrijpen kunnen wij hier niets.

Christus heeft Zijne heerlijkheid als omsluierd achter de geringheid en ontluistering der menschelijke natuur, zoo is terecht opgemerkt. Het blijkt dus wel zeer duidelijk, dat de Heidelberger allen nadruk wil leggen op het God-zijn en blijven van den Zoon als Hij in onze natuur op deze arme wereld verschijnt en neerligt in de kribbe van Bethlehem, wandelt over de aarde en ah waarachtig mensch in dienstknechtsgestalte tot zonde wordt gemaakt.

Hij heeft menschelijke natuur aangenomen. dat wijst op den Zoon als subject, als handelend onderwerp bij de vleeschwording.

Wij zijn bij onze ontvangenis en wording tot een menschenkind geheel lijdelijk, wij hebben geen persoon vóór en buiten ons bestaan, die iets aanneemt.

Hier, bij den Heere Christus is dat wel het geval. Alle worden is bij Hem tegelijk doen. Hij die vleesch wordt is en blijft waarachtig eeuwig God.

Deze belijdenis, gegrond op Gods Woord, is door de Kerk alle eeuwen door vastgehouden en diep werd beseft, dat hiervan mede de zaligheid afhing evenals de ware verheerlijking Gods. Niet, omdat wij deze waarheid kunnen doorgronden is .zij dierbaar, maar omdat zij is geopenbaard moeten wij in aanbidding neerzinken voor den liefhebber onzer zielen en Hem erkennen als God te prijzen in der eeuwigheid, als Hij kruipt in het stof of hangt aan het kruis.

Nog enkele texten moeten wij in herinnering roepen.

In 1 Joh. 5 : 20 wordt gezegd, dat de Zoon van God gekomen is. Dit wijst ons dus op de handhaving van Zijn Persoon, en zegt ons tevens, dat de Zoon een daad verrichtte bij en in dat komen. Die gekomen is, is dezelfde als die beloofd had te zullen komen. De apostel Johannes wijst hier gaarne op, dat Hij gekomen is. Hij komt niet alleen in water, maar in water en bloed.

.En de Heere Christus beleed voor Pilatus: iertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, opdat Ik der waarheid getuigenis geven zou )Joh. 18:37).

Geboren-worden is dus eensluidend met komen. Niet enkel, ook daarop moeten wij letten, door komen geboren worden, maar evenzeer door geboren-worden komen.

Oók als gezegd wordt, dat dit het eeuwige leven is, God te kennen en Jezus Christus, dien Hij gezonden heeft, wordt daarmede Christus geëerd als de blijvende God. Maar genoeg in dit verband. Over de Goddelijke natuur van den Heere Christus hebben wij reeds eerder uitvoerig gehandeld. Daarom mogen wij hier met het gezegde wel volstaan. Wie is dus onderwerp van aanneming onzer menschelijke natuur? De Zoon, die eeuwig God is en blijft.

Het wonder is dus niet, dat er een mensch geboren wordt, lijdt en sterft, maar dat God de Zoon menschelijke natuur aanneemt en daarin lijdt en sterft. Wij bedenken daarbij, dat dit alles voorwerp is van aanbiddend geloof en niet van menschelijk doorgronden met onze kennis.

Tevens moeten wij erop letten, dat wij toch maar met één Persoon van doen hebben. Over de twee naturen hebben wij reeds gehandeld en komen daarop nu niet terug, doch beperken ons tot het antwoord op de vraag: wat is dat gezegd, die ontvangen is van den Heiligen Geest, geboren uit de maagd Maria?

De dwalingen wijzen wij kort af. Apollinaris leerde, dat de Zoon ging wonen in een lichaam van levende cellen, dat de Zoon de plaats innam van de ziel. Maar dan was Jezus geen waarachtig mensch, maar een half-mensch.

Jezus is geen soort tuuschen-wezen noch een God-menschelijk wezen, maar de God-mensch, in nauwste vereeniging der twee naturen, zonder scheiding en zonder vermenging.

Nestorius scheidde de naturen zóó, dat de eenheid van den Persoon teloor ging en niet gezegd kon worden: de dood van den Zone Gods, maar alleen dat zijn menschheid stierf.

En Eutychus leerde, dat Christus na Zijn vleeschwording slechts één natuur had.

Al deze dwalingen werden door de Kerk veroordeeld.

Hebben wij het eerste deel van het antwoord belicht dan kunnen wij nu vragen naar het gezegde: wat is dat gezegd... Hij heeft de menschelijke natuur aangenomen. Hij, de Zone Gods heeft dat gedaan, een daad verricht, een daad van aanneming.

Zoodoende verkrijgt Hij hetgeen Hij tevoren niet had, namelijk onze natuur.

Wat zullen wij zeggen van deze aanneming onzer natuur? De verborgenheid der godzaligheid is groot, God geopenbaard in het vleesch! God in de kribbe, God "aan het kruis. Hierbij verlieze men alle speculatie des verstands en aanbidde.

Wat kunnen wij ons hierbij denken? Het ligt zoo geheel buiten ons gewone kennen en verstaan. Hij nam de gestaltenis van een dienstknecht, van een slaaf aan, om het werk, door den Vader Hem opgedragen, en door Hem vrijwillig aanvaard, te kunnen volbrengen. Het is niet, neen nooit te vatten hoe de Zone Gods menschelijke natuur aannam en Zich op het allernauwste vereenigt met die aangenomen natuur. Op de hooge kerkvergaderingen van Nicea en Chalcedon, zoo is opgemerkt, stamelen geleerden en bisschoppen als kinderen.

Zij zeggen alleen hoe het niet moet worden verstaan, maar het mysterie der vleeschwording onthullen kan de Kerk niet. Zij kan alleen in aanbidding belijden, door zich dicht te houden bij de geopenbaarde waarheid. Geen deeling, g^en scheiding, geen vermenging, geen verandering. Zoo komt uit den mond dezer kinderen stamelend en diep bewogen de belijdenis van de vleeschwording tot uiting.

De verborgenheid laten ze staan, blijven eraf, maar zij hebben in een begrenzende formule de openbaring beveiligd tegen indringen in het mysterie, tegen verminking tevens. De Schrift lost geheimen Gods niet op, maar stelt ze, en roept de Kerk op tot levend geloof en aanbidden van dit groote wonder. Het geheimenis bij uitnemendheid. Ware menschelijke natuur, afhankelijk, sterfelijk, en toch de Zoon blijft eeuwig en waarachtig God. En die beide zóó vereenigd, dat ze toch twee blijven en toch altijd één zijn. De Schrift geeft ons het uiterste van die spanning te bedenken als zij zegt: het bloed van Gods Zoon.

Het is dan ook alleen de Geest Gods, die ons tot aanbidding van dit geheim kan brengen wanneer wij er onze zaligheid in vinden en de verheerlijking van Gods deugden. Gij zult de waarheid verstaan en de waarheid zal u vrijmaken (Joh. 8 : 32).

Er was een tijd, dat bijna alle kansels waren bezet door mannen, die deze waarheid loochenden, en zij gaven der gemeen-

te steenen voor brood, gelijk nog velen doen. En alleen eenvoudigen, benevens een vreemdsoortig genie als Bilderdijk beleed nog de aloude waarheid van de Kerk der eeuwen. Verder, zooals een zeker godgeleerde, niet van God geleerd, schamper opmerkte, wat boeren en boerenarbeiders, schippers en dienstboden, die nog dommer waren dan hun stalvee.

Maar de waarheid, zoo schoon in onzen catechismus beleden, hield stand en die eenvoudigen vonden er hun troosf in, die zij niet wilden verliezen.

En bedenken wij nu, dat in ons aller hart zulk een geest van ontkenning en verstandelijk willen begrijpen woont. Het is en blijft noodig, dat wij al onze gedachten gevangen leiden onder de gehoorzaamheid van Christus.

Wij stuiten op het wonder, hebben niet alleen een Jood, die wil doen, maar ook een Griek die wil begrijpen in ons.

De uitdrukking ware menschelijke natuur is ook door strijd veroverd en opgesteld. Het doel was zijn waarachtige menschheid te handhaven en te belijden.

Voorkomen moet worden, dat de naturen versmelten en in elkaar opgaan.

De, in het vleesch gekomen Zone Gods noemt de Schrift, den mensch Christus Jezus. Nu is het van belang menschelijkenatuur, als echt aan te nemen, dus de ware menschelijke natuur, zegt de Catechismus.

Echt mensch, en waarlijk mensch. Als mensch heeft de Heere Christus lichaam en ziel, verstand, wil, gevoel, kortom alles wat een mensch tot mensch maakt.

Alleen de zonde wordt uitgenomen, want hoewel Hij onze menschelijke natuur aannam door de zonde verzwakt, was Hij toch zonder zonde.

Niet wordt gezegd: de Zone Gods napi een mensch aan, maar menschelijke natuur. Geen dubbele persoonlijkheid werd Hij. De Kerk heeft dit wel willen zeggen door de spreken van het aannemen van de onpersoonlijke menschelijke natuur.

Wat is dat voor een menschelijke natuur, is zij compleet? Wij zullen wel doen, hier niet dieper in te dringen, maar met onze Belijdenis te bekennen: Wij gelooven, dat door deze ontvangenis de Persoon des Zoons onafscheidelijk vereenigd en tezamen gevoegd is met de menschelijke natuur, zoodat er niet zijn twee Zonen Gods, noch twee personen, maar twee naturen in eenen eenigen persoon vereenigd (Ned. Geloofsbelijdenis art. 19).

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 mei 1947

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Catechismus-verklaring

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 mei 1947

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's