Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE VROUW EN HET AMBT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE VROUW EN HET AMBT

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

14.

In Israël

Slaan wij dan nu het oog op de verhoudingen, zoals ze ons in Gods Woord en met name in Israël getekend worden. Nogmaals zij het gezegd, dat de positie van de vrouw in Israël zoveel gunstiger was dan in de heidenwereld. Hierover zijn alle geleerden het eens.

Evenwel wordt niet door allen recht _ gedaan aan de plaats, die de Israëlietische vrouw in de samenleving innam. Het is stellig onjuist als Oepke in Kittels Wörterbuch zegt: , , De Israëlietische vrouw is... in juridisch opzicht meer zaak als persoon." 4 ) Hij wil dit bewijzen door de nadruk te leggen op uithuwelijking door de vader. Uit de macht van de vader komt zij in de macht van de echtgenoot. Sterft haar man, dan keert zij onder het voogdijschap van de vader of broer terug. Hier is Oepke echter in tegenspraak met zichzelf. Immers een zaak staat niet onder voogdij. Een voogd wordt aangesteld over een onmondig geachte persoon, niet over een zaak. Dit ligt in de aard van het begrip „voogd". Bovendien weet Oepke zelf mede te delen, dat de vrouw ook wel in bepaalde gevallen zeggenschap had omtrent een eventueel huwelijk en hij wijst daarbij op Rebekka. Hier moeten wij wel goed onderscheiden. Uit de geschiedverhalen, die wij in de Bijbel vinden, is daaromtrent met zekerheid weinig te zeggen. Het moet echter de opmerkzaamheid van de Bijbellezer treffen, dat de verhouding van God tot zijn Volk of van de Schepper tegenover zijn schepping vaak wordt vergeleken met de liefde van bruid en bruidegom. Dit pleit ervoor, dat de huwelijkssluiting niet zo geheel en al buiten het meisje omging als men wel wil doen voorkomen. Immers het beeld voor Gods liefde zal ontleend zijn aan bekende aardse omstandigheden. Indien het waar zou zijn, dat de meeste huwelijken gesloten werden zonder dat wederzijdse, genegenheid aanwezig was, zou het beeld onjuist zijn. Immers er is niet maar alleen sprake van de liefde tussen de echtgenoten, maar zeer bizonder van de liefde uit de dagen de^jeugd daterend. De profeten spreken hierin ieder voor zich een duidelijke taal.

Een ander bewijs • daarvoor, dat de vrouw eigenlijk niet meetelde in Israël, vinden sommigen hierin, dat de vrouw in het vierde gebod niet Wordt genoemd. 5 ) Men ziet daarbij de ongerijmdheid over het hoofd, dat wel de dochter genoemd wordt. Het is niet wel mogelijk te veronderstellen, dat voor de dochter de rust op de sabbat voorgeschreven werd, maar niet voor de moeder. Dit zijn uitlegkundige wegen, waarop wij de nieuwere geleerden niet kunnen volgen. „Allen moeten rusten. De mens staat niet alleen. Hij is één met zijn gezin en met de gehele samenleving en met de Schepper zelve. Ziedaar gewijde solidariteit." (Prof. W. J. Aalders in „De Tien Geboden").

Daarmede is niet gezegd, dat de vrouw onder Israël op hetzelfde plan stond als in het Nieuwe Testament. Integendeel, het is een waarheid, wanneer opgemerkt wordt, dat de vrouw onder voogdij staat haar gehele leven. Vanzelfsprekend geldt hier zowel als onder de heidense religies, dat er gelukkige huwelijken waren, waarin van de voogdij weinig of niets werd bemerkt. Vporal bij de eenvoudigen zullen wij zulk een harmonie te zoeken hebben. Talrijke voorbeelden van echtelijke liefde zijn ons in de Heilige Schrift gegeven. Van de vele noemen wij slechts Sara en Rebekka.

De „hardigheid des harten" bracht echter teweeg, dat de verhoudingen in Israël nog verre van ideaal waren. Het hebben van meer dan een vrouw was bij de voornamen regel, met al de huiselijke ellende, die daarvan het gevolg moest zijn. De voorbeelden zijn te bekend om naar voren te brengen. Echtscheiding wordt door de Heere Jezus uit hetzelfde oogmerk verklaard. Langzamerhand wordt het volk Israël klaargemaakt om te beantwoorden aan de eisen van Gods openbaring. Echter is er in het Jodendom ten tijde van de Heere Jezus niet veel vooruitgang te bespeuren ten opzichte yan oud-Israël, veel eer is er sprake van achteruitgang. Aan minachtende uitspraken over vrouwen is geen gebrek, al ontbreken ook woorden van hoogachting niet. De polygamie blijft geoorloofd. Het is niet juist met Prof. Kohnstamm te menen, dat in het O.T. reeds ten tijde van de profeet Hosea het huwelijk van één man met één vrouw regel was. 6 ) Daar echter het hebben van meer vrouwen voor de eenvoudigen te kostbaar was, vinden wij er in hét Nieuwe Testament niet van gesproken. Daaruit mag echter niet afgeleid worden, dat het latere Jodendom het principieel verwierp.

Het eigenlijk euvel van het Jodendom is de gemakkelijke wijze, waarop echtscheiding kan worden verkregen. Daarover handelt Matth. 19. In het Jodendom waren er twee scholen, waarvan de ene slechts ontucht als oorzaak voor echtscheiding erkende, maar de andere allerlei nietswaardige argumenten aanvaardde. Scheidingen op zeer lichtvaardige gronden kwamen bij de Joden niet minder voor dan bij de heidenen. 7 ) Een star vasthouden aan de letter van de wet was toen zo min' als nu een bejetsel om de zonde zo al niet goed te keuren, dan toch toe te laten.

Moeten wij uit het bovenstaande besluiten, dat de theorie in Israël wel schoon was, maar dat de praktijk niets beter was dan bij de heidenen? Geenszins. Israëls maatschappelijk leven droeg er de sporen van, dat hun de woorden Gods waren toebetrouwd. De vrouw treedt in het openbaar bij Israëls godsdienst. Eerst het Jodendom zet de vrouw achteruit in later eeuw, maar oorspronkelijk had de vrouw toegang tot het heiligdom. Men denke aan de biddende Hanna.in de tempel te Silo. In de synagoge zaten de vrouwen achteraan, afgescheiden van de mannen, achter tralies. Zoals steeds ging er ook in Israël van krachtige en godsdienstige vrouwenfiguren een grote invloed uit. Tal van moeders treden naar voren. Meermalen wordt de geboortegeschiedenis van Israëls grote mannen vermeld. Men denke aan de moeders van de Judese koningen, wier namen steeds worden genoemd.

Niet alleen in de aartsvaderlijke tijd spelen de vrouwen in de tent een belangrijke rol, maar ook later is de opvoeding voor een groot deel de taak der vrouw. Uit de aard der zaak is voor ons onderwerp het meest belangrijk, dat er vrouwen in de godsdienst op de voorgrond getreden zijn. Men hale zich slechts voor de geest: Mirjam, Debora, Hulda en anderen.. De vraag, die wij moeten beantwoorden is deze: Welke plaats namen deze vrouwen in het geheel van Israëls eredienst in en is daaruit iets af te leiden

voor de christelijke gemeente uit Nieuwe Testament? het

Van Mirjam weten wij, dat zij optreedt in de kindsheidsgeschiedenis van Mozes, zonder verdere godsdienstige betekenis. Maar na de doortocht door de Rode Zee is Mirjam de aanvoerster van reien van Israëlietische meisjes, die de grootheid des Heeren bezingen, ja zij zelve heeft een kort lied daarvoor gemaakt. Wij hebben hier te doen met een spontane uiting van vreugde over de verlossende daden van de Heere, zonder dat daaraan blijvende betekenis moet worden toegekend. Mirjam krijgt geen vaste plaats in Israëls eredienst, al heet zij ook profetes^ En tegenover deze uiting van haar liefde tot God, staat ons ook opgetekend haar opstand tegen Mozes.

Met Debora is het echter geheel anders gesteld. In Richteren 4 wordt ons mede-% gedeeld, dat Debora een profetes was, die Israël richtte. Naar haar huis, in het gebergte van Efraim gelegen onder een palmboom, begaven zich de Israëlieten voor de rechtspraak. In de door God bevolen vrijheidsstrijd tegen de Kanaanieten, trok zij met de legeraanvoerder Barak, op diens verzoek, mede ten strijde. Na de overwinning dichtte zij het lied, dat ons in Richt. 5 is bewaard met als opschrift: „Voorts zong Debora en Barak de zoon van Ahinoam, ten zelfde dage". Hoe hebben wij over deze profetesfiguur te denken? Anders dan bij Mirjam, die ook profetes genoemd wordt, is Debora iemand, die voortdurend een bezigheid uitoefent in het maatschappelijk leven van Israël. Haar werk als richter van Israël treedt op de voorgrond. Zij was door haar rechtspraak een „moeder in Israël". Zij kwam daardoor in aanraking met velen uit het volk, met wie zij ongetwijfeld zal gesproken hebben over de overheersing van koning Jabin. Haar gezag als vrouwelijke rechter zal zij ontleend hebben aan haar profetische begaafdheid. In zoverre de profetische gave op de toekomst betrekking heeft, blijkt ze bij Debora duidelijk uit het gesprek-met Barak, waarin ze de val van Sisera door vrouwenhand voorzegt. Debora staat als profetes niet alleen. Naast haar treffen wij in later tijd onder koning Josia aan Hulda te Jeruzalem, terwijl in het Lukas-evangelie ook de oude Anna een profetes wordt genoemd.

Uit deze Bijbelse gegevens blijkt, dat de Heere bij het bestuur van het staatkundige en godsdienstige leven gebruik maakte van vrouwen.

Het is onmogelijk met zekerheid te zeggen, of de in de Bijbel genoemde vrouwen de enigen zijn geweest, die zich op dit terrein hebben begeven en op dit terrein waren geroepen. In elk geval zijn er slechts twee genoemd. Opmerkenswaardig is de tijd, waarin zij optraden. Debora leefde in de richterentijd, wanneer wij van profeten weinig horen. Het is de donkere tijd in Israëls historie: Er was geen koning in Israël en ieder deed wat recht was in zijn ogen. o g

Hulda leefde ten tijde van koning Josia, wellicht reeds ten tijde van zijn vader w k w

Amon, de afgodendienaar. Tijdens de regering < ^an Manass®; en Amon moeten de profeten zich wel teruggetrokken hebben, immers er wordt ons bericht, dat de heiligen vervolgd werden. In deze donkere tijd vertroostte de Heere zijn volk te Jeruzalem door Hulda, de profetes. Hieruit zouden wij wagen af te leiden, dat de profetes dan op de voorgrond trad, wanneer het openbare godsdienstige leven een inzinking te zien gaf of een belemmering ondervond. Dit geldt ook ten volle van de door Lukas vermelde Anna. Tegenover de veelheid van profeten vallen de beide profetessen in het niet. Doch het gaat ons niet om de veelheid, maar om het beginsel. De Heere heeft door deze vrouwen tot Israël willen spreken. Hij heeft hen door zijn Geest verlicht en de profetische gave geschonken.

Dat in de Schrift ook valse profetessen worden genoemd doet van deze waarheid natuurlijk niets af (Neh. 6:14, Openb. 2:20).

In ieder geval spreekt uit deze verheven stand van sommige vrouwen duidelijk, dat de positie der vrouw onder Israël een andere was dan onder de heidenen. God verlichtte vele vrouwen door zijn genade. Des te opvallender is het, dat in het Nieuwe Testament zulke opvallende vrouwenfiguren ontbreken. Wel zijn er tal van vrouwen, die bij de verkondiging van het evangelie diensten hebben bewezen en wier naam met grote eerbied werd genoemd, maar tot leidsters van een gemeente heeft geen heffer gebracht. De beide genoemde profetessen van het Oude Verbond staan in betrekking tot Israëls staatkundige leven, niet tot het specifiek godsdienstige, al is het één van het ander niet los te maken. Wanneer men ook Mirjam er bij wi^ rekenen, treden zij allen op in een vrijheidsbeweging, tegen Egyptei tegen de Kanaanieten en tegen de Assyriërs. Anders gezegd: Hun optreden houdt verband met de openbaring Gods, zoals die gebonden was aan de verschijning .van het volk Israël. Deze overwegingen gevoegd bij de principiële uitspïóken van het Nieuwe Testament, geven ons reden om te zeggen: Het optreden van profetessen in Israël kan geen aanleiding zijn voor de christelijke kerk om de verkondiging des Woords aan vrouwen toe te vertrouwen.

Andere belangrijke vrouwen uit het Oude Testament gaan wij voorbij, omdat er voor ons onderwerp niets nieuws van te zeggen is.

Samenvattend mogen wij zeggen, dat Israël gezegend was met een zedelijke wet en een historie, waaruit zij meer dan enig ander volk konden leren, wat de schepping van de vrouw naar Gods beeld betekende. Iets daarvan hebben de Israëlieten gevoeld. Men denke aan de zin, waarmede zedelijke vergrijpen werden veroordeeld: Een dwaasheid in Israël doen, of: Zo iets doet men niet in Israël.

Ook het oude Godsvolk wachtte echter de volkomen openbaring der genade Gods in Hem, die de ere des Vaders zocht en daardoor het schepsel de plaats hem van God gegeven toewees. Door Hem en door Hem alleen kon immers de apostel schrijven: In Christus is noch man noch vrouw.

R

H. G.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 juli 1948

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DE VROUW EN HET AMBT

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 juli 1948

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's