Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Catechismus-verklaring

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Catechismus-verklaring

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

CLII

Zondag 21 vraag 54

HET ANDERE DEEL Van God den Heiligen Geest (Van de Kerk)

Laten wij het gevondene aldus samenvatten: een mensch moet, zal het wel zijn voor tijd en eeuwigheid, behooren tot de Kerk van Christus, een lidmaat van Ziffi lichaam zijn, onzichtbaar voor de menschen, maar door God verkoren en toegebracht door den Geest des Zoons, gewasschen in Zijn bloed, vereenigd met den Vader, geleid door den Geest der aanneming, door welken wij roepen: Abba, Vader.

Vervolgens, zichtbaar en openbaar doordien hij in belijdenis en wandel uitkomt voor den Heere. Zoo wie Mij belijden zal voor de menschen, dien zal Ik ook belijden voor Mijnen Vader in de hemelen en voor Zijne heilige engelen.

Dan zijn wij gaarne bereid rekenschap te geven van de hope, die in ons is. Een leesbare brief van Christus, niet geschreven met pen en inkt, maar door den Heiligen Geest, die ons gegeven is.

En ten derde: opgenomen in de zichtbare organisatie der Kerk, in het midden der gemeente Zijnen naam belijdende, om opgevoed te worden; gevoed en geleid door Woord en Sacrament, en behouden bij de eenigheid des waren geloofs, ook door middel van de tucht door het ambt van de sleutelen des hemelrijks.

Wanneer wij nauwkeurig acht slaan op deze verbanden, dan zal het duidelijk zijn dat alle kerkisme moet worden veroordeeld, benevens de verdeeldheid, evenals de onkerkelijkheid, die in onze kringen wordt gevonden.

Alle kerkisme zeiden wij. En dan denken wij aan de Roomsche kerk, die zich de alleenzaligmakende waant, als heilsinstituut, die door middel van de sacramenten de genade ingiet en hare leden volgt en dient van de wieg tot het graf, ja, tot over het graf met hare zielemissen.

Doch ook het kerkisme, dat in eigen kerkvorm de eenige ware kerk ziet, moet afgewezen. Er is toch wel veel Roomsche zuurdeesem, die moet worden uitgezuiverd. Hun kerk is eigenlijk de eenig ware kerk althans de zuiverste, wat overigens nog de vraag zal zijn.

Ook de verdeeldheid echter moet worden veroordeeld in de vele instituten, die zich sieren met de naam van zuivere openbaring van het lichaam van Christus; in het bijzonder die, welke dezelfde belijdenis der waarheid hebben en toch weigeren samen te wonen in het zelfde huis, rondom Woord en Sacrament.

Het is vaak bedroevend op welke wijze en met welke argumenten wordt gewerkt om eigen kerkvorm te verheffen en af te grenzen tegenover andere, met dezelfde belijdenis. En wij vragen ons vaak af, zuiden de oordeelen Gods nog veel zwaarder moeten worden, om, beroofd van goed en naam, elkander te zoeken door den nood der tijden! Moet het zóóver komen, eer wij bekennen wat tot den vrede der kerken dient en tot eere des Heeren, wiens naamwij onteeren! Want niemand zal toch op Schriftuurlijke gronden kunnen ontkennen dat er veel kerkisme is, dat door de Schrift is veroordeeld. Wanneer ik lees dat de eene kerk zegt: wij kunnen niet samenwerken met de andere, omdat zij een valsche verbondsbeschouwing heeft, en de ander even fel beweert: gij hebt een valscKe verkiezingsleer, dan wordt het ons bang te moede en vragen wij met droefheid: Heere, hoe lange nog!

Dan moeten wij ook nog iets zeggen over het verschijnsel der onkerkelijkheid. Wij bedoelen nu niet de onkerkelijkheid in dezen vorm, dat gebroken is met God en Zijn Woord, neen, maar met de onkerkelijkheid, die het gezelschap zoekt ter vervanging van het instituut der kerk. Dit kan niet straffeloos geschieden, want het is tegen het Woord. Geen behoefte aan bediening des Woords, zooals die man, die schreef, dat hijzelf preekte voor zijn gezin of een preek las. Och, er zit achter dit verschijnsel zoo vaak eigengerechtigheid, en een zichzelf behagen.

Anderen zijn onkerkelijk in dezen zin, dat zij nu eens hier dan daar gaan en de predikbeurenlijsten nagaan of er iets van hun gading is. Ik spreek nu niet over het geval, dat men verkeert in een plaats, waar de zuivere bediening des Woords wordt gemist. Daar zal een zuchten moeten zijn, een worstelen aan den troon der genade om bediening, want voor den Heere is ook dat niet te wonderlijk om te schenken. Laat er gebed zijn omarbeiders in den wijngaard des Heeren, die het Woord recht snijden. Hoe kan men het toch, jaar in jaar uit, uithouden zonder bediening des Woords en het gebruik der sacramenten?

Vaak zien wij groote slordigheid in de opvoeding van het gezin, verachtering in de genade, en doorvloeien in de leer, die naar de godzaligheid is.

Immers het leven wordt afgedamd van de bronnen waardoor God Zijne kinderen wil laven en voeden. De kerk als instituut is naar Christus ordinantie, als legerkamp, waar de troepen worden verzameld en geoefend tot den strijd, geordend, gevoed, gewapend en geoefend. Onze oude schrijvers leggen daar zonder onderscheid nadruk op, en men moet niet denken dat in vorige eeuwen het getal der dienaren, die levende getuigen der waarheid waren, zoo groot was. En toch ging men op, mede omdat er nog besef was van het ambt en den dienst. Een rund dat altijd van de eene weide in de andere springt is, als het vee op stal komt. nog magerder, dan die in een schrale weide liepen, maar aten wat er te eten viel.

Hoe lief heb ik Uwe woning, mijne ziel is begeerig naar Uwe voorhoven. Eén van onze godzalige vaders schreef: „Hoewel ik velen gezien heb (toen kwam dat verschijnsel ook voor) die door dwaze inbeelding door inwendig geesteslicht de instelling van den openbaren godsdienst meenden te kunnen missen, zoo is daar een groot verval op gevolgd, en veelal verlies van oefening des geloofs en der liefde — ja, dikwijls openbare goddeloosheid, want zulke personen verachten de middelen, die God in Zijn oneindige wijsheid en goedheid heeft ingesteld, tot haar nut, en dit zal niet voorspoedig zijn."

Laten wij op deze waarschuwingen acht slaan, zij zijn naar het Woord des Heeren en komen uit het hart en den mond dergenen, die den Heere vreesden en hun leven stelden in dienst der Kerk.

Wanneer men minder hoort, dan waarop men mag hopen, laat dan het gebed vermenigvuldigd worden, indien oprechtheid aanwezig is en geen valsche leer wordt gebracht. Maar op dit alles gaan we thans niet nader in. In - deze vraag van den Heidelberger toch wordt gehandeld over de onzichtbare kerk. In vraag 55 komt de zichtbare aan de orde, in de gemeenschap der heiligen. Van de kerkformatie is later uitvoerig sprake in de vragen 65 tot 68 als de sacramenten worden behandeld en vooral ook als in Zondag 31 de sleutelmacht aan de orde komt.

Thans gaan we het antwoord nader bezien en uitleggen met toepassing voor onze harten en vragen tot zelfonderzoek.

Wat gelooft gij van de heilige, algemeene Christelijke Kerk?

En het schoone antwoord luidt:

Dat de Zone Gods uit het gansche menselijke geslacht, zich eene gemeente, tot het eeuwige leven uitverkoren, door Zijn Geest en Woord in eenigheid des waren geloofs van den beginne der wereld tot aan het einde, vergadert, beschermt, en onderhoudt; en dat ik daarvan een levend lidmaat ben en eeuwig zal blijven. —

Aanstonds valt ons weer op de kloeke geloofstaal, de zekerheid des heils.

Zoo wordt de gemeente Gods verheven boven al het aardsche en in haar hemelschen oorsprong ons geteekend als van eigen soort en wezen. Op aarde zijn zeer machtige rijken gesticht in den loop der eeuwen. Denk maar aan Assur en Babel, Egypte en Perzië; Rome en Griekenland... Maar het waren rijken van beneden en zij zijn te gronde gegaan als hun taak in dit wereldleven, naar het voorzienig bestel Gods, was volbracht. De Kerk is van boven en de Stichter, de Zone Gods.

De Kerk verschijnt in deze wereld als een vreemde grootheid, die van haar niet is ook al wordt zij uit haar geformeerd, en waarom zij tegenover haar staat. De wereld wil het hare niet loslaten, evenmin als de overste der wereld, de vorst der duisternis. De Kerk nu is gebonden aan de levenswet van haar stichter. Als zijne ziel

zich tot een schuldoffer zal gesteld hebben, zoo zal Hij zaad zien.

De Vader gaf den Zoon de heidenen tot zijn erfdeel, de einden der aarde tot zijn bezitting. Het is Zijne gemeente, die Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed. God heeft Hem gezet tot een Hoofd der gemeente.

Dat de Zone Gods eene gemeente... vergadert... beschermt en onderhoudt...

Het antwoord stelt op den voorgrond dat de Heere Christus de Stichter der kerk is. Dat de Zone Gods... Niet de zaak van organisatie, of doel, maar die der stichting staat hier op den voorgrond. De kerk heeft met God van doen; voor Hem is zij er. In den hemel weerklinkt het lied: Gij hebt ons Gode gekocht met Uw bloed. De kerk is voor God en van God. De Zone Gods vergadert... De Heere Christus nu doet zijn kerkvergaderend werk als Middelaar, als dienstwerk derhalve, gezonden van den Vader. Niemand wordt levend lidmaat dan die Hem door den Vader is gegeven. De catechismus handelt dus Schriftuurlijk door hier de Kerk allereerst te teekenen als wonder van Gods genade, als dienstwerk van Christus. Gode Zijnen Vader.

De Zone Gods vergadert de kerk als keurbende Gods, als volk dat Zijnen lof zal vertellen. Zij treedt op deze wereld op als strijdende kerk des Heeren, zoodat de lidmaten bij de afreis in verwondering belijden: ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb den loop geëindigd, ik heb het geloof behouden.

Met één gemoed gezamenlijk strijdende door het geloof des Evangelies... een goed krijgsknecht van Jezus Christus.

De Zone Gods vergadert, brengt bijeen, want de schapen van den goeden Herder vormen ééne kudde. Hij brengt Gods uitverkorenen niet alleen tot het geloof, maar brengt ze ook tezamen in onderling verband.

Hij bindt ze samen tot eene vergadering der geloovigen. Christus heeft niet gewild dat de Christenen als losse individuën naast elkander, maar verfenigd zouden leven, om zoodoende elkander te kunnen dienen en met elkander den Koning der Kerk. Ook om Samen door den ambtelijken dienst van Woord en Sacrament Gode te leven. Daarom zegt de Ned. Geloofsbelijdenis in artikel 28 dat niemand, van wat staat of kwaliteit hij zij, zich behoort op zichzelven te houden, of op zijn eigen persoon te staan, maar dat zij allen schuldig zijn, zichzelven daarbij te voegen en daarmede te verenigen; onderhoudende de eenigheid der kerk, zich onderwerpende aan hare onderwijzing en tucht, den hals buigende onder het juk van Christus, en dienende de opbouwing der broederen naar de gaven, die hun God verleend heeft, als onderlinge lidmaten eens zelfden lichaams. —

In deze vergadering der geloovigen wordt de onzichtbare Kerk zichtbaar.

De Kerk is alzoo vergadering der geloovigen door den Zone Gods, die Hoofd is des lichaams. Maar deze vergadering moet ook zijn als eene stad boven op een berg: het zout der aarde. En de Heere Christus, die nog niet gereed is met vergaderen wil de reeds gevormde vergadering der geloovigen gebruiken bij Zijn vergaderen, zooals wij straks nog nader zullen hooren. De vergadering is dus tevens leger, leger des heils, getuige van Christus. De Zone Gods vergadert de Kerk. De verkorenen komen niet uit zichzelf naar Hem toe om zich te stellen onder zijn heerschappij en leiding. O neen. wij dwaalden allen als schapen en keerden ons een iegelijk naar zijnen weg. Wij hebben hem niet geacht. Daarom is dat vergaderen een werk van almachtige overredende genade, een werk niet minder groot als de schepping der wereld. Maar de Vader heeft den Zoon alle macht gegeven in den hemel en op de aarde, zoodat Hij heerscht in het midden Zijner vijanden. Hij is gezet tot een val en eene opstanding, tot een teeken dat wedersproken zal worden. De oorlogsverklaring aan het rijk der duisternis ligt reeds in de moederbelofte in het paradijs geschonken, en daar begon Hij Zijn Kerk reeds te vergaderen. Hij heeft macht over de harten, want Hij is de Zone Gods, voor Wien geen ding onmogelijk is.

Hij vergadert de Kerk, en is haar Koning en Herder, Leidsman en Hoofd.

Hij beschermt haar, want zij is als een kudde schapen temidden der wolven» De kudde zou uiteengejaagd worden en verscheurd, wanneer Hij Zijne hand aftrok. Wij zijn weerloos in den strijd zonder Hem, Die ons beschermt en bewaart bij de verkregene verlossing.

De poorten der hel zullen Mijne gemeente geenszins overweldigen, zoo beloofde Hij, het is Zijne eer en Zijn ambt haar te beschermen, want daartoe werd Hij van den Vader gesteld tot Middelaar en Verlosser. De eeuwig levende herder met Zijne nimmer stervende kudde is op weg naar den schaapsstal hierboven en zal niet één schaap verliezen, maar de gansche kudde den Vader toonen en overdragen.

Hij vergadert de Kerk, de gemeente Gods, de kudde. Hij is de opperste Herder der schapen, die Zijn leven voor haar gaf en stelde en Hij is machtig en gewillig tot Zijn ambt, gezalfd met vreugdenolie boven Zijne medegenooten.

Hij onderhoudt de Kerk, gelijk Hij haar vergadert en beschermt. Alles wat tot haar leeftocht, bedekking en volledige onderhouding noodig is. bezorgt Hij in alle deelen en onderdeden. Hij schenkt manna van den hemel en water uit de rots.

Hij geeft Zijn vleesch tot spijze en Zijn dierbaar bloed tot drank. Hij bekleedt hen met den mantel Zijner gerechtigheid, geweven op het kruishout van Golgotha. Hij schenkt hun den Geest der aanneming, waardoor zij roepen: Abba Vader.

Hij leidt hen door de woestijn van dit leven en bereidt hen plaats hierboven, waarheen Hij is voorgegaan en hen vertegenwoordigt. Hij bezorgt hun de gansche wapenrusting Gods, die ons is geteekend in Ephese 6. De zaak der Kerk is zeker door Hem. Tot Abraham zeide de Heere: Ik ben uw schild, uw loon zeer groot. Hij bewaart hen als de appel van Zijn oog. Hij heeft hen in beide handpalmen gegraveerd en hare muren zijn steeds voor Hem.

Hij vergadert, beschermt en onderhoudt de Kerk. In het vergaderen ontmoet Hij wel grooten tegenstand, zoodat Hij klaagde: Jeruzalem, Jeruzalem, hoe dikwijls heb Ik u willen bijeenvergaderen gelijk eene hen hare kiekens, maar gijlieden hebt niet gewild. Daar hebben we weer de bediening des verbonds, die zich uitstrekt buiten de grenzen der uitverkorenen. En deze bediening van den Zone Gods is zeer beteekenisvol. Doch thans volgt de catechismus de lijn der verkiezing, laat den gouden draad zien in de bediening des verbonds, en legt er nadruk op dat de verkorenen allen komen tot de kennis der zaligheid, tot vernieuwing des levens, dat zij allen levende lidmaten worden. Zie, dit is de wil des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes. God wil de Kerk. Hij schept haar in den tijd, Hij formeert haar. Dit volk heb Ik Mij geformeerd, zij zullen Mijnen lof vertellen. Hij vergadert de Kerk. Niet door te spreken gelijk bij de schepping, die Hij opriep uit het niet, maar door ze te roepen uit het menschelijke geslacht.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 november 1948

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Catechismus-verklaring

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 november 1948

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's