Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De fontein des aanroepers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De fontein des aanroepers

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

2

Richteren 15 : 18 en 19: ls hem nu zeer dorstte, zoo riep hij tot den Heere, en zeide: ij hebt door de hand van Uwen knecht dit groote heil gegeven; zou ik dan nu van dorst sterven, en vallen in de hand dezer onbesnedenen? Toen kloofde God de holle plaats, die in Lechi is. en er ging water uit van dezelve, en hij dronk. Toen kwam zijn geest weder, en hij werd levend. Daarom noemde hij haren naam: e fontein des aanroepers, die in Lechi is, tot op dezen dag.

II. Daar verheerlijkt Hij Zijn trouw en genade.

In de diepte, waar God de Zijnen voert, toont Hij Zich steeds nabij het hart, dat tot Hem zucht. Daarom zingt de Kerk toch:

Als ik, omringd door tegenspoed.

Bezwijken moet, Schenkt Gij mij leven.

Daar komt Hij genadevol met Zijn antwoorden. En deze redenen Gods zijn in zulke omstandigheden, in de diepte, zoeter dan honing en honigzeem. Daarstraks, toen Simson zijn heldenzang zong en een gedenkteeken voor zijn daden oprichtte, had hij aan een antwoord Gods niet direct behoefte. Het volk zou wel antwoorden met: Simson heeft zijn honderden verslagen!! Maar de Heere God verhinderde dit bijtijds door al zijn roem te doen vergaan, en nu, in zijn eigen onmogelijkheid van onmacht gevoerd, nu kan Simson zonder antwoord niet meer leven. Dan zou hij omkomen.

Zoo gaat het immer toe met al Gods heiligen. In de diepte van onmogelijkheid gevoerd en er zelf met al hun kracht en deugd buitengezet, kunnen ze alleen maar leven van het antwoord Gods. Zonder dat antwoord komt hun ziel om van dorst, kunnen ze niet meer voortleven, zooals zooveel vrome lieden, die kunnen wachten „tot het den Heere behaagt", en intusschen gemoedelijk verder leven. En het antwoord, dat zulke worstelaars behoeven — en ontvangen is als het antwoord aan Simson, zooals we daarvan hier leven: Toen kloofde God de holle plaats, die in Lechi is, en er ging water uit van dezelve.

In de diepte daalt God af en verheerlijkt Hij jegens Zijn aan de grond gebrachten, voor het eerst of 6ij vernieuwing, Zijn genade en trouw, en zoo breekt daar uit de Fontein der levende wateren, waarmede de van dorst versmachtende ziel gelescht wordt.

Toen Simson machteloos neerlag, openbaarde God immers Zijn almacht, niet ten verderve, hoewel het Simson daar alleszins naar gemaakt had, maar ten leven, als onverdiend gunstbewijs. Hij is de God des Verbonds, Die de Zijnen niet doet omkomen. O, Hem gehoorzamen de elementen, ja alles wat Hij als Schepper heeft voortgebracht. En deze almacht spant Hij in Christus als een tent van genade over Zijn volk. Eer zij roepen zal Ik antwoorden. Geestelijke en stoffelijke nooden vervult Hij voor de Zijnen, als ze amechtig neerzinken en Hem de eere geven. Dan worden de sterren bevolen te strijden tegen Sisera, den vijand van Gods volk. Dan staat de zon stil op Zijn wenk, opdat bij dag Zijn volk de overwinning behaalt. Dan moeten de wateren op een hoop voor Israëls matte benden, en verandert de rotssteen in een vloed. Dan worden om zijn eenvoudig kind te sparen, door Hem de muilen der leeuwen toegesloten. Begint een arme weduwe aan haar laatste koek, zoo antwoordt Hij door de zending Zijns knechts om door Zijn Woord de kruik met meel te vullen en de flesch met olie. Hij antwoordt: Ontneemt, zoo wordt ergens geschreven, de wereld ons het koper, dan zal de Heere zilver geven, ontneemt de Heere ons het zilver, zoo zal Hij voor goud zorgen. Moet er een schuld gedelgd worden, en Gods kind heeft niet en ligt smeekend in de diepte, zoo is de man, die God zendt, al op weg, om het bedrag te bezorgen. Zoo betoont Hij Zich een Antwoorder, als geen ander, als Degene, Die nog steeds de holle plaats klooft, die in Lechi is.

Welk een God!! Heft uwe oogen op omhoog, zoo zegt Hij, en ziet, Wie deze dingen geschapen heeft Die in getal hun heir voortbrengt; Die ze allen bij name roept, vanwege de grootheid Zijner krachten, en omdat Hij sterk in vermogen is; er wordt er niet één gemist. Waarom zegt gij dan, o Jakob! en spreekt, o Israël!, mijn weg is voor den Heere verborgen, en mijn recht gaat van mijnen God voorbij! Weet gij het niet? hebt gij niet gehoord, dat de eeuwige God, de Heere, de Schepper van de einden der aarde, noch moede noch mat wordt? Er is geen doorgronding van Zijn verstand. Hij geeft de moeden kracht, en Hij vermenigvuldigt de sterkte dien, die geen krachten heeft. De jongen zullen moede en mat worden, en de jongelingen zullen gewisselijk vallen; maar die den Heere verwachten, zullen de kracht vernieuwen; zij zullen opvaren met vleugelen, gelijk de arenden; zij zullen loopen, en niet moede worden; zij zullen wandelen, en niet mat worden (Jes. 40 : 26—31) .

Dit Woord werd aan Simson en wordt aan het gansche huisgezin Gods vervuld. Hij deed voor Simsons oogen de bodem scheuren en het water daaruit voortkomen. En alleen door dat water werd Simson voor ondergang bewaard. Hij mocht drinken, en zijn geest kwam weder, en hij werd levend: hij voelde zich weer frisch en levend.

O, wat maakt God Zich heerlijk voor allen, die gelooven, daar in de diepte. Het worstelend geloof hield aan, legde God Zijn Naam en Zijn Deugden voor en had als ondertoon: ik zal niet sterven, maar leven. Het gaf echter geen genot aan de ziel, doch bracht elke vezel van haar bestaan in uiterste spanning. Doch nu mag adem worden gehaald en het worstelend geloof gaat over in bewonderend geloof, in geloof, waardoor de ziel smaakt, dat de Heere goed is, oneindig groot en oneindig goed. Hoe groot rijst God in Zijn heilige Majesteit daar voor ons op: als die God, Die Zijn eer aan geen ander geeft, ook niet aan de gesneden beelden. Hem is alleen de sterkte en niet ons. En deze Zijn kracht wil Hij in onze zwakheid alleen volbrengen. Hoe staren we daar ook in de afgronden van Zijn liefde: die God des Verbonds brengt wel in de diepte, zoodat het ons meer dan eens duizelt en

ons doet uitroepen: waar zal dat nog eens terecht komen, doch Hij wil slechts een plaats opzoeken, waar Hij Zijn genade en trouw betoonen kan tot behoudenis. Hij bezit alle macht in hemel en op aarde en wil dat ook aan de Zijnen vertoonen.

Zijt gij gebracht te Lechi, waar Simson nederlag, lezer? Te Lechi, waar geen druppel ter verkwikking is te vinden, waar al onze levensstroomen opdrogen, en ons geen mogelijkheid tot behoudenis overblijft. Kwaamt ge daar tot uzelf in uw hopeloosheid t.o.v. uw staat voor de eeuwigheid, zoodat ge niet meer genoeg had aan een paar krukken, doch God tot uw deel moest hebben om te kunnen leven.

Ons bestaan is toch van nature als de holle plaats in Lechi, waar geen lafenis is. Men mag zich een poosje laven aan het water der bronnen dezer wereld, tenslotte drinkt men er zich dood aan. O, welke woestenij is 's menschen bestaan, verschroeid onder de gloed van Gods grimmigheid. Zoo God niet omgezien had, het ware voor eeuwig algeheel verloren geweest doch naar Zijn eeuwig welbehagen is Hij zonder aandrang van buitenaf, doch enkel uit eigen souvereine wil, nedergekomen om deze holle plaats van onze verlorenheid te kloven in de belofte en zending Zijns Zoons, in Christus, opdat in Hem in de holte van Lechi de fontein des Levens zou uitbarsten en door de wereld zou gaan Zijn stem: Wie dorst heeft, die kome, en drinke van het water des Levens om niet. En zoo wie gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem geven zal, die zal in eeuwigheid niet dorsten.

Hoe is de holle plaats onzer verlorenheid gekloofd? Doordat Immanuël is ingegaan in de ontzettende diepte onzer ellende en de eeuwige dorst en kommer vanwege onze zonde heeft willen verduren.

We zien ook in Simson een type van Hem. De beelden schuiven over elkaar. Als. de meerdere Simson, Borg en Hoofd zijnde, Zijner van den Vader ontvangen gemeente, is Hij in de strijd met Zijn vijanden neergezegen in de diepe kolken, maar ook is Hij als de meerdere Simson, als de Held der helden, opgerezen uit de kolken van zonde en dood, van de eeuwige vloek Gods, tot de eeuwige hoogte Zijns Vaders. Hij heeft_er door eeuwige verzoening en gerechtigheid aangebracht. En ingegaan in het hemelsche heiligdom is Hij daar als Hoogepriester aanwezig, en tegelijk zittende aan de Rechterhand Zijns Vaders, is Zijn werk om levend water neder te zenden en de Fontein van dit water eeuwig te doen vloeien voor alle door zieledorst geplaagde zielen. Daarom gaan zij van Lechi tot Lechi en nochtans van kracht tot kracht, totdat elk hunner verschijnt voor God in Sion. De kwellende dorst naar verzoening en gemeenschap met God wordt door Hem gelescht.

Als hem nu zeer dorstte, en de worsteling aangebonden werd, toen kloofde God de holle plaats.

Hoevelen hebben dat in de loop der eeuwen reeds mogen getuigen, en hoevelen zullen het nog getuigen. Behoort gij ook reeds tot hen? Is het een onvergetelijk ge-beuren in uw leven, dat in toepassing aan uw hart voor het dorstend gemoed van Psalm 42 en 63 de droge, brandende, holle plaats uwer verlorenheid gekloofd werd door de almachtige werking van Gods Geest, in de ure, dat het voor u een onmogelijkheid was, één en al schande wegens uw ontrooven van de eere Gods.

Werd zoo de holle plaats voor u gekloofd in de belofte en in het gezicht op Christus? O, wat was dan die dronk uit de fontein van de dierbaarheid, algenoegzaamheid en liefelijkheid van Jezus u verkwikkend!

Werd die holle plaats voor u gekloofd in de openbaring en schenking van den Borg aan uw hart, in de vereeniging met Hem, en verzoening met God door Hem? Dan hebt ge ervaren: Wie tot Mij komt en drinkt, stroomen des levenden waters zullen uit zijn buik vloeien. Want het drinken uit deze fontein maakt tot een fontein.

O, welke een zaligheid, alzoo nader gebracht te worden, niet meer af en toe een droppel te proeven, doch aan de fontein des levens zelf gebracht te zijn. „Ik ben het Leven", sprak Christus. Dierbare Jezus, voortgekomen, geschonken uit het hart des Vaders. Zijn bloed is waarlijk drank. Hoe zouden we rechtvaardig voor God verschijnen buiten en zonder Hem, hoe zouden we iets kennen van de heiliging des levens buiten en zonder Hem, hoe zouden we met geruste consciëntie voortreizen, ware Hij er niet, Die ook het tegenpand in Zijn Geest gegeven heeft?

En telkens weer wordt nu op Sions levensweg de holle plaats gekloofd, wanneer ze in hun onmacht, temidden van zorgen, nooden en vijanden, naar Hem uitzien en roepen. En op deze weg drinken ze uit de beker der eeuwige genade en trouw Gods in Christus. Trekkend door de woestijn en menigmaal (vaak door afzwerven helaas, gelijk bij Simson) versmachtend van dorst, komen ze aan de grond, kunnen ze niet buiten een - antwoordenden God in Christus, en zoo grijpen ze Hem aan in Zijn deugdenkleed, ontledigd in zichzelf, en, o wonder: er worden rivieren op de hooge plaatsen geopend en fonteinen in het midden der valleien, de woestijn wordt tot een waterpoel gezet, en het dorre land des harten tot watertochten.

Omver geworpen door eigen dwaasheid, wordt een dronk van genade en alvermogen van Sions God toegediend, en de geest keert weder, en we worden weder levend, zoodat we de reis kunnen voortzetten.

Ook kan het zijn, dat de Koning der Kerk ons op het onverwachts bij verrassing, hoewel we er niet direct mee bezig aren, de fontein bijzonder opent en ons art besproeit. Dan worden we - als overgoten en roepen uit: Dit is niet dan een uis Gods, dit is de poort des hemels en e vertoeven een wijle in dit liefelijk ord, waar onze gedachten zich verenigvuldigen. Ja, dat water uit de door od gekloofde plaats, d.i. Christus, laaft och alleen maar: Zijn Persoon en Zijn erk, Zijn verdiensten, Zijn Middelaarsediening en de vruchten daarvan. Hoe oet is dat water. Lechi wordt een Elim met zijn waterfonteinen en palmboomen. En met de bruid uit het Hooglied prijzen we de Fontein: O Fontein der hoven. Put der levende wateren, die uit Libanon vloeien!

Och, hoevelen hebben nog allerlei andere bronnen, waaruit ze zelf scheppen. Ze zijn nooit in Lechi gekomen, nooit in de holle plaats, waar de dorst hun tong kloofde, zoojlat er geen lafenis meer was dan door het antwoord Gods: toen kloofde de Heere de holle plaats in Zijn almachtige genade. Hoe staat het toch met u, lezer? Wie hier niet dorst naar God, zal eeuwiglijk de tong kauwen van dorst.

•—O'— Wat krijgen we, waar de holle plaats onzer onmogelijkheid gekloofd wordt en de wateren des Levens in Christus wederom de levensgeesten wederbrengen, telkens dieper in te leven, dat het alles uit en in God en Zijn Christus is. Alle genade, alle kracht, alles wat we zijn en mogen en doen mogen, is niet uit ons, doch uit Christus. Wat we ook zijn, doch daarin wordt ons gemoed toch meer en meer geoefend en gescherpt. Uit u geen vrucht in der eeuwigheid, dat is de korte maar zakelijke les, die daar telkens geleerd en overgeleerd wordt. En daarin prijzen we gaarne zonder moede te worden, hoe overdreven de schijngodsdienst dit ook vindt, Gods genade en trouw, in de holligheid van Lechi aan het licht gebracht. O, we durven en willen ons niets meer toeëigenen: alle vrucht is uit Hem. Bij ons is niets dan beschaamheid des aangezichts, doch: hoewel mijn huis alzoo niet is bij God, nochtans heeft Hij mij een eeuwig verbond gesteld, dat in alles wel geordineerd en bewaard is.

En in Lechi, bij de fontein, mag ook met geloofsvertrouwen de toekomst worden ingeblikt.

Doch gij, mijn ziel, het ga zoo 't wil, Stel u gerust, zwijg Gode stil; Ik wacht op Hem; Zijn hulp zal blijken. Hij is mijn rots, mijn heil in nood, Mijn hoog vertrek; Zijn macht is groot; Ik zal noch wank'len, noch bezwijken.

De God des Verbonds staat gereed om in Zijn almacht in de onmogelijkheid immer weer de mogelijkheid te scheppen. Hem is niet te wonderlijk om ook morgen de muilen der leeuwen toe te sluiten en in de vurige oven ons te bewaren. Zoo ontvangen we dan uit Lechi nog deze zegen ook, dat we geoefend worden om tegen alle maren en bezwaren in ook voor de toekomst onze verwachting van den Heere te hebben, en mogen we van het onze afzien en op Hem zien.

De apostel Paulus gaat daarin voor en spreekt zijn „ik ben verzekerd..." uit, en: Die ons uit zoo grooten dood verlost heeft en nog verlost; op Welken wij hopen, dat Hij ons ook nog verlossen zal. — En onze hoogste Profeet en Leeraar komt tot Zijn discipelen met het: Zijt dan niet bezorgd tegen den morgen; want de morgen zal voor het zijne zorgen; elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.

Zoo moeten alle dingen medewerken ten goede, ook Simsons ijdele roem, niet als iets dat in zichzelf goed is, verre van

daar, maar als de weg tot Lechi, waar in de diepte God Zijn genade en trouw openbaart tot bevrijding en rijke moedgeving Voor de weg, die 200 stoffig en lang kan zijn.

III. Zoo doet Hij Zijn volk Zijn gedenken. daden

Toen Simson zijn overwinning behaald had, noemde hij na zijn heldenzang die plaats, waar hij zoo dapper gestreden had, Ramath-Lechi, d.i. „hoogte van de kinnebak". Die naam herinnerde dus aan zijn daad en zijn kracht. Maar wat gebeurt er, als Simson in Lechi is neergeworpen en in de holte van zijn onmacht de wateren van kracht door God zijn voortgebracht en hij zoo bij de ware bron van al zijn kracht en werken bepaald is, terwijl hij het pochen op eigen kracht en roem gelijk de ezelskinnebakken verachtelijk moest weggooien? — Toen kwam er een andere naam over de eerste naam heen, want we lezen: Daarom noemde hij hare naam: De [ontein des aanroepers. Het gebeuren heerscht nu voor zijn g^est, niet als zijn daad, doch als Gods daad. Zeker, Ramath-Lechi blijft, want Simson was het instrument Gods, en de daden Gods, door middel van hem uitgevoerd, blijven bestaan; door hem werden de Filistijnen verslagen, doch midden in dezelve plaats wordt thans gevonden: de fontein des aanroepers, het gedenkteeken van Gods daad. In de diepte van eigen onvermogen, waar in ootmoed gebogen wordt, daar moet Gods Naam gedachtenis gesticht worden. De wondere gebeurtenissen des heils in ons leven krijgen het gedenkschrift op zich: de fontein des aanroepers. En daarin drukt de Kerk met Simson uit: Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen. Hij heeft geen lust aan 's menschen krachten, aan hen, die daaruit verwachten. Aan die vertrouwen op hun beenen, wil Hij geen gunst of^iulp verleenen. — De Heer' betoont Zijn welbehagen aan hen, die nederig naar Hem vragen. De Heer' is aan de spits getreden...

Niet onze daden zijn waard om gememoreerd te worden, maar Zijne daden. Er wordt dan ook geen naam gegeven om onze daad te onthouden, doch daar is een Eben-haëzer, en daar hebben we de steen gezalfd, opdat Zijn kracht-en genade-openbaring in Christus, in onze zwakheid en zondigheid volbracht, niet uit ons geheugen zou worden gewischt.

Zoo wordt op de weg naar Sion voor het geloof menige plaats „Ramath-Lechi" gevonden, een plaats, waar we met al het onze erbuiten gezet worden, doch waar temidden van onze onmogelijkheid het geloof zich mocht er door worstelen tot de mogelijkheid, en waar alzoo Gods daden gedachtenis gesticht werden in een „Fontein des aanroepers". Hier juicht een Hermon, daar een Tabor in Uw Naam.

Kent ge die plaatsen? Weet ge ervan, dat onze belevenissen voor ons in de herinnering oprijzen met een „fontein des aanroepers" er midden in. „Ik zal de daden des Heeren gedenken." „Komt, maakt God met mij groot." — Welk een rijk en gezegend gedenken is dat — „de Fontein des aanroepers", dat is die gezegende Heere en Zaligmaker Jezus Christus, van den Vader geschonken tot rechtvaardigheid, heiligmaking, ja een volkomen verlossing, die Zielevriend en Bruidegom, door Geest en Woord geopenbaard aan ons hart. — Die Fontein des aanroepers vindt haar oorsprong in de eeuwigheid, in God zelf, en stort haar water uit tot in alle eeuwigheid. - — De Fontein des aanroepers, d.i. de Fontein, die voor den aanroeper geopend wordt. Ja, Hij is het en zal het eeuwig zijn. Hij is geschonken in de ure van ons omkomen van dorst, toen met gekloofde tong tot God werd geroepen en met Hem werd geworsteld. Toen werd vervuld: op uw noodgeschrei doe Ik groote wonderen.

En immer, wanneer we nu onzen God aanroepen in de nood, vinden we altijd weer (hoe beschamend en aanbiddelijk) Zijn gunst oneindig groot, en de Fontein des aanroepers stort zijn helder water uit.

Wij gedenken Uwer weldadigheid in 't midden Uws tempels, daar in Lechi. En we stellen met dankbare verwondering vast, dat deze Fontein juist in Lechi, de plaats van onze volslagen armoede, gevonden wordt. Die Fontein houdt terstond op met vloeien, als er geen aanroepen is.

De Fontein des aanroepers — alleen voor den aanroeper, maar dan rijk en overvloedig, zooals we zingen:

Zij zullen, uit de volheid van 't gemoed. Gedachtig aan den milden overvloed Van Uwe gunst, die roemen bij elkeen, En juichen van al Uw gerechtigheên.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 september 1947

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De fontein des aanroepers

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 september 1947

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's