Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE VROUW EN HET AMBT (21)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE VROUW EN HET AMBT (21)

Slotbeschouwing

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over vrouwen, die een „bediening" (welke intussen een ambt zeer nabijkomt) kunnen vervullen, is sprake in de ordinantie over het apostolaat, art. 21. Wij laten dit artikel eerst hier volgen.

Ord. IV. art. 21.

Evangelisten.

Zij, die werkzaam zijn in de bediening ten behoeve van het apostolaat worden — onder de naam van evangelist — geroepen tot de verbreiding van het evangelie onder hen, die van de Kerk zijn vervreemd of haar nog verre staan.

De arbeid der evangelisten wordt onderscheiden in arbeid geheel in dienst ener gemeente, arbeid in een maatschappelijke werkkring en arbeid onder de jeugd.

De evangelisten zijn bij hun arbeid belast met het leiden van kerkelijke samenkomsten voor, het geven van kerkelijk onderricht aan en de geestelijke zorg over degenen, onder wie zij werkzaam zijn.

Tot evangelist zijn benoembaar mannelijke en vrouwelijke lidmaten der Kerk, die voldoen aan de vereisten, gesteld in de generale regeling der synode bedoeld in art. 20 van deze ordinantie.

Over het apostolaat in zijn geheel is reeds een reeks artikelen in ons blad verschenen. De inhoud daarvan veronderstellen wij bekend te zijn. Daarover zal ik dus niet meer spreken. Evenmin zal ik ingaan op de kwestie van de opleiding tot evangelisten. Dan zou ik genoodzaakt zijn „Kerk en Wereld" te berde te brengen en ik zou op een zijweg worden afgeleid. Slechts op de taak van de evangelist, die ook een vrouwelijk lidmaat kan zijn, wil ik uw aandacht richten. Hierdoor wordt zoals reeds in de inleiding is opgemerkt, volgens de toelichting „ruimte geschapen voor de arbeid der vrouw en voor haar bijzondere gaven in de Kerk".

Wij beperken ons dus tot een evangeliste. Zij werkt onder hen, die van de kerk vervreemd zijn of verre van haar staan. Haar arbeid kan echter staan geheel in dienst ener gemeente. Wat daarmede precies bedoeld is, kan mij niet duidelijk worden, ondanks herhaalde bestudering. Dat onduidelijke pleit op zichzelf al tegen de formulering. Doch, welaan de evangeliste, zullen wij zeggen, heeft een arbeid geheel in dienst der gemeente. Haar taak is dan het leiden van een kerkelijke samenkomst voor degenen, onder wie zij werkzaam is. Wat houdt dit in? Het kan toch geen ongemotiveerde critiek zijn, te vragen naar de betekenis, van wat er in het Ontwerp staat. Er is dus sprake van een evangelisatiesamenkomst voor hen, die van de kerk vervreemd zijn, welke onder leiding staat van een evangeliste. Als zodanig zal zij een toespraak moeten houden, denk ik zo.

Zulk een toespraak zal de verkondiging moeten inhouden van het heilig evangelie. Kort gezegd, het zal een soort preek moeten zijn. Niet een preek voor een gemeente, maar een preek voor niet-gemeenteleden.

De verkondiging des Woords is hier dan op de schouders der vrouwelijke evangeliste gelegd. Ik vraag niet, waartoe dit ontaarden kan in onze gegeven kerkelijke situatie. Wij weten nu ook van richtings-evangelisaties. Stel het geval, dat die bleven bestaan, dan zou zulk een evangeliste kunnen preken in een gemeente voor een groep, die met de prediking van hun eigen predikant niet instemt en daarom „nog verre van de kerk staan".

Maar deze vraag stel ik niet. Slechts de vraag, wat er staat moet naar voren gebracht. En dan moet ik concluderen, dat er iets anders staat dan de regel van • Paulus, dat de vrouw in de gemeente zwijgen moet.

Het doet mij leed te moeten vaststellen, dat het Ontwerp ook op dit punt een onschriftuurlijke lijn volgt. Het smart mij nog meer, dat het blijkens de toelichting haar vaste bedoeling is, deze weg in te slaan, voorlopig. Straks kan er meer volgen, als de heren theologen hebben uitgemaakt, dat de bezwaren der Schrift sterk verouderd zijn, en opnieuw Gods stem hebben gehoord.

Reeds wezen wij er op, dat men hier een middenweg heeft ingeslagen. Radicaal „neen" zeggen wilde men niet, „ja" zeggen, durfde men niet aan. Dit wordt dan gemotiveerd met de opmerking, dat de theologische en oecumenische discussie hierover nog niet tot rijpheid is gekomen.

Waarom zich dan niet gehouden aan de lijn der Schrift en de lijn der historie van voor 1816, dat immers een dwaling was? Hier ziet men hoe het zich wreekt te willen gaan regelen en spreken, voordat men weet, , wat men spreken en hoe men regelen moet. Dit bezwaar drukt op het gehele apostolaat en doet zich ook hier gevoelen.

Ook in de ordinantie over de catechese wordt over vrouwelijke krachten gesproken. Wij laten de desbetreffende zinsnede eerst weer volgen.

Ord. IX, art. 8, derde alinea:

...Tot de bediening van catecheet kunnen worden geroepen mannelijke en vrouwelijke lidmaten der kerk, die zich geheel aan deze arbeid willen geven en aan de daarvoor gestelde eisen voldoen.

Weer laten wij de catechese als zodanig buiten beschouwing, wijl daarover reeds is geschreven in ons blad. Het artikel, dat wij gedeeltelijk citeerden, zegt uitdrukkelijk, dat de gewone catechisaties en de zg. belijdeniscatechisatie steeds door de predikant geschieden, behoudens zeer bijzondere gevallen. Toch kan er een vervanger van de predikant nodig zijn. Welnu, daarvoor noemt het artikel begaafde ouderlingen en catecheten.

Over de benoeming van een catecheet zal ik niet spreken, al is het weerzinwekkend, dat de raad voor de catechese deze zou moeten goedkeuren. Daarop is reeds meermalen in ons blad gewezen. Meer van belang voor ons is de taak van de catecheet. Behalve het onderwijs van de jeugd kan hem worden opgedragen door de kerkeraad het bezoeken van zieken en ouden van dagen en het bezoeken van hen, die zich metterwoon in de gemeente vestigen, terwijl hem een taak opgedragen kan worden op het terrein van het jeugdwerk. Zulk een catecheet heeft dus kennelijk het leerambt over de jeugd der gemeente. Welnu, de bedoeling is, dat er zowel mannelijke als vrouwelijke catecheten kunnen zijn. Hoewel er in de kerk van vele eeuwen voorbeelden zijn van soortgelijke personen, die thans met de naam catechete worden aangeduid, lijkt het ons, dat de Schrift daarvoor geen ruimte laat.

Over de aan te stellen gezinsverzorgsters (Ord. XV, art. 7) zullen wij weinig opmerken. Hier ligt inderdaad een arbeidsterrein voor de christelijke barmhartigheid. Doch laat ik eerst overschrijven, waarover het gaat.

Gezinsverzorgsters.

Het diaconaat kan lidmaten der Kerk in dienst nemen, om, onder leiding der diakenen of van een daartoe door hen aangewezen diaconale bediening, als gezinsverzorgster werkzaam te zijn daar, waar de huisvrouw tijdelijk haar werk niet kan verrichten.

Deze gezinsverzorgsters ontvangen van het diaconaat een aanstelling ingericht naar een model, door de algemene diaconale raad vastgesteld.

Misschien zullen sommige mannen onder de lezers, die wel eens hebben geworsteld met de hier bedoelde problemen, juichen als zij dit artikel van het ontwerp lezen. Wat een gezwoeg is het vaak niet voor een man, wiens vrouw ziek is, om voor zich en de kinderen het hoognodige in orde te brengen. Toch moeten wij ook bij dit onderwerp critisch blijven. Niemand ontkent de nood van de geschetste gevallen, doch daarom kan nog niet ieder de aangewezen oplossing aanvaarden. Daartoe kan het goed zijn, zich eerst helder voor ogen te stellen, hoe het zou behoren te gaan in dergelijke omstandigheden. Wanneer in een gezin de huisvrouw tijdelijk haar werk niet kan verrichten, behoort een zuster der gemeente, ik bedoel een lidmate der gemeente, de behulpzame hand te bieden, terwijl de familie hier natuurlijk allereerst een roeping heeft, doch het gaat hier over de gemeente. Men spreekt wel eens over het lekenelement, welnu, hier behoort het priesterlijke in het ambt aller gelovigen te functioneren. Dan zullen gezinnen, die tot de gemeente behoren en in elkanders nabijheid wonen, elkander moeten bijstaan en helpen. Geschiedde dit, dan zou de wereld gelegenheid hebben op te merken, hoe lief de gemeenteleden elkander hadden, naar het bevel van de Heere Christus.

Gij zegt: Maar dat gebeurt nu eenmaal niet! Toegegeven — maar dan is de taak der kerk, tot zulk een dienstbetoon op te roepen. In Art. 2 van de Kerkorde staat, dat de leden der gemeente „gehouden zijn tot dienstbetoon aan elkander en aan de wereld". Door de Geref. Bond is voorgesteld deze zinsnede te schrappen en terecht, want dit behoort niet bij cfe omschrijving der gemeenten. Dit behoort bij de inhoud der prediking. Dat de broederlijke liefde blijve. Niet zozeer , , dienstbetoon" vordert de koninklijke wet van het evangelie, maar liefde tot de broederen. En uit waarachtige liefde komt o.a. ook dienstbetoon voort. In art. 2 maakt de gewraakte zinsnede de indruk op te komen uit humanistische motieven, doch zij behoort in ieder geval op te komen uit het geloof. Het geloof door de liefde werkende. Taak der kerk is derhalve tot deze liefde op te roepen in de prediking, en ook — waar zulks te pas komt en waar er aanleiding toe bestaat — in de persoonlijke zielszorg.

Stel nu echter tegenover deze vrijwillige liefde in christelijke zin, het ambtenaren-systeem uit het boven afgedrukte artikel oyer de aanstelling van de gezinsverzorgsters. Dan springt het mechanische onmiddellijk in het oog. Alle andere hiermede samenhangende kwesties laat ik rusten, slechts wijs ik op het „burgerlijke" dat hierin schuilt. Liefdewerk met een vaste aanstelling, neen, zo behoort het in de kerk van Christus niet!

Het „alles regelen" dreigt hier een verkapte goedkeuring in te houden van de wantoestand in de gemeente, dat de leden elkander niet bijstaan en helpen in tijden van nood. Vooral in onze tijd, waarin schier alle verhoudingen scheef liggen, moet men er zich voor wachten, het abnormale niet zo te organiseren, dat het normaal schijnt. Het worde niet tegengesproken, dat er voor een bepaald meisje of een bepaalde vrouw in dit opzicht een blijvende taak kan liggen, doch dan zal persoonlijk gevoelde roeping aanwezig moeten zijn. Wij hebben dan met een uitzonderlijk geval te doen en kunnen dat niet reglementeren.

Doch op zichzelf is dit niet het allerbelangrijkste wat ons bezig houdt. Wij begaven ons op een zijpad om te laten zien. dat wij aan hetgeen niet behoort, langzamerhand gewend zijn geraakt. Het is de vraag, of in een ingezonken toestand, zoals waarin de kerk heden verkeert, van een normaal functioneren van het priesterlijk elemënt in het ambt aller gelovigen, nog veel terecht kan komen. Niettemin blijft het eis op dit normale te wijzen.

Een practische vraag, die ieder, die op dit terrein enige ervaring heeft, zich stelt, is deze: Bestaat er redelijke kans, dat er een voldoende aantal van zulke gezinsverzorgsters zullen kunnen komen? Men vergete niet, dat bij al deze dingen de Noodwet-Drees een woordje meespreekt. Vele diaconieën zoeken een nieuw arbeidsterrein.

Ook over de huidige sociale voorzieningen door de overheid zou veel te zeggen zijn. Gezien echter de verwijderde betrekking waarin deze materie staat tot ons onderwerp, gaan wij ook daarop niet in. Bij de behandeling van de gezinszorg door de diaconie speelt dit alles echter een rol. Het grootste gevaar zou echter zijn, dat wij temidden van de wirwar van lijnen de schriftuurlijke lijn niet zouden vasthouden.

Het verst is echter het Ontwerp gegaan bij de regeling voor de hulppredikanten. Doch, dat de tezers zelf oordelen:

Ord. 13, art. 36.

Hulppredikanten.

Tot hulppredikant zijn benoembaar dienstdoende predikanten uit een andere gemeente, zendingspredikanten, emeriti-predikanten en zij, die de bevoegdheid als van een emeritus hebben, en candidaten tot de Heilige Dienst.

Deze hulppredikanten zijn bevoegd tot de werkzaamheden hun bij ordinantie toevertrouwd.

Dienaren des Woords, in een gemeente werkzaam als hulppredikant, zijn daar bevoegd tot alle werkzaamheden, met uitzondering van het leiden van ambtelijke vergaderingen.

Zij, die het Kerkelijk examen met goed gevolg hebben afgelegd, zijn ook benoembaar tot hulppredikant en dan bevoegd tot de verkondiging van het Evangelie, de catechese, en het doen van huis-en ziekenbezoeken.

Het verdere gedeelte van dit artikel laten wij rusten, als niet van belang voor ons onderwerp.

Wat is nu echter net geval? Het kerkelijk examen kan zowel door mannelijke als vrouwelijke studenten worden afgelegd. Wie voor het kerkelijk examen is geslaagd, kan tot hulppredikant (e) benoemd worden en ziet zich als zodanig de evangelieverkondiging toevertrouwd. Een meisjesstudent kan derhalve na het kerkelijk examen gedaan te hebben, voorgaan in de prediking des Woords. Alle rechten van het ambt bezit zij niet, maar wel het allervoornaamste: de bediening des Woords. De bediening der sacramenten is haar nog ontzegd. D€ vrouw op de kansel is dus een feit in dit Ontwerp. In plaats, dat de vrouw in de gemeente zwijgen zal, gaat zij het leerambt bekleden. Misschien meent ge, dat zo iets tot de uitzonderingen zal behoren. Ook dan is het onschriftuurlijk'. Maar de bedoeling van het Ontwerp Kerkorde is niet, dat de vrouwelijke hulppredikante een uitzondering zal zijn.

In Ordinantie 17, waarin de tractementen en pensioenen worden geregeld, lezen wij in art. 22. De bezoldiging van hulppredikanten bedraagt per maand als regel: voor emeriti-predikanten . . ƒ 100, — voor hen, die het kerkelijk examen hebben afgelegd . . - 120, — voor caijdidaten tot de Heilige Dienst - 150, — voor vrouwelijke hulppredikanten - 200, —

Vrouwelijke hulppredikanten, die de leeftijd van dertig jaren hebben bereikt, ontvangen bovendien vijf tweejaarlijkse verhogingen van ƒ 150, —. Hieruit blijkt, dat een vrouwelijke hulppredikante meer tractement krijgt dan welke mannelijke dan ook. Voorts blijkt, dat er gerekend is op een hulppredikante, die meer dan 10 jaren blijft. Zulk een hulppredikante ontvangt dan na tien jaren een tractement van ƒ 3150, — per jaar. Naar de eis des tijds kan volgens de ordinantie dit tractement worden verhoogd of verlaagd, 'k Wil niet ingaan op de tractementsregeling, doch hier liggen wel pijnlijke kwesties voor onze jonge candidaten, die er in verschillende kleine gemeenten dan maar slecht afkomen vergeleken bij de hulppredikante. De vraag, of de gemeente zulke zware lasten zal kunnen dragen, laat ik achterwege. Wie iets van de financiële toestand van vele grote gemeenten afweet, kent het antwoord op de vraag. Juist in de grote gemeente zal men er toe willen overgaan een hulppredikante aan te stellen, doch het geld zal het waarschijnlijk niet toelaten. Doch financiële bezwaren zijn klein en nietswaardig, vergeleken bij het onrecht, dat de kerk hier aan de voorschriften der apostelen laat wedervaren. Hier is de weg gebaand voor de vrouwelijke verkondiger des Woords, hier is de eis der Heilige Schrift gebroken. Dit heet vernieuwing. Als ik dan mij te binnen breng de profetische woorden, waarin gezegd wordt, dat geen dageraad zullen hebben zij, die niet spreken naar wet en getuigenis des Heeren, dan is er bange vrees in mijn ziel om de Kerk, die ons lief is en zichzelf op vele fronten tegelijk de nederlaag gaat bereiden. Wij zouden het onheil wallen afwenden, maar de gebeurtenissen wijzen er op, dat naar de mens gesproken het onschriftuurlijke blijft gehandhaafd. Wij zouden de Synodeleden, die straks hierover moeten stemmen en de leden der Classicale Vergaderingen, die hierover straks moeten adviseren, willen .toeroepen: „Weet, dat het kwaad en bitter is des Heeren Woord te verlaten! Welk een verantwoordelijkheid rust op hen, die hier te beslissen hebben. Straks is het te laat om terug te keren. Nu kunnen de onheilsvolle bepalingen nog worden weerhouden. Zijn ze eenmaal in werking getreden, dan wordt het opheffen een moeilijke zaak. Geve God alle Synodeleden het licht van zijn Geest en het verstaan en gehoorzamen aan zijn Woord.

M.

H. G.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 december 1948

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DE VROUW EN HET AMBT (21)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 december 1948

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's