Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Catechismus-verklaring

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Catechismus-verklaring

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

CXXXVII

Zondag 18 vraag 46-49

HET ANDERE DEEL Van God den Zoon.

Vraag 48. Maar zoo de menschheid niet overal is, waar de godheid is, worden dan de twee naturen in Christus niet van elkander gescheiden?

Antwoord. Ganschelijk niet; want dewijl de godheid onbegrijpelijk en overaltegenwoordig is, zoo moet volgen, dat zij wel buiten hare aangenomen menschheid is en nochtans niettemin in haar is en persoonlijk met haar vereenigd blijft.

Dit antwoord doet wat schoolsch aan, maar is toch schriftuurlijk verantwoord.

De kerk heeft belang bij de waarheid van de eenheid der naturen van Christus. Reeds vroeger stonden wij daarbij uitvoerig stil, zoodat wij hier beknopt kunnen zijn.

Zoo klaar als de Kerk de twee naturen beleidt, zoo zeker verwerpt zij zoowel de scheiding als dé* vermenging dezer beide naturen. Wat de Christus als Middelaar is £n doet heeft altijd betrekking op beide naturen. Calvijn merkt op: De verhouding der naturen is zóó innig, dat soms aan de Godheid wordt toegeschreven, wat de menschheid toekomt en omqekeerd (Inst. II. 14).

Urzinus, één van de opstellers van den Heidelberger, leerde, dat Christus naar de Goddelijke natuur óók met Zijn dood lichaam in het graf verbonden was, zooals dat ook in onze Nederlandsche Geloofsbelijdenis wordt gezegd op schoone wijze. Christus is mensch geworden door aanneming der menschheid in eenigheid Zijns Persoons, zegt ons Kort Begrip (vr. 27).

En in vraag 35 leert de catechismus, dat de Zone Gods in de aanneming der menschelijke natuur waarachtig en eeuwig God is en blijft (vr. 35).

De Lutherschen werpen tegen: gij leert dan wel een zekere tegenwoordigheid van Christus na de hemelvaart, maar rukt toch eigenlijk de twee naturen uiteen, scheidt die van elkander. Die beschuldiging wijst de onderwijzer verre van zich. Te goed weten wij dat scheiding der twee naturen neerkomt op verlies van den Zaligmaker.

Wij houden geen gemeenschap met den tweeden Persoon uit het Goddelijk Wezen, maar met God geopenbaard in het vleesch.

In de verhouding der twee naturen is geen verandering gekomen met de hemelvaart. In Bethlehem was het zóó: de menschheid in de kribbe, als de Zoon toch alomtegenwoordig, dus ook in den hemel.

Het is ook niet in te zien waarom die overdracht van eigenschappen juist bij de hemelvaart zou hebben plaats gehad.

Eutychus leerde de vermenging der na-

turen van meet af bij de vleeschwording, terwijl Nestorius ze scheidde en van een wezenlijke eenheid in den Persoon van Christus niet kon .spreken.

De eigenschappen der twee naturen blijven dus onderscheiden en gaan niet over van de eene natuur op de andere, doch het is de ééne Middelaar, de ééne Jezus. Denken wij in dit verband aan de menschelijke natuur van ons menschenkinderen. Ons lichaam is aan een bepaalde plaats gebonden, we kunnen niet hier en elders tegelijk zijn, dat behoort tot den aard van het lichamelijke. Maar onze geest leeft terug en vooruit, met onze gedachten kunnen wij ver af zijn van de plaats waar we toeven. Nu spreekt de onderscheiding der naturen bij den Heere Christus nog véél sterker. Beide naturen oefenen hare werking in gemeenschap met elkander. Doch Christus is niet alleen naar Zijn werkingen, maar naar Zijn Persoon als God alomtegenwoordig. Hij is tegenwoordig in de kracht Zijner godheid, die niet en nooit van Zijn menschelijke natuur is gescheiden, hoewel deze in den hemel is.

De verborgenheid der Godzaligheid treedt ons niet alleen in de kribbe van Bethlehem tegemoet, maar blijft ook van kracht bij de hemelvaart onzes Heeren.

De godheid is onbegrijpelijk zegt ons antwoord, dat wil zeggen niet te grijpen, niet door tijd of ruimte te besluiten of te begrenzen.

Christus is in den hemel maar de uitgangen der liefde verzeilen Zijn Godheid overal. Het is niet mogelijk dit te begrijpen, hoe zouden wij dit kunnen verstaan? Zelfs ons eigen bestaan als twee-eenheid van lichaam en geest kunnen wij niet vatten. Hoe nauw 'zijn beide verbonden en toch is ons lichaam niet onze geest en omgekeerd. Wij rusten ook hier in het mysterie van den Christus Gods, als Godmensch en maken het niet tot God-menschelijk, want dan vermengen wij wat God niet heeft vermengd en trekken wij de godheid in het eindige bestaan van het schepsel. De menschelijke natuur beperkt de Godheid niet en de Godheid sleept de menschelijke natuur niet mee van de hemel naar de aarde.

Laten wij nu kort samenvatten wat wij hebben gevonden als gegevens der Schrift.

De Heere Christus is in Zijn menschelijke natuur door opvaren van de aarde naar den hemel verplaatst.

Terwijl Hij in den hemel vertoeft en wandelt temidden van de gouden kandelaren, de zeven sterren in Zijn rechterhand houdend, blijft Hij alomtegenwoordig als God en doet de werkingen Zijner Godheid uitgaan in de bindintj aan Zijn menschelijke natuur, zoodat wij gemeenschap hebben met den eenen Middelaar in beide naturen, want de eenheid des Persoons blijft gehandhaafd.

Ook over hetgeen wij niet kunnen begrijpen behooren wij toch Schriftuurlijk te denken en te belijden.

In Christus is God neergedaald tot den mensch. Zulk een Middelaar betaamde ons, opdat Hij ons tot God zou brengen.

Zijne gemeenschap is beter dan het leven. En juist daarom, omdat Hij aldus bestaat en werkt in de vereeniging van beide naturen trekt het heimwee der trekkende liefde naar boven, waar de verheerlijkte Christus is.

Vraag 49. Wat nut ons de van Christus? hemelvaart

Antwoord. Ten eerste, dat Hij in den hemel voor het aangezicht Zijns Vaders onze Voorspreker is. Ten tweede, dat wij ons vleesch in den hemel tot een zeker pand hebben, dat Hij als het Hoofd, ons Zijne lidmaten, ook tot Zich zal nemen. Ten derde, dat Hij ons Zijnen Geest tot een tegenpand zendt, door Wiens kracht wij zoeken dat daarboven is, waar Christus is, zittende ter rechterhand Gods, en niet dat op de aarde is.

In vraag 48 werd het geding met de tegenpartij afgedaan en zoo komt aan de orde de vraag naar het nut der hemelvaart, zooals ook bij de opstanding daarnaar werd gevraagd. Op den voorgrond staat hierbij niet wat Jezus in den hemel voor de Kerk doet, maar wat zijn zijn in den hemel, als Hoofd der Kerk, op zichzelf heeft te beteekenen. Van Zijn werk in het binnenste Heiligdom handelt Zondag 19 - over de zitting ter rechterhand Gods.

Zeker kunnen niet worden gescheiden Zijn aanwezigheid in den hemel en Zijn werk aldaar dat natuurlijk aanstonds met de hemelvaart aanvangt.

In het natuurlijke leven weten wij wel wat iemands aanwezigheid kan beteekenen. De kinderen van de Zondagsschool zijn lastig, daar komt de dominee plotseling binnen. Hij zegt niets, maar ziet toe en... er komt orde en rust, , enkel door zijn tegenwoordigheid. Het is rumoerig in de kazerne, maar daar komt de kapitein binnen. Zoo kunt ge de voorbeelden vermenigvuldigen om de beteekenis van het aanwezig zijn te belichten, zonder dat nog iets wordt gezegd of gedaan.

Welnu, in allervoortreffelijksten zin en beteekenis is de tegenwoordigheid onzes Heeren in den hemel van groote waarde.

Hij kan daar niet aanwezig zijn zonder de profetie in zich te dragen, dat de Zijnen eenmaal bij Hem zullen zijn en Hem zullen zien gelijk Hij is in heerlijkheid.

Zijn aanwezigheid waarborgt tevens, dat de aardschgezindheid der Zijnen wordt geknakt. Uw wandel zij in den hemel, waar Christus is.

Er is eenheid in nood en dood tusschen Christus en Zijn volk. Zij verrezen met Hem uit het graf en voeren met Hem ten hemel. Hij is daar als haar Hoofd. Zoo is dan de vrucht der hemelvaart allereerst deze dat de positie, de instelling tevens tegenover hemel en aarde van de Zijnen is gewijzigd door de hemelvaart.

De hemelvaart toch is eene verplaatsing van de aarde naar den hemel voor Christus. Dat moet in de vrucht dan ook blijken.

Immers zij raakt de verhouding van hemel en aarde. Een aardschgezind mensch bewijst dat hij Christus in den hemel niet kent, dat zijn leven niet met Christus is erborgen in God. Hier is een zeer diepingrijpend kenmerk van het leven der genade. Laten wij onszelf daaraan toetsen en vragen hoe het staat met ons christen-zijn.

De wereld gebruikende als niet misbruikende, levende in den tijd en toch opgetrokken boven den tijd. Wien heb ik nevens U in den hemel, nevens U lust mij ook niets op de aarde, beleed Asaph, toen hij in Gods heiligdom was ingegaan.

Is het zoo met ons? Heden in de omstandigheden waarin wij thans leven?

Laat ik een natuurlijk voorbeeld geven. Hoevelen leven met hun gedachten bij hun kind of man in den vreemde; hun gevaren zoeken zij in te leven, hun zorgen te deelen. Gij zijt met uw gedachten bij uw zoon in Indië, of ergens in de kazerne. Gij onderhoudt regelmatig briefwisseling met hem. Telkens zijt gij absent voor het hier en aanwezig bij uw zoon, hij is toch een stuk van uw leven, zielsverbonden als gij zijt met hem. En uw zoon gaat in gedachten naar u uit, die verhouding is wederkeerig, als het goed is. Dit kan zelfs leiden tot gevoel van vereenzaming, want wat is uw leven zonder uw man of zoon? Het is waar, de tijd slijt wel, maar neemt toch de betrekking niet weg. Dan treedt ontaarding in.

Wel moet ge u kloek gedragen en berusten in des Heeren doen met u, maar het is geen berusting wanneer de betrekking wordt geschonden.

Het verlangen naar hereeniging blijft, trekt nu eens sterker, dan weer minder. Maar als ge dan in de courant leest dat er weer zijn gevallen, zelfs ondanks het wapenstilstandsverdrag, dan schokt uw ziel in u en de vraag dringt zich met kracht op: hoe zou het met mijn jongen zijn in het vreemde land? Een brief bereikt hem en hij verneemt daarin van zorgen en krankheid, dan wordt de binding weer aangetrokken in het hart ook van dien zoon.

Welnu, het paradijs ligt niet meer op aarde, maar in den hemel waar Christus is. Daarom zijn Gods kinderen pelgrims hierbeneden. Noch vrouw, noch dierbaar kind, noch welke andere binding ook kunnen dit centrale feit in ons leven teniet doen, dat Jezus boven alles en allen gaat! Wie niet haat vader en moeder, vrouw of kind, ja, zijn eigen leven, kan Mijn discipel niet zijn.

Van nature is hiervan geen sprake, maar zijn wij uit de aarde aardsch, vervreemd van den hemel en den God des hemels, en den Christus Gods in den hemel.

Maar Gods kinderen zijn pelgrims hierbeneden en de band met Christus trekt!

Daar laat een jongen zijn vlieger op! Het touw rolt af en zij stijgt almaar hooger. De wind is gunstig en zij verdwijnt uit het gezicht, is nauwelijks een stip in het luchtruim. Wat doe je daar, jongen? Ik heb mijn vlieger opgelaten. Ik zie niets, is het wel waar? Hier, voel maar aan het touw, het trekt, dat zit vast aan mijn vlieger. Zoo trekt de koorde des geloofs, de band aan Christus in den hemel.

Wilt ge een ander beeld?

Ons levensschip is op de groote wateren, het slingert, de golven koken, het water slaat over het dek! En toch... omdat de ankers zijn neergelaten, wordt het niet

weggeslagen. De ketting is niet te zien door de beroering der wateren, maar het anker trekt! Ons anker ligt niet gezonken in den bodem der wereld, maar is vastgehaakt achter het binnenste'voorhangsel. Het anker trekt! Wij hebben een anker der ziel. Wij zijn op sleeptouw naar den hemel genomen, en komen zeker in de haven der eeuwige rust.

Zijn we soms afgetrokken, beoordeel ons dan niet verkeerd, spreken we soms op eene wijze, die gij niet verstaat, oordeel dan niet over hetgeen gij niet weet.

De aarde trekt om te genieten, de hemel is u wellicht ver! Maar het kan óók zijn, dat voor u de hemel vuurvlammen schiet en de pijlen des Almachtigen in u zijn gedaald, zoodat gij met schrik en vreeze moet belijden... die saffieren troon is mij geen troon der genade, ik ken den Christus niet in Zijn blped. hoe zou ik Hem dan kennen als mijn Voorspreker bij den Vader?

JHoor dan toch. Hij kan voor u worden wat gij nog niet kent. en daarom zoek den Heere terwijl Hij te vinden is.

Maar wij moeten nu op ons antwoord letten.

Zijt gij nog thuis op aarde en vreemdeling hierboven? Is de hemel voor u nog vijandig gebied en vreest gij den vertoornden Rechter?

In den hemel is onze adel geboren, gelijk op aarde onze schande ontstond.

Maar laten we nu het nut der hemelvaart nader overdenken aan de hand van ons antwoord, dit schoone antwoord, waar de christen aafi het woord is, die mag belijden: Want ons leven is met Christus "verborgen in God.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 februari 1948

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Catechismus-verklaring

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 februari 1948

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's