Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christus geboorte aangekondigd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christus geboorte aangekondigd

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lucas 1 vers 26—33: En in de zesde maand werd de Engel Gabriël van God gezonden naar eene stad in Galilea. genaamd Nazareth. tot eene maagd, die ondertrouwd was met eenen man wiens naam was Jozef, uit den huize Davids; en de naam der maagd was Maria. En de engel tot haar ingekomen zijnde, zeide: Wees gegroet, gij begenadigde; de Heere is met u. gij zijt de gezegende onder de vrouwen. En als zij hem zag. werd zij zeer ontroerd over dit zijn woord, en zij overleide hoedanig deze groetenis mocht zijn. En de Engel zeide tot haar; Vrees niet, Maria, want gij hebt genade bij God gevonden. En zie. gij zult bevrucht worden, en eenen zoon' baren, en zult zijnen naam heeten Jezus. Deze zal groot zijn en de Zoon des Allerhoogsten genaamd worden, en God de Heere zal hem den troon zijns vaders Davids geven; en Hij zal over het huis Jacobs Koning zijn in der eeuwigheid, en zijns Koninkrijks zal geen einde zijn.

De Adventzondagen zijn weer aangebroken; de aandacht wordt dan in het bijzonder gevraagd voor de aankondiging van den Messias, door de profeten. Het oude volk verlangde naar die komst van den beloofden Verlosser in het vleesch, want zij wisten dat slachtoffers en brandoffers de zonden niet konden verzoenen. Hoe menigmaal steeg de zucht op naar den hemel: och, of Gij de hemelen scheurdet en nederkwaamt! De Zone Gods in Zijn profetische bediening sterkte telkens de hoop der vromen door de profetie: Zie Ik kom! Dan. konden ze weer verder, in hun uitziend verlangen gesterkt en verder onderwezen omtrent den Vorst uit het huis van David, de Spruite, tevens de wortel Davids.

Zie, Ik kom, het was als de bazuinstoot des Evangelies! En in het geloof beleden zij: Hij komt! Hij komt! Naar die komst strekte zich de hoop uit, terwijl het geloof zich vastklemde aan de belofte des Heeren, die vast en zeker is, omdat zij komt uit den mond van Hem, die niet liegen kan en altijd Zijn Woord gestand doet, tot in eeuwigheid.

En nu is het waar, dat het Woord vleesch is geworden, zoodat wij in de adventsprediking niet mogen doen alsof het nog geen Kerstfeest ware geweest. Neen, dat kan de bedoeling niet iijn, maar wel mogen wij gaarne vertoeven bij de Godsspraken waarin die komst is aangekondigd en beloofd, zoodat wij inleven in het verlangen der vromen van den ouden dag, en tevens letten op de blijde vervulling van Gods beloften, blijde zingen:

Hij heeft gedacht aan Zijn genade. Zijn trouw aan Isrel nooit gekrenkt. Dit slaan al 's aardrijks einden gade, Nu onze God Zijn heil ons schenkt!

Ja, wij belijden met diepe ontroering en aanbidding: Het Woord is vleesch geworden en heeft onder ons gewoond. De verborgenheid der godzaligheid is groot, God geopenbaard in het vleesch, gerechtvaardigd in den Geest, gepredikt in de wereld, opengenomen in heerlijkheid.

En ons oog richt zich naar boven... daar ver achter de wolken... ver weg boven zon, maan en sterren... daar zit onze Koning in den troon des Vaders, terwijl Hem gegeven is alle macht in den hemel en op de aarde! Ja, wij hooren het ruischen Zijner voetstappen in de oordeelen op aarde, en wij zien uit naar Zijn wederkomst!

Gelijk in den ouden dag de belofte: Zie, Ik kom, deed uitzien en bidden: Kom, zoo wekt de belofte der wederkomst op de wolken des hemels ons hart op te roepen met den Geest: Kom haastelijk!

Mijn lezer, is het zoo in uw hart, komst en wederkomst, verbonden door welkomst!

De welkomst van Christus, dan hebben wij Zijne verschijning lief gehad, en in het geloof die wondere beleving gekend, dat Hij kwam in ons hart om de ledigheid te vervullen, die door den Geest des oordeels en der uitbranding was ontstaan in onze zielen. Advent: Hij komt! En wij gaan thans met u terug naar den drempel der Oude Bedeeling, om samen te overdenken de aankondiging van de geboorte van Hem, Die kon zeggen: eer Abraham was, ben Ik. Ja, Zijne uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid. Ons hart zwelt als wij teruggaan op het spoor der waarheid achter den tijd in de eeuwigheid, toen God gedachten des vredes koesterde over een gevallen Adamsgeslacht, dat nooit naar God zou hebben gevraagd!

Heden gaan wij overpeinzen, bewonderen, de groote werken Gods, die geleid hebben tot Bethlehem, de vervulling van de belofte aan de vaderen gedaan, van den grooten Davidszoon. Gezegend zij Zijn naam, geprezen voor tijd en eeuwigheid, met den Vader en den Heiligen Geest. Onze bonds-God, die zich een eeuwigen naam heeft gemaakt in onze zielen, door dien naam in onze harten te schrijven en te verklaren. Al stel ik nu geen vraag, weet, mijn lezer, dat alles wat wij zeggen tevens een vraag is aan u. Lees er niet overheen, maar vraag u af: is dat zóó voor mij! Heb ik Zijne verschijning lief gehad, ken ik het: welkom, Jezus.

Geef mij Jezus, of ik sterf! De Heere onze gerechtigheid! Hij is onze vrede!

U dan, die gelooft is Hij dierbaar! Gezegend is Hij, die daar komt in den naam des Heeren, wij zegenen U uit het Huis des Heeren, wij zegenen U al te saam!

De Heere is God, Die ons licht gegeven heeft, bindt dan de offerdieren tot aan de hoornen van het altaar! Hosanna, in de hoogste hemelen. Hosanna, den Zone Davids!

Maar schikken wij ons nu tot de overdenking van de aankondiging van de geboorte van den Zone Gods in het vleesch, aan Maria door den engel Gabriël. * *

En in de zesde maand werd de engel Gabriël van God gezonden naar eene stad in Galilea, genaamd Nazareth; tot eene maagd, die ondertrouwd was met eenen man. wiens naam was Jozef, uit den huize Davids; en de naam der maagd was Maria (vs. 26, 27).

In de verzen 26 tot 38 handelt Lucas

over Maria en de aankondiging aan haar van onzes Heeren geboorte. In vers 57 wordt * dan het verhaal over Johannes voortgezet. •

Vers 26 dan verhaalt de zending van Gabriël naar Nazareth; vers 27 geeft inlichting aangaande Maria; vers 28 deelt de begroeting van Maria door den engel mede, en vers 29 Maria's ontroering en overlegging. De verzen 30 tot 33 de boodschap van den engel. Vers 34 de vraag van Maria, terwijl vers 35 het antwoord van den engel vermeldt. In de verzen 36 en 37 vinden wij het woord te harer bevestiging over de begenadiging van Elisabeth en over Gods almacht, terwijl dan vers 38 ons teekent de geloovige onderwerping van Maria en hare aanneming der toezegging, en des engels vertrek.

God volvoert Zijn raad, en zooals wij weten was Gabriël eerst gezonden naar Jeruzalem tot Zacharia om de geboorte van den Voorlooper Johannes aan te kondigen. Eeuwen waren verloopen sedert Maleachi had geprofeteerd van Johannes als wegbereider van den Messias. Gods beloftenissen schenen haar vervulling te missen, maar neen, wat uit Gods lippen is gegaan blijft vast en onverbroken, doch ze worden zóó vervuld, dat alle verwachting van het vleesch erdoor vergaat. De onmogelijkheid moet volkomen zijn, om Gods mogelijkheid te laten zien in al haar kracht en heerlijkheid. Het Huis Davids was een afgehouwen tronk gelijk geworden, maar... een eikentronk, die weer zal uitloopen door den reuk der wateren.

Een rijsje uit den afgehouwen tronk van Isaï zal vrucht dragen, en een scheut uit zijne wortelen zal uitspruiten. Het zal een grote boom worden waarin de vogelen des hemels zullen nestelen. Er zal een Verlosser tot Zion komen! Gods woord er zal, ontsproten aan Zijn: Ik zal, kan niet gebroken worden. Ik heb eens gezworen bij Mijn eigen heiligheid, zoo Ik aan David lieg!

Het huis van David had den troon moeten ontruimen voor de kinderen van Edom. Herodes voert heerschappij over het erfdeel des Heeren. Davids huis is een afgehouwen tronk. Het land en het volk zijn onderworpen aan de macht van den keizer van het machtige Romeinsche rijk, Augustus, de verhevene, de heilbrenger!

Nog een paar telgen van Davids huis, nu ja, wat hadden zij voor koninklijks? Een timmerman in Nazareth, een maagd, Jozef en Maria...

En toch, als alle verwachtingen, naar menschelijke berekening, waren teniet gedaan, wilde de Heere juist Zijn algenoegzaamheid openbaren, opdat Hij alleen groot zal zijn.

Zoo ging het toch de eeuwen door in de godsopenbaring. Denk maar aan de worsteling van vader Abraham, aan den strijd van Izaak, en den nood van den patriarch Jacob, om het beloofde zaad. De onmogelijkheden van ons geven den Heere gelegenheid om de spraak te doen verstaan: Ik ben God almachtig.

Hij is groot van daad en machtig van raad. Zou voor den Heere iets te wonderlijk zijn? De aankondiging van de geboorte des Heeren doet ons de omstandigheden onderkennen, die het wonder omlijsten, en doet ons bewonderen de groote werken Gods. .

Onze wijsheid wordt verslonden en ons verstand vergaat, opdat wij zouden gelooven, dat Zijn naam is Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid.

Het licht Zijner eeuwige liefde zet God op den hoogsten kandelaar. Hij verbergt Zijn licht, opdat de onwaardigheid van het voorwerp Zijner gunst, klaar aan het licht zal treden. Hoe schittert in alles Zijn macht. Zijn genade, waarheid en trouw, als wij hier hooren hoe God Zijn raad volvoert, en Zijn plannen ten uitvoer legt, door alle onmogelijkheden heen.

De dag begint te lichten, het is een groot oogenblik in het werelduur dat heden aanvangt: Ik verkondig u groote blijdschap, die al den volke wezen zal.

De bornput van David scheen geheel opgedroogd, maar de springader Israëls heeft geen gebrek aan water. Van den oppersten tak van den hoogen ceder zal de Heere een der teerste twijgjes afbreken en planten op een verheven berg.

Kom, ga met ons mee naar Nazareth. Laten we ons haasten, want een boodschap is daar te hooren, die ons gansch verbazen zal.

En in de zesde maand werd de engel Gabriël van God gezonden naar eene stad in Galilea, genaamd Nazareth...

We worden dus verplaatst van Jeruzalem in den tempel, waar Gabriël zijn boodschap bracht aan Zacharia, naar Nazareth in Galilea. Ge weet dat Zacharia stom was geworden omdat hij in ongeloof een teeken begeerde. Zijn vrouw Elisabeth, die na de terugkomst van haar man in het gebergte van Juda, de verwezenlijking van Gods belofte beleefde, hield zich vijf maanden verborgen, zoodat ook haar nicht Maria nog niets wist van de wonderen, die God begonnen was te doen. Johannes was ontvangen, de voorlooper van den Messias en naar Gods orde is thans het oogenblik aangebroken dat Maria de boodschap zal ontvangen van hetgeen haar gebeuren zal.

Alles wat aan Elisabeth geschiedt, gebeurde met het op Maria en haar groote Zoon. We kunnen zeggen: Het lot van Elisabeth werd bepaald door Maria's belang, naar den raad des Heeren. Wat met de priestervrouw gebeurde moet straks de Davidsdochter sterken in het geloof, en die ontmoeting zal een gebeurtenis zijn van groote beteekenis in de vervulling der profetie.

De oude tante zal de jonge nicht gelukzalig heeten, en tevreden zijn met hare plaats in Gods openbaringsgeschiedenis. Ze zullen bijkans drie maanden bij elkaar vertoeven om de groote werken Gods te overpeinzen en te roemen.

Toen nu Elisabeth was in de zesde maand van haar dracht, toen het leven zich reeds deed gevoelen in den moederschoot van het geschenk van Gods alvermogen, moest de engel Gabriël naar Nazareth om de boodschap te brengen aan Maria van het heilige, dat in haar zou ontvangen worden, door de overschaduwing des Heiligen Geestes.

Ja, dit is nu het jaar van het welbehagen des Heeren, zoo lang verbeid, zoo vurig begeerd. Nu wordt openbaar wie de moeders zullen zijn van den Gezant des Vaders en den voorlooper, die Zijn weg bereiden zou.

De poorten van het paradijs Gods gaan open, zoo lang gesloten, eeuwige wonderen gaan gebeuren, door dien God, die alleen wonderen werkt.

Zonder eenig gerucht gaat alles in het werk. Terwijl de wereld er niets van weet of vermoedt, wordt der wereld Verlosser aangekondigd in Zijn ontvangenis en geboorte.

Alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eeniggeboren Zoon gezonden heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.

Zullen de vaderen in den hemel niet hebben gejuicht, nu de belofte in vervulling zal gaan? Want zeker is dit bekend gemaakt in den hemel, dit groote uur, het uur van verlossing en genade.

In de zesde maand... wel geteld, nauwkeurig opgegeven door Lucas, den evangelist. Het wonder was groot, want God had het oude echtpaar dat verstorven was, tot nieuw leven gebracht, zoodat een kind werd ontvangen in hoogen ouderdom en werd verwekt. Ziehier Gods groote daden. Maar het wonder dat ons thans gaat bezig houden gaat nog ver uit boven hetgeen met Zacharias en Elisabeth gebeurde, want hier zal wel een moeder zijn, doch geen aardsche vader. Wij belijden toch, naar het Woord, de maagdelijke geboorte onzes Heeren, tegenover velen, die deze verwerpen. En daarom moeten wij nauwkeurig acht geven op het bericht van den engel aan Maria.

De engel Gabriël werd van God gezonden naar eene stad in Galilea, genaamd Nazareth.

De engel Gabriël...

Eén van de troongeesten, daartoe door God verkoren en aangewezen, moet een boodschap brengen, gelijk hij zes maanden tevoren een goede tijding bracht in Jeruzalem, aan den priester Zacharia, die aldaar zijn dienstwerk verrichtte in den tempel, maar de wachtende schare niet meer kon zegenen, omdat hij stom was, zoodat hij hen wenkte met de hand om heen te gaan. En zij overlegden dat hij zeker een gezicht had gezien. Hij daalt neder uit den hemel van Gods heerlijkheid waar hij met de engelenscharen het heilig, heilig, heilig zong voor den troon, begeerig om in te zien in het groote geheim der verlossing van zondaren. Maar ook persoonlijk geïnteresseerd in die verlossing, want Hij is ook der engelen Heere en Vorst.

Hij daalt thans niet af met het zwaard, zooals eeuwen tevoren, toen hij aan Daniël verscheen en ook niet in blinkende wapenrusting zooals bij anderen, thans daalt hij af met den palmtak des vredes. De engelen zijn gedienstige geesten, uitgezonden tot dienst dergenen, die de zaligheid beërven zullen.

Altijd zijn de engelen, die staande bleven, gehoorzaam, zij kunnen in ons leven eigenlijk niet inkomen, want wij zijn opstandelingen, ongehoorzamen, en ook na

ontvangene genade vol van ongeloof en twijfel telkens weer.

Vooral bij de groote keerpunten der openbaringsgeschiedenis hooren wij van engelen, meer dan anders. Zij worden betrokken in de heilsweldaden Gods, als boodschappers, ja, maar ook als belanghebbenden, omdat zij worden opgenomen in de nieuwe orde van zijn, verbonden met de Kerk des Heeren, onder haar Hoofd Christus.

Wij zouden niet durven zeggen, met Calvijn, dat zij zijn staande gebleven door het offer van Christus, maar wel is zeker dat zij deelen in het grote werk dat de Zaligmaker kwam doen op aarde..

De engel Gabriël... zie met welk een zalig geheim hij afdaalt uit den hemel, afdaalt naar ons tranendal, door de zonde gekomen onder den vloek en het oordeel Gods.

Gabriël, dat wil zeggen: God is de held! Ja, dat is God, de Held die verlossen kan. en die verlost door Zijn lieven Zoon, dien Hij als uit de armen Zijner liefde losliet om onze natuur aan te nemen, om arm te worden, daar Hij rijk was, om in te gaan in den nood en dood Zijns volks, om te redden en te verlossen; de gevallen wereld meegesleurd door Adams val onder den vloek, op te heffen en te bevrijden.

Hij gebiedt de verlossingen Jacobs en het heil van Israël.

Gabriël, God is de held. Naast Michaël de eenige in onzen Bijbel met name genoemde engel. Door de toevoeging: ie voor God sta (1 : 19) wordt hij als een der meest vooraanstaande aangeduid. Hij is een verkondiger van goede boodschap. Bij Daniël (8 : 16; 9 : 21), bij Zacharia in den tempel en Maria. Bij Michaël, wiens naam beteekent: ie is aan God gelijk? treedt altoos de gerechtigheid Gods op den voorgrond, bij Gabriël de genade des Heeren. Hij wordt daarom de hemelsche evangelist genoemd. De gedachte is wel uitgesproken dat Gabriël een ongeschapen engel zou zijn geweest, en dan wordt Hij gehouden voor den Heiligen Geest, terwijl Michaël als de Zoon wordt gewaardeerd. Hier te lande is dit laatste gevoelen geleerd door .mannen als Hulsius en Lampe benevens de beide van den Honerts. Maar afdoende is dit gevoelen weerlegd door a Marck, Witsius, De Moor en anderen.

Ongetwijfeld hebben we onder Gabriël een geschapen engel te verstaan, die persoonlijk met den naam Gabriël wordt genoemd.

Hij moest gaan naar Galilea en daar naar het stedeke Nazareth.

Galilea dat was het noordelijke deel van Kanaan, wel Galilea der volkeren geheeten, omdat er veel heidenen woonden, reeds eeuwen lang. De Joden waren in Galilea een verspreide minderheid.

Dit is het land waarvan de profetie had voorzegd: Het land dat in duisternis woont zal een groot licht zien.

Nazareth was een klein stadje, in het Oude Testament nergens vermeld. Het ligt in een bekoorlijk dal. Van den bergtop opent zich een schoon vergezicht. Daar nu zal het goddelijke wonder plaats grijpen van de ontvangenis van Gods eeniggeboren Zoon. Boven Sions poorten lezen wij: Vader. Ik dank U, dat gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt. en hebt ze den kinderkens geopenbaard.

Wie moet de engel Gabriël hebben? Hij wordt gezonden door God tot eene maagd, die ondertrouwd was, met eenen man wiens naam was Jozef, uit den huize Davids, en de naam der maagd was Maria.

Bene maagd, haar naam is nog niet genoemd. Zij was verloofd, maar nog niet gehuwd, doch wel als toekomstige vrouw verbonden of toegezegd. De schending van zulk een ondertrouw gold reeds als echtbreuk.

De naam van den man was Jozef. Van zijn leeftijd vernemen we niets naders, maar 12 jaar later leefde hij nog (Lucas 2 : 41), bij hun opgang naar Jeruzalem met den twaalfjarigen Jezus. Maar toen de Heere Jezus op dertigjarigen leeftijd in het openbaar ging optreden, schijnt Jozef reeds te zijn gestorven (Luc. 3 : 23).

Eene maagd, genaamd Maria. Van haar afkomst weten we verder niets, noch van haar bijzondere levensomstandigheden. Zij treedt uit het donker der historie in het licht van Gods verkiezende liefde. Wel weten wij dat zij stamde uit een gezegend geslacht. Of kunnen we dat hier niet lezen in vers 27? Behoort: uit het geslacht Da~ vids, bij Jozef en niet bij Maria? Het is niet met zekerheid te zeggen, maar zeker is ook Jozef uit Davids huis. De vraag voor Maria komt bij vers 32 aan de orde.

Aardsche schatten bezaten zij niet, en Jozef was timmerman, zooals wij weten. Maar dit was voor den Heere geen beletsel, want Hij verkiest in den regel wat arm en veracht is, ook naar de wereld.

Maria kon wel zeggen straks: de snoeren zijn mij in liefelijke plaatsen gevallen, een schoone erfenis is mij geworden. Zij was eene maagd, en als haar voorvader David, naar Gods hart. De profeet had verkondigd tot troost der vromen: zie, de maagd zal zwanger worden en eenen zoon baren en gij zult zijnen naam Immanuël heeten.

Die maagd zal Maria zijn. Wondere verkiezing. Immers onder alle dochteren van Eva kon er maar één verkoren worden tot moeder des Heeren, om haar bloed te geven voor Zijne menschelijke natuur. Die ééne is Maria! De begenadigde onder de vrouwen.

Die genade kwam haar toe uit vrij ontfermen, en die genade zou haar zwaar drukken, zooals geen andere vrouw dit zou kunnen kennen, als moeder des Heeren.

Verkiezende genade is altijd de dood voor het vleesch, maakt nooit hoovaardig, maar leert ons wat het zegt, er geen raad mee te wetexf, erdoor verteerd te worden, te komen tot verwondering en aanbidding.

Ook Maria kende het woord der profetie, maar noch zij noch Jozef, hebben ooit kunnen vermoeden of durven hopen, dat zij de verkorene zou zijn.

Zij is, zooals wij hoorden, reeds ondertrouwd met Jozef, dus op weg om niet langer maagd te zijn, als zij in het huwelijk treedt. Maar de Heere is op tijd, en zij zal door het voornemen Gods worden geleid.

De mensch overdenkt zijn weg, maar de Heere bestiert zijn gang. Jozef zou de zaak niet vertrouwen, maar ook daarvoor zorgde de Heere, want Hij neigt de harten als waterbeken. En zoo zal Jozef haar in dagen van nood en gevaar steunen en nabij zijn. Over alles wat heerlijk is zal eene beschutting zijn. Begenadigd stel ondertrouwden; beiden vreesden zij den God hunner vaderen, beiden waren zij uit Davids huis. Zoo bewaarde de Heere Zijn overblijfsel, naar de verkiezing Zijner genade.

Sta dan stil, lezers, bij dit Goddelijk voornemen en dit wonder der genade. De Heere neemt de zaak ter hand, die Hem van eeuwigheid ter harte ging.

Het jaar Zijner verlosten is gekomen, waarvan de profeten getuigden, de dichters zongen. Eindelijk, eindelijk, en toch precies op tijd!

Let er op dat de Heere Nazareth weet te vinden, de werkplaats van Jozef, de nedere maagd. .Er is geen plek waar wij voor den Heere verborgen zijn, als wij kwaad doen, maar ook geen stede, waar Hij ons niet zou kunnen vinden met genade.

Dat weten we toch, niet waar, waar de genade ons vond, en waar Hij ons riep om voor den dag te komen. De Heere weet Zijn boodschappers aan het juiste adres te helpen, en adresseert zijn brieven met naam en toenaam, huisnummer en ja, zelfs het vertrek in ons huis waar Hij ons opzoekt en vindt.

Zeg daarom nooit, mijn weg is voor den Heere verborgen; mijn huis zal Hem wel onbekend zijn. Hij weet niet wéar ik nederkniel en Hem vurig aanroep. Hij weet het, want Zijne oogen doorloopen de gansche aarde.

Zou Hij, die het oog formeert niet zien en Hij, die het oor plant, niet hooren! De engel Gabriël, van God gezonden, tot de maagd Maria, ondertrouwd met Jozef, naar Nazareth in Galilea.

De engel gaat binnen! Daar staat hij in hemelschen glans. Hoe anders is het in deze woning op aarde, dan in den hemel der heerlijkheid. Welnu, die hemel der heerlijkheid wordt juist in dezen weg ontsloten.

De engel kwam tot haar in... Een boodschapper van goede tijding, een getuige des hemels, van de vrucht der aarde, die tot voortreffelijkheid zal zijn.

Doet de schoenen van uwe voeten, want de plaats waar gij staat is heilige grond, lezers. Luistert met gespannen aandacht der ziel, als het groote woord gesproken zal worden, het woord der verlossing en verzoening, het woord des levens en des vredes.

Hij komt, Maria is verkoren, de maagd en dit Kind zal Immanuël heeten: God met ons.

Mijn ziel verheft Gods eer; Mijn geest mag blij den Heer' Mijn Zaligmaker noemen, Die, in haar lagen staat, Zijn dienstmaagd niet versmaadt, Maar van Zijn gunst doet roemen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 november 1948

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Christus geboorte aangekondigd

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 november 1948

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's