Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gods ontferming over Israël

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gods ontferming over Israël

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

3

Hosea 11 vers 3 en 4: Ik nochtans leerde Efrpïm gaan; Hij riam ze op Zijne armen; maar zij bekenden niet, dat Ik ze genas. Ik trok ze met menschenzeelen, met touwen der liefde en was hun, als degenen, die het juk vanop hunne kinnebakkens oplichten en Ik reikte hem voeder toe.

Onze text spreekt verder van de leiding des Heeren in de woorden: Ik trok ze met menschenzeelen, met koorden der liefde. Eigenaardige voorstelling. En toch is de zin der woorden zeer wel te verstaan. Wij zouden het aldus kunnen omschrijven: Zeelen of touwen passen bij de menschelijke zwakheid: bedoeld zijn allerlei, , op de menschelijke zwakheid berekende, middelen en leidingen, d'"e de Heere gebruikt om Zijn volk te brengen en te houden op den rechten weg.

Daarom zijn het ook koorden der liefde, banden door de goddelijke liefde gevlochten, en aangelegd. Zoo worden uitgebeeld de handelingen des Heeren met Zijn bondsvolk. Hoe diep buigt de Heere neer, om te redden en uit te helpen. - — Geen middel laat Hij onbeproefd, dat kan dienen om Zijn doeleinden der liefde te bereiken met Zijn volk.

De Heere trekt met menschenzeelen. Hij handelt met menschen als menschen, als verantwoordelijke schepselen. De opperste macht over de wereld der menschen is niet de macht der natuurwet, die de stoffelijke wereld beheerscht. Of, eigenlijk is ook dat niet waar, want het is Gods alomtegenwoordige kracht, waardoor alle dingen zijn en blijven en worden geregeerd. Wij gelooven immers in de voor-, zienigheid Gods ook in het natuurgebeuren.

Maar wat wij bedoelden te zeggen, was toch wel duidelijk, namelijk, dat de Heere met Zijn onderscheiden schepselen handelt naar hun aard. Zelfs Gods gerichten zijn tot op zekere hoogte nog menschenzeelen om ons tot Zich te trekken en zij kunnen een uiterste remedie zijn om ons te redden van den ondergang.

Daartoe zijn zij bedoeld naar het Woord des Heeren. Hij plaagt de menschenkinderen niet van harte, heeft geen lust in den dood des goddeloozen, maar daarin dat deze zich bekeere en leve. En ten opzichte van Zijne kinderen leert ons het Woord des Heeren, dat Hij hen kastijdt tot hun nut, opdat zij Zijner heiligheid zouden deelachtig worden.

Lout're goedheid, liefdekoorden, Waarheid zijn des Heeren paan, , Hun, die Zijn Verbond en woorden Als hun schatten gadeslaan.

Onze - te? ft vraagt, dat wij letten op de historie van Israël om dit trekken des Heeren met menschenzeelen en koorden der liefde te verstaan; en te zien in het breede verband waarin het hier voorkomt. Denk eens aan het reddingsplan des Heeren van Israël. Vanaf de eerste wording van het bondsvolk is de Heere bezig te trekken met menschenzeelen, met koorden der liefde. Vader Abraham riep Hij uit Ur der Chaldeën. Hij trok hem onwederstandelijk, zoodat hij ging en zijn land en maagschap verliet, op weg naar een land, dat de Heere hem wijzen zou.

Zqo was het trekken des Hed-en tevens richtinggevend aan het leven van den vader der geloovigen. Denk ook aan den uittocht uit Egypte. De Heeretrok met men-• schenzeelen, want Hij maakte Israël gereid om op te trekken, door den nood waarin zij verkeerden door Gods bestel. En tevens waren het koorden der liefde, want Hij had hun redding op het oog. Dit gaat zoo de gansche geschiedenis van het bondsvolk door. De vporbeelden kunnen worden vermenigvuldigd.

Deze werkzaamheid Gods bereikt zijn dieptepunt in de zending Zijns Zoons, Die vleesch is van ons vleesch^ en been van ons been, ons in alles gelijk geworden, uitgenomen de zonde. Hij was wezenlijk de zoon van Maria en toch ook de Zone Gods.

Hoort Zijn lokkende stem en trekkende liefde: komt allen tot Mij, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u ruste geven. Mijn juk is zacht en Mijn last is licht.

De Heere doet in Zijn Woord een beroep op ons geweten, laat ons z\en, dat onze wegen van nature zijn wegen des doods. De apostel smeekt: laat u met God verzoenen.

De diénst des Woords is mede een bediening van deze menschenzeelen en touwen der liefde.

In de nodiging des Evangelies slaat de Heere koorden der liefde om de ziel, trekt met menschenzeelen. Hébben wij dit van onzen goddelijken Meester geleerd, om zóó het Woord te bedienen, te verkondigen? Menschenzeelen, koorden der liefde. Denk aan de bedoelingen der genade. Neem het Woord Gods, ons in de Schrift geschonken. Het is een Goddelijk BoBc en toch echt menschelijk tevens. ^

Let op de sacramenten in Israël en onder ons. Ja de heele ceremoniëndienst onder Israël verschijnt in het licht van onzen text, als eene bediening der genade, der liefde. Op echt menschelijke wijze nadert de Heere tot Zijn bondelingen en geeft het teeken des verbonds in hun vleesch; laat hen het offerbloed zien niet alleen, maar aanbrengen aan de posten der deuren. En het paaschlam eten zij.

Teekenen en zegelen van Zijn genadeverbond.

Aldus handelt de Heere om ons te brengen aan Zijne voeten tot verzoening, in Zijn armen tot bescherming en koestering, in Zijn Huis tot rust en aanbidding.

En zie nu eens hoe die gansche zorge zich in den Heere Christus concentreert. Merk op, hoe in deze bediening der liefde met Zijn bonsvolk de Messias in het middelpunt staat van Gods handelen en deze Zelf Zich in dit handelen openbaart.

Ik heb Mijnen Zoon uit Egypte geroepen...!

Koorden van liefde zijn er alleen in den Middelaar. Laten wij nu het werk met die menschenzeelen en liefdekoorden na^er overwegen. Neen, laten wij de lasso der genade uitwerpen, niet wetend wie zal worden gevangen.

Gevangen door de genade, gebonden door touwen der liefde, dan kunnen wij ons niet meer vrij bewegen, ons ontdoen

van den eisch der gehoorzaamheid, ons onttrekken aan de roepstem des Evangelies.

Maar óók bij Gods kinderen mogen wij die koorden opmerken, koorden van trekkende en bindende liefde en trouw des Heeren.

Let op den vrome en zie naar den oprechte, want het-einde van dien man zal vrede zijn. Dit woord kan de Heere gebruiken als een menschenzeel om den onbekeerde te trekken, hem aan zijn ongeluk te ontdekken. De godzaligheid heeft de belofte van dit en het toekomende leven. Gij zoudt gelukkig zijn, jonge man, jonge dochter, wanneer gij wildet meereizen naar Sion, de Stad onzer bijeenkomsten.

We denken aan Ruth, die mee optrok naar het land der belofte, waar hongersnood was geweest, en zij reisde mee af uit Moab met hare schoonmoeder. Het leed van Naomi was het hare geworden, zij wilde deelen in haar lot, zij "werd meegetrokken door koorden der liefde toen Orpa wederkeerde naar haar land. Is het dan niet beter fe weenen in zondesmart dan te lachen in zondeleven?

Wij maken ons textwoord nu meteen tot een vraag of wij inderdaad werkzaam zijn voor den naaste om hem als mee te trekken door het Woord, het liefdekoord des Heeren. In een Oostersche fabel wordt verhaald, dat iémand, die duiven uit eens anders til wilde lokken, een van zijn eigen duiven inwreef met welriekende olie...!

Laat uw licht alzoo schijnen voor de menschen, opdat zij uwe goede werken mogen zien en uwen Vader, die in de hemelen is, verheerlijken.

De Heere gebruikt zegeningen en kruisen om de menschenkinderen tot zich te trekken en... bij zich te houden.

Kent gij de trekkende genade Gods in Christus? In het trekmiddel is de liefde ingestrengeld, zoodat ons hart gebroken wordt en wij het niet langer kunnen volhouden, maar ons gewonnen moeten en willen geven. Zie eens hoe goedertieren de Heere is. God is rechtvaardig en Hij moet de zonde straffen naar Zijn eigen Woord. Hoe kan Hij nu toch de zonde vergeven? Daarop geeft Johannes 3 vs. 16 antwoord: alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijnen eeniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.

Getrokken met menschenzeelen met touwen der liefde.

Denk aan den man, die den schat in den akker vond. Hij werd gegrepen door de liefde en de genade, en... verkocht alles wat hij had om den schat deelachtig te worden.

Laten de kinderen des Heeren spreken van de wegen des Heeren en zij zullen u verhalen van de koorden der liefde, waarmede de Heere hen trok. Zij weten wat het zegt: Ik zal ze lokken en voeren in de woestijn en naar haar hart spreken.

Zij kunnen getuigen, hoe de Heere hen trok uit de haag waarin zij vastzaten en de wonden aanstonds verbond en genas. Ja, wij zijn door genade gebracht waar wij anders nooit waren gekomen. Evenzeer door liefde teruggebracht als wij waren afgedwaald.

Onze text geeft ons ook de les mee, dat wij in het bearbeiden van menschen het voorbeeld des Heeren zullen volgen. Weest dan navolgers Gods als geliefde kinderen. Koorden van liefde om de menschen tot den Zaligmaker te trekken.

Wie zielen vangt is wijs. Wij moeten medelijden hebben met de onwetenden en dwalenden. Want, zoo schrijft de apostel Paulus, daar ik van allen vrij was, heb ik mijzelven alles'dienstbaar gemaakt, opdat ik er meer zoude winnen. En ik ben den Joden geworden als een Jood, opdat ik de Joden winnen zou, ...allen ben ik alles geworden, opdat ik immers eenigen behouden zoude.

En aan de gemeente van Thessalonica schrijft dezelfde apostel: maar wij zijn vriendelijk geweest en het midden u; gelijk als eene voedster hare kinderen koestert. Dan blijven wij toch der waarheid getrouw en bedriegen de menschen niet voor de eeuwigheid, maar behouden de waarheid in liefde.

Want al trekt de Heere met goedertierenheid, nooit krenkt Hij recht en waarheid. Dat zouden Gods kinderen ook niet willen, dat hun behoud inging tegen recht en waarheid. Sion wordt door recht verlost, en hunne wederkeerenden door gerechtigheid.

Verder wijst onze text op de geschon-Jcen rust.

En Ik was als degenen, die het juk van hunne kinnebakken oplichten...

De grondtext is hier zeer moeilijk te verstaan. De oude vertaling zet anders over, maar de hoofdgedachte is toch wel te verstaan. Van Efraim wordt gezegd bij onzen profeet: Efraim is eene vaars, gaarne gewend te dorschen. En óók: Efraim is een onbandige koe. Het beeld van het dorschende rund is den profeet dus eigen.

Ook de onhandigheid van een koe moet als beeld dienen om Efraim in zijn weerbarstigheid te teekenen.

Hier moeten wij denken aan het trekdier, runderen voor den ploeg, die moeten trekken onder het juk.

Zoo lezen wij: ik deed het juk over de schoonheid van zijn hals gaan.

De Heere wil zeggen: Ik bracht Efraim tot dienstbaarheid. Wanneer nu de landman het dier rust wil geven, dan licht hij het juk, dat op den nek ligt, op, bevrijdt den hals en schept zoo tevens de vrijheid om te kunnen eten, als voeder wordt toegereikt. •

Denk u een voorbeeld, dat wij beter kennen. De paarden hebben een langen toch gemaakt, zijn oververmoeid, ze moeten noodig uitrusten en de bestuurder maakt halt, neemt het gebit uit de toornen. Nu mogen de paarden rusten, krijgen te eten en te drinken. Zeker, ze kunnen ook wel wat eten met het gebit in den bek, maar toch niet zoo goed en niet zoo aangenaam.

Zelfs de omzwevende gevangene ontvangt brood, zoodat hij in den kuil niet zal sterven, zegt de Heere bij Jezaia, maar het is toch aangenamer te eten in vrijheid en op vasten bodem, dan in den kuil.

Rust en voedsel wordt bereid. Dat wil de Heere zeggen in het beeld, dat de profeet gebruikt, van het oplichten van het juk.

Zoo handelde de Heere met zijn Efraim, Zijn zoon. Weer doen wij een greep uit de historie. Zwaar was de last, insnijdend drukte het juk der dienstbaarheid op hei> in Egypte. De drijvers joegen hen voort, gunden hun geen verademing, laat staan rust en voedsel. Hun leven was ondragelijk, maar het was noodzakelijk hun hart te vernederen door zwarigheden. Maar dan doet de Heere ook wat onze text zegt. Ik heb zijnen schouder van den last onttrokken, zijne handen zijn van de potten ontslagen.

In Leviticus 26 wordt het aldus gezegd: Ik heb de disselboomen uws juks verbroken en heb u doen recht opgaan. Hij maakte hen van slavenvolk tot vrij volk, dat rechtop kan gaan, omdat de stangen van het juk, dat op slavennekken wordt gelegd, alsof het lastdieren zijn, verbroken zijn.

Dezelfde gedachte vinden wij ook eenige malen bij den profeet Jezaia. Want het juk van hunnen last, en den stok hunner schouders, en den staf desgenen, die hen dreef, hebt Gij verbroken, gelijk ten dage der Midianieten (Jez. 9:3).

In het bijzonder wordt de tijd van Vorst Messias geteekend als een tijd van bevrijding. En het zal geschieden tenzelfden dage, dat zijn last zal afwijken van uwen schouder, en zijn juk van uwen hals en het juk zal verdorven worden, om des Gezalfden wille (Jez. 10:29).

In soortgelijk beeld teekent Jezaia ook de bevrijding van de Assyriërs.

Dat Ik Assur in mijn land zal verbreken, en hem op Mijne bergen vertreden; opdat zijn juk van hen afwijke, en zijn last van hunnen schouder wijke (Jez. 14 : 25).

De Heere was hun dus als een, die het juk oplicht van den nek van het jukdragende, in dienstbaarheid verkeerende rund en zoo rust verkrijgt.

In de benauwdheid riept gij tot Mij en Ik hielp u uit. Ja, de Heere trekt niet alleen met koorden der liefde en met menschenzeelen, doch in bepaalde omstandigheden verlost Hij ook uit dienstbaarheid, geeft althans in dienstbaarheid rust voor een tijd en voorziet van voedsel. Israël ontvangt zijn groote keur als een vrije gave der Goddelijke macht. In waarheid kan de Heere van al zijn bevrijden zeggen: Ik heb hun schouder van den last onttrokken, Ik heb het juk opgelicht, ja, verbroken.

Altijd weer als zij zwoegen onder lasten, of wél in dienstbaarheid verkeeren om hunner ongerechtigheden wil, schiet de Heere toe, want het is toch Zijn Efraim, Zijn zoon, geroepen uit Egypte.

Maar dit geldt óók van de verlossing der geloovigen van de slavernij der wet, als de last der zonde, door het geloof in den Borg, hen van den schouder glijdt en verdwijnt in het graf van Christus. Dan is het juk niet alleen opgelicht maar verbroken. Dan komt een einde aan de slaafsche werken der eigengerechtigheid, aan de tyrannie van den drijver tevens. In Klaagliederen wordt gesproken van het juk mijner overtredingen. De zonde maakt ons

dienstbaar, is een juk, dat onze ziel wondt en ons zwaar weegt. Het juk der zonde, mijn lezer, drukt het u reeds, I« het u al een last te zwaar om te dragen en schreit gij tot God om redding en bevrijding? Wij kunnen ons wel brengen onder het juk, maar er ons niet van bevrijden. Daar moet de Heere aan te pas komen, of wij blijven eronder zuchten, of... verharden. *

Ik dank U Heere, dat Gij toornig op mij zijt geweest, maar uw toorn is afgekeerd en Gij troost mijn.

Een groot getal jukken neemt de Heere weg als zij hun dienst hebben gedaan.

Maar alle jukken zijn niet gelijk. De wet der ceremoniën, zegt Petrus, was een juk, dat de vaderen niet hebben kunnen dragen, en toch was de wet een tuchtmeester tot Christus. De beloften van den Messias was een oplichten van dit juk om rust en verademing te schenken, maar tevens de begeerte gaande te houden naar zijn komst, want dan pas'zou dat juk worden verbroken. Aan de heidenchristenen mocht die last niet meer worden opgelegd. Dit wilden wel de Judaïsten, maar Paulus en de andere apostelen verstonden de vrijmakende werking van de komst van Christus. Dit juk droeg evangelische vrucht.

Hoe wonderlijk licht de Heere het juk op, als \*rij onder den last der wet gebogen, gebroken door het juk der zonde, hijgen naar adem en de Heere Christus aan ons hart wordt geopenbaard tot zaligheid. De Heilige Geest geeft voor een wijle rust. De koorden der liefde trekken ons dicht bij den Heere in Zijn ontferming. Maar als Hij den Christus schenkt, dan worden de jukken verbroken, hebben wij niet alleen rust als in het Sabbathsjaar, maar ook vrijheid door het jubeljaar. Staat dan in de vrijheid, waarmede Christus u heeft vrijgemaakt en laat u niet weder door het juk der dienstbaarheid bevangefc.

Wij zijn niet meer onder het juk van allerlei wettische bepalingen. De wet der vrijheid is gekomen, in gebondenheid aan Zijn Woord.

Hij is geworden onder de wet, opdat Hij degenen, die onder de wet zijn, verlossen zoude. Geldt' het ook u, mijn lezer: gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade? Zalig den grooten jukdrager, Christus Jezus te kennen, die de Bevrijder is.

En dan is daar ook nog het juk van zorgen en plagen. Hoe wonderlijk kan de Heere het juk oplichten of wel wegnemen, naar Zijn welbehagen.

Jezus heeft ons gebeden bij de vogelen des hemels in geen ding bezorgd te zijn. En toch, hoe dikwijls brengen wij onszelf onder dit juk, zuchten zonder noodzaak, alléén omdat wij niet vertrouwen op Zijn naam alleen.

Ik zorg voor u. Weest in geen ding bezorgd! Zie daar die kinderen vrij en blij spelen, straks worden ze geroepen aan den disch! Daar zorgen immers vader en moeder voor. Werpt al uwe bekommernissen op Hem, Hij zorgt voor u.

Het schijnt wel of wij een juk-fabriek hebben en alle aandeelen zelf hebben genomen. Hoeveel lasten maken wij zelf, gaan gebukt onder de jukken, die wij zelf fabriceeren of op de markt des ongeloofs koopen, nog wel duur bovendien.

Maar ook de Heere legt ons jukken op. Van Kerk en staat, familie en volk. want wij liggen mede onder Zijn oordeelen. Ook in dezen tijd bovenal komt dit uit. *

Hoe loodzwaar kan alles neerdrukken. Doch de Heere wil ook deze jukken oplichten. Hoe wonderlijk kan de Heere lasten wegnemen voor heden en toekomst.

Daar is verder het juk der vreeze; vrees voor kruisen, ja, waarvoor al niet.

Daar is het juk van den ouden mensch. Hoe zwaar drukt het. Ik ellendig mensch, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods, maar... de Heere licht het op en wij roemen: ik danke God door Jezus Christus onzen Heere.

Eén juk moeten echter al Gods gekenden dragen: neemt mijn juk op u, en leert van Mij, dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart en gij zult rust vinden voor uwe zielen. Mijn juk is zacht en Mijns last is licht!

Ja, maar dat is dan ook het eenige, wat zacht en licht is!

Ten slotte wijzen wij nog op de laatste gedachte van onzen text: en Ik reikte hem voeder toe.

De Heere dient de Zijnen voedsel toe, hef juk oplichtende.

Gij kent wel 'de zakken, die aan de koppen der paarden, vastgehecht aan den toom hangen, waarin het voeder is, wanneer zij onderweg rusten.

Wel' verhindert, om terug te keeren tot het beeld van onzen text, het juk op den nek het eten niet, maar het schuift over den hals en is zeer hinderlijk, omdat het mede aan den kop is gesnoerd.

Zo is dan het oplichten van het juk een voorbereiding om vrij te kunnen eten en te rusten. Rust en voedsel!

En welk voedsel reikt de Heere nu toe? Wij spraken over Egypte en de dienstbaarheid aldaar. En wat was het voedsel? Niets mind, er dan het Paaschlam. Ja, Zijn vleesch is waarlijk spijze ea Zijn bloed is waarlijk drank. Want ook ons Pascha is voor ons geslacht, namelijk Christus.

•In de woestijn gaf de Heere het manna van den hemel en Jezus zeide: Ik ben het brood, uit den hemel nedergedaald. Uwe vaders hebben het manna gegeten in de woestijn en zijn gestorven, zoo wie van dit brood eet, dat Ik hem geven zal, die zal in eeuwigheid leven.

Zijn Woord, en instellingen, zijn het voedsel onzer ziel.

Wedenken ook aan de kwakkelen, een soort patrijzen, in de woestijn, toen Israël om vleesch vroeg. Telkens waren zij opstandig en toch... altijd weer gaf de Heere te eten en... zij waren op weg naar een land vloeiende van melk en honing.

In het verbond der genade zijn alle beloften vast in den verbondsmiddelaar. En elke belofte, toegepast door den Heiligen Geest, is zielevoedsel. *

Open uwen mond en Ik zal hem vervullen. Hij reikte ons voedsel, zooals Boaz deed voor Ruth. Zoo is met het voedsel de hand des Heeren bij onzen mond en Zijn aangezicht voor onze oogen. Verstaat gij dat, kent gij de zaligheid hiervan?

Als de Heere ons doet hooren in het geloof: Ik ben bij u en zal u aanzien, is dat hemelbanket voor onze tong. Ik de Heere worde niet veranderd, daarom zijt gij kinderen Jacobs niet verteerd. Hier is spijze voor een hart, dat steeds dieper zijn onwaardigheid leert kennen.

Het jukdragende dier krijgt voedsel. Het wordt toegereikt.

De Heere kent Zijn eigen weg om ons voedsel toe te reiken.

Hij geeft het voedsel in den mond.

Hij verzadigt onze zielen met het goede van Zijn Huis. met het vette van Zijn paleis. Zoo leeren wij den Heere dienen in vrijheid, verlost van het juk. Etende aan Zijne tafel. Zie uit dit alles hoezeer en hoe teer de Heere Zijn Efraims bemint, want het is Zijn kind, Zijn Zoon. Zoo is de wortel onzer liefde des Heeren liefde en trouw. Wat zult gij nu met dit woord doen, want ik ga besluiten.

Werkt Hij niet met de koorden Zijner liefde? Maar neen, ik zeg niets meer.

Zie dan toe, dat gij dien die. spreekt, niet verwerpt!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 oktober 1947

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Gods ontferming over Israël

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 oktober 1947

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's