Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Catechismus-verklaring

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Catechismus-verklaring

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

CX

Zondag 14 vraag 35-36

HET ANDERE DEEL Van God den Zoon

Het eerste gedeelte van vraag en antwoord 36: Wat nuttigheid verkrijgt gij door de heilige ontvangenis en geboorte van Christus, hebben wij verklaard en in zijn rijke beteekenis overwogen.

De woorden: dat Hij onze Middelaar is, hielden ons bezig. Thans volgen de woorden van het antwoord: en met Zijne onschuld en volkomene heiligheid mijne zonde, waarin ik ontvangen en geboren ben, voor Gods aangezicht bedekt. —

Het antwoord roept aanstonds een vraag op. Want dat antwoord klinkt op het eerste gehoor wat vreemd in de ooren, het heeft iets geheimzinnigs.

Hoe, heeft Christus reeds bij Zijn ontvangenis en geboorte met Zijne onschuld en volkomen heiligheid mijne zonde, waarin ik ontvangen en geboren ben, voor Gods aangezicht bedekt? Dit wil weer zeggen, dat God ze niet ziet, want ze zijn bedekt. En dat bedekken is naar den zin der Schrift verzoenen. De zaak is dus deze. Reeds bij de vleeschwording moet er op een of andere wijze van overname van zonde en schuld sprake zijn. De onderwijzer dringt door tot 's menschen diepste wezen, tot het bederf onzer natuur. Ook de erfzonde toch stelt ons verdoemelijk voor God. En nu is dit het opvallende, dat de catechismus niet eerst wijst op Golgotha en het vergoten bloed, maar op de heilige ontvangenis, op het aannemen onzer natuur. Daaruit leidt hij de macht af, daar vindt hij het principe om met Zijn onschuld en volkomen heiligheid, de schuld en de onheiligheid der Zijnen voor Gods aangezicht te bedekken.

Dit wil met andere woorden zeggen, dat Christus aanstonds bij de vleeschwording plaatsbekleedend intreedt. Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt. Dit woord geldt ook reeds als Jezus als Kindeke ligt in de kribbe.

Laat ik een beeld gebruiken ter toelichting. al is het geen verklaring, die de rede bevredigt, doch alleen voor het geloof beteekenis heeft.

Een geweldige storm breekt los. Boomen knappen af als een riet. Huizen worden neergeworpen. Waar zich te bergen voor dezen orkaan? Daar is een zware rots, die hoog oprijst boven de omgeving. Als ik daar achter kan komen, ben ik veilig voor den storm, ben ik bedekt als het ware voor de gevolgen van den orkaan.

Wij kennen allen uit den oorlog de uitdrukking: dekking zoeken!

InderdaaH hebben wij dekking noodig, verberging, willen wij niet omkomen door de tornado van Gods toorn. De wind buldert evengoed, maar achter de rots bereikt de stoot ons niet. De rots vangt den stoot op, keer op keer. En de rots breekt niet. Als met forsche hand houdt zij zich vast in de aarde.

En nu is het zoo, de toorn Gods stort zich op de menschelijke natuur. De gansche wereld is voor God verdoemelijk. Doch, nu stelt Christus zich als Borg tusschenbeide, gaat staan in onze natuur, vereenigd met de Goddelijke .natuur, als de Zone Gods, tusschen God en mensch. Hij vangt den stormwind van Gods toorn op in die natuur. Hier is nu de bedekking.

De bedekking waarvoor God Zelf heeft gezorgd, het schild, dat Hij zelf beschikte om de pijlen der wraak op te vangen. En... te breken. De rots om de stormen te doorstaan en dat niet alleen, doch om windstilte te brengen. Die man zal zijn een verberging tegen den wind en een schuilplaats tegen den vloed, de schaduw van een zwaren rotssteen in een dorstig land (Jez. 32).

De vleeschwording des Woords is de noodzakelijke voorwaarde tot het volbrengen van heel Zijn middelaarsambt.

En wij moeten dat middelaarswerk zien als een eenheid. Toch gaat de Schrift ons voor in het onderwijzen in de deelen van deze eenheid des lijdens.

Zoo zegt ook ons Avondmaalsformulier, dat Hij werd gebonden, opdat wij zouden ontbonden worden .Zoo wordt nu in het begin der vernedering aangewezen een bijzondere vrucht voor het leven des geloofs. Eerst merken wij dus op: in Zijne geboorte heeft Christus Zich vernederd. Ook in de omstandigheden van die geboorte is veel, dat als vernedering moet worden aangemerkt. Daar was de ontwortelde dynastie van Davids huis. Het jukdragende volk onder de heerschappij van het Romeinsche juk. De nederige maagd Maria; de kribbe in den stal. Hier is oneere en schande, vernedering en smaad. Daar wordt in gemanifesteerd wat wij zijn geworden door de zonde, geen zwakke beginnelingen, maar vloekwaardige verdorvelingen, zoo is terecht opgemerkt. Aan de verdoemenis zelf onderworpen, zegt ons Doopsformulier. Zie, dat wordt terstond openbaar bij de geboorte van den plaatsvervanger. Hij komt in deze wereld als de uitgeworpene, als de verstootene, als uitvaagsel en afschrapsel. Zoo ziet het geloof Hem met betraande oogen, vanwege onze onreinheid en zonde, in deze wereld verschijnen. Niet als een lief onschuldig kindje in de kribbe, maar als vloekdrager van den beginne, tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem.

Wij merkten straks op, dat Gods toorn brandt tegen de menschelijke natuur, zich keert tegen onze verdorvenheid in den wortel van ons bestaan. Toch moet hieraan worden toegevoegd, dat deze toorn Gods tegen de zonde nog is ingehouden en opgehouden door algemeene genade, anders konden wij niet leven en werden wij met den bezem des verderfs weggevaagd naar den afgrond des oordeels.

Desniettemin brandt Gods toorn, en door Zijne grimmigheid worden wij verchrikt. Aan den wortel van ons leven naagt een worm, houdt ons in onrust en oet ons leven verwelken, zoodat het nimer tot bloei kan komen.

In de gansche schepping is een principe des toorns werkzaam.

Wij leiden een doodsbestaan, van onze geboorte aan, van nature.

Dit leert juist de ontdekte zondaar verstaan en beleven, zoodat hij ineenkrimpt vanwege de weedom der ziel. In de ontdekking raakt de toorn Gods ons hart, zonder bedekking, al mag niet vergeten, dat deze ontdekking vrucht is van het middelaarswerk, anders toch zouden wij vergaan en omkomen voor eeuwig. Maar, dat zien wij dan niet en daarom vreezen wij te zullen wegzinken in den eeuwigen dood, en dat rechtvaardig. Uw pijlen zijn in mij gedaald, mijn hart is uitgestort als water. In de vleeschwording is dus van meetaf het verzoeningswerk ingevlochten. Daarom spraken wij over: de staat der vernedering.

Voor een misverstand moet echter gewaarschuwd worden. Ziet gij nu wel, zegt de vroegere en tegenwoordige Ethische (in navolging van Schleiermacher) de verzoening ligt minder in het vergoten bloed, dan wel in de vleeschwording, waarbij het Goddelijke zich aan het menschelijke huwt.

Zoo is het echter niet, gelijk wij gezien hebben. Niet door de menschwording zelf wordt de scheiding tusschen God en mensch opgeheven. Doch Jezus kan Middelaar zijn alléén door en in die vleeschwording. De God-mensch draagt de gramschap Gods tegen de zonde, wordt met zonde beladen en de uitwerking is pas voltooid als Hij ingaat in den vervloekten dood des kruises, door de verlatenheid Gods heen, aan het kruis. Een vloek geworden zijnde voor ons.

Maar het werk, dat ons in onzen oorsprong reinigt, moet tegelijk met die vleeschwording beginnen. Mijne zonde moet bedekt worden voor Gods aangezicht. En in dat Kind ziet de Rechtvaardige, heilige God, enkel onschuld en heiligheid, doch voor een ander beladen met vloek en doem.

Dit is nu de bedekking waarvan ons antwoord spreekt.

Bedekt... gij weet hoe de Schrift daarvan spreekt. Het bloed bedekt de schuld. Ze is er niet meer. Het verzoendeksel bedekt de Tien woorden. De aanklacht zwijgt.

Dit bedekkingswerk, dat in wezen verzoeningswerk is, begint hier, ter plaatse waar het middelaarsleven aanvangt en het behaagde Gode dit begin met ons begin in rapport te zetten. Wel is de krib nog geen kruis, maar wel openbaring van het kruis. De nagel van het kruis zit erin, de doorn steekt erin.

Hij, die rijk was is arm geworden. Hij is tot ons gekomen in gelijkheid des zondigen vleesches. In het feit, dat Jezus in ons vleesch verscheen ligt reeds een vonnis Gods over de zonde.

Het begin van zijn leven is één met het einde, toen Hij riep: het is volbracht.

Laten we weer een beeld gebruiken om de zaak nader te brengen.

Een strijder bedekt iemand achter zijn schild, en zegt: blijf nu achter dat schild, ik zal strijden en den vijand verslaan. Terwijl Christus worstelt ten doode toe, houdt Hij Zijn volk bedekt achter zich, opdat zij niet te gronde gaan.

Zoo heeft Hij met Zijne heiligheid en onschuld Zijn volk bedekt en hen aldus bedekkende, het rantsoen betaald en den strijd volstreden.

De onschuld en heiligheid van den Middelaar zijn niet alleen schulduitdelgend, maar ook levenvernieuwende krachten. Hij is ons van God geworden tot rechtvaardigmaking en tot heiligmaking. Achter Hem geborgen, door Zijne natuur bedekt, beginnen wij te leven en wordt onze schuld en zonde weggedaan. Augustinus zeide: „Door Zijn menschwording wordt onze natuur gereinigd, door Zijn heilig bloed."

Het is ook hier geen zaak van redelijk denken of begrijpen maar van kinderlijk gelooven. De zelfde Geest, die den Zoon onze natuur bereidt, dringt wederbarend in het menschelijke geslacht, in onze natuur, waarmede de Zoon Zich vereenigd had. Wij worden rein in Hem, van schuld en zonde bevrijd. En dat in Hem, geschiedt door het geloof, ingeplant in Hem. Welnu, onze schuldvergeving en reiniging staat in verband met de vleeschwording des Woords. Wij kennen steeds dieper den smaad van den oorsprong van ons leven, en vinden alleen bedekking achter en in Hem. Wij hebben de bitterste ervaringen opgedaan omtrent ons in zonde ontvangen en in ongerechtigheid geboren zijn. Het mishagen aan onszelf groeit met het kennen onzer verdorvenheid. Maar dan ook wast de kennis van het zijn-in-Hem, het door Hem bedekt zijn in onze natuur voor het aangezicht Gods.

Groeiende ellendekennnis gaat gepaard met wassende verlossingskennis, door ervaring des geloofs. Zoo wordt ook de dankbaarheid dieper geworteld en schiet als een planting des Heeren op, komt tot meerdere rijpheid in de stralen der genadezon. Zoo wordt het oude kerkelijke dogma steeds meer persoonlijk Evangelie voor ons, die geroepen uit de duisternis tot Gods wonderbaar licht, gesteld zijn tot wonderen en teekenen Zijner genade, die in Christus Jezus is.

De dichter belijdt: mijne ongerechtigheid bedekte ik niet. Zoo leeren wij kennen de bedekking Gods in Christus. Gij vergaaft de ongerechtigheid mijner zonde.

Ziehier de kostelijke bate van het verborgen zijn achter Hem in onze natuur.

Zoek uwe zonden niet te bedekken met uw godsdienst, uw goede werken, zelfs niet met uw berouw of tranen. Neen, bedek uwe zonden niet. want alle dingen zijn naakt en geopend voor de oogen desgenen met wien wij te doen hebben.

Open belijden, met een ontbloote ziel. leidt tot bedekking door Jezus. Voert tot vergeving en vernieuwing. Daar zal een Verlosser tot Sion komen, namelijk voor degenen, die zich bekeeren van de overtredingen in Jacob, spreekt de Heere.

En Jezus maande vol teederheid, maar met even groote gestrengheid: Indien Ik niet gekomen ware en tot hen gesproken had, zij hadden geene zonde, maar nu hebben zij geen voorwendsel voor hunne zonde.

Ach, zoekt toch met Hem vereenigd te worden door het dierbaar geloof.

Anders zult gij geen vrede kennen, noch vreugde in het heil, dat Hij beschikt. Zijt gij als Maria, die alle deze woorden bewaarde, overleggende die in haar hart?

Verlustig u veel in dien Man, die een verberging is, eene bedekking. Toon het in uw wandel en handel, dat gij Hem kent en Zijner zaligheid deelachtig. Die zegt, dat Hij in Hem blijft, moet ook zelf alzoo wandelen, gelijk Hij gewandeld heeft. Hij is een barmhartig en getrouw Hoogepriester, in de dingen, die bij God te doen zijn. Als wij achter Hem mogen aankomen, onze zonde, waarin ik ontvangen en geboren ben, met Zijne onschuld en volkomen heiligheid voor Gods aangezicht bedekt, dan vinden wij vrede in Gods oogen en leven uit Hem en door Hem en tot Hem, door bediening des Geestes.

Nu is het waar, dat het verzoenend werk van den Heere Christus een eenheid vormt. Zijn zwijgen is niet louter vergoeding voor ons morren en klagen; niet alleen Zijn banden geven ons vrijheid; Zijn teeder bidden is niet alleen een verzoening voor ons harteloos vragen en Zijn heilige ontvangenis niet juist alleen een tegenwicht voor onze zondige herkomst. Toch maakt het geloof met bedachtzaamheid van deze onderscheidingen gebruik. Het heeft op elk 'punt des levens aan den vollen Christus behoefte, maar nadert het werk en den Persoon van Immanuël op het punt, dat in overeenstemming is met zijn oogenblikkelijken nood en behoefte. De biddelooze vliedt naar den Bidder; de halsstarrige naar Hem, die aan het kruis het hoofd boog.

Wie de zonde peilt tot in den wortel van zijn wezen, ziet den drassen bodem waaruit hij voortsproot, nadert tot Hem, die in volkomen onschuld rein werd geboren, opdat Hij onreinen en schuldigen bedekken zoude.

Augustinus riep uit: Indien ik reeds in zonde ben ontvangen en geboren, waar dan, o Heere, waar en wanneer was Uw knecht zonder schuld?

Zalig schuilen achter dezen Borg en Middelaar. Het vermiljoen onzer schuld bedekt door de witte wol van het Lam! Plaatsverwisseling door staatsverwisseling. Verzoening door voldoening, in onze natuur.

Indien gij dan Mij zoekt, zoo laat dezen henengaan.

Achter Hem is het veilig. Heere, bij U schuil ik.

Met den apostel mogen wij dan stamelend belijden: want ik weet, dat noch dood, noch leven, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, die daar is in Christus Jezus, onzen Heere.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 juni 1947

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Catechismus-verklaring

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 juni 1947

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's