Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een ernstige vermaning uit Elisa's graf

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een ernstige vermaning uit Elisa's graf

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

2

2 Koningen 13 : 20, 21. Daarna stferf Elisa, en zij begroeven hem. De benden nu der Moabieten kwamen in het land met het ingaan des jaars.

En het geschiedde, als zij een man begroeven, dat zij, ziet een bende zagen; zo wierpen zij de man in het graf van Elisa; en toen de man daarin kwam en het gebeente van Elisa aanroerde, werd hij levend, en rees op zijn voeten.

Zo is de figuur van de begrafenisstoet, die wilde vluchten en zich veilig stellen voor de ellende, die hij zelf over zich haalde, waar het Woord des Heeren verlaten was, ook op het erf van ons volk, ook op ons kerkelijk erf verre van onbekend. Doch God stelt ook heden de opwekking in het graf van Elisa tot een teken temidden des volks, waarin Hij getuigt: Indien gij niet doet en spreekt naar dat Woord, gij zult geen dageraad hebben, noch gij in uw persoonlijk leven, noch gij als volk, noch gij als Kerk. En Jeremia's dringende roep hoor ik ook heden klinken vooral op het erf der kerk: O, land, land, land! hoor des Heeren Woord!

—o— Hoe ziet het er echter uit voor de troon, voor een volk, dat onvoorwaardelijk zou wederkeren tot het Woord, eigen wijsheid over boord gooiend? Op deze vraag horen we de Heilige Israëls in het teken in Elisa's graf als volgt antwoorden: Gij hebt, o volk, o Kerk, niet te vrezen voor de stropende benden der Moabieten, voor de revolutiegeest, voor de zedenverwoestende machten, die ook op het erf der Kerk brandschattend rondtrekken, mits ge, alle eigengebouwde toevluchten verlatend, tot Mijn Woord wederkeert, en u daarop algeheel verlaat, zonder ook maar enigszins uw geest over dat Woord te laten heersen. Want door dat Woord, dat onvervalste Woord, werk Ik alles voor Mij heen. En geen tittel zal ervan ter aarde vallen. Heb Ik gezegd, dat het de rechtvaardige wel zal gaan, het zal geschieden, ook al omringen hem duizend doden.

Daarom, waar dan ook een volk gevonden wordt, dat tot God de toevlucht neemt en als een dwaze in zichzelf zich enkel maar aan Zijn Woord houdt, zich bekerend van Zijn boze wegen, daar zal, hoe dan ook, de Heere Heere het wel maken, en een blijde dag voor het volk, de Kerk, doen aanbreken.

Waar de Kerk uit al haar burchten van commissies, raden, enz. enz. eerst eens naar beneden zou klouteren op de naakte grond en zich tot de Waarheid van Schrift en belijdenis, de Waarheid Gods, zou bekeren, en daarop zou laten zinken, daar zouden voorzeker wonderen Gods gebeuren, gelijk in het graf van Elisa. Daar zouden de doden gaan leven en de stenen gaan spreken. Daar zou de Kerk voor het volk waarlijk ten zegen zijn, een pilaar en vastigheid der Waarheid in het midden van hetzelve. Niet humanistisch getinte evangelisatie op allerlei gebied zal het volk, de Kerk, redden, doch schuilen achter het onvervalste Woord Gods. Dat alleen is machtig om de ontbindende krachten in ons volksleven te lijf te gaan. Indien dat meer werd verstaan, zou men drukker zijn met de zuiverheid der prediking van het Woorc^Gods allereerst, dan met allerlei kerkewerk, zoals nu het geval is, en zou het t.o.v. Kerkorde ook wel wat anders staan.

Maar ach, we kruipen allen zo graag achter eigen muren. Dat zit ons in hart en nieren. Heeft niet vaak zelfs een bond. waörin predikanten verenigd zijn, als zulk een muur dienst moeten doen. Er is vaak meer geleund en gesteund op een bepaald lidmaatschap dan op het Woord des levenden Gods. O, wat voelen velen zich nog veilig achter die muur. In dat opzicht is er zeker door het optrekken van zulk een muur veel schade toegebracht aan de zaak van het Woord des Heeren. Want ondanks andere aspecten, zit hierin toch veel van een vleselijke schuilplaats, waarbij zeer, zeer veel naar links en rechts gekeken wordt; en het is nu eenmaal niet mogelijk twee dingen tegelijk te doen: kijken naar links en rechts en tegelijk naar boven, dat gaat niet.

Waren er zulke uitwendige afgrenzingen niet, althans niet in de zin van heden, mij dunkt, er zou meer op het gehalte van het levende Woord Gods getoetst zijn en nog getoetst worden, hetwelk ten zegen zou zijn. Wat dat betreft ware m.i. opheffing van de huidige situatie gewenst, maar dan zo, dat tegelijkertijd de Kerkeraden naar voren treden, zich scharend rond Schrift en belijdenis. Ware er meer een leunen en steunen op het Woord, ook in kerkelijk opzicht, zonder de werken der wet, als moeten wij ervantrachten te maken, wat er van te maken is!! Ware er meer geloof, niet, dat er wonderen kunnen gebeuren (wat een mager geloof!), maar dat het Woord Gods levend is en dies wonderen doet!!

Daarin zouden vruchten des Heiligen Geestes onderkend worden en God verheerlijkt.

Doch letten we thans meer in 't bizonder op het geestelijk leven van Gods kinderen. Hoe treffen we hen allermeest aan? Zich terstond verlatend op het Woord, tot God in Christus hun toevlucht nemend ten opzichte van persoonlijke nood, volksnood en kerkelijk nood? Is het helaas niet zo, dat ze met de mannen van onze tekst eerst op de vlucht gaan, en zich overhoop laten werpen? Ja, het is hun eigen om te doen als een kind, dat aan vaders hand loopt, maar dat, als er een grote hond op hem afkomt, zich, in plaats van tegen vader aan te drukken en zijn hand des te steviger te omknellen, van schrik los rukt en wegholt, een goed heenkomen zoekend. Hoe moeten Gods heiligen inleven tot hun schaamte in en van zichzelf geen geloof te hebben, en telkens weer weg te willen kruipen achter de muren van eigen bedenksel. Ze^vluchten nog meer dan eens met David naar Gath en stellen zich daar tot bespotting des Heeren aan, zodat deze Filistijnenkoning uitroept: Heb ik razenden gebrek?

Hoe goed konden ze het hebben, zo ze zich terstond begaven in de schuilplaats, zodra er gevaar dreigde: In de schaduw Uwer vleugelen zal ik vrolijk zingen. Maar we leggen toch niet de vinger op eens

anders wond, doch toch zeker op onze wonden? Want ge zegt met ons: Ik ben net als die mannen: ik haal de Moabieten over mij, en wil dan op de vlucht gaan om mij ergens te bergen, waar dan ook. En ware het niet, dat de God des hemels en der aarde mij staande hield door een teken van de genadige Almacht Zijns Woords, ik zou maar doorhollen!

Zo is het, doch zo ook handelt God! En dat laatste is zo wonderlijk. Hij roept Zijn wegvluchtend volk telkens weer een halt toe. Dan staan ze aan de grond genageld, kunnen geen stap meer verder, maar moeten terug naar het Woord, naakt en ledig, hulpeloos en ongewapend in zichzelf. Zo landen ze weer in Christus aan, teruggeroepen door Zijn stem om algeheel genoeg te hebben aan hetgeen uit Zijn lippen uitgegaan is, en wat vast staat en onverbroken, en dat terwijl de dood hen tegengrijnst en het vlees beeft en siddert en denkt, dat het nu wel gedaan is in zulk een nood, waarvan de oorzaak maar al te goed onderkend wordt.

Maar het levende Woord Gods wordt op het hart gebonden, en Christus verschijnt voor het oog des geloofs als de Leeuw uit Juda's stam, de Levensvorst, wandelend in het midden van de zeven kandelaren, en Zijn ogen gelijk een vlam vuurs, terwijl uit Zijn mond gaat een tweesnijdend scherp zwaard. En als ze Hem zo zien, vallen ze wel als dood aan Zijn voeten, veroordeeld in zichzelf om hun ongeloof, omdat zij niet eerst op het Woord, op die God en Zijn Christus zich verlieten, doch worden ze daarna door Hem toch opgericht met het „Vreest niet", en worden hun voeten bij vernieuwing in Hem vastgemaakt en dopen zij met Aser hun voeten in olie, zodat ijzer en koper onder hun schoen zijn. Dan prijzen ze Gods onfeilbaar Woord, verwachtend van dat Woord sterkte, overwinning, leven en zaligheid:

Ik prijs in God Zijn Woord; ik steun Op Hem; zou vlees mij deren? [voortaan Ik vrees hen niet die mijne smart vermeren Mij dag op dag door lastertaal onteren; Mijn woorden in een valse zin verkeren; Arglistig mij verraan.

En de Moabieten raken verward en kunnen geen kwaad doen. De overwinningsjubel stijgt op: Het is in de Naam des Heeren, dat ik ze verhouwen heb. Zo brengt die God, getrouw in 't richten, Zijn volk altijd weer terug, en maakt Zijn weldaan wonderbaar, rlij, Die Zijn kinderen wil behoeden voor 's vijands macht en vreselijk woeden, en hen beschermt in 't grootst gevaar.

III. De troost uit dit wonder.

Het wonder in Elisa's graf werd reeds op het eind van het tweede gedeelte van onze overdenking een bron van vertroosting, doch er moge nog meer uit geput worden overeenkomstig de stand van ons geestelijk leven!

We zagen, hoe door Gods krachtig en levenwekkend Woord, waarvan Elisa de drager en verkondiger was geweest, en hetwelk eeuwig is, de man op zijn voeten rees. toen hij het gebeente van Elisa aanroerde. Ja, aanraking van Christus, Die het vleesgeworden Woord Gods is, hetwelk onder ons heeft gewoond, en Wiens Geest door Elisa gesproken en getuigd had, openbaart Zijn alles overwinnende kracht en wekt op uit de slaap des doods. Dat ervoeren door alle eeuwen heen, en ervaren nog allen, die met Christus in aanraking komen. Hij is het, Die de doden doet horen Zijn stem, en die ze gehoord hebben, zullen leven. Aangeraakt en opgewekt uit de geestelijke doodslaap door Hem, leren ze ook bewust door het geloof in Hem. wat ze aan en in Hem en Zijn Woord hebben.

Hij, Christus, spreekt als Machthebbende. Hij is de eeuwige kracht en heerlijkheid Gods, ja Zelf God, te prijzen in der eeuwigheid. En wanneer Hij Zich plaatst voor het graf en roept: Kom uit! dan treedt Lazarus uit het graf des doods naar buiten; dan wordt de zondaar, die in het graf der zonde en van de geestelijke dood ligt, opgewekt, gaat hij zijn schamelheid en verlorenheid zien, en gaat in zijn verloren bestaan zoeken naar verlossing zijner ziel. Zo'n aangeraakte komt, als van de dood omvangen, uit het graf, gewikkeld in de grafdoeken van zonde en dood. Hij heeft de doodslucht en graflucht bij zich en... riekt die, en moet zich voor een dode houden, waarom hij er dan ook onmogelijk bij kan leven. Door vernieuwde en voortgaande aanraking van het levenwekkend Woord Gods uit Christus' mond worden ook de graf doeken afgewonden en wordt zulk een opgewekte henengeleid tot de dag der genade, door het rechtvaardigend geloof in Christus, zodat hij uitroept vol verwondering: In Christus ben ik een nieuw schepsel, het oude is voorbijgegaan, het is alles nieuw geworden. De reuke des doods en van het graf komt niet meer in zijn neus, als de reuk des levens door het bloed van Christus zijn ziel doorademt. .

Hoe rijk, hoe wonderlijk, hoe onweerstaanbaar ondervindt zulk één in doorleving de levenwekkende kracht. En het wordt ondervonden in het geloof aan ons en in ons. Neen het is geen fictie, maar een houden ervoor, een aannemen maar, dat het zo is^Neen, neen, het is levende werkelijkheid: hetgeen ik in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons van God, Die mij liefgehad heeft, en Zichzelf voor mij overgegeven heeft. Wat voor kracht, vermogen om het neergebogene en onder de voet gelopene op te richten, wat voor vertroosting we in dat Woord aantreffen, kunnen we niet beschrijven, doch wie het Woord Gods zo geproefd heeft, diens hart zwelt op, als hij het overdenkt.

Wat is Gods Kerk in het algemeen in onze dagen zo met het Woord des Heeren weinig in het geloof werkzaam! Men weet in Sion de weg naar dit tuighuis vaak niet te vinden. Ja, er wordt wel veel geklaagd over ongeloof en dat de mens het niet van de Heere verwacht, en hoe we toch in alles op de Heere en Zijn Woord ons moesten verlaten, maar dit zijn meest maar praatjes voor de vaak (vergeef me de uitdrukking), want als het werkelijk onze klacht wordt en dus onze nood, zal er werkelijk een zakken en zinken op het Woord in ons leven gekend worden, waarbij we het Woord als opeten, en het „alzo zegt de Heere..." ons zo dierbaar en algenoegzaam voorkomt, dat die algemene waarheden, die zo gewoonweg uitgeklaagd plegen te worden, ons zouteloos zijn.

Hoe is het met velen gesteld? Velen worden nog in de grafdoeken gevonden. Ze werden geroepen uit het graf, doch de grafdoeken verloren ze niet. Toch is het het kenmerkende van aanraking van het levenwekkende Woord uit Christus' mond dat er in de ziel een drang ontstaat naar afwikkeling der grafdoeken en uitleiding in de vrijheid der kinderen Gods. Ja, het Woord Gods heeft een stuwende kracht, stuwt het leven voort tot de volle dag. De boom draagt de bloesem, opdat eenmaal de vruchten eraan rijpen. Geschiedt dat niet, dat valt hij af en vergaat. Wie dan ook in de bediening van dit levenwekkende Woord staat en daarin als opgenomen wordt, wordt ook opgenomen in deze stuwing en kan de in grafdoeken rondlopenden nimmer troosten met hun rust voor te schrijven; maar waarlijk opgenomen in de stuwing des Woords moet hijzelf, door het Woord gevangen, in vermaning, lokking, nodiging, onderwijzing stuwen naar het heil in Christus, ja, in de Drieënige God. Dat geschiedt niet zonder vertroosting, o neen, maar toch afsnijdend en geen rust biedend buiten de vrijstad, geen bankje gevend daar, maar de kreupele ontnemend, wat hem zo liefelijk voorkomt om te overnachten, en toch hem, als hij onder het juk dreigt ineen te zakken, opbeurend en vertroostend. Zo doet het Woord, want de Geest blijft uiteindelijk twisten met de zondaar, zolang niét Christus verheerlijkt wordt in het hart, en zo doen wij, als we werkelijk het Woord mogen dienen. Zo verstaan we in de verte iets van de geest, die profeten en apostelen bezielde.

Daarom kan ook nooit het weten, of denken te weten, dat men in de grafdoeken rondloopt en ze riekt, uw ziel vertroosten. Gij kunt er ook niet in wachten, niet waar, in rustende houding? Wel wachten in spannend uitzien, gelijk wachters op de morgen, zeggend... ach wanneer? ! Ge moogt daarin goede verwachting voeden, doch het spannend uitzien wordt er des te sterker door.

Immers, alleen wanneer we in het geloof in Christus inleven de eeuwige kracht en rijkdom van het Woord der verzoening, uit Zijn mond, stroomt die zalige troost ons hart binnen, zelfs in het aangezicht van geestelijke, tijdelijke en eeuwige dood met al zijn werkingen. Het bewust in contact gebracht worden met Christus en aan Hem verbonden worden kan alleen bewust leven openbaren, leven door het geloof in Zijn bloed en bewuste diepe inleving van de heerlijkheid en kracht van het Woord Gods.

Daarom brengen de grafdoeken geen vertroosting aan, doch werpen zo in de dood en de nood, dat het leven en de adem worden afgesneden. Of kunt ge er nog in rondlopen, misschien ze nog laten zien ook? Maar kunnen u de grafdoeken dan redden, kan de doodslucht u verkwikken? Neen toch zeker?

Daar waar ze ons alle vreugde en leven ontnemen, en ons nederwerpen in de diepte onzer verlorenheid, daar, temidden van die dood en nood, komt het Woord met levende kracht, en daar wordt dat Woord der verzoening ons leven, terwijl de grafdoeken worden afgenomen en vervangen door het gewaad des lofs.

O, zalige, eeuwige troost wordt hier ontsloten voor allen, die in de nood, zowel geestelijke als tijdelijke, zich niet meer schragen kunnen, er in ondergaan, geen rust meer vindend voor het hol van hun voet. Met recht mogen echter vrezen allen, die zichzelf tegen dat Woord in willen handhaven ten opzichte van tijd en eeuwigheid. Zij zullen tegen dat Woord aanlopen en verpletterd worden. Want het Woord staat als een rots, en ons levensscheepje moet toch eenmaal erop lopen en we moeten eenmaal volledig schipbreuk lijden, of in dit leven of na dit leven. Doch welk verschil! Indien na dit leven, zo zinkt het eeuwig naar de diepte, indien echter in dit leven, het heden der genade, zo wordt de drenkeling, wien het leven ontzinkt, opgevangen in de reddingsboei der verlossende genade in Christus Jezus.

Gij nu, die in uw grafdoeken als tot verstikking toe benauwd wordt, ziet gij eens, hoe het er voor de troon Gods in de hemel uitziet. Het wonder in Elisa's graf toont u, dat het Woord alles voor zich heenwerkt. Waar ge u moogt loslaten om op het Woord der verzoening u alleen te verlaten, daar zult ge wel neerploffen, doch tegelijk uit alle lijden verlost zijn en vrede voor uw ziel vinden, want het Woord des Heeren staat vast: Christus is th de wereld gekomen om zondaren zalig te maken.

Wie in het geloof ook in voortgang met het Woord der genade Gods in Christus mag werkzaam zijn, die vindt er toch een eeuwige toevlucht en vertroosting in. Wat werkt de geestelijke dood na in onze leden. We kunnen maar al te vaak ons hart niet meekrijgen. Doch zakkend en zinkend op Zijn Woord alleen, dat als weldaad des Verbonds verzekert: Ik zal het stenen hart uit uw binnenste wegnemen én een vlesen in de plaats stellen, wordt de vertroosting des Heiligen Geestes ons deel en wordt ook ingeleefd deze weldaad als weldaad des Verbonds. In dat Woord wordt de rust gevonden, ook al kunt ge altijd niet nagaan, hoe het zal vervuld worden, merkende de vele tekenen des doods aan u. De lichamelijke dood kan allen, die in deze burcht mogen schuilen, geen benauwenis brengen, want het Woord doet Zijn kracht: Dood waar is uw prikkel!?

En de eeuwige dood en hel lopen zich te pletter op het levende Woord Gods: Zo is er dan geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn.

Daar staan nu Gods gekenden temidden van grote noden en moeiten, ja duizend doden vaak, in persoonlijk leven, gezinsleven, en zoveel meer. — Hulpeloos en krachteloos in zichzelf. — Maar alle dingen moeten medewerken ten goede. Voor zover gij des Heeren zijt, uw Koning weet, wat gij van node hebt. Hij brengt u in het midden der stokebranden, en roept u door een teken van de almacht Zijns Woords een halt toe. opdat ge zoudt leren beoefenen om niet met deze begrafenisstoet voor de Moabieten op de loop te gaan. maar om in die enige en eeuwige toevlucht te vluchten, en om telkens weer, als de noden daar zijn, het op het Woord onzes Gods alleen aan te laten komen en God zo voor een waarachtig man te houden. O, indien ge de levende en eeuwige kracht van dat Woord ondervonden hebt in uitleiding uit de dood in het leven bij de verlossing uwer ziel, dan weet ge toch welke eeuwige kracht er in dat Woord Gods, in die God ligt.

Hoe moesten we dan immer aan Zijn Woord genoeg hebben! Doch wat vallen allen, die des Heeren zijn, zich daarin tegen, tot hun groot verdriet! Ja, het doet toch ons hart bittere pijn, dat we het Woord onzes Gods zo vaak in twijfel trekken. Is er wel iets meer schrijnends dan dat? Gelukkig als we beter alles verdragen kunnen dan dat.

Echter we mogen de daden onzes Gods in onze gezegende Heere Jezus Christus niet ontkennen. Want in wegen van veel vrezen en beven, vallen en opgericht worden, weet de Heere Heere echter toch een een vastigheid in ons leven te werken, n.1. het Woord des Heeren, waarop we ons nu ook meermalen mogen terugtrekken, terwijl ongeloof, kleingeloof en influisteringen van satan ons niet vermogen ervan terug te houden,

O, wat krijgen God in Christus en Zijn Woord dan steeds meer waardij voor ons hart. Welk een crediet ontvangen we voor dat Woord. Welk een zalige rust en troost om in het midden der baren van de woelige levenszee het anker der hoop te mogen laten zinken in de bodem van het Woord des Heeren. Dat Woord meldt heil en zegen voor allen, die van Christus zijn en werkt het uit. Zijn Woord komt, ook al moet het door zeventig maal zeven onmogelijkheden en doden heenbreken. Zo wordt ons vanuit Elisa's graf toegesproken.

En daarmede is dit wonder ook een troostrijke profetie van hetgeen eenmaal op de doorluchte dag van onze Heere Jezus Christus gebeuren zal. Het Woord des Konings zal de graven doen openspringen en de doden doen uittreden. Elisa, de man Gods, bleef, wat zijn stof betreft, nog in de groeve, doch het Woord Gods zelf heeft reeds lang het opgerichte teken in Elisa's graf bevestigd en de overwinning van dood en graf, in de opstanding van Christus, alzo geopenbaard. Hij is de Eersteling dergenen, die ontslapen zijn. De volle oogst volgt. Dan zal ook Elisa's stof vergaderd worden en allen, die in het Woord, dat ook Elisa gebracht heeft, geloofd hebben, zullen met hem opstaan, om eeuwig met hem de heerlijkheid, eeuwige kracht en genade van God en Zijn Christus in de Heilige Geest te ervaren.

Indien we het Woord veracht hebben, gelijk Israël in de dagen van dit wonder, zo zal ook in die dag gepoogd worden te vluchten, zoals die begrafenisstoet dat wilde. Doch het geroep: bergen valt op ons en heuvelen bedekt ons, zal verstommen voor het aanschijn des Heeren, als Zijn Woord een halt toeroept.

Wie echter in het Woord alleen zijn eeuwige toevlucht ontving, die zal er ook dan door worden wakker gekust om eeuwig te leven en zich in God Drieënig te verblijden.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 november 1947

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Een ernstige vermaning uit Elisa's graf

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 november 1947

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's