Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hierin is de liefde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hierin is de liefde

30 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 Johannes 4 vers 10. Hierin is de liefde, niet dat wij God lief gehad hebben, maar dat Hij ons lief gehad heeft, en Zijn Zoon gezonden heeft tot eene verzoening voor onze zonden.

Het Kerstfeest is weer aangebroken, in den jare onzes Heeren 1948. De tijd gaat snel voorbij en nauwelijks is het nieuwe jaar begonnen of we staan weer aan het eind.

Gelukkig, dat wij leven tusschen komst en wederkomst van onzen Koning, die op aarde kwam om de verwezenlijking van Gods liefde te zijn in zijn Persoon en werk. Ja, dan is het bij het voortsnellen der jaren toch goed, want Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in der eeuwigheid. In Hem is het leven, het eeuwige leven, zoodat degenen, die in Hem gelooven, den dood achter zich hebben en het leven voor zich.

In den tijd kennen wij de polsslag der eeuwigheid, in Hem wiens uitgangen zijn van ouds van de dagen der eeuwigheid. Zoo mag het Kerstfeest zijn een dag van gedenken en verwachten, een dag van loven en belijden wie Christus voor ons is. Anders verglijdt deze dag in het grauwe der dagen om onder te gaan in Oudejaarsavond, uitzichtsloos... zonder toekomst, , aan de grenzen van den tijd. Maar voor Gods gemeente is dit herdenken een inleven, als het goed zal zijn, van de daden des Heeren; de daden zijner wondere en eeuwige liefde, want Hij heeft Zijnen Zoon gezonden in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem, schrijft de apostel Johannes in vers 9; het vers dat voorafgaat aan onzen text en waarover wij in het Kerstnummer van 1945 een overdenking schreven. Wellicht kunnen de lezers deze meditatie nog eens lezen, om te beter den samenhang te verstaan met dit tiende vers. Bovendien zullen zij daarin veel vinden, dat ook hier gezegd zou kunnen worden, doch thans wordt nagelaten, omdat het toen werd overdacht. De lezers willen daarmede wel rekenen.

In de verzen 7 tot 16 handelt de apostel der liefde, de discipel, dien Jezus lief had, over de liefde als kenmerk van de geboorte uit God. Want God gaf uit liefde Zijn eeniggeboren Zoon tot eene verzoening onzer zonden. Wie nu deel heeft aan dit verlossingswerk, moet ook liefhebben, want de liefde is uit God en God is liefde.

Anders missen wij het leven uit God, dat is geopenbaard in zijnen Zoon, die Gods liefdesschenking is aan verloren zondaren.

In vers 9 werd opgemerkt: Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God Zijnen eeniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdatwij zouden leven door Hem.

Johannes legt dus grooten nadruk op de liefde Gods in de zending Zijns Zoons in de wereld, gelijk Hij ook in zijn Evangelie doet.

Dn; mending des Zoons is dus openbaring van de liefde Gods, ja, in Christus is de liefde Gods, want Hij is God uit God, licht uit licht, leven uit leven.

De Vader zond Hem in de wereld, als daad Zijner liefde. En wanneer we nu samen naar Bethlehem gaan, zien we daar voor onze oogen in de kribbe liggen in dat dierbare Kindeke, de geopenbaarde liefde Gods. Zie, daar is zij, daar is Hij in de kribbe, in doeken gewonden, geen plaats in de herberg, gezonden in de wereld.

Dat Kindeke is de Gezondene des Vaders, en in het geloof smaak ik de liefde Gods in Hem, de liefde des Vaders, die Hem heeft gezonden. En wij zien Hem daar als de Knecht des Vaders, die in dit komen, door gezonden te zijn, den Vader zeer dierbaar is en... kom, nemen wij het Kindeke in de armen en prijzen wij met Simeon den eeuwigen God en Vader van onzen Heere Jezus Christus: Mijne oogen hebben uwe zaligheid gezien, die Gij bereid hebt voor het aangezicht van alle Volken, een licht tot verlichting der heidenen en tot heerlijkheid van uw volk Israël.

Het doei zijner zending noemde de apostel in vers 9: opdat wij zouden leven door Hem. De gave van Gods liefde is het Leven. De Heere is de levendmakende Geest.

Johannes getuigde: Het leven is geopenbaard en wij hebben het gezien, en wij betuigen en verkondigen ulieden dat eeuwige leven, hetwelk bij den Vader was en ons is geopenbaard. Ja, wij leven door Hem, en in Hem is ons leven, ja zelfs, Hij leeft in ons. Zie, dat is de dood voor onzen dood.

De mensch had het leven verbeurd en den dood verdiend, wij waren onder het vonnis des doods, onder hem, die het geweld des doods had, namelijk den duivel. Maar Gode zij dank, Hij is ook gezonden, zoo schrijft dezelfde Johannes, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou. Hij is een volkomen Zaligmaker, een algenoegzame Jezus. Het was een zware kamp voor den gezondene des Vaders, want onze vijand was sterk, door onze zonde en den vloek der wet.

En zoo gaat Johannes over tot het tiende vers in een eigenaardige zinswending: Hierin is de liefde... en dan, als ware hij bang voor mogelijk misverstand, gaat hij verder met een gedachte af te wijzen om het gezegde te.„sterker...nadruk is gevenniet dat wij God lief gehad hebben... o neen, maar dat Hij ons lief gehad heeft, en Zijnen Zoon gezonden heeft tot eene verzoening voor onze zonden. Om liefde te vinden moet gij een liefhebber sturen; iemand wiens ziel vol is van liefde. Deze kan haar 't beste ontdekken. De magneet trekt het ijzer aan, speurt het ijzer op zelfs in een zandhoop, al waren het nog zulke kleine splinters metaal. En nu zegt Johannes, er was nergens liefde te bekennen voor dezen liefhebbenden God, die den Zaligmaker zond. Hij moest niet alleen liefde geven, maar ook liefde wekken door Zijne almachtige liefde in de verlossing. Gezegende God en Vader, Gij hebt het in den liefhebber onzer zielen, uw gezonden Zoon, gewonnen, glansrijk gewonnen, want: ik, die uw vijand was, heb U lief, door Hem, gelijk ik leef door Hem. Deze liefde baart de liefde, gelijk zij haar ook ontdekt. Denk maar aan de zondares aan Jezus' voeten. Haar is veel vergeven, omdat zij veel heeft lief gehad.

Ziet, de apostel der liefde laat zijn arendsblik gaan over alle tijd en ruimte, over alle historie... en daar ontdekt Hij buiten haar hetgeen hij zocht, en vindt daarom in haar den tijd en de historie, hetgeen hij beschrijft: de liefde Gods, namelijk in den gezonden Zoon.

Hierin is de liefde... Hij heeft haar gevonden! Hierin is de liefde... waarin... wel in de zending des Zoons door den Vader.

Daarin openbaart de liefde haar eigenlijke wezen en innerlijk karakter en doet zij zien, wat eigenlijk liefde is. Wie wil weten wat liefde is, moet... het leven vinden in Jezus, dan weet hij ook wat het is dat God liefde is, in dien gezonden Zoon. Deze liefde is sterk als de dood, haar ijver is hard als het graf, vurige kolen, vlammen des Heeren; sterke wateren zouden haar niet kunnen uitblusschen.

Van eeuwigheid bemind, van God een kind; bemind, een kind, gelegd aan Immanuëls boezem, rustend aan des Vaders hart, in Hem. Ja, Jezus is het harte des Vaders, want God was in Christus de wereld met zichzelven verzoenende...

Wat zullen wij stamelen van dit woord: hierin is de liefde...

De heilige, rechtvaardige, waarachtige liefde Gods. Hierin is de God der liefde, en dan begint ons hart pijn te doen, het vangt aan te zwellen, de wanden van onze ziel worden gespannen... en toch zeggen wij niet: Heere, houd op, ik kan het niet meer dragen, maar: Heere, geef mij kracht om er nog meer van te ontvangen, opdat ik U wederkeerig beminne, beminne tot stervens toe. Ja, dan verstaan wij iets van het woord van de bruid: ondersteun mij met de flesschen, versterk mij met de appelen, want ik ben krank van liefde. Krank, nu niet van verlangen, maar van bezit.

Laat mij toch gaan, om in deze zee te verdrinken en np te duiken ii? eeuwige aanbidding. Laat mij gaan, want ik verlang naar Hem, om lief te hebben!

O God der liefde, mijn verlangen wordt tot pijn, wanneer zal ik eeuwig bij U zijn! Ik geloof een eeuwig leven!

Er is hier en daar # iets wat wij liefde noemen, onder verwanten, tusschen ouders en kinderen, tusschen echtgenooten. Er is in deze koude wereld nog eenige warmte. Liefde, als verspreide dauwdroppen op de herfstbladeren in het woud. Maar wat zegt ge nu van deze droppen, als ge komt aan den oever van den oceaan, neen, in den oceaan drenkeling wordt. Hierin is het water!

Er is licht, dat wil zeggen, uitgaande stralen, maar opblikkend naar de zon zegt ge: hierin is het licht. Zoo verging het den apostel der liefde, toen hij schreef: hierin is de liefde! Als ge weten wilt wat liefde is, moet ge bij God zijn, en haar ontmoeten in den gezonden Zoon in de wereld. Hierin is de liefde!

En dan ben ik bij en in de liefde door het geloof, maar kan het totaal niet meer uitzeggen, hoe diep die liefde is. Goddelijke liefde, in God, ja, maar tot menschen.

De liefde die God heeft tot zichzelf, de zelfliefde Gods, wordt uitgaande liefde in den Zoon, dien Hij zendt in ons vleesch. In Christus heeft God een voorwerp om menschen te beminnen, die hatelijk waren en naar Hem niet vroegen.

Ja, met de liefde waarmede de Vader Zijnen Zoon bemint, bemint Jezus de Zijnen. Hierin is de liefde... Maar, ik weet niet hoe lief God zijnen Zoon heeft, in wien Hij al zijn welbehagen heeft. Moet ik dan ook niet zeggen: ik weet niet hoe lief God Zijn volk heeft, hoe lief Hij mij heeft! Hij ~ mijl Die mij heeft lief gehad en zich voor mij heeft overgegeven! Laat mij toch begaan om in dit labyrinth der liefde rond te dolen, om er nooit uit te komen.

Daar moet het eeuwig bij blijven: ik weet niet hoe lief God zijn Zoon heeft en daarom ook niet hoe lief Hij mij heeft en gehad heeft, want deze liefde is van eeuwigheid. Hij was de Eerste, want de mensch kwam later dan God. Wat deed God eer de wereld was? Liefhebben! Hierin is de liefde, en wij hooren: het Lam is geslacht van voor de grondlegging der wereld.

Johannes maakt een interruptie, hij valt zichzelf in de rede: niet dat wij God liefgehad hebben...

In vers 19 schrijft hij: Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad. De apostel zegt niet, dat er geen liefde is onder de menschen, noch ook ware, diepe liefde tot God en de geloovigen en zoo tot den naaste. Neen, maar hij zegt, dat wij niet eerst hebben lief gehad, of de liefde Gods hebben opgewekt.

De eisch der wet luidde en luidt nog: gij zult den Heere uwen God liefhebben, met geheel uw hart, met geheel uwe ziel en met al uwe krachten, dit is het eerste en het groote gebod... en uwen naaste als uzelven. En wat hebben wij gedaan? Wat wij gedaan hebben en doen? Van nature God en den naaste haten. Wij pleegden een aanval op Gods troon, ja, leven. Wij zijn afkeerig van God, die ons in den weg staat en dien wij zouden willen opruimen. Of weet gij dat xiiet, zijt gij een braaf mensch?

Dan wel, vleit gij nog uzelf in deze vijandschap en maakt er een leerstuk van om u achter te verbergen? Het zal u een geesel zijn om u te striemen, aleer gij zult weten van deze liefde Gods in Christus, dat gij niet hebt lief gehad.

Hierin is de liefde, niet dat wij God lief gehad hebben... Alzoo, hier is liefde voor liefdeloozen... dat Hij ons heeft lief gehad!

Maak er nu niet van: dat Hij de uitverkorenen heeft lief gehad, maar laat staan wat er staat: dat Hij ons heeft lief gehad. ons, zijne kinderen, want hier spreekt en belijdt de levende gemeente Gods. Maak geen leerstuk van een geloofsstuk, maar verkondig deze liefde Gods, zooals zij leeft in Gods Kerk, verkondig deze liefde in het geloof. Anders zijn wij welljcht doode handwijzers, maar geen levende getuigen. In den handwijzer straalt het licht, het is een levende richtingwijzer... naar God in Christus. Wat zal daar in deze dagen weer van terecht komen in de predikers en beleefd door de hoorders, door de gemeente? !

Liefde voor liefdeloozen... Niet, dat wij God hebben lief gehad... maar dat Hij ons heeft lief gehad... laat den text staan, zooals hij er staat, krijg het er benauwd mee tot stikkens toe desnoods, maar verring hem niet, Kerstfeest is getuigenis an de liefde Gods in Christus. Getuigew t nis... zoo zijn wij dan gezanten van Christuswege... Een prediking zonder deze liefde is een hart zonder offer, een wolk zonder regen! Laten wij deze liefde overpeinzen, bewonderen, dezen God in Christus aanbidden. Liefde voor liefdeloozen... Wanneer de mensch inderdaad God lief had, behoefde dit nog niet door de liefde Gods te worden beantwoord, want waarom zou Hij zijn goddelijk liefdehart op den mensch richten, daar het in Zijn Zoon een afdoend voorwerp had om te beminnen en zich te geven, volkomen.

Maar wij hebben God niet lief gehad, zoodat wij ons leven vonden in Hem, en onze zaligheid. Liefhebben is vereeniging, gemeenschap, éénheid van doel en leven. Wij hebben God niet lief gehad, maar waren afkeerig van Hem, en opstandig. Ziet, dat wordt ons met Kerstfeest voorgelegd, wordt ons verweten, met bitteren ernst, door God onzen Maker. Wanneer de apostel dit schrijft is niet zijn bedoeling leerstellig onderwijs te geven, maar legt hij ons in het stof des doods voor God en ervaart hijzelf de bittere smart van deze liefdeloosheid, heeft hij een afkeer van eigen bestaan, verfoeit zichzelf en heeft berouw in stof en asch.

Dit kan hij alleen zóó zeggen, omdat hij thans wel liefheeft en leeft door Hem, dien de Vader heeft gezonden.

Hij gevoelt, hoe zwaar het moet zijn lief te hebben, die ons haten, en dan... geen menschen tegenover menschen, maar God tegenover zijn schepsel, dat Hij kan opruimen door een wenk van zijn alvermogen. Hebben en hadden wij niet zeer bijzondere verplichtingen jegens God? En wat hebben wij gedaan? Wij hebben Hem den nek toegekeerd, Hem beleedigd en gehoond, hadden aan de kennis Zijner wegen geen lust, keerden ons af, hielden het met den menschenmoorder van den beginne, met den vader der leugenen.

Alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijnen eeniggeboren Zoon gezonden heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.

Het vorige Kerstfeest overdachten wij samen dat heilswoord uit Johannes 3 vers 16, dit getuigenis der goddelijke liefde.

Ons liefhebben is haten, verachtelijk, maakt ons dood en oordeel waardig. Zoo komt het Evangelie der verzoening tot de gemeente, een veroordeelde gemeente, die zich niet tevreden stelt met de doode belijdenis, het ervoor houdt, maar het ervoor houdt door beleving des harten.

Nooit, neen nooit kan ik ingaan in die liefde Gods als de zonde mij de dood niet is geworden, mijn leven verschijnt onder het oordeel Gods en het getuigenis der heilige wet. Dat belijdt Johannes hier, in korte woorden, zwaar van inhoud, diep in veroordeeling, om ons te werpen op de vrije genade, die in Christus Jezus is. Ik ben uw gramschap dubbel waardig. Dit te belijden is noodig, maar is geen verdienste, maakt ons de liefde evenmin waardig, noch wekt ze op, want de goddelijke liefde gaat aan ons berouw vooraf en is er de erkmeester van, in den weg des rechts.

God moest eerst liefhebben, om liefde e formeeren in de harten van zijn geken-

den. En die goddelijke liefde wordt ons voorgesteld, gepredikt, wij worden vermaand haar niet te verwerpen, maar te gelooven in Hem, dien de Vader zond, als de gifte Zijner liefde. Niet, dat wij God hebben lief gehad... Johannes preekt hier voor de gansche Kerk Gods. legt een levend getuigenis in haar midden neer, dat zij verstaat en van harte beaamt. Wat zullen wij van den mensch zeggen, ook op Kerstfeest? Wel, dat hij God niet heeft lief gehad, maar gehaat, doch daarbij laten wij het niet, want wij spreken immers in Gods gemeente, die in Zijnen naam vergaderd zijn, die wel lief hebben, omdat de liefde Gods is uitgestort in hunne harten, door den Heiligen Geest. En dan, om onder den zegen des Heeren, door de kracht van den eeuwigen Geest, zielen te winnen voor deze liefde, op te wekken wat wellicht hier en daar sluimert, als levensvonk onder de asch. Laten wij er olie op gieten, dat de vlam uitslaat, dat er in brand vliegen en heden weten en belijden wat deze liefde is.

Wie niet lief heeft, heeft God niet gekend, want God is liefde! En ja, wij slingeren het u in het aangezicht: wie den Heere Jezus Christus niet lief heeft, die zij eene vervloeking, maranatha! Schrikt gij hiervan? Luister, wij hebben u dikmaals met tranen gezegd dat gij vijanden zijt van het kruis van Christus, wij bidden u ook heden, alsof God door ons bade: laat u met God verzoenen.

Zoo streng en toch zoo mild tegelijk. Zijt gij nog onverschillig voor God? Hij kruiste ons levenspad vele malen met de blijken zijner ontferming. Hebt gij Hem niet opgemerkt van Kerstfeest tot Kerstfeest, door Paschen en Pinksteren heen? O, onverschilligen, die wij toch waren, hebben wij den zegen'niet begeerd en de genade afgewezen, tot onze schande en schade! En toch zeggen wij nu met Johannes: niet dat wij God hebben lief gehad, maar Hij heeft ons lief gehad... Want het is toch waar, dat wij zijne verschijning hebben lief gehad, in den nacht des oordeels en des doods, of is dat zoo niet bij u? Is het dit jaar wellicht voor het eerst [eest hoogfeest geweest voor uwe ziel? Of zijt gij nog in uwé zonden, in uwen natuurstaat, God hatende, ook heden, onder zijn Woord?

Kom, bedenk u nog en kom op uwe keuze tegen God terug. Heere, grijp er nog ten leven. Onverschilligen had Hij lief, die nu hun onverschilligheid beweenen en zichzelf veroordeelen, zoo vijandig te zijn geweest en vaak nog te zijn.

Maar Hij heeft ons lief gehad. Wij hadden God niet lief, maar integendeel beleedigden Hem en tartten zijne genade. Wij ïijn overtuigd dat de menschen, ook de kerkmenschen, met het bewijs van Gods liefde aan hun voorhoofd, booze woorden spreken van Zijn wezen, van Zijn Zoon, naam en dag, zaak en genade. Sommigen lasterden openlijk den God des hemels, in wiens hand onze adem is. Beleedigen dezen allen Hem, want wat is de zonde anders? Ja, wij belijden met schaamte dat wij volhielden tegen God en zelfs het bestonden Hem te beleedigen en te haten, die gave van des Vaders liefde is, teeken en samenvatting dier liefde. Jezus, de Gezondene des Vaders.

Hoe kan het hart van een boetvaardige zondaar worden samengeperst, wanneer het doordringt tot het innerlijke van zijn wezen, dat Hij ons heeft lief gehad... tegen de slagschaduw lichtend van dat: niet, dat wij God lief gehad hebben!

Met Johannes mogen wij belijden, indien wij deze liefde kénnen: Wij hebben gekend en geloofd de liefde, die God tot ons heeft... (vs. 16).

Wij hebben leeren kennen, zoodat wij nu inderdaad kennen de liefde en gelooven wat ook wil zeggen: overtuigd zijn van haar bestaan en openbaring. De liefde, welke God in ons heeft, staat er letterlijk. Dit zegt meer dan tot ons, gelijk onze vertaling heeft. In ons, de liefde Gods. God doet zijne liefde in ons een plaats ontvangen, haar in ons indringen als het ware. Deze liefde heeft God bewezen in de zending Zijns Zoons en diens overgave, ja. God is liefde. En daarom, wie blijft in de liefde, waarlijk die liefde heeft tot zijn levenselement en zich aldoor in haar beweegt, en door haar in alles zich laat beheerschen, die blijft in God, die heeft ware gemeenschap met God, is Zijn kind, leeft uit Hem, en dan geldt ook dat God blijft in hem.

En nu ga ik een vraag doen, als er nu eens geen Jezus was, als God zijne liefde niet had geopenbaard, zou dat in uw leven verandering brengen? Of moet ge eigenlijk bekennen, dat Kerstfeest u niets zegt, niets wezenlijks voor u is, hoewel gij het van uw kindsche dagen hebt meegemaakt, naar de kerk zijt gegaan en het Kerstevangelie hebt aangehoord, versjes hebt geleerd en... zijt getracteerd. Ja, dat was het voornaamste wellicht en ge volgt de traditie en voedt uw kinderen ook op in die lijn, en zij stappen op hetzelfde doolpad voort, en gaan als schapen naar het graf, de dood maait ook der kinderen leven af... Vindt ge dat nu niet erg, om van te sidderen? Moet het dezer dagen ook weer zoo gaan? Indien wij het bloed des Nieuwen Testaments vertreden, zoo blijft geen slachtoffer over voor de zonde.

Wanneer gij vrouw of kind verliest, is er rouw, dan is er van binnen in uw hart wat stuk, diep leed doorgroeft uwe ziel. En nu, God kwijt, geen Zaligmaker en dan gerust, onverschillig? Zijne liefde is geopenbaard, zij zocht u ook en zoekt u nog door deze overdenking van zijn Woord, zijn Evangelie der zaligheid, dat den mensch tegemoet komt, na hem te hebben neergeworpen: niet dat wij God lief gehad hebben...

O, al was er geen leven na dit leven, al moest ik sterven als een hond of kat, ik zou toch verkiezen Hem lief te hebben, want ik vind vrede, kracht, vreugde, in haar, en dat maakt het leven waard te leven. Zonder de kennis dezer liefde is het leven droeve slavernij.

De liefde Gods in Christus tot den zondigen mensch.

Daarvan spreekt onze text, want er wordt immers gewezen op de verzoening van de zonden. Zonde is beleediging van God, schending van zijn heilige wet, een aanval op zijn troon, zijn eer, zijn leven. De zonde mishaagt God, wekt zijn toorn op. en maakt ons verachtelijk en te haten. Hij heeft ons lief gehad... Toen wij nog zondaars waren, is Hij te zijner tijd voor goddeloozen g^torven. De Liefde Gods was eene voorkomende liefde. Door den val zijn wij geruïneerd *n nu treuren wij niet eens bij de puinhoopen van ons bestaan. En toch, en toch had God gedachten des vredes, reeds van eeuwigheid. En wat is bovendien het geval? Velen zondigen des te bruter, omdat God lankmoedig is, zijne vergevende liefde laat bekend maken.

Velen zijn verhard in het zondigen, omdat zij meenen, dat God toch bereid is hen te vergeven wanneer zij daarom te hunner tijd vragen. Dat is vroeg genoeg, denken velen in hun verblindheid. Omdat God traag is tot toorn, is het hart der menschenkinderen in hen vol om kwaad te doen.

Hierin is de liefde...

De zonden zijn opgehoopt en verzwaard, tot over de ooren in de zonde, geliefd, hoevele jaren reeds? Zie daar die oude grijsaard weenen, en let ge wel op dat jonge meisje en dien jongeling, ik hoor ze snikken en zeggen: dat ben ik! tot over mijn ooren in de zonde geleefd, de liefde Gods versmaad, Jezus' bloed onrein geacht, ik heb den dood verdiend... Hierin is de liefde.., dat God nu naar zulken vraagt, en Zijnen Zoon wil wegschenken.

En die liefde Gods laat het voorwerp van zijn lief-hebben nooit los, en daarom begonnen wij te beminnen den liefhebbenden God in Christus, te beminnen zijne deugden, want God is beminnelijk, immers God is liefde.

En nu zie ik op Kerstfeest een bijzonderheid. En wel deze: indien de zonde niet in de wereld gekomen was, zou God nooit aldus zijne liefde hebben kunnen openbaren in de zending van Zijnen Zoon. Liefde tot den hater, liefde tot den zondaar! Welnu, deze liefde Gods, deze liefhebbende God, zendt Zijnen eeniggeboren Zoon. en zijnen Zoon gezonden heeft, zegt onze text.

God heeft ons lief gehad en zijnen Zoon gezonden...

Hij had lief en wel in die mate, dat Hij Zijn Zoon gezonden heeft, weggestuurd. staat er letterlijk. God heeft zijne liefde tot ons doen uitgaan, voordat wij Hem liefhadden. En dat toonde Hij op het schoonst in de zending des Zoons. Hier wijst onze text op het historische feit van deze zending.

Daarin bereikte de liefde Gods het hoogtepunt harer openbaring.

Liefde doet alles, om het beminde voorwerp gelukkig te maken, liefde verloochent zichzelf, in de zending des Zoons. Hier is Gods bode en Knecht. Van alle eeuwigheid was deze liefde in God, maar nu is zij geopenbaard, nam gestalte aan in het vleesch-geworden-Woord, dat bij God was en zelf God. Had Hij Zijne liefde niet uitgelaten, nooit zou iemand er eenig vermoeden van hebben gehad dat zij bestond, nooit ook zou iemand ze hebben kunnen

kennen. Maar Hij liet er zich menigmaal over uit, ja. Hij liet haar dikwijls uit. Lees maar den aanvang van Hebreen 1. Hij sprak ervan, maar heden, met Kerstfeest, gedenken wij de openbaring dezer liefde. God, geopenbaard in het vleesch. Die ons heeft zalig gemaakt en geroepen met eene heilige roeping, niet naaf onze werken, maar naar zijn eigen voornemen en genade, die ons gegeven « in Christus Jezus, voor de tijden der eeuwen, doch nu is geopenbaard door de verschijning van onzen Zaligmaker, Jezus Christus, die den dood heeft teniet gedaan. Deze zending des Zoons openbaart meer liefde dan de enkele belofte, want in Hem zijn alle beloften Gods ja en amen.

Deze liefde-openbaring is innig, teeder, krachtig, hartelijk, vurig, verrukkens machtig. Maar God heeft ons lief gehad en Zijnen Zoon ggzonden... Deze zending was een afzenden. Hij is gedaald van 's hemels troon. Hij is gezonden door den Vader.

Hier schittert weer de luister van het verbond der genade, de orde des heils. De Vader zendt den Zoon, want Hij wilde de Knecht des Heeren zijn, als Borg en Middelaar. Daarbij bepaalt ons ook Kerstfeest. De Vader zendt, de Vader geeft, de Vader deelt mede, geeft als uit de armen Zijner liefde, Zijnen eeniggeboren Zoon.

Hoor den Knecht spreken: wist gij niet, dat Ik moest zijn in de dingen Mijns Vaders, die Mij gezonden heeft? Die zending sluit in de aanneming van de knechtsgestalte. Hij heeft zichzelven ontledigd, de gestalte van een dienstknecht aangenomen hebbende. Hij is geworden uit eene vrouw, onder de wet, opdat Hij degenen, die onder de wet zijn, zoude verlossen. Bethlehem is vernedering voor den Zoon in ons vleesch. Bethlehem brengt Hem onder het oordeel. Hem, die tot zonde zal worden gemaakt, met de overtreders is gerekend. De Vader zond Zijnen Zoon, Zijnen geliefden Zoon, in wien al zijn welbehagen is. Het afschijnsel Zijner heerlijkheid en het uitgedrukte beeld Zijner zelfstandigheid. God kon meer werelden scheppen, maar slechts één Zoon zenden, want Hij had er maar één! Hij was Zijn Eenige! Zoo wordt de Zoon de Gezondene des Vaders.

Niet de mensch doet den eersten stap, . neen, God is het, die Zijne liefde openbaart. De overtreder had vergiffenis behooren te smeeken, maar neen, hij deed het niet, zou het in der eeuwigheid niet hebben gedaan. Hier is Gods voorkomende liefde, Gods uitgaande liefde en wegzendende genade, in de beschikking van Zijnen Zoon.

Hij stuurt een gezant, de Eén uit Duizend! En deze heeft een zware opdracht te vervullen, de redding in orde te brengen. volkomen in orde te brengen.

Zij hadden de profeten gedood en gesteenigd, die tot hen gezonden waren en ten laatste zendt Hij toch zijn Zoon! Die Zijnen eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven... laat er nu maar in het geloof op volgen: hoe zou Hij ons met Hem niet alle dingen schenken?

Lezer, leeft gij mee, gaat ge mee in het geloof en de liefde? Liefde tot den liefdelooze, liefde tot den zondaar... neen, tegen die liefde hield ik het niet uit, zij overwon mij in de kracht van het bloed des Gezondenen van den Vader. Ik kon niet anders meer dan liefhebben, dan smachten naar deze liefde, dan haar roemen... ik zal eeuwig zingen van Gods goedertierenheid!

Ja Vader, dezen hebben waarlijk bekend, dat Gij Mij gezonden hebt.

Deze liefde Gods in de zending Zijns Zoons brengt de verzoening.

tot eene verzoening voor onze zonden, voegt onze text toe. Daarop loopt het uit. In vers 9 werd beleden: dat Hij wierd gezonden, opdat wij zouden leven door Hem. Hier wordt een ander aspect, met het vorige ten nauwste samenhangend, belicht: tot eene verzoening voor onze zonden.

Zonder verzoening kunnen en mogen wij niet leven, maar zijn den dood ten prooi, zelfs in ons natuurlijk leven. Deze Jezus is de verzoening. Hij en geen ander, de gezonden Zoon. Hij is het offerlam, het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt en zelf draagt, ja doordraagt. zoodat de zonde wordt verzoend en het is als hadden wij nooit zonde gehad of gedaan, zegt onze catechismus.

Want de zonde moet verzoend worden. Eer God ze ongestraft liet blijven, heeft Hij ze bezocht aan Zijn eigen Zoon. En indien dit aan het groene hout geschiedt, wat zal aan het dorre geschieden? De zonde wordt bedekt of overdekt van rondom. Zoodoende wordt ze, als het ware, aan het gezicht onttrokken, zoodat Gods toorn en vloek en straf niet meer om haar behoeft uit te gaan tegen den zondaar, die door het geloof in dit bloed der verzoening, in dezen Verlosser ingaat, en leeft door Hem. Zoo is de weg vrij voor leven en vrede, zaligheid en gemeenschap. Jezus is de verzoening zelf, in eigen persoon. Zijn verdiensten kunnen niet losgemaakt worden van zijn Persoon. Gelooft gij de verzoening door te gelooven in den Verzoener, en den verzoenenden God in Christus? Zoo kwam Hij op deze aarde, onder vloek en doem, opdat Hij zou redden en verlossen, bevrijden, zou verzoenen.

Jezus bewerkt deze verzoening, door de zonde in eigen persoon te bedekken, en daardoor onder haar last te komen, om haar te dragen en teniet te doen op het hout, in Zijn lichaam, het handschrift der zonden genageld aan het kruis, in Hem.

Jezus is het offer, altaar en offeraar, want Hij geeft zijn leven in Zijn bloed. Het is niet een daad van Hem, die de zonde verzoent, maar Hijzelf is de verzoening in zijne daad. Als de Zoon bleef Hij in Zijn bloed vereenigd met onze natuur, anders kon Hij geen Zaligmaker zijn. Voor het oog van Gods gerechtigheid heeft Hij voldaan.

Komt de vraag bij u op: waarom vergaf God de zonde niet zonder verzoening waarom gaf Hij daartoe Zijnen Zoon. den Zoon Zijner liefde? Wonderlijke liefde toch, om den misdadiger te redden, geeft Hij den rechtvaardige prijs aan het oordeel.

Indien God vergaf zonder deze verzoening, zou niet gezegd kunnen worden: hierin is de liefde!, want God zoude zijn eigen wezen schenden, en God is liefde.

De zonde zou licht schijnen, evenals de goddelijke liefde. En nu is zij zwaar van inhoud, en brengt een eeuwig gewicht, hoort gij het, een eeuwig gewicht der heerlijkheid. Hierin is de liefde... De zonde kon niet worden bedekt en verzoend zonder voldoening aan den eisch van het recht en de volbrenging der goddelijke wet. En vergeet dit niet, speculeer er niet over, maar aanbidt, God kon hierover alleen zelf maar oordeelen. Niemand is daarin zijn raadsman geweest. Er moet verzoening zijn, en God zegt: Ik zal er zelf voor zorgen; Ik zend mijn Zoon.

Er moet een rantsoen zijn, ik stel het daar, hier is het... Mijn Zoon in uw vleesch, mijn volk, bewonder het voor eeuwig wat Ik heb gedaan en doen zal. Hierin is de liefde...

Zoo voert in de verzoening de liefde Gods heerschappij, en alleen in die verzoening leer ik haar kennen, en word ik haar deelachtig.

God rechtvaardigt, die uit het geloof van Jezus is. Hierin is de liefde...

Alle eigenschappen zitten aan de voeten der liefde Gods, daar in Bethlehem en aan het kruis. Maar, die goddelijke liefde is geen toegeeflijkheid, allerminst, zij is veeleer geweldig, en onze verdorven natuur vindt haar onrechtvaardig, omdat de onschuldige wordt gestraft voor den schuldige, en dan nog wel Gods eigen Zoon, door den Vader gezonden en terechtgesteld... hierin is de liefde, de liefde Gods.

Ziet eens hier, lezers, God had Zijnen Zoon lief, ja, al zijn liefde was in Hem en nu zendt Hij toch dien geliefden Zoon, tot eene verzoening van one zonden, zegt Johannes. Hoe kan God tegelijk den Zoon liefhebben en Hem overgeven in knechtsgestalte, overgeven in den dood, ja, den smadelijken en vervloekten dood des kruises? Hier staat ons verstand stil, de verborgenheid der Godzaligheid is groot, God geopenbaard in het vleesch. Ook hierin is het Evangelie niet naar den mensch, het zou nooit in eenig brein zijn opgekomen, ook hierom niet, omdat de weg der godzaligheid zoo menschelijk-onredelijk is en dwaas. Het Evangelie is den Jood een ergernis en den Griek een dwaasheid, maar hun die gelooven, de kracht Gods en de wijsheid Gods.

Gezonden van den Vader tot eene verzoening van onze zonden.

De zonde is verschrikkelijk, de liefde ondoorgrondelijk. Maar nu letten wij ook op Zijn naam, Jezus, Zaligmaker. En daarom is het noodzakelijk, zullen wij Hem alzoo kennen, dat wij de zonde kennen als vijandschap tegen God, als afval, als brengend onder den vloek, als barend den dood, die hare bezoldiging is.

Wat zal ik doen met Jezus, als ik mijn schuld niet ken in het licht van Gods wet? Getrokken voor Gods rechterstoel, wordt de zondelust gedood en leer ik vragen naar genade. Niet wie besloten is met zichzelf in zichzelf dorst naar verzoening, maar wie zichzelf ontvlucht en tot de voorgestelde verzoening vlucht, die zijn leven buiten zichzelf zoekt in Christus.

Christus heeft ons verlost van den vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor ons. Hierin is de liefde...

De taal schiet tekort. Wie onder ons zou zijn eigen zoon opgeven en overgeven? Sterven voor vijanden, wederstrevers des lichts, hun natuur aannemen, hun last dragen, voor hen de wet vervullen. Zie, van dit alles begrijp ik met mijn verstand niets. Het behoeft ook niet, indien gij het slechts waarachtig gelooft met uw hart, besprengd met dit offerbloed des Zoons. Hierin is de liefde...

Tot een verzoening voor onze zonden. Daartoe is Hij gezonden door den Vader en hierin is de liefde.

Weer kom ik met de vraag van zooeven: kent gij uwe schuld, en het bloed der verzoening, door geloof in den Verzoener? Wat zult gij, zonder schuldenaar te zijn voor God, doen met Jezus den Zaligmaker? Juist voor den schuldenaar is hier verzoening, heil en zaligheid, vrede en leven tot in eeuwigheid.

In dezen Zoon laat de liefde hare koorden neer, waarmee Hij trekt uit de groeve des verderfs. Waarom zoudt gij verhongeren bij zooveel overvloed? .

Niemand denke: ik ben niet meer te helpen, dat zegt de Schrift nergens, maar is taal van den menschenmoorder, die altijd van Jezus zoekt af te houden. Al waren uwe zonden rood als scharlaken, zij zullen worden als witte wol... kom dan en laat ons tezamen richten, , spreekt de Heere.

Maak de waarheid van Gods vrijmacht niet tot een leuze voor het vleesch, om in uw onbekeerlijkheid te volharden, geloof zijn heil-en troostrijk woord, zingt de dichter, en laat u leiden.

Reeds velen zijn overwonnen door deze liefde, zoodat met Kerstfeest een"? volk neerknielt in den Geest bij de kribbe er; stamelt: hierin is de liefde!

Laat het dan mogen zijn: ik zal den beker der verlossingen opnemen en den naam des Heeren aanroepen, ik zal liefde en lof ten offer mengen, in het heiligdom, waar het volk vergaderd is. Hierin is de

liefde. Amen, Hallelujah!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 december 1948

Gereformeerd Weekblad | 11 Pagina's

Hierin is de liefde

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 december 1948

Gereformeerd Weekblad | 11 Pagina's