Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Den Heere verwachten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Den Heere verwachten

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jezaia 40 vers 31: Maar, die den Heere verwachten, zullen de kracht vernieuwen; zij zullen opvaren met vleugelen gelijk de arenden; zij zullen loopen en niet moede worden; zij zullen wandelen en niet mat worden.

(2)

Op het verwachten des Heeren hebben wij onze aandacht gericht, en gezien wat het zegt, dat degenen, die den Heere verwachten, de kracht zullen vernieuwen.

Wat zal nu van dit vernieuwen der kracht het gevolg zijn, waarin wordt het openbaar? De profeet gebruikt drie beelden om dit toe te lichten.

Zij zullen opvaren met vleugelen gelijk de arenden. Zij zullen loopen en niet moede worden. En ten derde: zij zullen wandelen en niet mat worden. De beide laatste beelden zijn naar den inhoud vrijwel gelijk, het zijn parallelle uitdrukkingen.

Daarom zullen we die twee laatste samen vatten in onze overdenking. 'Een arend, een looper en een wandelaar, worden ons voorgesteld in beeldspraak, om ons te laten zien, hoe de vernieuwing der kracht aan het licht treedt. Zij gaan van kracht tot kracht, zingt de dichter van psalm 84.

In het voortgaan bekomen zij kracht. Als wij Gods krachten besteden aan Gods werk, in Gods weg, dan zullen wij bevinden, dat wij de kracht vernieuwen, altijd door.

Daar trekt het gezelschap pelgrims voort, het jaar 1949 is begonnen, maar geen nood, door de tegenwoordigheid van dien, dien zij verwachten. Niemand hunner zal omkomen op den weg, noch in het onherbergzaam oord der woestijn door wilde dieren worden verscheurd. Zwervende roovers mogen gevaar opleveren, niemand zal echter van 't reisgezelschap worden afgesneden. Het moge zijn, dat de moed van tijd tpt tijd gaat zinken, door het verwachten des Heeren blijven zij toch voortgaan.

Wanneer de namen worden afgeroepen, zijn zij allen present. Ja, ook dit jaar zal getuigen van de trouw en goedheid des Heeren, van Zijn waarheid en heil voor allen, die den Heere vreezen en op Zijne goedertierenheid hopen. Hij zal redden en dragen, doorhelpen en uithelpen. Hij zal hen bewaren voor Zijn hemelsch Koninkrijk. In de kracht Gods worden zij bewaard tot de zaligheid, die bereid is, om geopenbaard te worden in den laatsten tijd. Maar letten wij op het beeld dat de profeet gebruikt:

Zij zullen opvaren met vleugelen, de arenden. gelijk

De Heilige Schrift spreekt vaak van den arend, en gebruikt verschillende van zijn eigenschappen als beeld van geestelijke werkelijkheden.

We denken aan zijn hemelhooge vlucht. Is het naar Uw bevel, dat de arend zich omhoog verheft en dat hij zijn nest in de hoogte maakt? Hij woont en vernacht in de steenrots, op de scherpte der steenrots en der vaste plaats..

Met machtigen wiekslag verheft hij zich omhoog en komt boven den storm, buiten het bereik van vijanden, die hem belagen. De arend, de koning der vogels.

Daar in de hoogte is zijn nest, in de steenrots. Daar vernacht hij. Hoe veilig is het hier. Wie kan hem kwaad doen en vinden zelfs?

Daar zet hij zich neer op de punt van de rots en blikt in de onmetelijke diepte. Hij vreest niet neer te storten, want hij kan rekenen op zijn vleugels. Hij is dien blik in de diepte gewoon geraakt, omdat hij een arend is.

En dan zijn scherpe blik. Van daar speurt hij de spijs op, zijn oogen zien van verre af. We spreken van een arendsblik, om scherpe en juiste onderscheiding aan te duiden. Plotseling schiet hij in duizelingwekkende vaart neer en... zijn prooi grijpt hij met zijn sterke klauwen.

Ook is de arend bekend om zijn bijzondere zorg voor zijn jongen, zoolang zij nog niet vliegen kunnen. Gij kent de getuigenissen der Schrift. Gijlieden hebt gezien, wat Ik den Egyptenaren gedaan heb, hoe Ik u op de vleugelen der arenden gedragen en u tot mij gebracht heb. En dat andere woord: gelijk een arend zijn nest opwekt. over zijn jongen zweeft, zijne vleugelen uitbreidt, ze neemt eh ze draagt op zijne vlerken: zoo leidde hem de Heere alléén, en er was geen vreemd God met Hem.

Welnu, hier wordt de vlucht van den arend gebruikt om het gevolg van de vernieuwing der kracht uit te beelden. Zij verheffen zich omhoog, als een arend.

Terwijl de andere menschen versaagd neerzitten, geen kracht en geen moed meer hebben, varen zij omhoog, boven den storm, want hun jeugd wordt vernieuwd als eens arends. Hun leven wordt verjongd, hun kracht verfrischt. En dat in een oogenblik.

De storm woedde, maar ziet, hij vaart op, en komt boven den storm uit, en zet zich neer op de hooge rots, beschut voor den wind. In hooge, ijle lucht toeven wij, ver boven het rumoer der aarde, en ons hart wordt stil. Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods?

Verstaan wij dit, opgevaren met vleugelen, gelijk der arenden, gezeten op de hooge rots van Gods verkiezende, onveranderlijke genade in Christus!

Kent gij dit opvaren, mijn lezer? Het kan zoo benauwend zijn in deze, door de zondewalm verpeste atmospheer der aarde, dat wij hijgen en geestelijke bronchitis krijgen, of aanvallen van geestelijke asthma, en dan verwachten wij den Heere en bij het vernieuwen der kracht varen wij op met vleugelen, gelijk der arenden.

Hebt ge het nooit benauwd in dezen ondermaanschen dampkring? De fabrieksschoorsteenen werpen hun kwade dampen uit, hoog in de lucht, maar daar komt de arendsvleugel boven uit. Bij U, mijn Koning en mijn God, verwacht mijn ziel een heilrijk lot. Ja, de kwade dampen van eigen hart worden door de ijle berglucht op de rots, verwaaid, zoodat wij er voor een wijle geen last van hebben.

De Heere brengt wonderlijke veranderingen teweeg. Gij hebt wellicht neergezeten, of zit heden neer, als een roerdomp der woestijn, als een steenuil der wildernis, of als een eenzame musch op het dak? Gij gevoelt u vleugellam en versaagd, eenzaam en verlaten? Maar, onze God doet wonderen, van een eenzame musch tot een fieren arend, die zich met breeden wiekslag omhoog verheft! Opvaren... uw wandel zij in den hemel, vanwaar wij ook den Zaligmaker verwachten. Hebt ge wel eens

als in arendsvlucht, dc aarde beschouwd met haar nietig gewemel, en de vijanden als sprinkhanen? Boven zorgen en bezwaren uitgeheven, door Hem, die onze kracht vernieuwt?

Ja, dan zingen wij met David: de Heere is mijn licht en mijn heil, voor wien zou ik vervaard zijn? Dat is nu dezelfde man, die in arrenmoede en ongeloof klaagde: ik zal een dezer dagen door de hand van Saul omkomen.

Opvaren met vleugelen, gelijk eens arends. Dan zingen Paulus en Silas in den kerker, met hun voeten in den stok, met keetenen gebonden, toch vrij en opvarend boven alle bezwaren, temidden van een aardbeving, terwijl de kerkerwanden scheuren. Geen vrees zal ons doen bezwijken, al veranderde de aarde uit hare plaats en al werden de bergen verzet in het hart der zee (Ps. 46).

Ja, zegt de groote heidenapostel: wij roemen ook in de verdrukkingen. De arend streeft omhoog, en... rust weldra in de rots.

Boven den storm, en toch in den wind! Dood, waar is uw prikkel, hel waar is uw zegepraal? Ziet, lezers, dat is nu de werkelijkheid van deze beeldspraak.

De Heere Heere is mijne sterkte, Hij maakt mijne voeten als der hinden; Hij heeft mijne gangen vast gemaakt. Ja, boven den storm, zingen wij het lied des geloofs: wie zal ons scheiden van de liefde Gods, die daar is in Christus Jezus, onzen Heere?

Dit zijn de heiligen der hooge plaatsen. Hij stelt mij op mijne hoogten.

Het moge zijn, door de genade des Heeren, dat dit jaar vele vluchten worden gemaakt, dan geven wij goed getuigenis van den Koning en Zijn eeuwigen Vader, door den Heiligen Geest. Zij zullen opvaren met vleugelen, gelijk de arenden. Zij zullen.wie? Wel, die den Heere verwachten! Anderen niet, reken daarmee! En nu keer ik het even om. Wie niet opvaart, bewijst daarmee dat hij het rechte verwachten des Heeren niet kent. Hoe zegt ge, is dat niet te stout en te bout gesproken? Neen, toch niet, want onze text zegt het, ja, God zegt het in onzen text; Nieuwjaarsoverdenking.

In Openbaringen 12 lezen wij van de vrouw, die het Kindeke baarde: En aan haar zijn gegeven twee vleugels eens grooten arends, opdat zij zoude vliegen in de woestijn, in hare plaats. Zinrijke beeldspraak, die ons den doortocht der kinderen Israëls door de Roode Zee voor den geest roept, waarbij dezen, vervolgd door Farao, als op de arendsvleugelen van Gods mogendheden aan hun vervolger ontkwamen. En zij verkeerden veertig jaar in de woestijn, gevoed met hemelsch brood. Die groote vleugels zijn daar in Openbaringen 12 beeld van Gods machtswerking, waardoor de kerk het gevaar ontkomt, want de poorten der hel zullen Zijne gemeente geenszins overweldigen.

Zij zullen opvaren als met vleugelen der arenden.

In hun gebeden dringen zij door tot den troon des Eeuwigen, en leggen de hand op •'»et verzoendeksel, smaken gemeenschap met den Vader der lichten en den God aller vertroostingen. Hoe wonderbaar werden wij dan gesterkt, zoodat wij weer verder kunnen op het doornige levenspad. Anders zouden wij bezwijken.

Opvaren als met vleugelen der arenden, in verlangen, in uitzien, zoodat wij den troon bereiken, en ons smeekschrift kunnen neerleggen in den goddelijken boezem van Jezus. Dan zijn we ver van de aarde, van de beslommeringen des levens, en zijn krachtig in den Heere en de sterkte Zijner macht.

Opvaren in onze overdenkingen. Hoe kostelijk zijn mij, o God, uwe gedachten... Verwijlen bij de gronden der eeuwigheid, als een zwaluw scheeren langs het grensvlak. Opvaren, anders zijn onze gedachten zoo bekrompen, zoo laag bij den grond. Maar als de Geest onder de vleugels schiet varen wij op in de hoogte en vertoeven op de hooge rotsen van Gods eeuwig welbehagen en verkiezende liefde in Christus. • *

Zij zullen loopen en niet moede worden.

De profeet gebruikt nu een ander beeld, namelijk dat van een looper, bekend ook in het Nieuwe Testament. Als wij denken aan het verband kunnen we als voorbeeld nemen de tocht van Babel naar Jeruzalem. Het is een heele reis, door een vaak onherbergzaam oord. Maar zij zullen, zij zullen, daar hebt ge weer het zekere Gods.

Loopen en niet moede worden. Het leven is als een loop, een weg, die naar een zeker doel voert. Het is waar, de pelgrims loopen niet allen even hard, en het lijkt ons gemakkelijker met de slak in de ark te zijn dan onderweg, maar goed, ze loopen toch.

. Ahimaaz was sneller in zijn loop dan Cuschi, en Johannes kwam Petrus vooruit op weg naar het ledige graf in den Paaschmorgen. Maar wie op weg is naar Sion, zal toch eenmaal het einde van de loopbaan bereiken. Mephiboseth was kreupel aan zijn voeten, maar ge behoeft zijn gang niet na te doen, het was voor hem erg genoeg. Loopen in het midden van de paden des rechts, loopen in de loopbaan, ziende op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, namelijk Jezus.

Asahel was licht op zijn voeten, als een hinde. Zij het veler deel in dit jaar, om vooruitgang te maken, haastende tot den dag Gods.

Loopen is de stap vol energie, er zit kracht in de voeten van den looper, zij maken voort, want het doel wenkt, en het is nabij den avond, de dag is gedaald. Zeg, vriend, je hebt zoo'n haast! Ja, ik wilde nog voor donker thuis zijn; goeden avond, ik moet verder. — En toch laten zij in het woestijnzand de afdruk van hun voeten na.

Kijk eens goed! Wel, die liep snel, geen platte voet, maar gebogen, de eene pas snel volgend op de andere. En kijk er eigen voetstappen eens op na. Ik wil dien broeder volgen, want er is haast bij de reis. Volgt hunne voetstappen na, ziende op het eind van hun wandeling. Smeed iet alleen het ijzer terwijl het heet is, maar aak het. ook heet door 't te smeden.

Zij zullen loopen...

Wie dan toch? Wel, dat weet ge toch, die den Heere verwachten!

Zij zullen de kracht vernieuwen en opvaren met vleugelen, gelijk de arenden, zij zullen loopen en niet moede worden.

Wanneer Gods werk waard is gedaan te worden, doe het dan met macht. Loof den Heere, mijne ziel, en al wat binnen in mij is Zijnen heiligen naam. Loop niet te droomen, vriend, schiet op, het werk roept.

Wie den Heere verwach», kijkt niet naar Zijn voeten, maar naar het einde van den weg. Dat voorkomt veel ellende, en dan heffen we onze voeten beter op, zoodat we minder stof maken, en beter vooruit komen. Gemakkelijk gezegd, zoo merkt iemand op, die aan den kant van den weg zit. Vriend sta op, ga tot de mieren en wordt wijs.

Zeg niet: er is een leeuw op den weg! Gemakkelijk gezegd, en een ironisch lachje van medelijden met den voortvarende, plooit de lippen, want die broeder meent dat zijn trage gang bewijs is van diepen ernst des levens, maar vergeet dat het met zijn verwachten van den Heere niet in orde is!

Kennen we de traagheid niet? Helaas, maar al te goed, en daarom wekken wij heden op tot loopen... Wij zeggen tot den versaagde van hart: wees sterk en Hij zal uw hart versterken. Dat is'de orde omkeeren zegt er een. Neen, want zóó staat het in het Woord, en daarom is het goed rechtzinnig, doch alleen door rechte zinnen te verstaan.

Loop voor den wagen van Achab en wees moedig als Elia, die voor Gods aangezicht stond en daarom de waarheid durfde en kon zeggen.

Loopen met toewijding. ^

Wanneer uw knecht een boodschap voor u moet doen en langs den weg drentelt, dan zijt ge terecht verstoord. Hij bewijst geen zin te hebben in het bevel van zijn meester. Hoe anders de vader der geloovigen toen hij die drie mannen zag in de deur der tent en hij zeide: kom in en hij liep om een kalf te slachten, ten einde zijn onverwachte gasten te onthalen. Toen Eliëzer kwam bij de waterbron haastte Rebecca om te putten en hem water te geven. Haar bereidheid kwam uit in haar pas.

- Toen Samuël meende dat Eli hem in het nachtelijk uur had geroepen, liep hij tot hem en zeide: hier ben ik, want gij hebt mij geroepen.

Eliza haastte en verliet de ossen en liep Elia na. En Filippus liep op den wagen toe, van den Moorschen kamerling, en klom op den wagen, na gevraagd te hebben: verstaat gij ook, wat gij leest? Ja, dat het jaar onzes Heeren 1949 ons wat vlugger in onzen loop moge aantreffen, als het oog van Immanuël ons gadeslaat.

Maar vergeet het verwachten van den Heere niet, want anders... is het met loopen gedaan en eveneens met 't wandelen, dan worden wij moede en mat.

De belofte van onzen text is een kostelijke pleitgrond... in het verwachten.

Gord uwe lendenen, de kaarsen brandende. Zoo mag ik u, in den naam des

Heeren, opwekken, opdat dit jaar meerder voortgang vertoone dan het voorbijgegane. Loop zóó, dat gij den prijs moogt verkrijgen.

Deze belofte nu wordt verwezenlijkt'in den weg des gebeds en der smeeking. Anders maken we misschien wel veel drukte, maar loopen niet.

Deze loop is een gang des geloofs, geschraagd door de hoop. vervuld met de liefde. Laat ons het pad Zijner geboden mogen loopen; en dat zal. zegt David, als Gij mijn hart zult verwijd hebbefi. Anders raken we spoedig buiten adem, doch als de Geest des Heeren in onze borst blaast, dan kunnen wij loopen en worden niet moede.

De wereld is in grooten nood, de kerk niet minder. Daar zie ik Aaron, toen de plaag uitbrak in het leger, ik zie hem loopen met het gouden wierookvat en hij stond tusschen de levenden en de dooden. Wanneer hij niet geleerd had te loopen, had hij geen goede priester kunnen zijn, cm het onheil te bezweren en af te weeren. Loopen en niet moede worden.

Aaron zal toen wel 120 tot 130 jaar oud zijn geweest. Maar hij was nog lenig van lijf en leden, hij liep, hij snelde naar de plaats des gevaars, want priestervuur brandde in zijn hart. Menschen sterven, zielen zijn in nood, maak geen drukte, praat niet teveel, maar loop me§'t wierookvat, met het boekske van het eeuwig Evangelie in de hand, dan zijn wij ijverig met een ijver Gods.

Zit niet zoolang te rekenen, maar loop verwachtende den Heere, die de kracht vernieuwt. Gij zijt geen rentenier, maar mede-arbeider Gods, kinderen des Heeren.

Blaast de bazuin in Zion, dat allen zich opmaken tot den strijd, want de. vijand komt aan als een stroom, doch de Heere zal eene banier oprichten.

Luister verder, want de voordeelen van loopen zijn groot. Het is koud in de wereld, ijs en sneeuw, wat doet die jongen daar? Hij loopt hard, want, zegt hij, dan word ik warm. Goed zoo, jongen, maar vergeet niet eerst, flink te eten, want anders verliest ge teveel kracht. Dit is het verwachten des. Heeren, om de kracht te vernieuwen tot loopen. Weest niet alleen hoorders des Woords, doch daders, want die worden zalig gesproken. Loopen maakt warm, zet de borst uit, doet diep ademhalen.

Wie loopt mee in deze tiendaagsche? Tiendaagsche? Ja, een verdrukking van tien dagen, en naar wij hopen zijn er... voorbij, nog een kleinen tijd en het doel is bereikt. Loopen beneemt ons den tijd teveel den grond te bestudeteren in zijn oneffenheden, en de looper komt vele moeilijkheden te boven zonder ze te hebben opgemerkt zelfs. Bij sloomen gang struikelen we over een stroohalm, zuchten in plaats Van te loopen en eten onzen eigen adem op, inplaats van er kracht uit te putten om te loopen. Ja, lezers, wij preeken ook voor onszelf, als wij u opwekken.

Weest niet traag in het benaarstigen, dient den Heere, komt voqr Zijn aangezicht met vroolijk gezang. Eï zijn zooveel gevaren en bezwaren... dat weten we ook wel, en het is zoo dikwijls ver van loopen. Dat is ons óók bekend, maar hier gaat het over loopen en niet moede worden, naar de belofte des Heeren.

Ge wilt toch niet dat we deze belofte Gods gaan afbreken en in zijn tegendeel verkeeren? Neen, dat moogt ge niet begeeren!

Weer denk ik aan dien jongen. Zijn vader ziet hem met zorg na en mompelt, straks slaat hij omver, jongen pas op, doe voorzichtig. Vader, ik heb spijkers onder mijn klompen geslagen. Dat is goed. — Als het glad is, wordt het paard op scherp gezet. Dit loopt niet gemakkelijk, maar als God zegt van Aser's zonen, dat koper en ijzer onder hun schoen zal zijn, dan is dit een houvast in het klimmen en loopen, want Gods pelgrims zijn bergbeklimmers. En zij doopen hun voet in olie, om nu niet te spreken van het feit, dat de zonen van Aser koninklijke lekkernijen leveren, zij zijn hofleverancier.

Zij zullen loopen en niet moede worden. Loopen is een aangename pas. Dan hebben twijfel en aarzelen geen kans zooals bij tragen gang en aldoor overleggen, wikken en wegen.

David liep, toen hij streed met Goliath en slingerde snel een steen in zijn voorhoofd, een gladde steen uit de beek.

Loopen is een overwinnende pas. Loop alzóó dat gij den prijs moogt verkrijgen, zegt Paulus, als hij spreekt over den wedloop, als beeld-van het leven des geloofs van den christen.

Zij zullen loopen en niet moede worden. Waarom niet? Wel, die den Heere verwachten zullen de kracht vernieuwen. Door toegevoerde kracht kunnen zij het uithouden. Anders worden zij vermoeid en de gang vertraagt. Zij worden mat.

Zij gaan van kracht tot kracht steeds voort, een ieder van hen zal voor God verschijnen in Sion.

Toch wel een gelukkig volk, bij al hun ongelukken, niet waar? Kom, ga met ons en doe als wij. Ga met ons en wij zullen u gewisselijk weldoen, wij reizen naar een goed en ruim land, overvloeiende van melk en honig, zóó zeide Mozes tot zijn zwager Hobab. Wat dunkt u, lezers, van dit loopen en niet moede worden, omdat door het verwachten des Heeren aldoor de kracht wordt vernieuwd? Ja, hij vernieuwt hunne jeugd als eens arends. Dan verdonkert het oog niet en de kracht vergaat niet, bij het klimmen der jaren, al gaat het lichaam achteruit: al klappert het tentdoek, en bewegen de roeden. Zalig de dienstknecht. welken zijn Heere, als Hij komt, zal vinden alzoo doende. Neen, dan wordt n.et verlangd naar emeritaat, maar begeerd te volharden tot het einde, en alle 1-ezwaren worden opgelost in den weg van het verwachten des Heeren. Inmiddels begeerig naar het eind van den tocht. Ik heb den loop geëindigd, ik heb het geloof behouden... Ja, ook dit jaar gaan er naar Huis. worden er afgelost, want het ééne geslacht gaat en het andere komt, maar de goedertierenheid des Heeren blijft in eeuwigheid.

Zij zullen wandelen en niet mat worden.

Wandelen, dat is rustig gaan, met aangenaamheid de omgeving opnemend, maar dan zóó dat wandelen en loopen elkaar niet uitsluiten, doch aanvullen.

Leer mij, Heere, Uwen weg, ik zal in Uwe waarheid wandelen, vereenig mijn hart tot de vreeze Uws naams. Zeker, soms zien zij zelfs tegen wandelen op, maar ge weet toch wel dat wandelen aangenaam is? Zelfs de grijsaard, die veel in huis zit, maakt nog een kleine wandeling als het maar eenigszins kan. Bovendien, er zijn ook nog andere zijden aan de waarheid, rusten, neerliggen in grazige weiden, gelegerd zijn op de bergen Israëls. Maar hier gaat het nu over loopen en wandelen, de actieve zijde van het leven des geloofs. Hoor naar den Goddelijken Meester: Ik moet heden en morgen reizen en den derden dag word ik voleindigd.

Met deze belofte van onzen text kan de reis weer worden aanvaard en voortgezet, maar... die den Heere verwachten zullen de kracht vernieuwen; zij zullen opvaren met vleugelen, gelijk de arenden; zij zullen loopen en niet moede worden; wandelen en niet mat worden. En hij die belooft is getrouw, die het ook doen zal.

Den Heere verwachten... de kracht ver' nieuwen... loopen en niet moede worden; wandelen en niet mat worden.

Drinken uit de Fontein des heils. Toen David in grooten nood was, sterkte hij zich in den Heere zijnen God. En nu, wat verwacht ik, o Heere! hiijne hope is op U.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 januari 1949

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Den Heere verwachten

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 januari 1949

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's