Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Catechismus-verklaring

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Catechismus-verklaring

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

CLVII

Zondag 21 vraag 55

HET ANDERE DEEL Van God den Heiligen Geest (De gemeenschap der heiligen)

Ieder moet zich dus schuldig weten zijne gaven ten nutte en ter zaligheid der andere lidmaten aan te wenden.

Het'gaat toch over de gemeenschap der heiligen, onder elkander in de gemeente Gods, die het lichaam van Christus is. Het ligt voor de hand dat de verscheurdheid der kerk wel niet de eenheid van het lichaam kan teniet doen, maar wel dezen plicht der gemeenschap stoort en soms onmogelijk maakt.

Ja, hoe dikwijls komt het niet voor dat men meent alleen eigen kring te moeten dienen, zonder om te zien naar anderen. Dit brengt groote onvruchtbaarheid over Gods gemeente, dit is bedroeven van den Geest. Hieronder zuchten wij, want hoevelen zijn er niet die voor elkander niet of nauwelijks meer zijn te bereiken, opgesloten in hun kerk of kring, die zij farizeesch isoleeren en soms is het zelfs zoo, dat zij zeggen: elders kunt gij niet zalig worden. Een concreet voorbeeld, een dominee in de Hervormde kerk is reeds daardoor bij sommigen verdacht. Neen, lezers, niet bij u, dat weet ik wel, Gode zij dank, maar gij ontmoet ze toch wel, die zoo denken of spreken.

Zouden wij onder dit alles niet weenén en smart dragen!

Ik gaf maar een voorbeeld, gij kunt ze vermeerderen. Zelfs de politiek wordt gebruikt om te isoleeren in farizeeschen zin, dit proces is in vollen gang, helaas, maar óók daarover zal het oordeel Gods niet uitblijven, gelijk reeds openbaar is.

Daartegen te waarschuwen zal bij de goedwilligen, die God vreezen, instemming viiiden.

Verschillen worden opgeblazen tot tegenstellingen om zich te kunnen isoleeren, en het gevolg is vermagering der zielen, breken van de gemeenschap der heiligen. •

Ook sommige kerkelijke bladen zijn meer gericht op het isolement dan op de gemeenschap der heiligen. Hiermede wil natuurlijk niet gezegd zijn dat ten opzichte van eigen kerkelijke gemeenschap geen bepaalde plichten zouden bestaan, maar alleen, dat wij toch bedacht behooren te zijn op de gemeenschap, bij hetzelfde geloof in den dierbaren Zaligmaker, met eenzelfde belijdenis van Gods waarheid.

Nog op iets anders moeten wij hier wijzen. In onzen tijd wordt de dienst aan de wereld voorop gesteld door den nieuwen koers.

Maar de gemeente Gods zal allereerst bedacht moeten zijn op eigen leven, ook door de gemeenschap der heiligen. Anders heeft zij geen kracht om te staan in de wereld. De wereld in en buiten de kerk. De goede werken, zegt onze catechismus, op grond van Gods Woord, moeten ook dienen om den naaste voor Christus te winnen: laat uw licht alzóó schijnen voor de menschen, dat zij uwe goede werken mogen zien en uwen Vader, die in de hemelen is, verheerlijken.

De dienst aan de wereld heeft een eigen beteekenis, doch niet los en ook niet vóór die in de gemeente, waar de gemeenschap der heiligen moet worden geoefend en betracht.

Ieder moet zich schuldig weten zijne gaven ten nutte en ter zaligheid der andere lidmaten aan te wenden.

Zonder eenheid in Christus kan er geen ware gemeenschap der heiligen zijn.

Zijne gaven... dat is alles geschonken, want, wat hebben wij, dat wij niet hebben ontvangen? Niemand ontvangt iets om het voor zichzelf te behouden of er groot mee te zijn voor zichzelf, neen, allereerst moet God er door worden geëerd en erom geprezen. Treedt met uwe gaven niet naar buiten voor gij ermee in uwe binnenkamer zijt geweest om ze door God te laten keuren niet alleen, en als van Hem ontvangen, te laten stempelen tot gebruik voor andere lidmaten.

Gaven, dat is alles wat wij ontvangen. Want, gelijk wij in één lichaam vele leden hebben, alzoo zij wij velen één lichaam in Christus, maar elkeen zijn wij elkanders leden.

Hebbende nu verscheiden gaven, naar de genade, die ons gegeven is, zoo laat ons die gaven besteden, hetzij profetie, naar de mate des geloofs, hetzij bediening in het bedienen; hetzij, die leert in het leeren, hetzij die vermaant in het vermanen. die uitdeelt in eenvoudigheid, die barmhartigheid doet in blijmoedigheid. De liefde zij ongeveinsd. Hebt elkander vuriglijk lief met broederlijke liefde. Deelt mede tot de behoeften der heiligen... tracht naar herbergzaamheid (Rom. 12).

Laten we deze verzen samen nog eens lezen en enkele verklarende opmerkingen maken tot recht verstand van hetgeen de apostel voorschrijft, en tot aanmaning eraar te handelen.

De bekwaamheden der geloovigen zijn gaven van Gods vrije genade, uitgedeeld naar Zijn onbeperkte vrijmacht. En die gaven zijn verschillend. Dit moet zoo zijn met het oog op de eenheid en rijkdom Zijner gemeente, die een organisch geheel is, een lichaam, dat uit onderscheiden leden bestaat, die echter alle noodig zijn, en allen hun bijzonderen dienst verrichten in de eenheid van het lichaam. Het beeld van het lichaam werd destijds aangewend voor de maatschappij, en zoo wijst de apostel met dit beeld op de eenheid en verscheidenheid in het lichaam met zijn vele leden. Gezamenlijke eenheid en onderlinge dienstbaarheid. Er is geen reden dat het ééne lid zich verheft boven het andere, want ze zijn alle dienstbaar aan het geheel.

Nu past Paulus het beeld van het lichaam met zijn vele leden toe op de geloovigen, want hier wordt niet gesproken g o d van alle menschen. De leden vullen elkander aan. hebben elkander noodig. In Christus nu zijn de geloovigen één lichaam. In Hem rust die eenheid. Hij is de eenheidsband, uit Hem leven de geloovigen en door Zijn kracht dienen zij Hem en elkander. Nu noemt de apostel eenige gaven en»wijst aan hoe deze moeten geoefend worden tot dienst van het lichaam, want wij zijn elkanders leden. En dan moeten wij erop letten dat hier niet zijn bedoeld de gaven der genade waardoor iemand aangenaam is bij God, en bijzonder Gods gunst en genade smaken mag, doch de gaven om iets te kunnen doen, anderen te kunnen dienen. En het zijn en blijven, gaven der genade, die niemand heeft van zichzelf. Het zijn alle gegeven, geschonken bekwaamheden, louter uit genade gegeven.

De verscheidenheid der gaven is niet ontstaan uit het goeddunken der mensschen, maar omdat het den Heere goed gedacht heeft Zijn genade op die wijze uit te deelen (Calvijn).

Zoo noemt de apostel de gave der profetie. Dit is de gave, de genadegave, onder de werking des Heiligen Geestes, den wil Gods en de beteekenis van de in Christus geschonken openbaring uit te leggen in een voor andere geloovigen verstaanbaren vorm. Zij bedoelt stichting, vermaning, vertroosting tot de gemeente te spreken. Zoo dus is de profetie heden in de christelijke kerk ongeveer niets anders dan een recht inzicht in de Heilige Schrift en een bijzondere gave haar te verklaren, sedert alle oude profeten en alle getuigenissen van God in Christus en Zijn Evangelie besloten (Calvijn).

Deze profetie dan moet gebruikt worden naar de analogie des geloofs, naarmate God aan ieder het geloof heeft toebedeeld. De bezonnenheid van den geloovige zal hem bewaren te streven naar hoogere dingen dan hem zijn geschonken. Anders toch zou hij hoogmoedig zijn zinnen zetten op wat men niet moet verzinnen, een vleeschelijk trachten uit te blinken boven anderen in de gemeente. Ook zijn bekwaamheid moet de geloovige recht leeren beoordeelen bij het licht Van den Heiligen Geest. Anders zal hij den vrede der gemeente verstoren. »

Verder noemt de apostel het dienen, de diaconia, dienst in den ruimeren zin des woords, en dus niet wat wij onder diaconie verstaan. Het bewijzen van een of andere dienst aan de gemeente. Verder worden als bijzondere gaven genoemd het leeren en onderwijzen en vermanen. Uiteenzetting van de leer met practische toepassing moet worden geboden. Daarbij zal bij den een het eene, bij den ander het andere meer op den voorgrond treden. Dit waren dus aparte gaven, die de Heere schonk in Zijn gemeente tot opbouw der heiligen.

Met barmhartigheid oefenen zal wel bedoeld zijn het werk van het bezoeken, wellicht ook het verplegen van kranken, eezen, weduwen, enz. Dit moet geschieen met blijmoedigheid. „Hij wil dat door dezen (n.1. die barmhartigheid oefenen) ewilligheid betoond worde met blijdschap, pdat zij door hun gemelijkheid (zooals ikwerf pleegt te geschieden) aan den

dienst der genade niet onttrekken. Want zooals een zieke, of een op andere wijze beproefde niets meer troost dan het zien van een gemoed, dat blijde en vaardig is om hem hulp te bieden, zoo neemt hij als een persoonlijke beleediging op, wanneer hij droefheid opmerkt in het gelaat dergenen, door wie hij geholpen wordt" (Calvijn).

Laat het gezegde genoeg zijn om ons op te wekken tot onderzoek der gaven, die wij uit genade ontvingen, en de richtlijnen volgen van den apostel, getrokken in het rechte besteden daarvan tot dienst van anderen.

In acht moeten worden genomen, de waarheid, de bestraffing, de tucht. Wij zijn elkanders leden. Verblijd u met de blijden, weent met de weenenden. Indien één lid lijdt, zoo lijden alle leden.

Zijne gaven besteden ten nutte en ter zaligheid van andere lidmaten.

Hier moet zich de waarachtige broederliefde openbaren. Ik zoek niet het uwe, maar u. Boven alles doet aan de liefde, die de band is der volmaaktheid.

Alles wat wij ontvangen, verkrijgen wij alleen om God te verheerlijken in den dienst aan Zijn lichaam. Wetenschap, gebed, onderscheiding der geesten, enz.

Afgunst en nijd zijn zaaisel des duivels. Zijn gaven voor zichzelf houden is misdaad jegens de andere lidmaten.

En indien iemand wijsheid ontbreekt, dat hij ze van God begeere, die mildelijk geeft en niet verwijt. David mocht geen tempel bouwen, wel psalmen dichten. De tempel, die Salomo bouwde, waartoe hij wijsheid en hulpmiddelen ontving, ligt al eeuwen in puin, de psalmen Davids verduren der eeuwen loop, en zijn een kostbaar juweel van Gods gemeente.

Het is dan verder roeping te woekeren met de gaven, die de Heere aan ieder schenkt, ten nutte van het geheel. Verzuim niet de gave, die in u is. Begraaf uw talent niet, maar oefen het in de vreeze Gods. Sta naar meerdere genade en gaven der genade, opdat gij, meer nuttig moogt zijn voor anderen, ter eere des Heeren.

Om te kunnen dienen moeten wij toch wat hebben van Christus, uit Hem leven en voor Hem leven. En gaan wij niet telkens tot de bron, dan verschrompelen de gaven en worden wij onvruchtbaar. In Christus houden de geloovigen het met elkander, dienen, dragen, lijden en zingen met elkander.

Psalm 133 zingt ervan in liefelijke woorden.

In dit elkander dienen, kan ook het gezelschap een plaats innemen, maar den dienst des Woords en der Sacramenten nooit vervangen.

Ook mag gezin en beroep niet worden verzuimd, en alles moet met orde geschieden. Want onze God is een God van orde. Alle onderling krakeel moet uitgebannen. Indien gij elkander vereet en verbijt, zie toe, dat gij van elkander niet wordt verteerd.

Ach, wat is er veel samenkomen tot getwist en gekijf, tot een bespreken van ieder en alles, maar niet ter verheerlijking Gods en tot stichting en tot de zaligheid van den ander. Gemeenschap bovenal aan den troon der genade is een eerste vereischte.

Gemeenschap der heiligen.

Wij wezen reeds op de gemeenschap met de heiligen in Gods Woord. Zalig met Maria te zitten aan Jezus' voeten, met Johannes aan te liggen aan Zijn borst. En daarbij moet altijd worden bedacht: een iegelijk zie niet op het zijne, maar een iegelijk zie ook op wat des anderen is. Een iegelijk, gelijk hij gaven ontvangen heeft, alzoo bediêne hij ze aan de anderen (1 Petr. 4).

Wellicht heeft een arme, weinig begaafde broeder toch een gave, die gij mist, en waardoor gij kunt worden opgebouwd. Hebben de christenen zichzelven veel te verwijten ten opzichte van de plichten, hun door de liefde opgelegd, geen plicht laat meerder en betreurenswaardiger leemte in hun leven dan verzuim in het arbeiden aan elkanders geestelijken opbouw. Een valsche nederigheid, waarachter zich de zelfzucht verbergt, doet menigeen zichzelf overtuigen, dat hij te weinig heeft ontvangen om anderen met zijn gaven te dienen. Maar hoe zal de voet zeggen: ik kan niets doen, omdat ik het oog niet ben? En zal de arm tot de voet zeggen: ik heb u niet van noode. Daartegenover staat het zich overschatten, het willen pronken met • zijn gaven, een plaats willen innemen in het lichaam, die niet in overeenstemming is met de werkelijkheid. De awakste christen kan werkzaam zijn. tot heil van anderen door raadgevingen, dóór vermaningen of zelfs door liefderijke berispingen. En blijft hem. bij gebreke aan gaven, veel onmogelijk in het dienen, houdt hij dan niet de welsprekendste van alle predikingen over, den on feilbaren invloed van een heilig leven in de vreeze Gods? Blijft hem niet het gebed? waaraan God alles heeft beloofd?

Welaan dan, aan het werk, in uw straat, in uw huis, in uw omgeving, in uw ontmoeten van den broeder en den naaste. Een bespiegelend, afgezonderd leven moge aangenamer en bekoorlijker zijn, maar een werkzaam leven in de vreeze Gods, gewijd aan den dienst van Zijn Koninkrijk, is nuttiger voor uzelf en voor anderen. Rachel moge schooner zijn dan Lea, deze is vruchtbaar.

Het zou ons te ver voeren ook nog het 11de vers van 1 Petrus 4 na te gaan, zoo vol van leering, in het bijzonder voor den dienaar des Woords.

Petrus eindigt met den lofzang: opdat God in alles geprezen worde door Jezus Christus, Welken toekomt de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 december 1948

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Catechismus-verklaring

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 december 1948

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's