Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Catechismus-verklaring

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Catechismus-verklaring

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

CXXXIV

Zondag 17 vraag 45

HET ANDERE DEEL

Vafi God den Zoon

Wat nut u de opstanding van Christus? Ten derde is ons de opstanding van Christus een zeker pand onzer zalige opstanding. Het rechte inzicht in de beteekenis van Christus' opstanding hangt mede af van de juiste voorstelling van Hem als Hoofd der Kerk. Er is samenhang tusschen den Heere Jezus en Zijne gemeente, samenhang in rechten allereerst waar de samenhang in gemeenschap des geloofs uit voortvloeit.

Gods gemeente is in Christys gerekend als haar Hoofd. Alles wat Hem wedervaart wordt gerekend hun te zijn geschied. Met Hem sterven zij, staan op en worden gezet in den hemel. Dit is een zaak die geschiedt in de orde van Gods recht en rekening. Zij zijn uitverkoren in Hem van voor de grondlegging der wereld.

Dit is een werkelijkheid die ons de Schrift openbaart, anders zouden wij dit niet kunnen weten. Een waarheid bovendien, ontoegankelijk voor ons redelijk begrijpen, maar te aanvaarden en te omhelzen in het geloof. De Heere toch zorgt Zelf door Zijn herscheppenden en verlichtenden Geest dat Zijn heilgeheimen worden aanvaard en omhelsd, ja, genoten als een stuk levensbrood.

Om terug te komen op die verhouding van Hoofd en Lichaam, herinneren we aan een foltermiddel in de oudheid. Het hoofd werd gefolterd tusschen twee halfronden van ijzer met ijzeren pennen van binnen bezet. Het hoofd omklemd zat het geheele lichaam in de foltering betrokken, werd het hoofd bevrijd, dan was ook het lichaam vrij.

Als één lid lijdt, lijdt het gansche lichaam en het lijden van het hoofd betrekt zich op het geheele lichaam. In de geneeskunde wordt niet meer een ziek deel behandeld, maar de zieke mensch komt in aanmerking bij de behandeling, ook al wordt een bepaald deel des lichaams in het bizonder verzorgd.

De Heere Christus is Hoofd van Zijn lichaam, van de Kerk als eenheid verstaan. Het lichaam is altijd gerekend in het Hoofd.

Met betrekking nu tot ons onderwerp, de derde vrucht, nuttigheid van Zijne opstanding wil dit zeggen, dat het Lichaam is opgewekt met Hem. Hij is de eersteling dergenen die ontslapen zijn.

Hij ontsliep als hun Hoofd. Hij stond uit den dood weer op als hun Hoofd, zoodat daarin de waarborg ligt, dat ook de leden des lichaams, , ja, het gansche lichaam uit den slaap des doods zal ontwaken als de bazuin zal blazen.

Het Hoofd is altoos eersteling, het lichaam volgt.

De opstanding van Christus is een zeker pand van onze zalige opstanding, zegt ons antwoord. We moeten er dus wel op bedacht zijn, dat het hier gaat over de opstanding der geloovigen tot zaligheid, en niet over de opstanding der ongeloovigen tot eeuwige afgrijzing, zooals de Schrift ons leert.

Ons antwoord is beperkt tot het lichaam des Heeren, tot de opstanding der ware geloovigen. Ook is niet de bedoeling hier in den breede over die opstanding te handelen, dit toch geschiedt in Zondag 22.

Hier gaat het over de waarborg onzer zalige opstanding, die gelegen is in de verrijzenis van Christus.

Deze belijdenis bedoelt volstrekt niet de onsterfelijkheid te bewijzen, maar gaat daarvan uit. Ook zegt de apostel niet: Indien Christus niet opgewekt is, zoo worden ook de dooden niet opgewekt, maar juist omgekeerd: indien de dooden niet opgewekt worden, zoo is ook Christus niet opgewekt.

Alle dooden zullen ten jongsten dage opstaan, ook die niet in Christus ontslapen zijn. De ure komt, dat allen die in de graven zijn de stem van den Zdon des menschen hooren zullen, en zullen uitgaan, die het goede gedaan hebben tot de opstanding des levens en die het kwade gedaan hebben, tot de opstanding der verdoemenis. De zalige opstanding is alzoo ten leven om de opstanding van Christus.

De algemeene opstanding is eisch van Gods gerechtigheid om in ziel en lichaam te straffen, die het Evangelie des Zoons ongehoorzaam zijn geweest.

Voor de zalige verrijzenis der geloovigen ligt de waarborg in Christus. Zijn opstanding is pand, een zeker pand onzer zalige opstanding.

Hij verrees in heerlijkheid en kracht. Zijn verheerlijkt lichaam bewijst dat Hij het verderf overwon als Hoofd.

Opstanding, een iegelijk in Zijne orde, de eersteling Christus, daarna die van Christus zijn, in Zijne toekomst.

En wij hooren den roep: Hoelang o heilige en waarachtige Heerscher, wreekt Gij ons bloed niet van degenen die op de aarde zijn?

Alzoo de opstanding van Christus is waarborg onzer zalige opstanding wanneer wij namelijk waarlijk in Hem gelooven, die het Hoofd is Zijner gemeente.

De opstanding doelt op den triumph over zonde, dood en graf, onafgebroken en onverstoorbaar paradijsgeluk.

Nu kunnen er, wanneer een kind des Heeren het tijdelijke met het eeuwige verwisselt, nog eeuwen verloopen voor dit geschiedt. Hoevele eeuwen ligt Vader Abraham reeds in zijn graf en vele millioenen kinderen van den vader der geloovigen!

En nog is het einde niet. De eeuwen wentelen voort en de dag Zijner toekomst toeft.

Wij bedenken daarbij de vermaning des Woords: duizend jaren zijn bij den Heere als een dag en een dag als duizend jaren.

De geesten der volmaakt rechtvaardigen juichen voor den troon, maar zij missen hun lichaam, zij verwachten den jongsten dag. En, daar moet ge nu eens op letten, zij hebben nu den Christus in ons vleesch verheerlijkt voor zich. Zij zien als geest, door wondere genade des Heeren dus de waarborg hunner opstanding voor zich.

Als zij letten op hun ontlichaming, dan worden zij er aldoor aan herinnerd dat zij op aarde in hun lichaam als persoon verkeerden en dat die twee bijeen behooren krachtens de scheppings-ordinantie des Heeren.

Daarom hooren wij den roep in den hemel: De Geest en de Bruid zeggen: komt!

Het is niet mogelijk ons te verdiepen in de vraag of er dan een zeker gemis is voor de opstanding in de ervaring der zalige geesten voor den troon. Dit zal zeker wel niet het geval zijn, maar toch weten zij incompleet te zijn en verwachten zij dien dag met uitziend verlangen. De wijze waarop dit in de eeuwigheid beleefd wordt is ons verborgen.

In dit leven is het zoo, dat naarmate de zielsbanden aan Christus inniger zijn, naar die mate Christus als Hoofd een macht wordt in het leven des geloofs. Steeds dieper beleven wij, dat Christus ons een Hoofd is.

Juist dan vindt ge in de Schrift sterk naar voren treden het geloof in de opstanding. Luister maar naar den apostel Paulus. Ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb den loop geëindigd, ik heb het geloof behouden, voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere geven zal in dien dag... Een zeker pand...

Wat is dan een zeker pand en waarvan? De opstanding van Christus is een zeker pand onzer zalige opstanding. De opstanding van Christus is een pand, een waarborg. Een waarborg onzer zalige opstanding. Maar hoe weet ik nu dat dit pand voor de Kerk ook voor mij een pand is, een waarborg biedt? Deze waarborg is ingevlochten in het geheel van Christus werk, ja, verbonden aan Zijn verheerlijkte Persoon.

En met dien Persoon moet ik gemeenschap hebben door het geloof, anders is Zijne opstanding voor mij persoonlijk geen pand, ken ik het niet als pand. En van nature heb ik daar ook geen begeerte in, dat is alles zoover weg... het heden in deze wereld is toch het voornaamste, " misschien later denk ik wel eens aan de rest.

Is de instelling van uw leven, mijn lezer, nog zoo? Dan hebt ge reden te vreezen, dat gij de zalige opstanding niet zult beleven, maar het ontwaken tot eeuwig afgrijzen uw deel zal zijn, indien gij u niet bekeert.

We hebben hier ook met een stuk des geloofs van doen, dat in de Kerk des Heeren niet die plaats inneemt in het geloofsleven welke zou betamen. Het staat wel erg op den achtergrond in overdenking en gesprek. En toch is het zulk een wonder troostvol stuk voor het hart, zoo Godverheerlijkend tevens.

Een zeker pand... Zal dit pand ons als waarborg toespreken, zoo moeten wij Christus als opgestaan kennen en belijden, voor eigen hart.

En wij zien op eigen vleesch en lichaam, onze tent is bouwvallig, het tentdoek raakt gescheurd, maar geen nood, Hij kocht ons met Zijn bloed naar lichaam en ziel, en nu zien wij niet alleen den dood tegemoet zonder verschrikking, omdat Hij den dood heeft overwonnen, maar Zijn opstandingslicht schijnt ook in de graven en Zijn lichamelijke tegenwoordigheid in den hemel waarborgt mij mijne verrijzenis ten jongsten dage. Waarom is dit het geval? Omdat Hij het Hoofd des lichaams is.

Het zal duidelijk zijn, dat voor de beleving des geloofs van deze dierbare waarheid het pand moet staan in het geloofsveld, en de waarheid Gods kracht moet doen op onze ziel, de werkelijkheid van ons huidig bestaan ons moet bezwaren en het verlangen levend om met Hem te worden geopenbaard in heerlijkheid.

Wanneer deze weldaad, dat de Heere Christus in Zijn opstanding onderpand is onzer zalige verrijzenis, leeft voor het geloof, is de weg naar het graf niet donker, maar wordt dit graf een slaapstede tot den jongsten dag en verheugen wij ons, dat ons stof zal rusten in hope. De Heere zal het met bijzondere zorg bewaken en in den dag der dagen zal Hij ons opwekken, hereenigend lichaam en ziel, om in beide God te verheerlijken, gelijk Hij beide in den eenen mensch redde en verloste.

Maar de verlossing neemt zijn aanvang in onzen geest, ons geestelijk bestaan, en wordt voltooid bij ons sterven, want de Schrift spreekt van de geesten der volmaakt rechtvaardigen. Maar Hij kocht ons met lichaam en ziel, zoo zal Hij de Zijnen ook eenmaal den Vader voorstellen als Zijn reine verheerlijkte Bruid, de Vrouw des Lams, het geheel der Kerk, maar ook de enkelingen staan dan verheerlijkt voor Hem in de eenheid van lichaam en geest, de verheerlijkte complete mensch. Wij zullen Hem gelijk wezen, want wij zullen Hem zien gelijk Hij is.

Met Job zullen wij God aanschouwen in ons verheerlijkt vleesch. Mijne nieren verlangen zeer in mijn schoot.

Die opstanding zal tevens zijn het planten der banier temidden Zijner vijanden.

Christus is het, die gestorven is, ja. wat meer is, die ook opgewekt is, die ook ter rechterhand Gods zit, die ook voor ons bidt.

De laatste vijand nu, die teniet gedaan wordt, is de dood. Dit geschiedt bij de opstanding. Tot zoolang oefent de dood zijn macht uit in het graf en op de aarde, Wel is hij overwonnen, maar nog niet teniet gedaan.

En nu gaan wij dezen Zondag besluiten met enkele vragen van toepassing. Kennen wij nu de kracht van Jezus' opstanding. Zijnen dood gelijkvormig geworden?

Aller oogen zullen hem zien, ook degenen die Hem doorstoken hebben.

Zult gij sterven en begraven worden zonder ooit waarlijk te hebben geleefd? Zult gij eenmaal ontwaken tot eeuwige afgrijzing? Want van tweeën één, het Evangelie zal u zijn een reuke des levens ten leven of een reuke des doods ten doode. Daarom, ontwaakt gij die slaapt en staat op uit de dooden.

Heden, zoo gij Zijne stem hoort, verhardt u niet, maar laat u leiden. Weest niet gelijk uwe vaderen die Mij verzochten, ook mijn werk zag-en, maar geen lust hadden aan de kennis van Zijne wegen.

Of moogt gij zeggen: Hij is mijn Goël en Verlosser, Hij kocht mij met Zijn bloed.

Laat Zijne liefde u dan dringen, om niet meer uzelf te leven, maar Hem, Die voor u gestorven en opgewekt is. Ziet, dit is de dag dien de Heere gemaakt heeft.

Het moge zijn, dat wij als Israël in graven zijn besloten, Hij zal hen uit Bazan doen wederkomen. Vaak zijn we als omwonden met aardsche windselen, maar toch opgewekt uit onzen natuurstaat en, overgebracht in het Koninkrijk van den Zoon van Gods liefde. Ook zijn er onder de lezers, gëbondenen Sions die daar hopen. Hij zal u uithelpen uit den kuil en het licht des levens doen aanschouwen.

Voedt het vleesch niet tot begeerlijkheid, kruisig den ouden mensch en volgt het Lam na, zoo zult gij in de duisternis niet wandelen.

Zijne opstanding zij onze roem en blijdschap.

De Heere is waarlijk opgestaan en Zijne opstanding is een zeker pand onzer zalige opstanding.

De steen die de bouwlieden verworpen hadden is geworden tot een hoofd des hoeks. Dit is van den Heere geschied en het is wonderlijk in onze oogen.

Hij is de opstanding en het leven, een iegelijk die in Hem gelooft zal leven, ook al ware Hij gestorven. Ik leef en gij zult leven!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 februari 1948

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Catechismus-verklaring

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 februari 1948

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's