Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Catechismus-verklaring

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Catechismus-verklaring

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

CVII

Zondag 14 vraag 35-36 »

Wij belijden dan, dat de tweede Persoon van het Goddelijke drieëenige Wezen menschelijke natuur heeft aangenomen en tegelijk waarachtig en eeuwig God is en blijft.

Jezus was een waarachtig mensch. Hij openbaarde zich als mensch, was mensch zooals ieder ander. Hij kende honger en dorst, dacht en sprak. Was vermoeid en sliep. Hij omving de kinderen met Zijne armen. Hij sprak als mensch met Zijn lippen. Johannes ligt aan in Zijn schoot. Maria zalft Zijn hoofd en voeten. Het haar wordt Hem uitgeplukt. Hij had een lichaam, dat in grootte toenam en zei: een geest heeft geen vleesch en been gelijk gij ziet dat Ik heb.

Hij had een menschelijke ziel en geest geheel onderscheiden van Zijn Godheid.

Mijne ziel is geheel bedroefd tot den dood toe. Hij is Zijnen broederen in alles gelijk geworden. Want én, Hij die heiligt èn zij, die geheiligd worden, zijn allen uit één; waarom Hij Zich niet schaamde hen broeders te noemen, zeggende: Ik zal uwen naam mijnen broederen vertellen, in het midden der gemeente zal Ik U lofzingen. Zoo is Hij mensch, waarlijk mensch. Hij neemt geen 'schijngestalte aan, die op een mensch gelijkt, maar ware menschelijke natnifr. Naar waarheid kon Pilatus zeggen, al was zijn bedoeling verkeerd: Zie den mensch.

Want waarlijk, Hij neemt de engelen niet aan, maar Hij neemt het zaad Abrahams aan. Hij nam toe in wijsheid en kennis, zoodat Hij een menschelijk verstand had geheel onderscheiden van Zijn Goddelijke alwetendheid. Hij nam toe in wijsheid en in grootte en in genade bij God en menschen.

Ook Zijn wil als mensch wordt onderscheiden van den Goddelijken wil. Vader, zoo bad Hij een en andermaal in den hof van Gethsemané, indien, het mogelijk is, laat dezen drinkbeker van Mij voorbijgaan, . doch niet gelijk ik wil, maar gelijk Gij wilt; niet Mijn wil maar Uw wil geschied

\ J, Als mensch was Hij met zwakheid om-

vangen, opdat Hij een barmhartig Hoogepriester zou zijn. «

Hij kende vreugde en toorn als een mensch. Hij zag de lieden, in de synagoge te Kapernaüm, vertoornd aan, meteen bedroefd zijnde over de hardigheid hunner harten. Bij het graf van Lazarus weende Hij en de Joden zeiden: ziet hoe lief Hij hem had. Hij is gekomen, etende en drinkende en is in gedaante gevonden als een mensch.

Nog eèn paar opmerkingen moeten wij toevoegen aan hetgeen reeds is gezegd over de éénheid der twee naturen. Zij behouden in die eenheid - tweeheid, ieder eigen eigenschappen. Doch deze goddelijke en menschelijke eigenschappen komen samen, werken in het ééne Ik, de eene persoonlijkheid van den Zaligmaker. Die eigenschappen van de menschelijke en goddelijke natuur worden niet vermengd noch gescheiden, zelfs niet in den dood Zoo is het altijd dezelfde Zaligmaker, de God-mensch Jezus Christus, die ons wordt voorgesteld in de Schriften. Daarom kan die eene Persoon zoowel met goddelijke als menschelijke namen worden genoemd. Niemand is opgevaren in den hemel, dan die uit den hemel nedergekomen is, namelijk de Zoon des menschen, die uit den hemel is.

Alle werken der verlossing zijn werken van den eenen Middelaar in Zijn twee naturen. De menschelijke natuur nu van den Heere Jezus werd onmiddellijk versierd met allerlei heerlijke en rijke gaven des Heiligen GeesteS.

Wij verwerpen dan ook de opvatting der Lutherschen, die leeren, dat alle eigenschappen aan beide naturen gelijkelijk toebehooren, zoodat de menschelijke natuur door de vereeniging met de Goddelijke verheven zou worden tot goddelijke almacht en alomtegenwoordigheid. Op deze wijze wordt God vermenschelijkt en de mensch vergoddelijkt. Dit is tegen het Woord, al blijft dan de wijze der vereeniging van de twee naturen een diep geheimenis.

De waarheid van d? ware menschelijke natuur wordt door de belijdenis nu nader toegelicht en aangedrongen door een tweevoudige toevoeging. Eerst wordt gezegd uit wie en dan door wie Christus de menschelijke natuur heeft aangenomen.

Uit Maria, door den Heiligen G«est. Het antwoord zegt, dat de eeuwige Zone Gods, die waarachtig en eeuwig God is en blijft, ware menschelijke natuur, uit het vleesch en bloed der maagd Maria... aangenomen heeft...

Calvijn, in zijn catechismus, spreekt van aannemen uit de substantie van Maria. Deze uitdrukkingen laten geen misverstand toe, met klaarheid wordt gezegd, dat de Zone Gods onze natuur heeft aangenomen uit de maagd Maria.

Jezus was geen schijnkind, geen schijnmensch, zooals de Doceten, reeds in de dagen van den apostel Johannes leerden. Evenmin heeft Hij Zijn menschelijke natuur meegebracht uit den 'hemel, zooals de Wederdoopers leerden. Hij was dan slechts door de maagd Maria doorgegaan en uit haar geboren, maar had niet haar substantie, haar vleesch en bloed. De Wederdoopers toch leerden, dat van deze schepping niets meer deugt, niets kan terecht komen; de wedergeboorte is geen reconstructie van de bestaande menschelijke natuur, maar een geheel nieuwe schepping uit 4en hemel. De geboorte van den Heere Jezus is geen schijngebeurtenis, maar werkelijkheid. De wonderbare geboorte is tegelijk echt als ieder andere van een menschenkind. Denk maar aan Gal. 4 vs. 4: God heeft Zijnen Zoon uitgezonden, geworden uit eene vrouw, geworden onder de wet. Geworden uit eene vrouw, om ons de werkelijkheid van zijn bestaan aan te wijzen en tevens om de aandacht te vestigen op de zwakke menschelijke natuur. De mensch toch, van eene vrouw geboren, is kort van dagen en zat van on-rust.

Geworden uit eene vrouw, daardoor wordt ons ook gewezen op het groeiproces, dat de vrucht doormaakte, evenals ieder ander kind in den moederschoot. Er is tusschen Jezus en Zijne moeder een wezenlijk vleeschelijke betrekking, ook vóór de geboorte. Zij droeg dit kind onder het hart, en het werd voldragen in den moederschoot, gelijk ieder ander kind. Zij heeft dit kind gebaard, haren eerstgeborene. Jezus noemde Maria Zijne moeder, wezenlijk, Zijn moeder.

Zij was de gezegende onder de vrouwen. Een zwaard zou door haar hart gaan, als zij zag wat aan haar vleesch en bloed overkwam. Ware tranen v heeft Jezus Christus geschréid, diepe droefheid doorsneed Zijn hart.

De Zone Gods heeft dus ware menschelijke natuur aangenomen uit het vleesch en bloed van Maria, de maagd, gezegend onder de vrouwen.

Maar kunnen wij niets meer zeggen van deze wondere geboorte en ontvangenis? Jezus was een waar menschenkind, maar is het ook zóó gesteld, dat Hij na Zijn ontvangenis op dezelfde wijze als wij, Zijn oorsprong nam als mensch-in-wording. De Schrift leert ons, dat die ontvangenis een zeer eigen en bijzonder karakter draagt. Ontvangen van den Heiligen Geest, geboren uit de maagd Maïia.

De Zone Gods nam de menschelijke natuur aan, terwijl de werking van den Heiligen Geest de middeloorzaak is van het wondere gebeuren.

Toch is het minder juist te zeggen, dat de werking des Heiligen Geestes hier alléén bemiddelend is, want die werking is ook rechtstreeks en zelfstandig. Hetgeen in haar ontvangen is, dat is uit den Heiligen Geest (Matt-h. 1 : 20). |

Hetgeen in haar is verwekt, is uit den Heiligen Geest. Het kan ook niet anders, of, naar de huishouding des Verbonds, de Heilige Geest heeft hier een eigen werk. De Vader zendt den Zoon; de Zoon neemt onze natuur aan, die de Heilige Geest verwekt. Zoo is God drieëenig werkzaam tot zaligheid Zijns volks.

Het is van belang en tot verkwikking des geloofs steeds die samenwerking der drie Personen in het Goddelijke Wezen op te merken en te verwerken in onze leervoorstellingen van Gods waarheid, geopenbaard in het Woord.

Denken wij ook aan de woorden uit Lucas 1 : 35; De Heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen, daarom zal ook het heilige, dat uit u zal geboren worden, Gods Zoon genaamd worden.

Hoe wonderbaar dit alles is, zooveel staat toch vast, dat de Heilige Geest de bewerker is en de Werker van dit unieke geschieden in de ontvangenis van den Zone Gods in het vleesch.

De Zoon gaat in in hetgeen de Heilige Geest verwekt, en bereidt. De Heilige Geest is dus wel zeer bijzonder werkzaam in de heilsopenbaring Gods.

Ontvangen van den Heiligen Geest.

Niet dus door den wil des mans, maar door de overschaduwing des Geestes.

Door die wondere ontvangenis, gansch uniek dus, ontstaat toch een schepsel dat mensch is, ten volle mensch. Een schepsel dat er tevoren niet was. Hoe nu deze ontvangenis geschiedde door den Heiligen Geest is en blijft verborgenheid.

' Bij de ontvangenis van een kind wordt de eerste kiem gevormd voor het menschelijke lichaam. Daarbij zijn wij geheel lijdelijk, want immers van een bestaan bij dat ontvangen-worden, is geen sprake, wij waren er in het geheel nog niet, toen wij werden ontvangen, maar ontstonden daardoor juist.

Maar de Zone Gods was reeds van eeuwigheid, toen de Geest Hem ontving in den schoot van Maria. Vandaar, dat gezegd kan worden alléén van Hem, dat Hij onze natuur aannam, die de Geest Hem bereidde. Daarbij is dus de Zoon mede werkzaam en actief. Hij had mede Maria verkoren om de gezegende onder de vrouwen te zijn.

Maria vroeg vol verbazing, toen haar het moederschap werd toegezegd, hoe zal dat wezen, dewijl ik geen man beken? En dan zegt de engel Gabriël, dat de Heilige Geest over haar zal komen en de kracht des Allerhoogsten haar zal overschaduwen.

Is de ontvangenis van elk menschenkind wonderlijk, hoeveel temeer is dit hier het geval. De dichter zong van zijn oorsprong: Ik loof U, omdat ik op een heel vreeselijke wijze wonderbaarlijk gemaakt ben; wonderlijk zijn uwe werken en ook weet het mijne ziel zeer wel. Mijn gebeente was voor U niet verholen als ik in het ver-.borgene gemaakt ben en als een borduursel gewrocht in de nederste deelen der aarde. Gij hebt mijn ongevormden klomp aanschouwt en alles was in Uw Boek geschreven. Daarom, hoe kostelijk zijn mij Uwe gedachten, o God!...

Voordat ik Hem kon kennen, heeft Hij voor mij gezorgd, verborgen als een schat. Wie kan zelfs op het afbeeldsel van ons samenstel staren in den oorsprong van ons leven, zonder te worden aangedaan met diep ontzag!

Ook weet het mijne ziel zeer wel. Nog wonderlijker is de schepping van een geest, die bij dit samenstel past en ons maakt tot een mensch, tot een redelijk-

zedelijk schepsel. Maar nog wonderlijker is de wedergeboorte. Ik was verborgen, maar niet voorli. De dichter spreekt zoo teer en rein, dat hij heilig omsluiert, zonder geheel te verbergen. De Pottenbakker zag het vat. Uwe oogen hebben gezien.

Zoo nu ook wordt de Kerk des Heeren toebereid. Gelijl^ Eva's gestalte in stilte en verborgen wi? s onder Gods formeerende hand, zoo wordt de Bruid van Christus geformeerd voor den Heere Jezus. De wind blaast waarheen hij wil en gij hoort zijn geluid, maar gij weet niet vanwaar hij komt, noch waar hij heengaat, alzoo is een iegelijk, die uit den Geest geboren wordt.

Hoe dierbaar is ons dan Gods genadevolle aandacht.

Nog veel verhevener en wonderbaarlijker is de daad des Geestes in de toebereiding der reine menschelijke natuur voor den Zone Gods. En reeds bij den eersten oorsprong van die menschelijke' natuur heeft de Zone Gods haar aangenomen, bij het formeeren van de eerste levenscel, van het wordende leven dezer menschelijke natuur. Ontvangen van den Heiligen Geest. Maria zal een zoon baren. Zij wordt door den Geest heengeleid naar het zaad der vrouw. Zie, de maagd zal zwanger worden en een zoon baren, en men zal Zijnen Naam heeten: wonderlijk, raad, sterke God, vader der eeuwigheid, vredevorst. De heerschappij is op Zijn schouder en Hij zal den sleutel Davids dragen.

De vrucht der aarde zal tot voortrffelijkheid zijn. Het geloof nu heeft zijn steun in den hemel en niet op de aarde; gelooft wat God zegt.

Gabriël raakt het mysterie aan van de heilige ontvangenis als hij zegt: de Heilige Geest zal over u komen. In Psalm 40 sprak de Zoon: Gij hebt geen lust gehad aan slachtoffer; Gij hebt Mij het lichaam toegerust.

Gods heilige adem gaat door den Geest over Maria en verwekt de menschelijke natuur. Hier is het scheppend en formeerend oogenblik. Hier buigt het geloof ootmoedig het hoofd en zegt: Heere, ik dank U voor Uw Goddelijk onderwijs, anders had ik van dit geheim nooit iets vermoed of geweten.

Hier is een heerlijk Godsgeheim over den Zaligmaker onthuld.

En de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen.

Die kracht zal u met haar schaduw bedekken, staat er. De Geest, zooëven in Zijn heiligheid aangewezen, wordt nu in Zijn kracht voorgesteld. Weer het nauw verband tusschen den Vader en den Geest. De kracht des Allerhoogsten, dat is dus de kracht van den Vader, door den Geest gewrocht. Welk een afdaling Gods bij dit geheimenis. Zijn Naam Allerhoogste spreekt ons van den geweldigen afstand tusschen Schepper en schepsel. En nu in Jezus gaat God Zelf in in den nood vaij Zijn schepsel.

Zulk een God en zulk een mensch en dan die twee vereenigd in den Middelaar; een band zóó nauw tusschen God en mensch als Adam voor den val niet kende. Trouwens, deze verbinding tusschen God en mensch in Christus is van gansch eenig karakter, niet te vergelijken zelfs met den levensband tusschen den mensch en God door het geloof. Wel mogen wij zeggen, dat de band tusschen God en mensch alléén mogelijk meer is juist door dezen Middelaar Gods en der menschen, de mensch Christus'Jezus. In gemeenschap met God door Hem, die de heerlijkheid bij den Vader had eer de wereld was.

Overschaduwen. Dit woord schaduw is in de Heilige Schrift gelijkenis voor beschutting, zegening, verheerlijking. Een wolk overschaduwt Jezus met Zijne discipelen en uit de wolk klonk de stem: Deze is Mijn geliefde Zoon, in Wien Ik al Mijn welbehagen heb. En in Hand. 5 wordt verhaald, dat de overdekkende schaduw van Petrus de kranken geneest. Dit overschaduwen is in verband met het voorafgaande komen, een duurzaam blijven. De Heilige Geest vereenigt zich met Maria om het nieuwe leven te wekken, maar Hij vereenigt zich ook innig en eeuwig met Hem, die hief ontvangen en geboren wordt.

Zoo wordt het licht der eeuwige vp derliefde geopenbaard, bestralend Maria. Door kracht des Heiligen Geestes verwekt. als eene schaduw tevens verbergend, bedekkend. Het wonder geschiedt als onder een sluier, maar tevens is Maria veilig door die bedekking. Daarom mogen wij nu in Christus vernachten in de schaduw des Almachtigen, door almachtige kracht bewaard. De zaadkorrel der eeuwige verlossing is door God Zelf geplant.

Daarom ook, dat heilige, dat uit u geboren zal worden, zal Gods Zoon genaamd worden. De Heilige Geest maakt, dat Christus in de menschelijke natuur als heilige geboren en als Zoon Gods geopenbaard wordt.

Hij verzelt, zalft, bezielt Hem in al Zijn Middelaarswerk. In de diepste vernedering en in de hoogste heerlijkheid. En de Kerk is alleen dan heerlijk als zij dezer zalving deelachtig is. De Heilige Geest is tegelijk de Geest van Christus en de Geest van Zijn volk, de Geest des Vaders.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 mei 1947

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Catechismus-verklaring

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 mei 1947

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's