Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Catechismus-verklaring

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Catechismus-verklaring

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

CXXXVI

Zondag 17 vraag 45

HET ANDERE DEEL Van God den Zoon.

Vraag 47. Is Christus dan niet bij ons tot aan het einde der wereld, gelijk Hij ons beloofd heeft?

Antw. Christus is waarachtig mensch en waarachtig God. Naar Zijn menschelijke natuur is Hij niet meer op aarde; maar naar Zijn godheid, majesteit, genade en Geest wijkt Hij nimmermeer van ons.

Deze vraag doet de onderwijzer om een te verwachten tegenwerping te weerleggen en de waarheid nader te belijden. De nadere uitwerking van de hemelvaart onzes Heeren kreeg zijn beslag ten tijde van de Hervorming. Zeker beleed de Kerk alle eeuwen de waarachtigheid der vleeschwording en de werkelijkheid van Christus' verhooging naar het vleesch. Maar in later eeuw werd de Kerk gedwongen zich op die hemelvaart nader te bezinnen.

De begeerte deed zich gelden om Christus lichamelijk bij ons te hebben, zooals de discipelen dit ook verlangden. De leer van het misoffer is uit soortgelijk verlangen geboren. Eigenlijk is het de wensch naar het Koninkrijk Gods op aarde met Jezus lichamelijk tegenwoordig onder de kinderen des Rijks. De discipelen wilden na de opstanding Jezus als vast houden voor de aarde. Toen Hij eenmaal was opgevaren, verwachtte men geen telkens herhaalde wederkomst, maar zocht een zekere vervanging daarvan. Rome ontwierp haar dwaalleer van de mis, waarin Christus lichamelijk wordt opgeofferd, op onbloedige wijze, en werkelijk aanwezig wordt geacht in het vleesch.

De Luthersche kerk bedacht de leer van de zoogenaamde mededeeling van eigenschappen. Christus, zoo wordt geleerd, zou bij Zijn hemelvaart zijn goddelijke alomtegenwoordigheid hebben meegedeeld aan de menschelijke natuur, zoodat Hij ook lichamelijk in het Avondmaal aanwezig zou zijn. Maar dan is van een werkelijke he-

meivaart geen sprake en door de ontkenning van de werkelijkheid is deze verhooging ook geen waarheid.

Daarom stelt de catechismus eerst de vraag: I's dan Christus niet bij ons tot aan het einde der wereld, gelijk Hij ons beloofd heeft?

Hebben wij dan alleen een Jezus in den hemel, is Hij niet bij ons? Heeft dan Jezus niet beloofd: Ik ben met ulieden, alle de dagen tot aan het einde der wereld? Niemand zal deze waarheid ontkennen, die leeft bij het Woord.

Dat heeft de Zaligmaker inderdaad beloofd. Daarvan mag niets worden afgedaan. Alleen maar, het is de vraag hoe dit moet worden verstaan in verband met andere waarheden. Hij bereidde Zijne jongeren voor op «Zijn vertrek naar den hemel. Maande hen te Jeruzalem te blijven, totdat zij met kracht uit de hoogte zouden zijn aangedaan. Hij beloofde hun den Heiligen Geest, die was toegezegd. Ik zal u een anderen Trooster zenden en die zal bij u blijven in eeuwigheid. Dat houdt in, dat Hijzelf niet lichamelijk bij hen bleef.

Maar nu moet ge letten op hetgeen Jezus zeide. Ik ben met u, dat is meer dan bij u. Juist door de hemelkaart heen komt het tot een tegenwoordigheid, die inniger is dan lichamelijke aanwezigheid. Jezus zeide: de armen hebt gij altijd met u, maar Mij hebt gij niet altijd met u. Maar hoe moeten wij dan dit alles verstaan en op welke wijze gelooven wij dan alles wat Jezus heeft gezegd in deze zaak van de hemelvaart, van het gaan en het blijven, van het weggenomen worden en het wederkeeren.

De onderwijzer wijst ons op de twee naturen van den Heere Christus. Christus is waarachtig God en mensch.

En nu hebben wij wel te verstaan, dat Jezus naar zijn menschelijke natuur niet meer op aarde is. Hier is het geheim van de gebondenheid der Godheid aan onze menschelijke natuur. Hoewel de godheid alomtegenwoordig blijft, is toch zijn menschheid aan een bepaalde plaats gebonden, omdat Hij waarachtig mensch is.

Krachtens de menschelijke natuur kan Hij lichamelijk maar op één plaats tegelijk zijn. Maar, als dan Zijn Godheid toch alomtegenwoordig is, hoe is dan de verhouding met de menschelijke natuur? Wij merkten reeds op, dat hier de verborgenheid der godzaligheid is. God geopenbaard in het vleesch.

Toch kunnen wij er nog wel iets naders van zeggen.

In het geloof hebben wij geen gemeenschap met den Zopn zonder meer, maar met den Zoon in onze natuur. Er is dus een band der geloofsgemeenschap met Christus in onze natuur, ook als Hij naar zijn menschheid alléén in den hemel is. Vandaar dat het geloof opvaart in den hemel, waar Christus is. De band der liefde trekt naar boven en de ontmoeting met God in Christus door het geloof heft onze harten op in den hemel. Uw wandel zij in den hemel, vanwaaf wij ook den Zaligmaker verwachten. Het blijft dus: naar Zijne menschelijke natuur is Hij niet meer op aarde, maar toch blijft de betrekking op die natuur, want zoo alléén is Hij de Zaligmaker, de barmhartige Hoogepriester.

Als Zoon Gods is en blijft Hij alomtegenwoordig en geldt ook ten opzichte van den Zoon: Voer ik op ten hemel. Gij zijt daar; bedde ik mij in de hel. Gij zijt daar. Maar wij hebben geen gemeenschap met de Godheid alléén, doch met God geopenbaard in het vleesch, opgenomen in heerlijkheid.

De afwezigheid is waarachtig, maar daar is ook een werkelijke aanwezigheid. Dit druktjiet antwoord uit in de woorden: Naar Zijne Godheid, majesteit, genade en Geest wijkt Hij nimmermeer van ons.

Naar Zijne Godheid, majesteit, genade en Geest is Hij bij ons, wijkt Hij nimmermeer, nooit te eeniger stonde van Zijn Kerk op aarde.

Is er in onze menschelijke verhoudingen ook iets waarmee wij kunnen vergelijken? Dat is wel mogelijk. Wij kunnen bij lichamelijke afwezigheid toch tegenwoordig zijn ergens waar ons hart is. Denk maar aan een brief, dien wij schrijven; een bode dien wij zenden. Paulus schrijft: och ik, als met het lichaam afwezend, maar tegenwoordig zijnde met den geest, heb aireede, alsof ik tegenwoordig ware, dengene, die dat alzoo bedreven heeft, besloten (in den ban gedaan, 1 Cor. 5:3).

Mogelijk kan de mensch ook door een geheime kracht aanwezig zijn, waar hij toch lichamelijk niet is. Zooveel is wel zeker geworden op dit gebied, dat ons geestelijk bestaan mogelijkheden b ; edt, die wij wel niet kunnen verstaan, doch ook niet ontkennen. Er bestaat toch wel telepathie en televisie, uit de verte gevoelen en zien. Invloed oefenen in en door den geest zonder lichamelijke tegenwoordigheid. Daar is in het geestelijke leven bodien een elkander ontmoeten voor den troon der genade in het gebed.

Neen, dit biedt nu geen verklaring voor hetgeen hier aan de orde is. maar wel wijst het heen naar mogelijkheden van geestelijke tegenwoordigheid zonder lichamelijke aanwezigheid.

De Zone Gods is alomtegenwoordig, aan alle plaatsen Zijner heerschappij. Doch nu is Hij alomtegenwoordig als God in verbondenheid met die menschelijke natuur in den hemel, gelijk Hij in den hemel was naar Zijn Godheid, toen Hij als mensch op aarde wandelde. Die band tusschen beide naturen wordt nooit en nergens verbroken. In het geloof ontmoeten wij Hem als Gods Zoon in het vleesch, maar omdat nu juist die menschheid in den hemel is, brengt het geloofsleven mee het getrokken worden naar den hemel. En de vruchten van Zijn werk draagt Hij in den hemel in, maar in de ontmoeting des geloofs met God in het vleesch smaken wij die vruchten. Het is niet zóó, dat wij mogen zeggen: de mensch is in den hemel en God is alomtegenwoordig, maar wij moeten zeggen: de alomtegenwoordige God, de Zoon heeft Zijn menschheid in den hemel. Zoo is Hij dan naar Zijn Godheid op zeer bijzondere wijze tegenwoordig b.ij Zijne gemeente, namelijk als God in het vleesch geopenbaard. Hier is eene verborgenheid, die spijze biedt voor het geloof, die ons in aanbidding doet nederzinken en Hem belijden als bij ons tegenwoordig voor het geloof.

Wanneer dit geloof geoefend wordt is deze gemeenschap daadwerkelijk en wordt de zaligheid gesmaakt, die ons met vrede en vreugde vervult.

Lezers, kent gij dezen verborgen omgang met den Christus Gods, te prijzen in der eeuwigheid? Van nature zijn deze dingen ons vreemd. De natuurlijke mensch toch verstaat niet de dingen, die des Geestes Gods zijn en hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk worden onderscheiden.

Naar Zijne Godheid wijkt Hij nimmermeer van ons.

Maar ook naar Zijne majesteit is Hij bij Zijne gemeente. Christus, als de verhoogde Middelaar, bezit groote heerlijkheid en die majesteit openbaart Hij in het bewaren, behoeden en beschermen der Zijnen. Zij werden steeds Zijn hulp gewaar in zielsbenauwdheid en gevaar. Over alles wat heerlijk is zal eene beschutting wezen.

Zijn kracht en heerlijkheid openbaart Hij in de Zijnen, zoodat wij Hem mogen kennen en boven alles liefhebben. De wereld en hare heerlijkheid leeren vaarwel zeggen, De wereld en de duivel worden overwonnen. Daartoe geeft Hij het vermogen. Zij overwinnen door Hem, Die ons kracht geeft (Fil. 4 : 13).

Maar ook naar Zijne genade blijft Hij bij ons.

Christus schenkt Zijne genade aan de Zijnen, die Hij kocht met Zijn bloed, opdat zij mogen weten en ervaren Wiens eigendom zij zijn en wie voor hen instaat voor tijd en eeuwigheid. Uit Zijne volheid hebben wij allen ontvangen ook genade voor genade.

De Heilige Geest neemt het uit Christus en schenkt het naar Zijne vrijmacht aan Gods gekenden. Vader, zij waren Uwe, doch Gij hebt ze Mij gegeven.

Door die genade verzekert Hij ons Zijne bestendige liefde, hoewel wij nog dagelijks zondigen. De lezer verstaat zeker dat deze onderscheidingen van Godheid, genade, en majesteit geen scheidingen inhouden doch de ééne groote werkelijkheid Zijner geestelijke tegenwoordigheid in verbinding met Zijn menschheid in den den hemel beduiden en uitleggen.

Daarom voegt de' onderwijzer nog toe en met Zijn Geest.

De Heilige Geest wordt in het bijzonder de Geest van Christus genoemd in het Woord. Dien Geest verwierf Hij als Middelaar door Zijn lijden en sterven. Die Geest wederbaart en troost Gods kinderen, is de zaakwaarnemer Gods in het hart, gelijk Jezus in den hemel. Door dien Geest worden wij vereenigd met Jezus boven de wolken. Hij draagt de hemelsche zegeningen in het hart in, zoodat wij worden vertroost en onzen eenigen troost in leven en sterven het eigendom van Christus te zijn, waarlijk beleven

in het geloof. de schepping des Geestes. Van dien Geest getuigde Jezus: Hij zal bij u blijven en zal in u zijn.

Waar twee of drie vergaderd zijn in Mijnen naam. daar ben Ik in het midden. God heeft den Geest Zijns Zoons uitgezonden in onze harten, door welken wij roepen: Abba, Vader.

Zoo worden de twee naturen in onzen Heere Jezus Christus recht gezien in hunne onderlinge verhouding en gemeenschappfelijke openbaring. Eenmaal zullen wij Hem zien in ons verheerlijkt vleesch. Onze oogen zullen Hem zien gelijk Hij is.

Hebt gij nu ooit zóó den Zaligmaker leeren kennen? Want het is goed, dat gij rechtzinnig zijt in de leer, maar de leer moet leven voor u zijn of worden, anders zal de waarheid u veroordeelen en niet vrijmaken.

De uitgangen der liefde van Zijn menschelijk hart vergezellen overal en altijd Zijne godheid voor de Zijnen en worden gekend in het geloof, zoodat de liefde Gods wordt gesmaakt, die de kennis te boven gaat.

Dit is Zijne gunstrijke tegenwoordigheid bij Zijne gemeente, die wereld, duivel en eigen vleesch niet kunnen wegnemen. Zijn: Ik ben met u, trekt de grenzen aan duivel en wereld, ja, voor eigen hart.

Daarom leéren Gods kinderen pleiten op de belofte, die uit Zijne lippen ging en die vast en onverbroken blijft.

Wanneer wij Zijne tegenwoordigheid missen, schreit onze ziel, gelijk een hert. dat dorst naar de waterstroomen.

Wanneer wij Zijne tegenwoordigheid missen, schreit onze ziel, gelijk een hert, dat dorst naar de waterstroomen.

Bij Israël was Hij tegenwoordig in het teeken van de vuur-en wolkkolom.

Maar nu is vervuld: die aanbidden zul-

len aanbidden in geest en waarheid. God is in het midden van haar, zij zal niet wankelen.

Bij den uittocht baande Christus een pad door de groote wateren en Israël ging door de afgrond als op het drooge.

Hij leidde Petrus uit de gevangenis en deed des nachts een engel bij Paulus staan om hem te bemoedigen. Jezus sprak: gij zult voor koningen en vorsten geleid worden, doch overdenkt niet wat gij spreken zult, want het zal u in die ure gegeven worden zoo wat gij spreken zult.

Een genadeloos mensch is een verlaten mensch, daarom zoekt den Heere terwijl Hij te vinden is, erkent nog heden Jezus als Heere; maar een begenadigd mensch is nooit alleen, ook al gevoelt hij zich dikwijls eenzaam.

Ik ben bij u en Ik zal u aanzien.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 februari 1948

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Catechismus-verklaring

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 februari 1948

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's