Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verkondiging van al den raad Gods

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verkondiging van al den raad Gods

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(1)

Er zijn tal van Schriftuurplaatsen, die erg gemakkelijk en vaak zeer lichtvaardig gehanteerd worden. Een van die is ook zeker de uitdrukking van den apostel Paulus tegenover de ouderlingen van Efeze t.o.v. zijn apostolische bediening onder hen: ant ik heb niet achtergehouden, dat ik u niet zou verkondigd hebben al den raad Gods, of in duidelijker Nederlandsch: ant ik heb niet nagelaten u den vollen raad Gods te verkondigen (Hand. 20 : 27). Hoe vaak wordt dit getuigenis niet aangehaald in afscheidsredenen of toespraken t.o.v. de bediening van een predikant.

Is dit getuigenis uit Gods Woord hanteerbaar, of moet het ons veeleer doen beven en huiveren t.o.v. onze bediening? Op deze vraag willen we pogen wat nader in te gaan.

In de ernstige ure van afscheid van de ouderlingen van Efeze, die Paulus naar Milete had ontboden, en aan wie hij door zooveel innige banden verknocht was, heeft hij deze woorden gesproken. Hij spreekt ze in het aangezicht van zware nood, ja wellicht den dood, want de Heilige Geest betuigde hem van stad tot stad, dat hem banden en verdrukkingen aanstaande waren. En in het aangezicht van deze aanstaande nood legt hij met een vrije en goede conscientie in den Heere rekenschap af van zijn apostolische bediening in Efeze: dat hij niets heeft achtergehouden van hetgeen nuttig was... betuigende, beiden Joden en Grieken, de bekeering tot God en het geloof in onzen Heere Jezus Christus; hij betuigt rein te zijn van aller bloed en verkondigd te hebben den vollen raad Gods.

Paulus geeft hier dus rekenschap van zijn apostolische bediening, en wel staande voor een weg van zware verdrukking, waarvan de Heilige Geest hem inwendig overtuigt. Dit werpt alvast zeker bijzonder licht op de volle ernst en diepe zin van dit woord, hetgeen ingeleid wordt met: Daarom betuig ik ulieden op dezen huidigen dag..., hetgeen hetzelfde beteekent, als had hij gezegd (zooals Calvijn terecht aanteekent): U roep ik op tot getuigen, of: voor God en zijn engelen betuig ik u...

* Laat ons nu nader de Schriftuurlijke inhoud van deze uitdrukking (verkondiging van al den raad Gods) onderzoeken. In de grondtekst vinden we het woord , , boulè", hetwelk vertaald kan worden door wil, plan, raadslag, besluit, het best meestal door raad, zooals dan ook in de vertaling haast immer geschiedt. De zin van het woord heeft breede omvang en groote diepte. Het sluit in zich zoowel het innerlijk beraadslagend overleg des harten in bedachtzaamheid, als het afsluitend resultaat van het innerlijk overleg, alzoo het besluit, het vastgestelde plan. Vandaar dat het zoowel kan inkrimpen tot de beteekenis van „gedachte" (zoo Septuaginta, d.i. de Grieksche vertaling van het Oude Testament op Jes. 55:7), als de omvang hebben van het goddelijk raadsbesluit (Septuagint Job 38 : 2; 42 : 3; Jeremia 49 : 20; Micha 4 : 12).

Inzonderheid wordt het dan tot dit laatste geëigend, dus tot aanduiding van Gods alomvattend Raadsbesluit, Zoo Hand 2:23: ezen (Christus), door den bepaalden raad en voorkennis Gods overgegeven zijnde, hebt gij genomen... Hand. 4 : 27, 28, waar de gemeente te Jeruzalem bidt: ant in der waarheid zijn vergaderd tegen Uw heilig Kind Jezus, Welken Gij gezalfd hebt, beiden Herodes en Pontius Pilatus, met de heidenen en dë volken Israëls, om te doen al wat Uwe hand, en Uwe raad tevoren bepaald had, dat geschieden zou. — Vooral ook denken we hier aan het eerste hoofdstuk van de brief van Paulus aan de Efeziërs, waar de apostel zich verliest in de eeuwige Raad Gods als eenige grond en fontein der zaligheid: ..wij, die tevoren verordineerd waren naar het voornemen Desgenen, Die alle dingen werkt naar den raad van Zijnen wil (Efeze 1 : 11).

De „boulè Gods" toont ons dus het eeuwig, onveranderlijk Raadsbesluit Gods, waarnaar alle dingen in den tijd 1 geschieden, worden en verworden. Miffr-Raad zal bestaan, Ik zal al Mijn welbëhagen doen (Jes. 46 : 10). Zij is het onwankelbare en onveranderlijke Godsplan, souverein vastgesteld. Wie heeft Hem als Zijn raadsman onderwezen? Met wien heeft Hij raad gehouden? (Jes. 40:13, 14). Doch geen willekeur komt hierin aan het licht, doch eeuwige goddelijke wijsheid. Het is het besluit, dat rust op beraadslaging en overleg. Juist daarop wijst het woord „boulè". Daarom verliest zich de apostel in de diepte des rijkdoms der wijsheid en der kennisse Gods (Rom. 11 : 33 vv.). De „boulè" Gods is dus het eeuwige Godsplan, in Gods eeuwige wijsheid, uitgedacht in Zijn hart, en deze gedachten van Gods hart zijn van geslacht tot geslacht en loopen uit op Zijn volkomen glorie, en de zaligheid Zijner in Christus uitverkoren gemeente.

Deze Raad Gods omvat zoowel Zijn scheppingsplan als Zijn verlossingsplan, omvat alle besluiten aangaande de schepselen Gods, hun worden, hun zijn, en hun eindbestemming en is de Raad des Drieeenigen Gods.

Dan kan het woord vervolgens ook meer in 't bijzonder de beteekenis hebben van het heilsplan, zooals God dat heeft willen openbaren en wil laten verkondigen. Zoo getuigt de profeet van God, dat Hij Diegene is, Die het woord Zijns knechts bevestigt en den raad Zijner boden volbrengt, d.w.z. het in de goddelijke boodschap vervatte plan, hetwelk Zijn knechten predikten (Jes. 44:26). Ook kan het naderen tot de zin van de goddelijke raadgeving en vermaning, de voorstelling van den weg des levens. Zoo Spr. 1 : 25: ij hebt al Mijn raad verworpen en Mijn bestraffing niet gewild. (Het Hebreeuwsche woord in deze teksten is volkomen gedekt door het Grieksche woord „boulè", waardoor het vertaald is.) Nu heeft het dus niet de beteekenis van het allesomvattende raadsbesluit Gods in het algemeen, maar van wat daarvan geopenbaard is, dus het geopenbaarde Godsplan der verzoening.

In deze zin wordt het nu ook in onze uitdrukking gevonden: al den raad Gods. Zooals het hier voorkomt, nadert het begrip, hetwelk dus omvat wat God van Zijn eeuwige allesomvattende Raad, in Christus heeft geopenbaard, datgene, wat we verstaan onder de geopenbaarde wil Gods, doch het woord „raad" legt dan toch bijzonder de nadruk op het volkomen wijze van hetgeen God gewild heeft en wil, en alle willekeur afwijzend, wijst het woord erop, hoe het vrucht is van de beraadslaging Gods in de stilte der eeuwigheid, en daarom omvat het niet maar de gebiedende eisch, doch de openleg-

ging van het geheel souvereine vrijmachtige en volkomen wijze Godsplan der verzoening.

Als dan ook de apostel betuigt al den raad Gods verkondigd te hebben, is het zonder meer duidelijk, dat hiermede niet door hem bedoeld wordt, dat hij bekend gemaa^jt, heeft, al wat in den alles omvattende^ Raad Gods ligt opgesloten. Hoeqz^j hij vermogen, waar God van Zijn eeuwigen Raad zooveel verborgen houdt? Wie heeft in Zijn verborgen Raad gestaan? Neen, hij heeft eerbiedig leeren zwijgen, waar God niet gesproken heeft. Niets wordt er bij hem gevonden van een curieuselijk willen doorzoeken van de verborgen dingen Gods. (Hoe goddeloos en hoogmoedig is het dan ook om te willen indringen in de verborgen besluiten Gods aangaande onze verkiezing of verwerping buiten de geopenbaarde weg van geloof in Christus om, of het maken van gevolgtrekkingen uit het feit, dat ze er zijn, tot gerustheid van ons vleesch.)

Doch als hij vrijmoedig getuigt al den raad Gods gepredikt te hebben, dan ziet hij op hetgeen God in Christus van Zijn Raad heeft geopenbaard.

Zijn getuigenis houdt in, dat hij verkondigd heeft al wat God in Christus geopenbaard heeft van Zijn eeuwig volmaakt, wijs, Hem verheerlijkend, Zijn volk zaligend, aanbiddelijk plan der verzoening en verlossing in Christus, gelijk we dat vernemen uit 2 Kor. 5: God was in Christus de wereld met Zichzelven verzoenende, hunne zonden hun niet toerekenende; en heeft het woord der verzoening in ons gelegd. Hij predikte het eeuwige Godsrijk van verzoening en vrede door het bloed des kruises, en door het geloof in dat bloed; het Godsrijk, voortgebracht uit de baarmoeder van Gods eeuwige vrederaad, rustende op de eeuwige deugden Gods, bevestigd in den Persoon en het werk van den vernederden en verheerlijkten Zaligmaker, Christus Jezus, God geopenbaard in het vleesch, het Godsrijk, dat niet maar betrekking heeft op de zalige eindbestemming van menschenkinderen, maar dat de ganschecosmos-omvattend is (Ef. 1 en Kol. 1). Alles, naardat de Raad Gods, voorzoover geopenbaard, inhoudt.

En die geopenbaarde Raad Gods heeft niet de vorm van een doodenlijst en een lijst der overlevenden bij een ramp, welke dan moet worden afgelezen, is m.a.w. niet de openbaring van de verborgenheid der verkiezing in Christus, maar ontsluit de eeuwige gedachten des drieëenigen Gods tot verlossing van een zondaarsvolk, uitverkoren in Christus van voor de grondlegging der wereld, ontsluit de heerlijkheid van Christus als het vleeschgeworden Woord, den Gegevene des Vaders, legt open de wil en de roep Gods tot bekeering en geloof in Christus t.o.v. den mensch, en daardoor verzoening met Hem, legt ook open de souvereiniteit van Gods verkiezende genade, waardoor het niet is desgenen, die wil, noch die loopt, maar alles des ontfermenden Gods (Rom. 9 : 16), stelt ook voor de toorn Gods over de ongerechtigheid der menschenkinderen, inzonderheid het ongeloof t.o.v. den Christus. Die gesteld is tot een val en tot een opstanding. De Raad Gods, in en door Christus geopenbaard, houdt ook in den weg, waarlangs het heil het deel des zondaars wordt; stelt voor vervolgens, waarin dat heil. die zaligheid bestaat, in de onderscheidene trappen, en ontsluit tenslotte het gezicht op de volkomene ontplooiing van het Godsrijk aan het einde der dagen, wanneer God bijeenvergaderd zal hebben, beiden, wat in den hemel en op de aarde zijn zal, en God zal zijn alles in allen.

Ziehier in hoofdtrekken de inhoud van „den ganschen raad Gods", zooals de apostel betuigde verkondigd te hebben.

Waar in deze geopenbaarde raad en wil Gods naast de verkondiging van de souvereiniteit van Gods werken ook vervat ligt de oproep tot geloof en bekeering, ja gehoorzaamheid aan het van God den mensch gestelde gebod, en dus de nadruk gelegd wordt op de verantwoordelijkheid des menschen, zoodat de prediking van dit Godsplan der verzoening door den mensch verworpen kan worden (Luk. 7 : 30). ontgaat aan ons begrijpen de eenheid. die nochtans tusschen de verborgen raad en de geopenbaarde raad des Heeren gevonden wordt. Alleen het levend geloof erkent en belijdt de eenheid, dat het dus één Raad is, en weet, dat juist de geopenbaarde raad en wil Gods opgenomen is in de verborgen raad en jt^jJ Gods, en in gehoorzaamheid des geloojis a«an of ongehoorzaamheid des geloofs jegens dezen raad en wil Gods het onwrikbare verborgen raadsbesluit vervuld wordt. Het geloof verliest zich hier weder in de diepten des rijkdoms der wijsheid en der kennisse Gods.

Maar we keeren weer terug na deze korte uitweiding tot de zaak, die ons direct bezig houdt. We halen hier slechts datgene aan, wat noodig is tot recht begrip van het getuigenis des apostels, dat hij al den raad Gods verkondigd heeft. Het zal nu wel duidelijk zijn, wat de grenzen van deze uitdrukking zijn, maar ook wat een volheid en diepte zij omvat en heeft.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 juli 1947

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Verkondiging van al den raad Gods

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 juli 1947

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's